Twaalf keer omhoog

Dinsdag 27 februari. Alternatieve loopgroeptraining. Nog 54 dagen tot de marathon van Londen.

FinishboomMijn benen voelen zwaar, mijn ademhaling is gejaagd en mijn hartslag bereikt zijn top als ik op de helling een eenzame boom tegenkom. Om de bocht zie ik dat de helling nog een heel stuk verder omhoog gaat, maar ik houd het voor gezien. Van de boom maak ik een finish.

Ik draai om en loop weer naar beneden, naar de rivier om daarna opnieuw omhoog te hollen. Weer loop ik tot aan de boom, en dan begint er zich langzaamaan een plan te vormen in mijn hoofd.

Ik doe de oefening op de steilste sneeuwvrije helling in de wijde omtrek, die vanaf het bordje einde Amelscheid in een halve kilometer veertig meter omlaag duikelt naar de Our. Afgelopen zondag ben ik de weg drie keer afgedaald, en nu wil ik hem nog veel vaker beklimmen.

Ik ga hem twaalf keer omhoog, bedenk ik me, in series van vier. De eerste drie keer van de serie ren ik tot de finishboom, die op bijna driehonderd meter staat met vijfentwintig meter hoogteverschil. De laatste keer van de serie neem ik het volgende steile gedeelte er ook nog bij, dat ik de eerste keer te ver vond. Dat is vijftien meter hoger in tachtig meter.

Als ik de eerste serie achter de rug heb besluit ik, geheel in de geest van Geurt, dat ik het steeds zwaarder ga maken. De tweede serie moet sneller en ik mag beneden niet meer uitgebreid op adem komen. En de laatste serie ren ik drie keer naar het hogere punt, waarna ik in de allerlaatste loop van deze hele sessie helemaal tot aan het dorp naar boven ren.

Dat plan werk ik gestaag af. Ik begin bij de rivier. Het eerste vrij vlakke gedeelte loop ik rustig om in te komen. Bij het kruis van de op zestienjarige leeftijd overleden Raymund begint de oefening echt en versnel ik. Ik baal ervan als er op dat eerste stuk auto’s voorbij komen. Die mensen zien me dan in een sukkeldrafje naar boven hobbelen. Waarom zou je jezelf dat aandoen, moeten ze denken.

Dan kunnen ze beter net wat later komen, als ik echt aan het stompen ben op het steile gedeelte. Zo, die is stevig bezig! Ook al verklaren ze me ook dan voor gek. Want de zon gaat onder en het is echt heel erg koud, vooral als ik in een rustig tempo weer naar beneden loop.

Terwijl ik naar boven ren heb ik overigens geen last van de kou. Dat moet in een krachtige pas. Verend op de voorvoet en tegelijk met veel kracht uit de bovenbenen, het bovenlijf actief meewerkend en alles stabiel bij elkaar gehouden door een stevig middenrif. Daarbij let ik er goed op dat ik mijn hartslag onder controle houd, want ik moet het wel volhouden tot helemaal bovenaan.

Zeker doordat ik steeds weer naar beneden moet, duurt het allemaal een stuk langer dan de afgesproken anderhalf uur. Thuisgekomen heeft Miriam dan ook stevige honger. Dus ga ik snel douchen om op te warmen en daarna bakken we pannenkoeken.

Een heel pak aan pannenkoeken bakken we, en die eten we allemaal op. Miriam ontploft bijna, maar ik heb niet eens extreem veel gegeten. Dat blijft toch één van de grootste voordelen van het rennen.

Dit bericht werd geplaatst in Als ik over rennen schrijf, De weg naar Londen 2018. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s