Spreuken en sproken van alledag

Gesmolten

Twee opgeschoten jongens op de fiets.

“Er zijn andere lampen in gezet, en toen zijn die lampen doorgesmolten, en toen heeft hij…”

Spanning

Ik schrijf teksten van elk formaat, tussen een paar zinnen en honderd pagina’s. Met exemplaren van de eerste categorie ben ik vaak uren bezig om elk woordje op de juiste plek te krijgen. Zou ik bij de grotere teksten evenveel tijd moeten besteden aan elk zinsdeel, dan zouden ze nooit af komen.

Dat is zorgelijk, omdat hieruit kan blijken hoeveel beter mijn lange verhalen zouden kunnen zijn, als ik er maar genoeg aandacht aan besteedde. Toch maak ik me hierover niet al te druk, en dat heeft te maken met de spanningsboog.

Bij grotere verhalen is die boog lang en wordt de druk keurig verdeeld, waardoor het net iets minder aankomt op de precieze samenstelling van de afzonderlijke elementen. Bij kleine stukjes is daarentegen elk woordje, elke klemtoon, elke komma, punt, overgang, elk voegwoord van levensbelang. Alle context die de lezer nodig heeft moet in dat miniscule oppervlak verweven zitten. Alle betekenis moet op de juiste manier achter elkaar staan. De nadruk moet liggen waar hij de boel aanzwengelt in plaats van tegenhoudt. De melodie van de zinnen moet de climax op de juiste plaats leggen, op het einde, of juist aan het begin, wat de spanning maar van mij vraagt.

Zwakke plekken moeten in kleine teksten niet zomaar worden gedicht, maar de dichting moet naadloos worden samengesmolten met het geheel, anders breekt de boel. Bij kleine stukjes komt het er pas echt op aan. Geen wonder dat ze per woord net wat meer tijd vragen.

Ter vermaak:

Hier staan vijf opeenvolgende versies van een tekst, die achter elkaar het ontstaan ervan laten zien. De eerste is de versie zoals ik hem neerpende in mijn schrift, de laatste zoals ik hem publiceer.

Tornado

Ik zag een wervelwind. Zo eentje die een paar pluisjes rondjes liet draaien over het asfalt. Ze bleven elkaar minuten aan een stuk in cirkels achterna zitten en met elkaar dansen, totdat ze onder een geparkeerde auto tot stilstand kwamen. Blijkbaar werd het windje voldoende gevoed door de lichte bries die er stond.

Terwijl ik neerzat om het werveltje te beschrijven, werd ik plots overvallen door een veel grotere.

Vertalersrecensie

In Over de overeenstemming van de evangelisten pluist Augustinus zonder uitzondering elk onderdeeltje van het nieuwe testament na, en iedere keer levert hij weer het sluitende bewijs dat er geen enkele tegenspraak bestaat tussen de vier evangelisten. Hij wordt daarbij gedwongen om al zijn retorische kunsten uit de kast trekken, alleen zo blijft hij zijn tegenstanders de baas. Dat levert regelmatig retorische juweeltjes op, waarmee het Augustinus lukt om zijn opponenten vanuit een verloren positie met vanzelfsprekendheid aan de kant te schuiven als domoren of als vijanden van de Waarheid.

We kunnen ons voorstellen wat voor impact zijn argumenten hadden op de gelovigen en twijfelaars van 1500 jaar geleden. Daardoor geeft zijn schrijven een geweldig historisch perspectief voor iedereen die is geïnteresseerd in het scharnierpunt tussen heidendom en christendom. Maar wie dit boek wil betrekken op het heden heeft het een stuk moeilijker. De moderne lezer staat mijlenver af van Augustinus’ letterlijke lezing van de Schrift, aangezien de bijbelexegese sinds de vijfde eeuw een lange weg heeft afgelegd.

Toch spitsen we de oren als Augustinus zelf het woord neemt. We luisteren naar de meester als hij ons met zijn virtuoze argumentaties probeert te overtuigen. En zo worden we in deze tekst getrakteerd op een extra dimensie van het evangelie. De kerkvader verleidt ons over de eeuwen heen om er met een nieuwe blik naar te kijken.

Mooi geweest

Jongeman en jongevrouw op de fiets. Jongeman praat tegen jongevrouw.

“En toen zei hij van, nu is het wel goed zo. En hij zei het echt op zo’n toon van, het is echt genoeg. Echt zo van…. Doe het dan zelf, als je dat zo mooi vindt!”

Orakel

Man en een vrouw op de fiets. Man praat tegen vrouw.

“die vond het ook wel erg leuk om een avondje met mij te orakelen. Ja zeg, jeetje mina.”

Eng

Twee jonge vrouwen pratend bij een voordeur.

“Hij bood het echt aan. Terwijl ik het idee had… Terwijl ik het idee had dat mijn vader nooit meer blowde. Wat ik dan ook weer best wel eng vind.”

Moeten

Twee jongemannen lopend langs het kanaal.

“Om op te vallen… Om op te vallen moet je meer gedaan hebben.” Met een lichte nadruk op moet.

Lang

Twee pubermeisjes lopend.

Het ene meisje: “Drie uur lang!”

Het andere meisje lacht. “Drie uur lang? Echt non stop?”

Het ene meisje: “Nee.”

Geen naam

Kinderen hadden met krijt tussen allerlei andere grafiti ‘JaNNEtOrSara’ op de straat geschreven. Dat heb ik heel nauwkeurig ontcijferd en er is geen twijfel over mogelijk. Maar ik heb geen idee wat het kan betekenen.

Zelfbevrediging

De tekst over het concept van een persoon die ik eerder op deze pagina heb gepubliceerd, heb ik ook nog een keer in het Engels geschreven, in de vorm van een brief aan Peter Hacker. Die heb ik eveneens op deze website gezet, maar ik heb hem ook in fysieke vorm naar de man gestuurd, op een universitair adres dat van hem op internet staat.

En zowaar, al na anderhalve week kreeg ik antwoord. Van die korte conversatie doe ik op een andere pagina verslag. Het komt erop neer dat ik nu klaar ben met dit project, ik ga verder met andere dingen. Maar ik hoop wel dat Hacker zijn tweede boek ook daadwerkelijk schrijft. Het lijkt me spannend om te lezen.

Hij zal er zijn concept van een persoon in gebruiken, en dat geeft mij de kans om te bewijzen dat zijn concept van een persoon ongestraft omgeruild kan worden voor het mijne, zonder dat zijn project in gevaar komt. Ik kan aantonen dat mijn concept zelfs vruchtbaarder is, waar ik heilig van ben overtuigd. De bewijzen zal ik leveren. Of ik kan mezelf bewijzen dat ik onzin praat, wat nieuwe inzichten op zal leveren die minstens zo bevredigend zijn.

Altijd op zoek

Betekenen de woorden wat ik wil dat ze betekenen? En als ze dat eenmaal betekenen, betekenen ze dan nog wat ze moeten betekenen? Zijn ze in overeenstemming met de werkelijkheid?

Een derde atheïstisch manifest

Een gelovig filosoof moet het vertrouwen hebben dat zijn geloof niet kan worden aangetast door zijn denken. Dat vertrouwen heeft hij nodig, omdat de filosoof zich geen vaststaand geloof kan permitteren. Een vaststaand geloof sluit mogelijke denkrichtingen uit, terwijl ook die kant op, zoals overal, waardevolle gedachten zijn te vinden. In zijn denken zal hij atheïstisch moeten zijn, met een volkomen open geest zonder grenspalen. Anders maakt hij zichzelf gegarandeerd belachelijk.

Het Tweede Gebod

De God der Joden is ook die van de Christenen. Toch worden ze allebei heel anders beschreven. De een is de God der Wrake, de ander is de God der Liefde. De een heeft een uitverkoren volk, dat Hij streng behandelt, de ander omarmt de hele wereld en draagt zelf alle last.

Is het mogelijk ze beide na te volgen, of moeten Christenen kiezen voor één van deze twee persoonlijkheden? Of kunnen ze zich hier beroepen op het tweede gebod, dat verbiedt je een beeld van God te vormen? Wie is de mens om aan God te twijfelen?

Dat lijkt me een uitstekende optie. Het tweede gebod komt niet voor niets direct na het gebod alleen God als god te erkennen. En ik betwijfel of er in de Hebreeuwse tekst eveneens ‘gesneden beeld’ staat, in plaats van alleen ‘beeld’. Gij zult u geen beeld vormen van hetgeen boven in de hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is. En dus al helemaal niet van God. Een beeld van God is niet God zelf. Het vertoont onmogelijk een gelijkenis, aangezien God te ontzagwekkend is om te vatten in een beeld. Wie dus een beeld van God eert – of het nu gesneden is of slechts in gedachten – eert niet zijn God. En Hij is een ijverige God, die de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen, aan de derde, en aan het vierde lid dergenen, die Hem haten. Voor u is hij slechts een Naam, die u niet ijdelijk gebruiken zult, want de Heer zal niet onschuldig houden, die zijn naam ijdelijk gebruikt! Die Naam zult u eren.

De Joden zijn daar sterren in, terwijl de Christenen het tweede gebod onder de mat hebben geveegd. En dan heb ik het niet alleen over de katholieken. Die zijn er alleen wat openlijker in en dus makkelijker op hun vingers te tikken.

Een breder concept van een persoon

Het concept van een persoon is aan me geïntroduceerd door Peter Hacker persoonlijk. De universiteit van Utrecht had hem uitgenodigd om een lezing te komen geven, en daar was ik bij aanwezig. Tijdens die lezing legde hij zijn publiek uit waar de notie van de persoon vandaan kwam en wat die volgens hem op dit moment betekende. Hij deed ons uit de doeken waaraan een wezen moet voldoen wil het een persoon zijn. Zo herinner ik me nog duidelijk dat een wezen een complexe taal moet hebben, zoals wij mensen. Wat als resultaat opleverde dat zo ongeveer alleen mensen personen kunnen zijn.

Peter Hacker zal zo’n uurtje aan het woord zijn geweest, en het was erg interessant om naar hem te luisteren. Maar aan het eind van zijn lezing zat ik wel met een paar vragen, die helaas nog te prematuur waren om direct te stellen. Het vragenrondje werd dan ook vooral door de verzamelde Utrechtse hoogleraren aangegrepen om te verklaren dat ze het roerend met Peter Hacker eens waren, en om hier en daar wat kleine aanvullingen te geven, waarmee ze hun eruditie bewezen.

Gelukkig was ik niet de enige die problemen had met de voorstelling van zaken van Peter Hacker. De jongen naast me vroeg zich af of hij volgens het concept van Hacker een persoon was als hij in een psychose zat. En deze jongen formuleerde zijn vraag duidelijk aan meneer Hacker. Was hij een persoon in een psychose? In mijn ogen en in die van mijn buurman had Hacker op die vraag moeten antwoorden dat hij in een psychose inderdaad geen persoon was, omdat hij in die staat op geen enkele manier kon communiceren. We hadden dan ook het gevoel dat we werden afgescheept met een politiek correct antwoord toen Hacker ons verzekerde dat de jongen ook in zijn psychose voor het predicaat ‘persoon’ in aanmerking kwam. We vonden dat jammer.

Dit voorval in combinatie met mijn eigen verbazing, zette me in de dagen die volgden nog eens goed aan het denken over de persoon en over wat het nu eigenlijk inhoudt een persoon te zijn. In die eerste week heb ik er al een tekst over geschreven, waarin ik onomstotelijk aantoon dat ook dieren personen kunnen zijn. Maar daar bleef het niet bij. Nog maanden ben ik blijven herkauwen wat ik me van de lezing herinner, en onveranderlijk kon ik de argumenten van Hacker weerleggen. Onvermijdelijk.

Maar dat is natuurlijk het makkelijkste wat bestaat, alleen voor jezelf bewijzen dat iemand ongelijk heeft, terwijl die ander geen nieuwe tegenargumenten kan geven. Hacker bezat alleen die paar argumenten die ik me herinnerde en die had ik hem al lang uit handen geslagen. Dus had hij geen schijn van kans en was er voor mij aan dat hele gestoei geen enkele eer te behalen. Daarom ben ik onlangs op internet gaan zoeken naar het boek dat Hacker geschreven had. Eerst zocht ik naar een boek met de titel The Concept of a Person, maar dat bleek niet te bestaan. Na wat nader onderzoek vond ik een hoofdstuk met die naam in zijn boek Human Nature: The Categorial Framework. Nog diezelfde avond heb ik dat besteld.

Wilt u weten hoe dit afloopt, dan kunt u deze pdf van de tekst downloaden.

Nieuw atheïstisch manifest

Het is vreselijk onwaarschijnlijk dat de persoonlijke god bestaat. Daarom besluiten wij geen geloof te hechten aan de verhalen omtrent Hem.

God zelf speelt geen rol.

Maar ik ben atheïst

Goden zijn metaforen voor het beeld dat ik heb van het geheel waarvan ik een onderdeel ben. De ene keer sluit de passende metafoor aan bij het polytheïsme, de andere keer op het pantheïsme. Zelfs schaar ik me menigmaal onder de monotheïsten.

Cup of Tea

Dat zou mijn bak koffie niet zijn. Er zit melk en suiker in en dat vind ik smerig. Mijn koffie is puur, heet en sterk. Een goeie bak.

Gebakken lucht

Je zou zeggen dat je persoonlijkheid in directe relatie staat tot je persoon.

Voor we dat kunnen onderzoeken moeten we weten wat persoonlijkheid precies is. Daarom gaan we te rade bij de intuïtie, die het beeld in ons naar boven brengt dat je handelingen worden beïnvloed door je persoonlijkheid. Je hebt een bepaalde persoonlijkheid en van daaruit handel je.

Maar dezelfde intuïtie brengt daar direct tegenin dat je je in de ene situatie anders gedraagt dan in de andere. Je reageert in verschillende omgevingen niet hetzelfde op praktisch dezelfde prikkels.

Dat argument kunnen we weer pareren door te zeggen dat in die andere situatie andere aspecten van je persoonlijkheid tevoorschijn komen.

Toch rijst nu onvermijdelijk het vermoeden dat we hier te maken hebben met een kip-en-ei-verhaal. Wat was er eerder, je persoonlijkheid of je verschillende reacties, die allemaal door verschillende situaties aan het licht zijn gebracht?

Onderzoek ik dat nader, dan blijkt ons dilemma lang niet zo moeilijk op te lossen als dat van het spreekwoordelijke pluimvee. Het een blijkt hier niet te kunnen bestaan zonder het ander, maar het ander wel zonder het een. Opmerkelijk genoeg kan dat wat over het algemeen als de grond wordt beschouwd niet bestaan zonder dat wat er uit voortkomt. Je persoonlijkheid krijgt alleen vorm doordat je overal en steeds wordt gedwongen om een zo passend mogelijke reactie te vinden. En daaruit wordt heel direct je persoonlijkheid gedestilleerd, al gaat men in jouw geval liever niet over één nacht ijs.

Daarmee is je persoonlijkheid gereduceerd tot het algemene beeld dat door je verschillende reacties bij anderen wordt opgeroepen. En bij jezelf natuurlijk, zelfreflexief als je bent.

Wil je per se de andere kant op redeneren, en de persoonlijkheid redden door de handelingen er toch uit voort te laten komen, dan kun je er bijna niet onderuit te geloven in een hogere persoonlijkheid, van waaruit al je acties heel precies te berekenen zijn. Dat krijgt bijna iets weg van een cultus, en zover zouden we zeker niet willen gaan. Dus zit er niets anders op dan de persoonlijkheid af te doen als een beeld dat is gebaseerd op beelden. Het is niet iets dat bestaat in de werkelijkheid, maar dat door mensen in hun hoofd is samengesteld uit verschillende ervaringen. De persoonlijkheid is alleen maar theorie.

En wat voor invloed heeft dat op je persoon? Is dat dan soms ook theorie?

Of de persoon theorie is, zal moeten blijken uit een onderzoek naar wat dat woord betekent. En of het voorgaande er invloed op heeft, hangt helemaal af van de relatie tussen de twee.

Vuurwerk

Als uitgangspunt neem ik aan dat er niets was voorafgaand aan de Oerknal. Voor de Oerknal en erbuiten is het nul graden Kelvin. Buiten de Oerknal is er zelfs geen ruimte, omdat ruimte pas als zodanig kan worden gedefinieerd als er meerdere objecten op verschillende plaatsen in relatie tot elkaar staan. In het niets kun je niet meten, je hebt geen ijkpunt, geen meetlat en je hebt er niets aan de wetenschap dat het licht een snelheid heeft van 300.000.000 meter per seconden, doordat er geen fotonen zijn waarmee je die kennis kunt verbinden aan de werkelijkheid. Het potentieel aan ruimte wordt pas reëel als het wordt ingenomen door ons uitdijend universum.

Dat klinkt heel realistisch, maar helaas kan ik hier niet ophouden met redeneren, want ook buiten de oerknal is het nu niet langer nul graden Kelvin. Er gebeurt daar iets, een knal. Maar sowieso lijkt het me onwaarschijnlijk dat er iets kan gebeuren met een omgevingstemperatuur van nul graden Kelvin. In die kou gebeurt er niets en is er niets, dus er kan niet en nergens ook maar iets worden veroorzaakt. Daaruit volgt onvermijdelijk dat als je gaat meten aan de vooravond van onze knal, je met een waarde thuiskomt waarin ergens achter de komma van de nul graden Kelvin andere cijfers voorkomen. Ergens komt er geen nul, maar afgerond naar boven een 1, gevolgd door een oneindige serie onsamenhangende getallen.

Op volkomen logische gronden kan ik mijn uitgangspunt nu al terzijde schuiven. Er is ruimte buiten de knal, dus is er ruimte om daarover te fantaseren. Laten we voor het gemak beginnen bij het menselijk lichaam. Daarmee kan iedere willekeurige lezer zich identificeren.

Dat lichaam, dat zijn wij. Maar dat lichaam bestaat niet alleen uit ons. Het bestaat ook uit allerlei organen, die allemaal samenwerken om het geheel te maken en te houden zoals het is. Het hart kan niet op zichzelf bestaan, daar heeft het minstens spieren, bloed, aderen, longen, spijsverteringskanaal, mond en voedsel voor nodig. Het spreekt voor zich dat die andere onderdelen het hart al net zo hard nodig hebben als andersom.

Maar die organen hebben naast het lichaam ook moleculen nodig. Alleen maakt het voor het voortbestaan van mijn moleculen niet uit of ik word beroofd, in elkaar geslagen en overhoop gestoken. Zij hebben mij niet nodig, zoals de organen mij nodig hebben. Daar hebben ze atomen voor. En die zijn op hun beurt weer afhankelijk van protonen en neutronen, die door nog weer kleinere deeltjes worden gevormd. Een ongestudeerd brein kan zich hier zelfs een oneindige reeks voorstellen van almaar kleinere deeltjes, maar die reeks blijkt ergens op te houden. Bij het allerkleinste deeltje.

Zo’n kleinste ding bestaat alleen uit zichzelf. Het schept zelf waaruit het bestaat en daarin lijkt het precies op ons universum. Het enige verschil is de schaal, maar zoals iedereen weet maakt schaal geen werkelijk onderscheid. Laten we de gok brutaal eens wagen door de twee aan elkaar gelijk stellen. Die gedachte is alleen al helemaal niet gek, omdat die deeltjes zijn ontstaan bij de oerknal en ze zijn er dus direct mee verbonden.

Nu we de stoute schoenen eenmaal aan onze voeten hebben, krijgen we, dit keer werkelijk, direct een eindeloze reeks, omdat er binnen zo’n knal materie moet ontstaan om er ruimte voor te kunnen definiëren. Voor die materie zijn weer knallen nodig die voor zichzelf ruimte definiëren en zo verder. Heel die keten moet gelijktijdig zijn ontstaan in de Oerknal, die oneindig meer heeft veroorzaakt dan wij in ons privé-knalletje kunnen bevroeden. Niemand kan namelijk met een serieus gezicht volhouden dat onze knal de grootste is, alleen maar omdat wij niet verder kunnen kijken. Wie dat beweert meet met menselijke maten en dat is niet geoorloofd. De mogelijkheid is ruimschoots aanwezig dat onze knal samen met andere, gelijkwaardige knallen een nog vele malen immensere explosie vormen, waarbinnen al die afzonderlijke bangetjes kunnen gaan samenklonteren tot clusters, die weer in relatie komen te staan met andere clustertjes en clusters van clusters, die door een gewillige fantasie vervolgens gemakkelijk kunnen worden samengevoegd tot een planeet waarop leven mogelijk is. Daar mag je over denken wat je wilt, want waar je het over hebt ligt buiten onze horizon. Wie je bestrijdt praat net zo goed onzin als jij.

Zeker is in ieder geval dat we naar boven toe wederom een potentiële ruimte te pakken hebben die zonder einde door kan gaan, daar is geen wetenschappelijk gegrond ontkomen aan. Maar toch moet ook deze Oerknal ergens zijn begrensd. Logisch is het onmogelijk, dus praktisch niet voor te stellen en daarmee onwaarschijnlijk dat alle potentiële ruimte in beslag kan worden genomen. Die Oerknal, al is hij groter en diverser dan wij kunnen bedenken, gebeurde in een ruimte waarin de temperatuur al lag boven nul graden Kelvin, waarin al iets gebeurde. Die Oerknal mag dan de grootste zijn in onze keten, het is en blijft een plofje.

Mijn onverschillige god

Zeker acht jaar geleden ben ik begonnen met schrijven, en in de jaren daarvoor verzamelde ik al kleine en grotere stukken tekst die ik daarvoor als basis heb gebruikt. Nu is het alweer bijna drie jaar terug dat ik er voor het laatst aan heb gewerkt, en daarna is het blijven liggen omdat ik het gevoel had dat ik er niet verder mee kwam.

Deze week kreeg ik het toevallig weer onder ogen en nu blijkt dat ik er inderdaad nooit verder mee zal komen, omdat ik ondertussen heel wat ben opgeschoten met mijn ontwikkeling, en het verhaal te vaste vorm heeft aangenomen om die ontwikkelingen nog flexibel te kunnen omvatten. Ten lange leste is mijn hoofdpersoon toch het slachtoffer geworden van de verstarring die taligheid met zich meebrengt.

Aan de andere kant blijft wat ik vertel de basis van waaruit ik ben begonnen. Bovendien is het verhaal eenduidig en compleet, dus waarom zou ik het nog langer verborgen houden? Ik heb het nog eens doorgelezen en ik heb er wat fouten uitgehaald en een paar kleine dingen heb ik veranderd, die ik toentertijd toch echt een beetje scheel heb gezien. Nu ben ik klaar met dit blok aan mijn been. Ik laat het los om te kijken hoe het zich in z’n eentje houdt. Zelf ga ik verder met verschijningen en vormen die me tegenwoordig beter passen.

Mens en god

Ergens heb ik geschreven* dat de joden het begin vormen op de weg naar het atheïsme. De joden voelden zich als eersten echt bijzonder met hun God die ze naar hun eigen beeld hadden geschapen. De christenen hebben het vervolgens voor elkaar gekregen om een mens werkelijk tot God te verheffen. Na 2000 jaar bestaat die god nog steeds, fit als een hoentje voor minstens nog een paar honderd jaar. Maar de atheïsten hebben het pas echt afgemaakt. Zij hebben de mens de plek gegeven die hem toekomt, de hoogste. God bestaat niet en dus neemt de mens de vacante plek in beslag.

Het moet me van het hart, dat vind ik een volmaakt walgelijk standpunt. Maar ik kan er de joden niet alle schuld van laten dragen. Lang voordat zij op het toneel verschenen ging het al mis, toen de goden een menselijke gestalte kregen, terwijl de goden helemaal geen menselijk gestalte hebben. Alleen mensen hebben de trekken van de mens, al het andere heeft andere verschijningsvormen. De zon is geen man op een strijdwagen met vurige paarden, de bliksem geen woeste vent met een hamer.

Misschien liep het zelfs al verkeerd toen de mensen simpele altaren gingen oprichten voor de verschijnselen om hen heen, waarmee ze afstand creëerden tussen hen en die die fenomenen. Ze verbonden het verschijnsel aan die ene speciale plek en zo hadden ze in het dagelijks leven hun handen vrij om nuttiger dingen te doen. Of misschien is het bidden doorslaggevend geweest, dat als vanzelfsprekend gepaard ging met menselijke woorden. Maar als de goden die woorden niet konden verstaan, dan had het bidden geen enkele waarde. Dus verworven de goden hun eerste menselijke eigenschap, het vermogen van de taal.

Wie weet gaf dat het laatste zetje op het hellende vlak. Het zal daarna niet lang hebben geduurd voor goden menselijke emoties, menselijke wensen, menselijke problemen kregen. Langzaam verwerden ze tot mens. En daarna was het nog maar een kleine ingreep om een god helemaal te isoleren van de elementen waaruit zijn soort oorspronkelijk was voortgekomen. De god die zo ontstond was alleen nog mens, geschapen naar ons beeld. Met zo’n mensgod is het natuurlijk alleen nog wachten op het atheïsme.

En het atheïsme is niets anders dan een negatie. ‘Neen, er is niets hogers dan de mens.’ Die uitspraak is de kern van het atheïsme. De wereld is ons paradijs en er is niemand die ons hoeft te verbieden om te eten van de boom der wijsheid. Dat doen we zonder terughoudendheid.

* De tekst waarin ik dat heb gedaan is nog niet af en derhalve niet beschikbaar.

Wil om te sterven

Ik ben niet goed genoeg. Dat kan alleen maar tot frustratie leiden.

Ik ben niet goed genoeg, daarvoor stapelen de bewijzen zich op.

Waarom steeds toch weer die schaamte.

5-8-2009

Jaargang 5

Niet in God

Ik kwam er weer zo een tegen die zich afzette tegen God. Hij gelooft er niet in en daar komt hij rond voor uit.

Hij vertelde mij dat hij zichzelf beschouwde als atheïst, de stakker. Ook al deed hij het verlegen en bescheiden, hij zei het wel.

Maar ik ben niet geïnteresseerd in waar hij niet in gelooft. Als hij mij zo nodig iets zeggen wil, laat hij dan liever opbiechten wat hem drijft.

Dan zal ik luisteren.

Angst

Ik zou het interessant vinden als werd uitgezocht of er slachtoffersymptomen zijn te onderscheiden bij mensen die ’s avonds liever niet de straat op gaan, omdat ze een vechtpartij hebben gezien op tv.

Daarmee zou mijn theorie op het spel komen te staan dat men de beelden uit de media in zekere mate op zichzelf projecteert. Zo bedenken veel mensen hoe ze zo’n situatie zelf zouden beleven en hoe ellendig ze zich zouden voelen, waarmee ze het op dat moment in zekere zin en mate ook daadwerkelijk meemaken.

Het symptoom dat ik zie, dat ze niet verder kijken dan hun eigen gevoel van gevaar, daar lijkt mij een trauma aan ten grondslag te liggen dat is veroorzaakt door hun eigen egocentrische voorstellingsvermogen. Het gaat gepaard met stress.

Goedenavond

Dag kattekop, zeg ik tegen de kat die zonder me uit het oog te verliezen voor mijn wandelende voeten vanuit de heg achter de auto loopt. Dat zeg ik vaak tegen katten, dat is hun naam als ik ze tegenkom.

Zo groet ik ook honden, zelfs al loopt hun baasje me zonder op- of omkijken voorbij. Maar tegen honden zeg ik geen hondenkop, dat is geen goede naam. Bij hondenkop denk je niet, zoals bij kattekop, aan het hele dier. Hondenkop is het woord voor de kop van een hond, liefst alleen en zonder lijf. Het zou luguber zijn om zoiets tegen een hond te zeggen.

Hé Beest, zo groet ik hen.

Foto op mijn kast

In mijn huis is maar één persoonlijke foto te zien. Het is een polaroid en hij staat op mijn kastje tegen een oude bakelieten radio uit Tsjecho-Slowakije, en daar is hij maar bij toeval terechtgewaaid. Op de foto staat mijn kat, een keer genomen door een buurvrouw toen het beest weer eens bij haar over de vloer was. Ze kijkt me wat vanonder aan en aan haar houding zie ik dat ze zich niet lekker voelt. Ze is ziek.

Op dat moment had ze diarree, al een paar weken, en de onderzoeken waren toen nog in volle gang. Ze vermagerde zienderogen en door haar vacht heen voelde ik haar hoekige botten. Ze kwam niet meer op het aanrecht en om de kleine stukjes kaas op de tafel te bereiken, die steevast overbleven van mijn ontbijt, had ze de stoel als tussenstop nodig, terwijl ze er vroeger zo elegant en achteloos op was gesprongen, alsof de zwaartekracht nauwelijks invloed op haar had. Nu sjokte ze door het huis, maar als het even kon ging ze toch de hort op, op zoek naar etensrestjes in de vuilnisbakken van de buurt, waarvan ze vreselijk vies werd. De buurman heeft haar eens teruggebracht bedekt met tomatenpuree. Ook toen was ze daar door het kattenluik naar binnen gegaan, zoals ze later weer zou doen om op de foto te wordengezet.

De buurvrouw had een datum op de foto geschreven en een adres, “Op bezoek bij K_____ 107”. Zo heb ik hem op de kast gezet, tegen de oude bakelieten radio, want wat moet je anders met zo’n cadeau. Daar stond de foto nog steeds toen ze op een ochtend ineens was verdwenen.

Sinds ze ziek was ging ze wel vaker even weg, dus ben ik die dag gewoon naar mijn werk gegaan. Maar ’s avonds was ze er nog steeds niet, de volgende ochtend evenmin en ook de daaropvolgende avond niet. Toen heb ik haar als vermist opgegeven en in de buurt hing ik een aantal posters met Vermist. Onder de foto schreef ik dat ze ziek was, mager en vuil. Zonder het eten dat ik haar gaf zou ze het niet lang uithouden. Ondertussen was namelijk gebleken dat haar alvleesklier niet meer werkte, en zonder haar alvleesklier verteerde ze het voedsel niet meer dat ze at en kwamen alle voedingsstoffen, die haar lichaam zo broodnodig had, er gewoon aan de achterkant weer uit. Gelukkig had ik van de dierenarts poeder gekregen dat ik door haar voedsel moest mengen, waardoor al werd verteerd terwijl ze at. Dat was een mooie oplossing, als ze het niet zo verschrikkelijk smerig had gevonden. Eerst haalde ze haar neus ervoor op, maar uiteindelijk, gedreven door honger, vrat ze het toch. Meestal deed ik nog een paar extra brokjes bovenop haar eten, nadat ik er het naar vanille riekende goedje doorheen had geroerd, dan kon ze die paar kleine hapjes toch nog genieten. Ze hield van eten. Haar hele leven lang heeft ze weinig anders gewild dan eten en liggen op mijn schoot. Ze deed het allebei, maar niet meer allebei van harte.

Toen het potje met poeder net leeg raakte en ik een nieuw had besteld, was ze weg. Daarop heb ik een week goede hoop gehouden en liep ik op onduidelijke aanwijzingen van een paar bellers door bepaalde buurten, zacht zingend, zoals ik placht te doen in antwoord op haar knorren. Maar na die week heb ik het opgegeven. Ik heb haar dood verklaard. Het kon niet anders.

Samen hadden we een mooi leven gehad, waarin we eerst vreselijk aan elkaar hadden moeten wennen, maar waarin we uiteindelijk toch waardering voor elkaar hadden gekregen, genoeg voor jaren samen leven. Nu was dat ten einde, hoe graag ik ook wilde dat ze weer op mijn schouder zat, van mijn slaapkamer twee trappen naar beneden, een lift die ze bijna elke ochtend kreeg. Hoe graag ik ook zou willen dat ze weer naast me kwam staan terwijl ik mijn tanden poetste, waarna ze over de rand van de wastafel liep, heen en terug, waarbij ze onder mijn hand doorgleed van haar schouderbladen tot het puntje van haar staart, het zou nooit meer gebeuren. Ook zou ze nooit meer ’s winters bij mijn hoofdkussen komen staan tot ik de deken optilde, waarna ze eronder kroop tegen mijn buik en ze met haar poot mijn been beroerde, zodat ik het optilde en ze er even achter kon kijken, zo’n vreemde kleine gewoonte waar je gehecht aan raakt, om vervolgens eerst wat onwennig maar uiteindelijk breeduit te gaan liggen, zonder zich nog iets aan te trekken van mijn gewoel, haar vacht prikkend in mijn rug. Ik zag haar nog een aanloop nemen door de kamer, de vensterbank op springen, met haar voorpoot precies op een grote bromvlieg tegen de ruit. Die at ze op, dat had ze de vorige keer geleerd dat ze op straat rondzwierf, een half jaar, voordat ze gevonden werd en naar het asiel gebracht.

Maar dit keer konden bromvliegen haar niet helpen, hoeveel proteïnen ze ook mochten bevatten. Dit keer was ze oud en ziek. Een week zonder voedsel redde ze niet meer. Door dat poeder was ze wel weer wat aangekomen, maar ze was nog steeds zwak en ongezond. Het enige wat ik kon hopen was dat ze tijdens haar strooptocht had gevoeld dat haar einde naderde en dat ze een rustig plekje had gevonden om dood te gaan. Dat kon maar beter gebeurd zijn voordat die verschrikkelijke regenbuien ons land teisterden, want sterven in de regen is geen pretje.

Ze was dood en het enige wat ik van haar over had was die foto op de kast.

Maar zo eindigt dit verhaal niet. Dat einde kwam pas drie weken later, vier na haar verdwijning, toen ik al lang weer aan andere zaken dacht. Op die avond kwam mijn kat weer bij me binnenstrompelen. Ze was nu magerder dan ik me ooit voor had kunnen stellen en ze kon nauwelijks op haar poten staan. Haar vacht was vuil tot op de huid en ze had een aantal kleine en grotere wondjes. Eten hoefde ze niet meer. Het enige wat ze wilde was liggen op mijn schoot. Daar heeft ze geslapen. Af en toe legde ik haar even naast me op de bank, als ik moest plassen, maar daarna zocht ze direct haar plekje weer op. Halverwege de avond was ze dood.

Mijn vriendin vraagt me weleens waarom ik juist die foto laat staan. Die foto lijkt niet, zegt ze. Zet er dan een op de kast waarop ze nog gezond is, zoals je haar wilt herinneren. Maar ik laat juist deze foto staan, waar ze opstaat zoals ik me haar niet herinner. Ik herken haar toch, en direct als ik zie dat er zo nooit uitzag, denk ik aan haar zoals ze bij me heeft gewoond, zoals ze ligt op mijn schoot en ze een lome poot naar me uitstrekt, waarna ik haar glanzende vacht aai en ze het kopje knorrend plat neerlegt, haar oogjes spleetjes van genot.

Verwarring

Nog niet van het vliegveld van Orlando of het begon al. Daar zag ik een man het bevel voeren over een taxistandplaats. Hij riep de passagiers als er een taxi voor ze klaar stond en ze naar voren konden komen uit de rij. Dan werden we losgelaten door een paar van zijn mannen. Ondertussen wees hij de chauffeurs waar ze hun wagen moesten parkeren, dramatisch dirigerend waar een simpel handgebaar had volstaan.

Eenmaal langs dat tafereel kwam ik in een taxibusje terecht met een paar andere conferentiegangers. We werden afgezet voor hun hotel, niet ver van het mijne, en de voorstelling ging onverminderd verder toen bleek dat ik mijn tas in de auto had laten staan. Het groepje portiers onder de overkapping voor de ingang gaf me alle mogelijke en onmogelijke hulp, ook al was ik niet eens een gast van het hotel. Ze belden met de taxicentrale, zagen erop toe dat de chauffeur nog een keer langskwam en regelden dat ik het extra ritje niet hoefde te betalen. Op de koop toe belden ze een eigen taxi en leverden me voor de deur van mijn eigen hotel af, het zekere voor het onzekere.

Als dat geen ijver is dan weet ik het niet meer. Amerikanen werpen zich op wat ze doen. Diezelfde toewijding zit in bijna alle kleine dingen die ze voor je doen. Voor een Europeaan als ik is dat een vreemde ervaring. Ik werd er een beetje wantrouwig van.

De oplossing die ik ter plekke bedacht was dat er voor ieder van hen tien anderen zitten te springen om hun baan, dus de baas heeft het voor het kiezen. Hij zal ze direct laten vallen als ze de fout in gaan. Dus kunnen ze maar beter hun best doen, want vrouw en kinderen zitten te wachten tot ze thuiskomen met het eten.

Aan die gedachte heb ik me even vastgeklampt, al kon ik mijn stelling niet overtuigend verdedigen toen ik in gesprek raakte met andere Nederlanders. De enige stelling die me overbleef was dat er iets aan de hand was, maar dat ik mijn vinger er niet kon opleggen. Daarin moesten ze me gelijk geven, want wat dat betreft zijn Amerikanen inderdaad een vreemd volk.

Zojuist heb ik nog een ander cliché gevonden dat past op hun gedrag. Amerika is een competitief land. Heb je eenmaal een positie verworven, al is het maar als baas van een taxistandplaats, dan laat je je gezag gelden. Anderen staan te popelen om je plek in te pikken. Maar die plaats mogen ze pas hebben als ook jij omhoog bent opgeschoven, dat peper je ze elk moment in.

Of misschien, bedenk ik me nu, is die harde en competitieve maatschappij in hun genen gaan zitten, samen met nog wat andere losse ingrediënten. Dan kunnen ze het niet helpen en zijn ze gewoon zo aardig. Dan kan ik me gerust mee laten slepen. Wie weet, leer ik er nog iets van.

Maar ik vertrouw het niet.

Ontsnapt naar de werkelijkheid

Spel is een prachtig boek om te lezen. Er staan passages in die om te smullen zijn zo mooi geschreven, om groen en geel te zien van jaloezie. Maar ondertussen is al die schoonheid ook nog functioneel. Zoals ik in mijn vorige stukje over dit boek al schreef, zitten we in een geconstrueerd sprookjesland. Niet voor niets komt de wens acuut uit als de hoofdpersoon hem uitspreekt. Hij wil een held wezen en een held zal hij zijn. Hij wordt de held, maar voornamelijk is dat vernederend. Als hij daarna alsnog een heroïsche heldendaad wil verrichten, al is het maar een kleintje, mislukt die jammerlijk en bezeert hij zich bovendien. Juist de wond die hij daaraan overhoudt, geeft zijn kameraden het excuus om hem niet te geloven en zelfs, vreselijk onrechtvaardig, uit te maken voor lafaard.

Niemand heeft beweerd dat het een zoete sprookjeswereld is waarin we zijn beland. Steeds minder zoet wordt het daar, hoewel de hoofdpersoon nog wel met zijn prinses in het torenkamertje belandt. Tot slot verliest hij zijn toverkracht. Dan is het sprookje uit.

Dat is het einde van deel 1. Zo lijkt het tenminste als je het boek hebt gelezen. Het hoofdstuk dat dan begint bestaat namelijk uit dertien delen, die ieder het aanzien van een hoofdstuk hebben. Deze hoofdstukken gaan over de oma, een aloud mythisch figuur, dat met het verstrijken van de jaren toch steeds meer aan kleur moet inboeten en langzaamaan verfletst. Maar gelukkig is er nog het mysterie van de grootvader, die om het leven is gekomen onder geheimzinnige omstandigheden. Dat geheim kan het leven van de hoofdpersoon toch weer wat grandeur verlenen, al was het maar de grandeur van Blauwbaards kamer.

De spanning wordt opgevoerd en gevoed, stijgt hoger en hoger, tot de grootmoeder dan eindelijk doorslaat. Ze ontsluiert hem het verhaal. Maar daaruit blijkt al snel dat het grote mysterie, waar hij met zoveel huiver naar heeft verlangd, niets meer is dan een ordinair familiedrama. De dodelijke afloop, die hij al kende, is het enige bijzondere eraan.

De lezer is nu onvermijdelijk teleurgesteld en vraagt zich vertwijfeld af waar die grote spanningsboog voor nodig was. Wat had het voor zin om zoveel tijd te besteden aan die grootmoeder, als toch alle aandacht naar dat geheimpje ging? Dat brengt het hele boek uit balans.

Maar het boek is niet uit balans. Mij heeft het uit balans gebracht, zelf staat het als een huis. Hoofdstuk 11 is niet deel 2. Het is gewoon hoofdstuk 11, waarin de hoofdpersoon, compleet met zijn hele achtergrond, definitief het sprookje wordt uitgebonjourd. Lezers houden daar niet van. Ze lezen juist om voor de duur van het boek in een sprookjeswereld te kunnen verkeren, om even te ontsnappen aan de werkelijkheid. De hoofdpersoon daarentegen is tevreden. Hij is volwassen en ziet zijn oma eindelijk voor wie ze is. Hij treedt de werkelijkheid tegemoet. Deze tegenstelling is precies de uitkomst die het boek in mij afdwong.

Ondertussen hebben al die gebeurtenissen zich op een heel natuurlijke manier voor mijn ogen voltrokken. Pas later blijkt dat ze betekenis hadden en dat ze heel bewust in hun vorm zijn gestuurd. Alleen echt goede schrijvers krijgen zoiets voor elkaar en zo laat Stephan Enter zien wat hij is.

Uit de kunst

Er zat een vogeltje te zingen op de nok van een dak. Ik hoorde hem al van verre en terwijl ik aan kwam lopen bleef hij uit volle borst zijn best doen, zodat ik langzamerhand kon lokaliseren waar hij zat, tot zijn kleine en fiere silhouet zich voor me aftekende tegen de avondlucht. Voor het huis bleef ik drentelen en dralen. Ik kon me niet losmaken van zijn lied, dat ging van laag tot hoog via kwetteren richting tjilpen over korte fluiten naar lange gieren in elk denkbare variant en combinatie. Geen enkele keer tot hij wegvloog, naar zijn volgend optreden, heb ik hem kunnen betrappen op een herhaling. Aan mijn oren bood hij het eindeloze arsenaal.

Pijp de kat

Op de brug zag ik een sticker waarop stond geschreven: ‘Pijp de kat’. Daar kon ik me niets prettigs bij voorstellen, niet voor mij en niet voor de kat. Maar terwijl ik verder liep langs de pasgeverfde leuning, zag ik zo’n zelfde sticker, met daarop gedrukt: ‘Let op. Nat!’.

Toen werd het ineens een aardig rijmpje.

Pijp de kat

Let op. Nat!

Trauma

Met koninginnedag vieren we vrolijk dat we onbezorgde Nederlanders zijn. Je moet aan veel betekenis hechten om zo’n feest gewelddadig te willen verstoren. Maar het betekent onvermijdelijk nog veel meer dat zo’n feestdag gewelddadig is verstoord.

Complicaties

Nog maar vier hoofdstukken ben ik onderweg in Spel van Stephan Enter, en nu al is me ondubbelzinnig te verstaan gegeven dat we niet in de echte wereld leven, maar in een geconstrueerde roman. De dorpsgek legde het mij uit, die nu zichtbaar blijkt te zijn voor de terugkerende jongen, maar onopgemerkt blijft voor de mensen die op hun geboortegrond zijn blijven wonen. We betreden magische grond. Er gebeuren daar vreemde dingen die met vreemde ogen moeten worden bekeken.

Direct daarop zijn de bijbelse figuren dus echte personages, die vanuit de kerkramen onze hoofdpersoon teiterend proberen te overtuigen, al gelooft hij zelf niet in hun bestaan. En het is niet voor niets dat Theo achterblijft in het eerste gedeelte van de wedstrijd met de stokjes in de beek, maar dat hij uiteindelijk met een straatlengte voorsprong wint.

Ineens kijk ik ook met argwaan naar de neger van het begin, toen het allemaal nog simpel was.

Trotse vader

Er is geen boek zoals Klein boekje.

Oud en gesneden

Zoete koek ligt in plakjes te verpieteren.

Mussen opruimingsdienst

Dat ze maar van de dakrand wegblijven.

Soms graaf ik voor mijn verhalen in mijn eigen leven. En uit zulke stukken moet ik naderhand zorgvuldig alle deeltjes verwijderen waarvoor geen eigen plaats bestaat. Ze hielden de passage alleen omhoog toen die nog wankel was en moest leunen op wat ik zelf heb meegemaakt. Het zijn maar steigers. Uiteindelijk moet het helemaal los van mij staan. Fietsen desnoods. De taal is aangewezen op zijn eigen vehikel, het verhaal, om samen het geheel te zijn.

Energie

Als alles trilling is. Wat trilt er dan?

Uitheems

Er was een Australiër op tv die er alles aan deed om zoveel mogelijk padden om zeep te helpen die oorspronkelijk niet in het land thuishoorden maar die als paartje waren ingevoerd, ontsnapt of losgelaten en die zich nu ongebreideld tegoed deden aan de rijkdom van de inheemse fauna en zich als gekken vermenigvuldigden. Hij hield van de oorspronkelijke Australische dieren, vertelde hij. Daarom reed hij met zijn auto over zoveel mogelijk van die beesten heen, waardoor ze met een plofje uit elkaar spatten.

Daarbij realiseerde hij zich alleen niet dat hij zelf van precies zo’n soort afstamt. Hij hoort daar niet. Laat hij zijn geweer pakken en een bloedbad aanrichten. Sla de hand aan jezelf.

Iedere keer uniek

Als speciale bijdrage van de lezer krijgt het boek alles wat die lezer erin mist.

Keuze

Ik mag toch hopen dat ik in mijn laatste momenten zal genieten van het uitzicht, in plaats van te kijken naar een mislukte film die ik al eens heb gezien.

Spannend

Ben je een keer toch op de verkeerde plaats op de verkeerde tijd, dan kun je op een haar na ontkomen.

Hoogtepunt

Ik ken het boek al sinds mijn vroege jeugd, Kuifje en de geheimzinnige ster. Nooit heb ik het een echt sterke aflevering gevonden, al zitten er een paar aardige passages in, zoals die op de steeds heter wordende straat en in de sterrenwacht, met die eigenaardige geleerden en de uitvergroting van een spin. Maar het deel dat het hoogtepunt had moeten zijn, op de rots in de Noordelijke IJszee, vind ik zwak. Dat begint met het kokende water aan de oevers, waar de stenen daarentegen al helemaal zijn afgekoeld. Daarna zijn er, om dat goed te maken, alleen wat kleine aanvaringen met planten en dieren die Kuifje zelf heeft meegenomen en die in minder dan geen tijd zijn uitgegroeid tot gigantische proporties. Dat effect heeft de rots uit de ruimte op levende natuur. Tot slot begint de ster te zinken, Kuifje ontsnapt ternauwernood en het is klaar, geen sterk verhaal.

Maar nu pas, na al die jaren, valt het me zomaar ineens op dat Kuifje en Bobby zijn ontsnapt aan de uitvergrotende invloed van de ster. Zij zijn geen centimeter gegroeid, terwijl de confrontatie met het piepkleine schip het werkelijke hoogtepunt moet zijn, waarna kuifje door de IJszee terug naar land waadt, dood en verderf zaaiend iedere keer dat hij zijn geweldige platvoeten neerzet.

Misschien

Misschien was Darwin een profeet van God. Dan zijn creationisten oude zakken die zich geen raad weten met de nieuwe wijn, die hardnekkig niets moeten hebben van het hernieuwde verbond waar ze zo verlangend naar uitzien.

Maar misschien is dat al te ironisch en hebben we de ware profeten over het hoofd gezien, zoals dat gewoonlijk gaat.

Oplossing

Om me zo snel mogelijk in te werken in mijn nieuwe baan, praat ik zoveel mogelijk met mensen die ergens verstand van hebben. Zo zat ik vorige week aan tafel met een man van EMC, die me voorspiegelde dat 95 procent van alle data ongestructureerd is. Als je dat optelt bij de explosieve groei van de data, dan krijg je dat het steeds moeilijker wordt om al die data beheersbaar te houden.

Wanneer iemand binnen een organisatie om informatie vraagt, dan moet die informatie direct beschikbaar zijn, relevant, overzichtelijk en liefst compleet. Om dat voor elkaar te krijgen moeten er snel allerlei links tot stand komen tussen de juiste data en de interface van de gebruiker. Pas als dat proces gestroomlijnd is, kan iemand een afgewogen beslissing nemen.

Daar heeft EMC natuurlijk een oplossing voor, legde de man mij uit. En dit keer vond ik dat hij die term juist had gekozen. Want er is hier inderdaad sprake van een probleem, omdat je niet kunt linken in ongestructureerde data. En als er binnen een organisatie desondanks geen problemen zijn, dan kunnen we nog minstens spreken van een bottleneck. Het is de taak van bedrijven als EMC, die de digitale infrastructuur verzorgen van omgevingen waarin wordt gewerkt, om de bottlenecks op te sporen en er oplossingen voor te bedenken, voordat er problemen ontstaan.

De man vertelde me ook nog dat EMC bezig is met een consumentenproduct, waarmee we snel alle informatie zullen kunnen overzien die we her en der op internet hebben staan, op Gmail, Linkedin, Facebook, Hyves, Flickr. Alles direct binnen handbereik. Jammer genoeg had ik tijdens mijn gesprek andere prioriteiten, anders had ik er zeker op doorgevraagd. Nu ben ik vreselijk benieuwd hoe ze dat structureel willen gaan oplossen.

COPYRIGHTS WARNING

This DVD [Digital Versatile Disk] including all material thereon is protected by copyright and is for private use only.
Dat is een tekstblok dat je op iedere legale dvd krijgt te zien voordat de film begint. Je leest het nooit daadwerkelijk, maar je begrijpt keurig wat er in staat en weet het feilloos te herkennen. Dat tekstblok herkende ik laatst, terwijl ik zapte langs de zenders. Ik zapte verder, gewend als ik was aan de regelmaat. Maar een fractie later drong tot me door dat daar helemaal niet thuishoorde wat ik had gezien. Ik keerde op mijn schreden terug.

Dat blok was er nog steeds, helder wit op zwart, vastbesloten was het blijven staan. Voor de zekerheid controleerde ik of mijn dvd-speler me geen parten speelde, waarna de letters uit zichzelf vervaagden en de film begon. Al de eerste scene droop van het zoetige sap en vreselijk slecht werd geacteerd dat er een jongen op sterven lag, met vrienden die vreselijk bezorgd en verdrietig waren, maar niet hun gezamenlijke onschuld verloren.

De bewuste zender werd uitgezonden op het etalagekanaal, waarop mijn kabelmaatschappij me iedere twee maanden verrast met een andere zender uit het extra pakket, waaraan ik dan gratis verslaafd kan raken. Dit keer was het de beurt aan een christelijke zender, die later nog hele preken op het scherm zou brengen, de een bevlogen, de ander redelijk, de volgende met begrip voor de menselijke omstandigheid. Dus ongetwijfeld zal die film heel christelijk verantwoord zijn geweest, maar tjonge, wat was hij illegaal.

De appel valt mij nog op het hoofd

In den beginne waren fotonen deeltjes, daarna golven, toen weer deeltjes en nu lijken het me in vormen gebundelde energie, die de elektronen in beweging brengen en daarmee de hele mallemolen. Maar de quantummechanica krijg ik onmogelijk binnen mijn oerklassieke wereldbeeld. Die blijft diep verborgen achter de horizon van mijn voorstellingsvermogen.

Zelfvertrouwen

Ik zat opperbest bij mijn vorige baan. Ik had leuke collega’s en ik deed werk waarin misschien een beetje de sleet was gekomen, maar dat ik helemaal niet erg vond om te doen. In ieder geval werd ik op waarde geschat. Toch wees ik het voorstel niet direct van de hand, toen ik op mijn werkplek een telefoontje kreeg van iemand die vroeg of ik bij hem wilde komen werken, alleen al omdat hij daarmee mijn ijdelheid aangenaam streelde. De meeste mensen moeten toch aanzienlijk meer doen voor een nieuwe baan. Ik werd verdraaid geheadhunt! Bovendien, zo dacht ik toen, kunnen we er altijd over praten, dat kan sowieso geen kwaad. Dus hebben we een afspraak gemaakt en zijn we gaan lunchen, een lunch die eigenlijk al direct de doorslag gaf, al hield ik nog een tijd lang allerlei slagen om de arm.

De man, nu mijn baas, bood me een slecht lopend project aan, dat ik op de rails zou moeten trekken, en deed allerlei toezeggingen over maatregelen die ik zou kunnen nemen. Dat klinkt fantastisch, alleen bestond het project uit een website die gevuld moest worden, terwijl het dagelijks vullen van een website me niet direct een droombaan lijkt. Maar goed, ik zat al ruim negen jaar op mijn vertrouwde plekje en het zeurde al langer in mijn achterhoofd dat ik eens elders op de wereld moest gaan kijken. Het lukte me alleen niet om van mijn luie reet af te komen, dus eigenlijk was dit de perfecte gelegenheid. En daarbij hielp het dat eigenhandig iets opzetten eigenlijk altijd spannend is, wat het ook mag zijn.

Afgelopen maandag ben ik begonnen op mijn nieuwe positie, waar ik de schrik van mijn leven kreeg, een regelrechte hartverzakking. We zaten er de hele dag stukjes te herschrijven die we van Amerikaanse websites plukten, en soms plaatsen we een artikel ongewijzigd door van een site die een tafel verderop wordt gemaakt. Ondertussen kon ik op de planning zien dat ik vrijwel geen budget had om iets extra’s te doen. Dus kwam me het beeld voor ogen dat ik daar zo het hele jaar zou zitten, wat me zowat verlamde van angst. Het enige wat ik kon doen was rustig blijven, niets laten merken en stukjes schrijven. De volgende dag kreeg ik van mijn medewerker ook nog te horen dat hij de toezeggingen die me tijdens de lunch waren gedaan al vaker had gehoord, maar dat er nooit iets van was gekomen. De restyling, waar we het over hadden gehad, zag ik dus in rook opgaan, waardoor ik niet alleen aan een saaie, maar ook nog aan een lelijke website gebonden was. Waar haal ik zo snel een nieuwe baan vandaan?!

Nu is mijn eerste week voorbij, net als mijn eerste schrik. Van de weeromstuit ben ik plannen gaan maken, precies waarvoor ik ben aangenomen. Eerst waren het wilde plannen, maar vanzelf kwam er lijn in mijn gedachten. Vrijdagavond heb ik ze zelfs helemaal uitgewerkt, waarna ik weer wat geruster naar de toekomst kon kijken. Toen herinnerde ik me ineens een gedachte waarmee ik mijn besluit goed probeerde te praten, tijdens die vreemde laatste weken in de werkomgeving waar ik me al jaren helemaal thuisvoelde. Wat voor moeilijkheden ik ook tegenkom, zo stelde ik mezelf gerust, ik zal er wel iets op vinden, daarvoor ben ik goed genoeg.

Dat was toen soms even een punt van houvast. Nu is het mijn enige.

Oordeel

Of het er bij hoort? Dat durf ik zo niet te zeggen. Daarvoor moet ik een definitie van de groep hanteren. En aangezien ik die definitie zelf moet creëren om hem serieus te kunnen nemen, kan ik hem zo buigen dat het er wel degelijk toe behoort. Maar ik kan hem evengoed een vorm geven die het resoluut uitsluit.

Ik vermoed dat ik het zou laten passen.

Geen leugens meer

Ik kreeg weer eens een telemarketeer aan de lijn. Heel even, omdat ik een ander telefoontje verwachtte, had ik het volume van mijn telefoon aangezet. En heel even was ik vergeten het weer uit te zetten, lang genoeg om hem er doorheen te laten glippen. Gelukkig weet ik wel raad met die mensen als ze eenmaal beginnen te praten.

Eerst informeren ze of ik inderdaad degene ben die ze zoeken. Meestal hebben ze de juiste voor zich en dat kan ik dan niet ontkennen. Dus antwoord ik bevestigend, met een toon van “Ja, wie wil dat weten en waarom?” Daar trekken ze zich natuurlijk niets van aan en ze vragen me of ze me iets mogen vragen. Ook dat kan ik ze niet weigeren, want vragen staat vrij. Alleen beginnen ze vervolgens met een heel verhaal over uitvaartverzekeringen of financiële perikelen, dat ik geduldig uitzit tot ze de beurt weer aan mij teruggeven. Dan vertel ik ze dat hun hele verhaal me geen barst interesseert, ik wens ze goede avond en smijt de hoorn op de haak.

Het volume staat nu gelukkig weer uit. Mijn vrienden bellen me mobiel.

Vroeger liet ik me nog wel eens verleiden tot een gesprek. Toen ik een jaar of veertien was heb ik bijvoorbeeld gezellig aan de deur staan praten met een verkoper van de boekenclub, zoals ik in die tijd ook kletste met Getuigen van Jehova. Ik beantwoordde al zijn vragen, stelde er zelf een paar terug en die verkoper was met mij heel content. Achteraf is het helemaal geen wonder dat hij me wilde noteren en om mijn gegevens vroeg, maar voor mij was dat een stapje te ver. Ik wilde geen lid worden. En toen ik hem dat eindelijk aan zijn verstand had gepeuterd, werd hij boos en riep hij dat ik zijn tijd had verdaan. Al mijn signalen waren positief geweest, hoe kon ik hem dan toch nee verkopen, zo vroeg hij zich luidop en vertwijfeld af. Hoe kon ik weigeren wat me op het lijf geschreven was! Hij leek daarin precies op die Getuigen. Die keken ook behoorlijk op hun neus toen ik ze toch geen gelijk gaf nadat ik zo nieuwsgierig met ze had meegepraat.

Jaren later, in een winkelstraat, is me echter iets ernstigs overkomen. Ondertussen was ik me aan hun verkoperspraatjes gaan ergeren en ik zag haar al van verre aankomen. Voordat ze nog maar adem had gehaald om van wal te steken lag mijn antwoord al op mijn lippen. Op haar vraag “Bent u geïnteresseerd?” antwoordde ik met een resolute “Nee!”, en ik liep door. Maar in de passen die daarop volgden realiseerde ik me op welke vraag ik precies antwoord had gegeven en nu was het mijn beurt om woest te worden, op haar, op mezelf en op de hele stad om me heen. Ik was inderdaad niet geïnteresseerd in wat ze te zeggen had en ik wilde het niet horen, alleen had ze daar niet naar gevraagd. Nooit had ik nee mogen antwoorden op de vraag die ze me had gesteld. Ik was wel degelijk geïnteresseerd, waar haalde ze sowieso het lef vandaan!

Daarom laat ik die lui tegenwoordig netjes uitspreken. Maar ik geef ze niks.

Dank u

Bedankt, dat woord moet je niet letterlijk nemen. Met dat woord bedanken we, het is de daad zelf. Neem je het te letterlijk, dan krijg je het Engelse thanked, en in die streken zou niemand dat geïsoleerd gebruiken. Daar kiezen ze voor thanks, een zelfstandig naamwoord, dat is hun woord voor onze danken en bedanken. Of nog liever bedankjes, wat direct weer verandert in little thanks, een lichtelijk vreemde uitdrukking waarvoor ik zo snel geen toepassingsmogelijkheden zie. Daarom vertalen we gewoon bedankt en thanks.

Cliffhanger

God moet vreselijk verslaafd zijn aan de soap, wil Hij nu nog zitten kijken. En in den einde schiep Hij het niks.

Masochist

Maak het woeste monster kwaad en knuffel terug als het je aanvalt, met een liefde die lak heeft aan de dood. Geniet van elk contact.

Gelukkig

Jip

Jip

Foto: Jip de Kort (www.kwark.org)

Dit is Jip. Zo zie ik hem levendig voor me, met een glimlach om zijn lippen die het midden houdt tussen nieuwsgierige verbazing en milde spot. Ik zie hem in veel meer gestalten: jong, ouder, vrolijk, enthousiast, stuiterend, verontwaardigd, verlegen. En tussen al die beelden zitten nu ook de afdrukken van een levenloze Jip, opgebaard en in een kist. Daarom heb ik deze foto gekozen. Op de foto zit Jip zoals ik me hem herinner. Maar toch is hij vervormd, zoals ik hem alleen nog maar vervormd voor u op kan roepen, door mijn ogen. De zijne zijn opgeborgen achter zijn zonnebril. Jip kijkt niet meer terug.

De laatste jaren dacht ik vertrouwd te zijn geworden met de gedachte aan de dood en heel stoer vreesde ik dat die dood me niet meer zo diep zou kunnen raken. Maar natuurlijk had ik nooit kunnen bedenken dat Jip zou sterven, mijn speelkameraad, mijn Grote Vriendschap, mijn vriendje. Zoekt u mij op zijn website, zoekterm ‘sander’, dan krijgt u me talloze malen op het scherm. In elk van die foto’s voel ik me op mijn plaats. De serie is bij lange na niet compleet, en bovendien onafgemaakt. Want Jip is dood. Ik kan bijna niet ophouden met huilen.

Ik ken hem meer dan twintig jaar, vanaf de laatste twee jaar van de middelbare school. Vooral van hem leerde ik om uitgelaten kind te zijn, iets wat ik ergens in mijn jeugd was verleerd. Niet dat ik van hem heb moeten leren spelen, want spelen deed ik altijd, met alles wat voorhanden was, alleen zochten mijn spelletjes het meer in de eindeloze innerlijke herhaling die me zo fascineert. De spelletjes van Jip waren net zo goed naar buiten gericht, hoewel ze met een bepaalde terughoudendheid werden gespeeld, bewust van de omgeving. Maar in geen geval liet hij zich tegenhouden. Blijkbaar was het mogelijk om over je schaamte heen te komen, zonder afschuwelijk overdreven te worden en Jip liet me zien hoe het kon. Het was verrassend simpel. Ik hoefde me er alleen maar niet aan te storen dat mensen af en toe wat vreemd naar me keken. Wat ik deed kon leuk en verrassend zijn voor iedereen. Ik mocht zelfs trots zijn op mijn spel. Dat was een regelrechte bevrijding, waarna bleek dat ik nog net zo’n springerig joch kon zijn als ik op de kleuterschool was geweest, nu alleen met een ernstige kop. En het was heerlijk om me helemaal niets aan te trekken van de vreemde opmerkingen die we naar ons hoofd geslingerd kregen als we zakdoekje leggen speelden op het schoolplein. Bovendien hadden ook wij op school de veiligheid van een groep. En die breidde zich als een inktvlek uit, iedereen die ook maar een beetje aanleg had voor het spel speelde met ons mee. Bij ons was het gezellig en kon je zijn wie je was of wilde zijn. In een hoek van het schoolplein kwamen we iedere vrije minuut bij elkaar en stonden we samen te blauwbekken of te genieten van de zon. Wij deden leuke dingen. We gingen met een grote groep in het gras bij een meertje liggen, allerlei lekkere zoete dingen namen we mee. Later wees Jip me nog wel eens op de foto’s van die middag, als bewijs dat ik ooit een bloes had gedragen, nota bene met een sweater er overheen, het kraagje over de rand. Vrijdagavond in het café was het bij ons net een bijenkorf, en natuurlijk stonden we met z’n allen vooraan bij elk evenement dat ons stadje rijk was. Na een feestje gingen we nog naborrelen bij de opgaande zon, nu aan de oever van een vennetje in het bos. Jip ging zwemmen en ik zong een liedje van Jaap Fischer, waarvan ik halverwege de tekst kwijtraakte. Die ochtend al wilde ik Jip vastpakken en hem warmen onder mijn jas toen hij bibberend van de kou het water uit kwam, wat ik, puntje bij paaltje, uiteraard overliet aan moederende meisjes.

Na ons examen gingen Jip en ik in Utrecht wonen en veranderde de hele zaak. Ineens waren we geen onderdeel meer van een grote groep, maar waren we twee heel verschillende individuen, die helemaal op elkaar waren aangewezen als we bij elkaar kwamen, of als de rest de trein naar huis had genomen en we samen overbleven in de nacht. Daar zaten we dan, ergens aan een afgelegen stuk van de Oude gracht, zonder veel te zeggen. Uit het gras had ik een stevige spriet getrokken, waarmee ik in mijn mond zat te spelen. “Dan heb ik wat te doen”, zei ik tegen hem, terwijl ik me direct realiseerde dat zo’n uitspraak helemaal verkeerd kon worden opgevat, alsof ik me bij hem verveelde, dus liet ik er de verzekering op volgen dat ik me prima vermaakte. Dat was een spannend moment, want als je gedwongen bent om zoiets te zeggen is het meestal al te laat. Dan is het kleine zaadje van wederzijds wantrouwen gezaaid en gaat het langzaamaan bergafwaarts. Maar zo ging het niet bij ons. Jip draaide er niet omheen en vertelde me direct dat hij zich inderdaad had afgevraagd wat ik bedoelde, maar tegelijkertijd liet hij merken dat hij me geloofde. En ik op mijn beurt geloofde hem. Vanaf dat intieme moment voelde ik me volledig bij hem op mijn gemak. En hij bij mij.

Dat vertrouwen was er altijd. We maakten ons zelfs vooraf geen zorgen over het verloop van de avond als we bij elkaar gingen eten, en dat wil wat zeggen. De eerste paar uur waren we misschien een beetje meer gespannen dan normaal, omdat we nog uit uit onze gestreste leef- en werkmodus moesten komen en afstemmen op elkaars zender, maar dat lieten we rustig over ons heen komen. Die zorgen hadden we achtergelaten aan de Oude gracht. We speelden gewoon met wat Jip ons voorschotelde, dan hoefden we niet zoveel te zeggen. En hij had altijd wel iets bij zich. Hij leek een perfect oog te hebben voor wat leuk was en hij sleepte het altijd met zich mee, of hij nu de enige was die er het plezier in zag, zoals in zijn vreemde plastic kinderspeeltjes, of iedereen direct begreep wat hij bedoelde, zoals bijvoorbeeld bij de iPod Touch. Dat apparaat is voor veel mensen een geliefd speeltje, maar de meesten komen niet verder dan af en toe wat muziekjes spelen. Jip benutte het apparaat juist helemaal, alle functies werden uitgebuit, net zoals hij met zijn computer deed, met internet, zijn website, zijn scriptjes, zijn nieuwe fototoestel met GPS, dat hij tot in de uiterste hoeken zou hebben uitgeplozen als hij er de tijd voor had gehad, maar ook met zijn stuiterballen, waarvan hij er altijd een paar had die licht gaven, en daarnaast een waarmee hij gooide. Hij schijnt er van een afstand het lichtknopje mee te kunnen raken. Op zijn kamer vonden we een gigantische bellenblazer, zeker tien bellen tegelijk. Hij speelde met overgave.

Omdat we zo opgingen in ons spel bleven we vaak lekker op zijn kamer, om ondertussen als twee oude theetantes te keuvelen over de dingen die ons opvielen en die anderen te onbelangrijk vonden om ter sprake te brengen of te gênant om over te spreken, om later ongemerkt over te gaan op onderwerpen die ons bezighielden. Op zulke avonden gebeurde er verder helemaal niets, maar buitenshuis konden we in diezelfde ontspannen sfeer zomaar iets meemaken. Wie van u kan zeggen ooit door de machinist uitgenodigd te zijn in de bestuurderscabine van de trein? Mij is het overkomen, samen met Jip en zijn vriendin. In het gezelschap van Jip was zoiets mogelijk, we waren altijd een leuk groepje.

Jip knutselde op een zomerfestival uit stokjes en wat papier een vlieger in elkaar. In zijn gigantische rugzak zat natuurlijk een bolletje wol. En de constructie vloog verdomme nog ook.

Op weg naar huis van een feestje probeerden we de deuren van een grote limousine, die tot onze grote verrassing open bleken te zijn. In het zomerse ochtendgloren hebben we luxe op de ruime achterbanken zitten roken en kletsen.

Op een van onze tochten werden we gesnapt bij het stoken van een vuurtje, wat we natuurlijk ook helemaal niet in het geniep aan het doen waren, maar gewoon in een rondslingerende rioolbuis. Die buis hield het vuurtje trouwens keurig onder controle, dus alles was volkomen veilig en in de hand. Maar toch kwam er een beveiligingsman aanrennen om ons te zeggen dat we moesten blijven staan waar we stonden, de politie was onderweg. Wij wilden helemaal niet weg, we bleven rustig staan toekijken hoe hij met gevoel voor drama het vuur uitmaakte. En daarna kregen we een standje van twee agenten, die alleen onze aanstekers in beslag namen, waaronder Jips originele Zippo met de platte onderkant. Dat vond hij niet leuk.

In zijn kamer kwam hij een steriel mesje tegen en hij stelde voor om bloedbroeders te worden. Dat vond ik een uitstekend idee en hij zette direct een keurig sneetje in mijn pols, waar een klein beetje bloed uit kwam. Ik probeerde hetzelfde te doen bij hem, maar daarbij moest ik klungelig een paar keer opnieuw snijden, omdat ik veel te zachtzinnig te werk ging. En toen er eenmaal wat bloed vloeide hebben we onze polsen stevig tegen elkaar gedrukt, wat bier eroverheen om het allemaal nog wat vloeibaarder te maken en de boel tegelijk te ontsmetten, want het opschrift ‘steriel’ zegt ook niet alles.

Laatst nog, toen iedereen al was verdwenen van het feestje ter ere van mijn veertig lentes, vond ik hem heel comfortabel op de vloer van mijn badkamer, met een handdoekje onder zijn hoofd. Daar was hij gaan liggen nadat hij de spinazie van die avond had uitgekotst, samen met de gin-tonic, overigens niet voordat hij de rommel keurig had opgeruimd, ik heb geen groen blaadje gezien. Zo voelde hij zich prima op zijn gemak. Hij deed wat hij prettig vond, maakt niet uit dat tegels over het algemeen als hard en koud worden beschouwd. Ook dat probeer ik nog steeds van hem te leren. Want hoewel een goede leerling ben ik nog lang niet afgestudeerd. Alleen is de meester zelf er nu niet meer. Voortaan als ik een fuifje heb gehad, en ik ben door de drank niet meer helemaal je dat, moet ik helemaal alleen op huis aan. Want mijn vriendje zal dan niet meegaan. En nooit zal hij me meer van mijn luie bank af plukken met een uitnodiging voor een cultureel event. Wat moet ik alleen op Robodock? Ik heb daar niets te zoeken. Nu hij er niet meer is heb ik ook niemand meer die het spel net zo serieus neemt als ik en waarmee ik dus eindeloos kan spelen. Want serieus is spel en spel is serieus, daarin vonden we elkaar feilloos. Zo blijven we naar de wereld kijken.

Het leven voelt een stuk minder mooi nu Jip er niet meer is. Voortaan zal ik alleen moeten spelen. Die gedachte overvalt me telkens opnieuw en het lukt me niet om iets anders te denken. Af en toe zet ik een serie op waarvan ik de afleveringen al een paar keer heb gezien, of een film die ik van haver tot gort ken. Dan zijn mijn gedachten even ergens anders en hoef ik toch nergens moeilijk over te doen. Even rust, terwijl ik overigens van mezelf net zo veel aan Jip mag denken als nodig is. Ik moet toch verwerken dat hij is gestorven en wat ik sindsdien allemaal heb meegemaakt. Meteen na zijn dood volgde de meest intense week die ik ooit heb beleefd.

Ik hoorde het over de telefoon van mijn vriendin. Heel verstandig vroeg ze eerst waar ik was. Ik was thuis, net van mijn werk. Diezelfde tegenwoordigheid van geest toonde ik zelf niet, toen ik het nieuws even later plompverloren aan een gezamenlijke vriendin vertelde. Het was puur geluk dat ze zich even rustig had teruggetrokken om te telefoneren. Had ze in haar auto gezeten, dan waren de ongelukken niet te overzien geweest. Voor mij was het daarna een geweldig geluk dat de vriendin van Jip me belde en voorstelde dat ik naar haar huis zou komen. De ouders waren er al, zijn zus was onderweg. Vanaf het begin werd ik overal bij betrokken. Was dat niet gebeurd, dan had ik een week lang met mijn hoofd tegen de muur niets moeten doen.

Diezelfde avond hebben we het lichaam gezien. Het was een schok, zoals hij er bij lag, als een pop uit de Efteling, maar toch met hetzelfde lijf als waarmee hij altijd bij ons was. We hebben zijn keurig gekamde haar wat door de war gemaakt, een beetje gelachen en vooral veel gesnotterd.

De volgende dag zijn we samen naar de begrafenisondernemer geweest om beslissingen te nemen. Gelukkig hadden we iemand onder ons die haar verdriet opzij wilde zetten om alles in goede banen te leiden en de zaak te organiseren. Zij had de leiding, over de hele operatie die volgde, van het maken en afdrukken van de kaartjes, tot het uitzoeken van de foto’s die we bij de uitvaart zouden laten zien en de muziek die we draaiden, en over de eindeloze rij details daar tussenin. Ze toonde zich een heldin! Maar eigenlijk waren we allemaal helden, zoals we elkaar steunden, zoals we elkaar konden laten huilen en bijna tegelijkertijd over en weer sarcastische grappen maakten. Het was een week samen, hoewel ik achteraf moest constateren dat het helemaal geen week is geweest, hoogstens vier dagen. Het leek wel een maand, een achtbaan van emoties, die afgesloten werd met een uitvaart en het feest achteraf, waarop we baldadig met honderden stuiterballen gooiden. Dat was heerlijk. Die hele week was op een eigenaardige manier heerlijk, hoewel ik er alle goud van de wereld voor over zou hebben gehad om hem te missen. Die week had niet mooier kunnen zijn.

De klap die me werkelijk versufte kwam pas daarna, toen ik ineens weer moest gaan werken, in een wereld waar Jip niet bestond en nooit had bestaan. Er was daar niets veranderd. Alleen ik. En ik vond het helemaal niet leuk in de wereld zonder Jip. Ik liep er rond als een zombie en beperkte me tot de kleinste klusjes. Verder hield ik mijn muis in beweging, zodat de screensaver mijn scherm niet overnam. Alleen de teksten die ik de vorige avond voor dit verhaal had geschreven kon ik in de computer zetten. Dat waren twee vliegen in een klap: ik deed wat moest gebeuren en ondertussen leek het net alsof ik werkte. Ik werkte niet. Ik dacht aan Jip. Ik denk nog steeds aan Jip. Ik kan niets anders denken dan Jip. Ik heb een webcam gekocht en nu maak ik vreemde eindeloze filmpjes van dingen die gebeuren. Daarmee houd ik mezelf indirect bezig met de jongen die dat jaren geleden al deed.

En zo jank ik nog even verder. Door hem in mijn gedachten te houden knuffel ik hem nog eens stevig. Ik zoek troost bij hem en wil hem laten weten dat ik van hem hou. Ik klem hem zo dicht mogelijk tegen me aan. Dat voelt bijna als een verantwoordelijkheid. Want nu is het aan mij om hem in leven te houden. Ik ben bang hem te verliezen, en van de weeromstuit lukt het me nauwelijks meer om te horen hoe hij klonk en te zien hoe hij kijken kon. Zelfs lijkt het soms alsof ik mijn verdriet kwijt ben, wat me dan weer verwart en bijna in paniek brengt. Zo kan ik even helemaal niet met hem opschieten, zo irriteert hij me bijna. En dat is helemaal geen wonder. We zijn nu al een paar weken non stop samen, terwijl we allebei onze rust maar wat graag nodig hebben. We werken onderhand vreselijk op elkaars zenuwen. Hij zou me al lang naar huis hebben gestuurd, waarna ik een paar maanden niet aan hem zou hebben gedacht, behalve af en toe op zijn website. Zo hoort het ook en zo zal het weer zijn. Ik laat, maar nu loop ik op de zaken vooruit, tot me doordringen wat ik al geloof, dat hij niet heeft geleden toen hij stierf, maar gewoon even is gaan slapen, precies zoals iedereen het zegt. Daarbij geloof ik dat hij zachtjes zijn bijna-dood-ervaring is ingegleden, dat hij ervan heeft genoten om uit zijn lichaam te treden en eerst nog even gewichtloos door de straten te zweven, een belevenis die ik juist hem niet kan misgunnen. Zo is hij van me weggegaan en dus kan ik gewoon verder leven op mezelf, terwijl ik in de praktijk breng wat ik van hem heb geleerd, zo comfortabel mogelijk als ik het wil. Ik heb het blinde vertrouwen dat ik door hem niet ongelukkig kan worden, levend of dood, ik ben blij dat ik hem ken. Hij zal me met rust laten, maar nooit werkelijk van me weggaan. Hij komt gewoon af en toe eens langs, zoals hij dat altijd heeft gedaan. En dan zal ik hem horen en zien en zullen we samen spelen. Even janken. Of lachen. Of we maken een vrolijk huppeltje, hij en ik. Om mezelf te troosten hoef ik alleen maar te denken aan de pechvogels die Jip pas in de toekomst zouden hebben leren kennen. Misschien had juist u hem wel ontmoet. Dan hoort u harder te rouwen dan ik. Of misschien kent u hem al. Wij hebben geluk.

Verloren

Zonder Jut ben ik nooit meer Jul.

Gevangen in hun vrijheid

Je moet elkaars geloof kunnen respecteren, vooral atheïsten schieten daarin vreselijk tekort. Ze zijn net kinderen die een klasgenootje belachelijk maken met zijn geestenzicht, terwijl ze zelf tussen de elfjes, dwergen en heksen leven. “Kom maar naar onze wereld, daar ben je tenminste vrij van de jouwe, want die lijkt ons vreselijk.” Maar ook zij hebben hun wereld zelf geschapen, naar hun eigen beeld.

Alleen maar heus niet eenzaam

Van tekst vorm ik een plaatje in mijn hoofd, waarin ik details aan kan wijzen met mijn vinger. Voor mij is dat vanzelfsprekend, maar ik begin de indruk te krijgen dat het niet bij iedereen zo werkt.

De lezers

Het staat er, het is niet anders. De taal heeft het me geschonken en ik schenk het u. Voor wie het beleeft zal het een schok zijn.

Het gouden kalf

Inderdaad is God voor ons de enige Ware. Alleen zouden we niet voor Hem mogen zwichten.

Fragment

Als je het los ziet van mijn werk, dan kun je het niet meer in verband brengen met mij.

Dat maakt alles anders

Verander je het model, dan blijft in de werkelijkheid alles gelijk, behalve het model.

Non argument

Het behoeft geen betoog dat ik iedereen die me vertelt hoe ik moet denken vierkant in zijn gezicht uitlach. Ik zal zijn suggesties aannemen ter overweging.

Terrorist

Ik zou niet in een tweelingtoren vliegen, of naar het Pentagon. Ik zou een vlucht uitkiezen om een uur of negen in de ochtend, een gewone werkdag. En dan zou ik om snelheid te maken een stevige aanloop nemen naar beneden waar ik een harde buiklanding maak bovenop de rijen wachtende auto’s op de drukste snelweg die ik kan vinden, daar schuif ik overheen, tot het vliegtuig ontploft. Dat moet minstens met een Jumbo.

Hobby

Eigenlijk interesseert het me geen biet of die werkelijke God al dan niet werkelijk bestaat. Hoe dan ook ga ik mijn eigen gang en ik zie wel waar ik strand aan het eind, of ik zie het niet. Maar voor die tijd zal ik me lekker vergapen aan alle mogelijkheden die deze of gene god me openbaart. Hoe kan ik denken, hoe kan ik voelen, wat kan ik doen, daar ben ik vreselijk in geïnteresseerd.

Wedstrijd

God bestaat in de mensen, dat valt niet te ontkennen. En als God bestaat, dan heeft Hij de wereld geschapen.
De eerste die daar om kan lachen zal ik rijkelijk belonen met een complimentje.

Geen spijt

Sorry jongens, dit boek komt niet verder meer af. Jullie zullen het moeten doen met wat er staat. En dat bevat ondertussen toch al best een paar leuke delen, zowat voltooid, waarin ik allerlei streken heb uitgehaald, allemaal voor de lezer. Als laatste karwei heb ik nog wat stukken weggehaald waarvan ik wist dat ze niet in het verhaal thuishoorden, maar waar ik in mijn optimisme nog niet aan was toegekomen. En ik heb iets toegevoegd dat er nog in moest. Het is nu in ieder geval compleet. Maar te vaak is het stroef en op die plekken zou het nog veel meer naar de lezer moeten worden toegeschreven, meer op de huid. Dat zou ik nu graag gaan doen, maar dat lukt me niet meer. Sinds een tijdje heb ik continu pijn, met daar bovenop de doezeligheid van de morfine, waarvan ik al zo min mogelijk gebruik. Zo diep concentreren kost me een bijna onmenselijke kracht, een kracht die ik niet meer op kan brengen. Het is te veel werk, te veel moeite, te hopeloos.

Ik heb mijn best gedaan, maar nu gooi ik het bijltje erbij neer. Sorry.

Dat ondertekende hij, schudde nog een keer resoluut ja boven zijn handtekening. Hij pakte hij het papier, schoof het in de map bij zijn manuscript, dat hij fatsoenlijk had weten uit te printen, en legde het pakketje, met de brief bovenop, midden op zijn bureau. Hij stond zijn werk nog even te bekijken, maar liep al snel naar een kast, waaruit hij een revolver tevoorschijn haalde. Hij ging zitten op zijn bank, bekeek de revolver in zijn hand, gleed even met een wang over het wapen, zette het tegen zijn hoofd en drukte af, allemaal in een vloeiende en beheerste beweging, waarbij hij al ver onderweg de moede ogen sloot.

En een rommel dat me dat gaf.

Vergelijk

Ik sprak laatst een jongen, erg rationeel, maar wel goed in zijn woorden en zorgvuldig redenerend, al leek hij zich daar tegenover anderen wat minder om te bekommeren. Voor mij was hij dus even een uitstekend speelkameraadje. En hij vertelde me iets opmerkelijks. Hij had ooit een vriendin gehad die in geesten geloofde. Of het waar was wat hij me vertelde, dat weet ik niet. Het is mogelijk, maar voor zo’n verhaal was intussen een voorzetje gegeven, dus hij hoefde hem er alleen maar in te koppen. Ik weet het niet.

In ieder geval vertelde hij dat hij haar in een redelijk gesprek had laten inzien dat geesten helemaal niet bestaan. Nu verafschuwt ze die geestenwereld en dat ze er ooit in heeft geloofd. Hij had haar overtuigd. En daar was hij tevreden mee, want rede had gezegevierd. Maar ondertussen realiseert hij zich niet dat het best mogelijk is dat ze die geesten nog steeds ziet, hoe reëel of irreëel ze ook zijn. Als dat het geval is, dan heeft hij haar niet gelukkiger gemaakt. Ze ontkent nu een deel van haar wereld, dat toch echt werkelijk voor haar bestaat omdat het een rol speelt in haar bewustzijn, of je het nu afdoet als hallucinaties of niet. Hij had haar meer plezier gedaan door haar met dezelfde redelijke overtuigingskracht te laten zien dat geesten heus geen kwaad in de zin hebben, en evenmin onvermijdelijk ongelukkig zijn. Waarom zou het met geesten wat dat betreft anders zijn gesteld dan met mensen? Daarmee had hij haar een effectieve manier aan de hand gedaan om in haar wereld te overleven zonder bang te hoeven zijn. En dat is een veel mooier geschenk dan die kat in de zak waarmee hij haar heeft weten te verblijden.
Zelf heb ik het ooit nagelaten zo’n cadeau te geven. Ik wist niet wat te doen, laat staan waarom.

 

9-8-2008

Jaargang 4

Daad

Stok, ik schop jou. Jou kan dat toch niet schelen. En misschien vind je het vervelend, maar evenveel kans dat je het waardeert.

Misplaatst

Ik ben redacteur van een fietstijdschrift. En niet zomaar een fietstijdschrift, het grootste fietsmagazine van Nederland! In die hoedanigheid moet ik wel eens op stap om ergens te gaan fietsen en daarover dan te schrijven om de mensen een goed fietsgevoel te geven, deze keer naar Denemarken. Meestal word ik op mijn reizen vergezeld door andere journalisten en dames van de pr, vergast op mooie hotels en diners, maar deze keer was ik aangewezen op de camping en bovendien was ik alleen. Helemaal niet erg, want ik kan wel zonder comfort en ik vind het lekker om buiten te zijn, zeker als het mooi weer is, zoals deze week, een en al zonneschijn. Maar het is en blijft werk, dus heb ik lange en zware fietstochten gemaakt, met veel heuvels en wind, maar ook met heerlijk heuvelaf en wind in de rug, kleine kerkjes die in hun soort allemaal variaties zijn op hetzelfde vreemde thema, velden om me heen met wuivende korenhalmen en regelmatig de machines die ze oogsten, suffe dorpjes met vakwerkhuisjes, de zee nooit veraf en de kleinste vistent die ik ooit heb betreden, waar ze me een visburger verkochten die met geen mogelijkheid elegant naar binnen te werken was. Ik heb op kliffen gestaan, een nacht doorgebracht in een eenzaam huisje bij een vuurtoren, waar ik buiten douchte met uitzicht op zee. En als klap op de vuurpijl ging ik een avond uit wandelen en lag ik ineens uitgestrekt op de grond, nauwelijks gelovend wat me overkwam, met aan de ene kant naast me klingelende blauwe klokjes in het gras, aan de andere kant de zee, een brug op hoge poten in de verte en de stad op het volgende eiland. Boven me hingen slierten bewolking in de kleurende blauwe lucht, van onder af belicht door de zon die al achter de horizon was verdwenen, waarin ik allerlei figuren zag. Kleine vliegengodjes, wiens land ik had betreden, zoemden door mijn blikveld. En toen ik dan toch opstond, omdat ik daar niet eeuwig kon blijven liggen, wandelde ik tussen kleine heuvels, een konijn schoot haastig voor mijn voeten weg, daarna langs kwelders, de koeien hadden er paden gebaand, waarbij ze zich blijkbaar niet bekommerden om modder aan de hoeven, de dag ervoor had ik er al een onverschillig tot aan haar knieën en ellebogen doorheen zien waden. Dan verder naar de camping, waar het nog steeds rustig is en iedereen mij vriendelijk maar enigszins bevreemd gedag zegt, de man alleen op de camping tussen de dobbelende paren en gezellige families met vakantie, zoals ik ooit, lang geleden, een man alleen op een camping ontmoette, waarmee ik samen at en dronk en die me vertelde dat hij daar moest werken, ver van huis, dat hij zijn vrouw en kinderen elke dag belde en dat hij dan steevast huilde. Zo ben hier ook ik aan het werk. Ik hoor hier niet, zo dringt het tot me door.

Maar dat kan me niet schelen, ze wennen gemakkelijk aan mij, ik ben hen nauwelijks tot last. En volgend jaar komen ze hier vanwege de treffende en enthousiaste aanwijzingen die ik hen heb gegeven. Alleen zal het dan regenen.

Interpreteren

We trekken de schoen aan die ons past.

Gelukkig weerzien

Ik zag hem weer, de melkweg. Ik zat op een Deense camping, hard aan het werk, waarvandaan ik ’s nachts in het bos een wandeling maakte tot ik de grond voor mijn voeten niet meer zag. Het gebeurde pas toen ik daarna mijn tanden al had gepoetst. Ik had er niet meer op gerekend.

Op leven en dood

Jij mag dan slecht zijn en mij bevechten, maar dat wil heus nog niet zeggen dat ik het goede vertegenwoordig.

Ontdekking

Hij ontdekte dat het zou kunnen, en bovendien dat het kan.
Verder is het aan de wetenschap.

Precies

In mijn hoogmoed denk ik wel eens dat ik misschien niet word begrepen doordat ik de dingen zo precies uitdruk, terwijl de meeste mensen bij hun interpreteren de ruimte nemen. En daardoor zien zij dingen in mijn tekst die de tekst zelf als uitgesloten beschouwt, beschouwt mijn tekst als uitgesloten dingen die zij als vanzelfsprekend aannemen. En dat geeft frictie.

Maar het ligt aan hen, omdat je het niet aan de nauwkeurigheid van een tekst kunt wijten dat je hem niet begrijpt. Als je je best doet, dan kun je het doorgronden, als je even de moeite doet om de puzzel op te lossen. Dan zie je de schoonheid.

Vorm en vent

De vent drukt zich uit in de vorm. De vorm is een afdruk van de vent, dus zonder vent geen vorm. Maar voor de ogen van de lezer wordt de vent gecreëerd door de vorm.

Wie ben jij?

Redactie

Ik ga uit van wat de tekst wil zeggen. En als die door mijn verfijningen ineens iets anders blijkt te betekenen dan de bedoeling is, dan moet het anders en zal ik u direct verwittigen.

Knus

Neem haar maar zoals ze is, en mij zoals ik tegen haar ben, want zij is altijd zij en ik.

Alles bepaald

Er is ook schittering binnen de marges.

Verwarrend

Ik raakte helemaal de weg kwijt, terwijl ik toch precies wist waar ik was, waar ik vandaan kwam en hoe het zat.

Leidend principe

Mijn taal gaat hand in hand met de beelden die ze bij me oproept.

Bescherming

Vergeet de rest gerust. Nu heb je met mij te maken.

Mooie combinatie

Ik kan alleen maar me mee laten drijven, of zelf de stroom bepalen, waar die ook heen mag gaan. Het ene is met mezelf alleen en bij het andere komen er altijd al snel zandkorrels in het fijnbesnaard gestel, waardoor ik wankel en om de haverklap op mijn bek kukel.

Excuus

Ik kan toch niet ineens onzorgvuldig gaan schrijven, alleen omdat ik jou aan het sms-en ben!

De kansen zijn klein

Dat het bestaat is het enige keiharde bewijs dat het kan bestaan. Voor andere hypothesen is er zelfs geen indirect bewijs voor handen.

Niet geaccepteerd

Natuurlijk is het niet zomaar een geintje, want bepaalde mensen wekken bepaalde grappen op, hoe je het ook wendt en keert.

In taal doet hij het

Jaren geleden kreeg ik van mijn moeder Geerten Meijsings De grachtengordel cadeau, het enige boek van hem dat ik ineens niet meer blijk te bezitten. Daarbij reken ik overigens bewust buiten de dubbelroman die hij samen met zijn zus geschreven heeft, want Doeschka heeft op mij nooit enige aantrekkingskracht uitgeoefend. De grachtengordel gaat over de schrijversscene in Amsterdam, dat weet ik nog, maar verder kan ik mij er weinig tot niets van herinneren, al weet ik mij tegenwoordig wel levendig in te beelden dat Amsterdam slecht samengaat met Meijsings hoofdpersoon, Erik Provenier. Die kan zich onmogelijk thuis hebben gevoeld tussen mensen die de compromissen zoeken waarmee ze in het gevlei kunnen komen van de massa. Provenier heeft niets te maken of te breken bij De wereld draait door, om maar eens een actueel anachronisme te gebruiken.

Na De grachtengordel kwam voor mij Veranderlijk en wisselvallig, een boek dat me verraste en waarvan ik mij nog wel degelijk iets herinner, hoe het glas van een autoruit ineens brak, zonder dat het aan diggelen ging, waardoor de bestuurder het zicht op de Italiaanse brug waarop hij reed volkomen verloor. En ik weet dat het over vrouwen ging, tenminste, over de veelslachtige houding die Provenier heeft ten opzichte van die onbegrijpelijke wezens. En daarmee heb ik de twee grootste thema’s in het werk van Geerten Meijsing te pakken, vrouwen en literatuur, als je de Citroën DS tenminste buiten beschouwing laat, wat ik toch maar doe, aangezien ik, hoewel ik de snoek prachtig vind, hoegenaamd niets van auto’s weet.

Met deze twee boeken achter mijn kiezen was ik voor mijn leven gefascineerd door Geerten Meijsing. Ik ben op zoek gegaan naar zijn vroege werk. Erwinkwam ik gelukkig al snel tegen in een antiquariaat, een boek dat ik dapper en in opperste verveling heb uitgelezen, een verveling die ik iedere keer weer opzocht en waar ik niet van los kon komen. De andere twee delen van zijn trilogie waren minder makkelijk te krijgen. Vooral naar Cecilia heb ik lang moeten zoeken, maar ondertussen vertoonde Provenier zich andermaal aan mij als minnaar, in Altijd de vrouw en later in Een meisjesleven, dat ik gelukkig heb bemachtigd in een eerste druk, waarin Eefje Wijnberg nog wordt aangeprezen als ‘dé ontdekking van tien jaar vrouwenliteratuur’. De eerste zin zegt het eigenlijk al: “Ik ben geen schrijfster.” Het zou me niet verbazen als Provenier me van tevoren al verklapt had dat hij dat boek onder haar naam geschreven heeft, in Altijd de vrouw, inclusief verwikkelingen die uit de impersonificatie waren voortgekomen. Want de vorige boeken over Provenier worden er altijd weer bijgehaald, als had hij ze zelf geschreven. Zo zou je bijna geneigd zijn te denken dat Erik Provenier gelijk staat aan Geerten Meijsing, maar daar blijf ik voorzichtig mee. Ongetwijfeld mythologiseert Meijsing zijn eigen belevenissen en put hij er schaamteloos uit voor zijn boeken. En ik geloof direct dat hij inderdaad de bommelding heeft verzorgd die in 1996 de uitreiking van de AKO literatuurprijs verstoorde, wat hij Provenier laat doen in Tussen mes en keel, waarin die zijn gang door de gestichten beschrijft en zijn zelfmoordpoging, zonder twijfel ook op waarheden gebaseerd. Want waarom zou je het materiaal niet gebruiken als het er is. Je hoeft toch niet bang te zijn dat je het over jezelf hebt, omdat je het hebt over je hoofdpersoon. En die kun je op elk gewenst tijdstip van jezelf losmaken, als je er klaar mee bent en ergens anders heen wilt, wat in het leven een stuk minder makkelijk gaat dan in de literatuur. Met de werkelijkheid ben je zelf onlosmakelijk verbonden, waardoor die chaotisch en verwarrend wordt. Alles gebeurt door elkaar en het stikt er van de losse eindjes, eindjes die binnen een verhaal keurig kunnen worden verzwegen of stevig en onopvallend aan elkaar geknoopt, alsof het zo hoort. Trouwens heb ik me voordat ik Tussen mes en keel las eerst nog verdiept in een eigenaardig vervolg op de Erwin-trilogie, De ongeschreven leer, een werk waar de schrijver inderdaad zijn verstand aan moet hebben verloren. Het is een cijferroman in 499 bladzijden, 144.000 woorden en 499 voetnoten. Dat alleen al geeft aan met welke overweldigende ambities het boek geschreven is. Meijsing schrijft ongegeneerd grootse literatuur, en daarbij heeft hij natuurlijk lak aan de lezer, die, zoals hij maar al te goed weet, een broertje dood heeft aan al dat moeilijke gedoe. De lezer zal het boek dan ook links op de salontafel hebben laten liggen, maar mij heeft hij met De ongeschreven leer geweldig voor zich ingenomen, want ik houd van dat soort fratsen, alleen al omdat ze uitstralen hoezeer zo’n roman een totaalkunstwerk is, waarvan elk aspect is uitgebalanceerd, een doordachte eenheid. Waarbij ik wel moet aantekenen dat het boek er niet in is geslaagd om op me over te brengen wat het me vertellen moest, waaruit u op uw beurt kunt opmaken dat het boek ook voor mij is mislukt. Maar ik houd van Geerten Meijsing, alleen al omdat hij deze greep naar het ultieme heeft gewaagd en dat hij de tour de force heeft volbracht. Bovendien heb ik me ondanks mijn onbegrip prima vermaakt bij het lezen van het boek. En voor mij is dat toch nog altijd het enige criterium waarmee ik een werk beoordeel. Dat klinkt misschien oppervlakkig, maar u moet weten dat er zeer verschillende manieren zijn waarop men mij vermaken kan. Zo vermaakte ik mij bij Erwin in mijn verveling, omdat het boek nu eenmaal over de verveling gaat, waardoor werkelijkheid en fictie ineens angstaanjagend tegen elkaar aanschurkten. Maar een absolute voorwaarde voor mijn vermaak is dat een boek vermakelijk geschreven is, dat het me niet van het spoor duwt met ongemakkelijke fouten en foutjes. En wat dat betreft ben ik bij Geerten Meijsing nooit aan het verkeerde adres geweest, al kwam ik in zijn laatste boek wel een paar keer de woordgroep ‘dat komt omdat’ tegen, een constructie die in negentig procent van de gevallen niet ‘omdat’, maar ‘doordat’ vereist. Dan moet je maar een alternatief verzinnen, ik ben nu eenmaal de kniesoor die daar over struikelt. Maar verder beschuldig ik hem alleen van een niet minder dan superieure stijl, waarmee hij me ook van De ongeschreven leer heeft laten genieten, of ik er nu iets van leerde of niet. En mijn leven is nog niet ten einde, terwijl juist dat boek met nadruk is genomineerd voor herlezing. Nieuwe ronden, nieuwe en betere kansen, nu ik ouder ben en vruchtbaarder aarde. En ondertussen gaat het leven van Provenier almaar verder, met mij iedere keer weer voor een euro of vijfentwintig op de eerste rij. Ik heb zijn belevenissen met die borderliner gevolgd, waarmee hij zichzelf meer dan uitputte, en met zijn dochter, die ik nog kende uit de tijd dat ze naakt rondliep in de tuin van zijn bouwval nabij Lucca. Provenier is een kennis van me geworden. Ik weet wat hem bezielt en bezig houdt. Ik weet wat hem kan inspireren, waardoor hij van slag raakt. Ik ken hem beter dan menig vriend van vlees en bloed, omdat hij zich altijd helemaal en open aan mij heeft getoond. Provenier is een vriend, die net als ik is verslingerd aan literatuur en filosofie en die me altijd weer kan verrassen met zijn uitgebreide kennis, met zijn passie en met zijn onbezonnenheid. Hij is een vriend waarin ik oprecht ben geïnteresseerd en waar ik dus altijd de tijd voor neem. Geen wonder dus dat ik ook weer het laatste boek van Geerten Meijsing aanschafte, Siciliaanse vespers.

Ik wist niet wat me overkwam. Het leek wel humoristisch wat ik daar las. Ik moest er om lachen, het was vrolijk en gevat. Het was jongens onder elkaar, bepaald even wennen. Is hij gezond geworden op zijn oude dag, vroeg ik me vertwijfeld af, bevroedend dat ik Geertens vrolijkheid geen heel boek uit kon houden. Gelukkig veranderde de toon toen er een vrouw ten tonele verscheen en nam de mengeling van euforie en zwartgalligheid de teugels weer in handen bij het spel van wederzijdse opgeilerei dat daarop volgde. Zo herkende ik weer mijn Provenier en hielden de gebeurtenissen me op het puntje van mijn stoel, meer dan ooit, in de stellige overtuiging van de kwade afloop. De tekenen hadden zich getoond, al wenste Erik Jan die niet als zodanig te interpreteren. Sterker nog, hij zag ze volledig over het hoofd.
Natuurlijk liep het slecht af. Maar het waren niet zozeer de gebeurtenissen die me schokten, die had ik aan zien komen. Het was voornamelijk de doffe taal waarin ze werden beschreven, die deed het met me, de absolute tegenpool van de springerige zinnen in het begin. Het leven was er uit verdwenen en juist daarvan ging mijn hart zowat stilstaan in emotie.

Fobie

Ik heb niet zo’n heel erge hoogtevrees, over het algemeen kan ik die wel bedwingen. Toch waren er situaties waarin ik bevroor en ik me alleen zo stevig en zo stabiel mogelijk vast kon grijpen, geen gekke dingen. Meestal al snel daarna kreeg ik de moed weer bij elkaar, maar die momenten maken me wel een beetje bang.

Vrije wil

Mannen. Vanaf nu bent u mijn leerlingen en noemt u mij Meester. U gehoorzaamt mij blindelings en ik zal u leren te moorden bij heldere hemel. Ik zal u vele manieren aanreiken om een mens te elimineren, een sterk mens, een onbedachtzaam mens, een mens die wordt beveiligd, iemand met een zwaard in de hand en de kunde om het te gebruiken. Ik zal u eveneens bijbrengen hoe u onzichtbaar kunt wezen. Onzichtbaar bent u als u niet wordt opgemerkt. U zult één worden met uw omgeving, of die nu bestaat uit donkere bomen of een drukke winkelstraat. U zult op het juiste moment toeslaan, als er de meeste kans bestaat op succes en liefst met een mogelijkheid om direct weer te verdwijnen.

In het beste geval heeft niemand u gezien, zelfs uw slachtoffer niet. Maar helaas is dat niet altijd mogelijk. Sommige opdrachten zullen gevaarlijk zijn en het zal voorkomen dat u zich een weg naar buiten moet banen. Gelukkig liggen uw kansen in het gevecht goed, want tegen de tijd dat u er op uit wordt gestuurd zult u er de vaardigheid en het inzicht voor hebben, dat is mijn belofte aan u. Alles zult u van mij leren, doden en wegkomen. Vaak zult u dus als overwinnaar uit de strijd terugkeren naar onze basis. Iedereen zal u verwelkomen en op de schouders slaan, momenten van triomf. Maar onvermijdelijk zal ook dat ene moment naderbij komen dat het tegen zit en dat u in een hoek wordt gedreven, en dat brengt me bij de eed die u gezworen heeft. Alleen de dood kan ons afleiden van ons doel, te doden. Dat is wat u mij verschuldigd bent. Laat het dus tot u doordringen dat uw leven zinloos is als u niet meer doden kunt. Hebt u nog een angel over, gebruik die dan, maar richt de laatste op uzelf. En doe dat met de berekening en effectiviteit die u van mij zult hebben geleerd.

U hebt beloofd om tot het einde te gaan. En aan die belofte zal ik u genadeloos houden, niet op het moment van de nederlaag zelf, maar als voorschot daarop. Krijg ik eenmaal de overtuiging dat u niet van het postuur bent dat nodig is voor de laatste daad, dan zal ik geen moment aarzelen. U bent gestorven zonder dat u het hebt gemerkt. En ik verzeker u bij deze dat ik zal weten wie van u de moed heeft en wie niet. Ik ga u trainen, elke dag weer. U trainen is vanaf morgen mijn enige doel in zichzelf. Dat wordt voor ons allemaal een intensief proces, waarvan de uitersten mij zullen laten zien wat u bent, een lijk of een van mijn mannen.

Neemt u nu allen plaats op uw mat. We zullen de nacht hier in stilte doorbrengen. Op elk moment mag u opstaan en mij vragen u van uw eed te ontslaan. Ik zal u weer vrij man maken en voor u buigen om uw zelfkennis. Daarna kunt u gaan rusten en morgen mag u vertrekken.
Voor wie hier in de ochtend nog zit is er geen weg meer terug.

15-6-2008

Waarschuwing

Jij met je medelijden wilt nu eens niet zo’n afwijzing van het leven vertegenwoordigen. Je wilt iemand zijn die even stilstaat, een arm uitsteekt en aan de ander laat zien dat die echt bestaat. Maar vervolgens geef je de echte knauw, doordat je je niet vooroverboog uit werkelijke interesse en betrokkenheid. Je had alleen maar medelijden, zelfs met je grootste ijver kun je dat niet verbloemen.

Van die rare momenten

Soms bekijk ik mezelf ineens helemaal bevreemd, hoewel ik het, als ik me dan weer instel op mezelf, toch blijk te zijn geweest. Ik leek wel een ander.

Gewapende vrede

Aan de ene kant van het spectrum staat het opnemen van de pen om ermee beginnen te schrijven, en ermee door te gaan, almaar door en door en zie maar waar je uitkomt zonder dat er ooit nog iets aan te veranderen is.

Aan de andere kant staat het zorgvuldig componeren van een verhaal, waarin alles naar alles verwijst en waarin alles door alles naar alles terugverwijst, tot in de puntjes van de vleugels.

Aan beide zijden gaat de andere kant geheel verloren, maar hoe meer compromissen er worden gesloten, hoe slapper het wordt. Alleen de genialen kunnen vanuit hun kant het ander benaderen.

Het zij zo

Wie zich bij alles wat hij doet afvraagt hoe hij overkomt op anderen, om dan een voor de wereld meest voorkomende houding aan te nemen, die is al te zelfbewust en egocentrisch. Dat gezegd hebbende moet de toeschouwer zich wel bedenken dat deze persoon zich degelijk in anderen verdiept en dat hij die anderen dus beter zal leren begrijpen dan mensen die alleen maar exterieur zijn gericht. De ander wordt hier niet alleen bestudeerd, maar ook gerelateerd aan de zelf, waardoor kennis kan worden gecombineerd tot een omvangrijker oordeel.
Toch zal hij, hoe goed hij zich ook voorbereidt en vermaant, altijd ervanuit gaan dat mensen naar hem kijken en zijn gedrag dus maken tot een show. Terwijl andere mensen over het algemeen meer met andere dingen bezig zijn. Met zichzelf bijvoorbeeld.

Hardnekkig sprookje

Democratie is niet het beste, democratie is nu gewoon het beste verhaal, dat daardoor voor de meeste mensen het langst is vol te houden. En de meeste stemmen gelden, dat spreidt zichzelf uit als een olievlek.

Consequenties

Hoe dwingend de maatschappij ook is, het individu heeft de vrijheid om er op zijn eigen manier in te staan. Alleen in geval van pure pech is zijn positie levensgevaarlijk.

Verboden vrucht

Als we weten waardoor het komt, kunnen we andere mensen ineens overtuigen van ons leed en gaan we lekker zielig doen.

Willoos

Als ik wel langs jullie was gelopen, dan had ik me iets van jullie aangetrokken. Bijna wilde ik de omweg er nog voor maken en wat ik wil dat doe ik ook.

Alleen maar ballast

Je wilt het zo graag. Maar als je er toch niets mee gaat doen, dan kun je het beter overboord zetten, drukt die wil alleen maar op je schouders en geeft je er niets voor terug.

Verbaasd

Mijn moeder een hoer? Wat weet jij daar nou van.

Dat slaan we eruit

Ik spring toch altijd weer vrolijk kwispelend op tegen de benen van het leven.

Mijn gelukkig ongeluk

Ik ben een betweter, vooral tegenover mezelf.

Herkend

De gelijkenis met werkelijke personen berust zeker niet op toeval. Die gelijkenis bestaat echt, maar reikt hoogstens zover als het verhaal toestaat.

Bang in het donker

Als ik het niet meer hoor, dan heb ik het wel gehoord. En dat blijft toch veelzeggend.

Gevonden

Je moet eerst weten wat je zoekt voor je het kunt vinden. Anders kun je het alleen door goed zoeken tegenkomen.

Lastig

Leg je er nu maar bij neer, mensen willen niet naar je luisteren. Je doet te moeilijk en dan willen ze zelf spreken om het je gemakkelijk te maken. Maar hun makkelijke weg is voor voor jou onbegaanbaar, net zoals jouw keurige pad voor hen een moeras is waar ze in verzuipen.

Zomaar iemand

Soms kom je mensen tegen die hun gedachten direct om kunnen zetten in taal, de taal houdt ze bij, zweept ze op en klampt weer aan.
Die mensen zijn lekker om naar te luisteren.

Schoonheid

Ik laat mijn blik door je strelen.

De antichrist

Hij veranderde wijn in water.

Niet eens een alternatief

Voor het maken en onderhouden van deze site heb ik geen gecompliceerd programma nodig, dat zult u begrijpen. Sinds jaar en dag gebruik ik Nvu, een gewone weet-wat-je-krijgt html-editor, maar voor ik daar bij bleef hangen heb ik er verschillende geprobeerd. Die van OpenOffice bijvoorbeeld, die me wat te veel overbodige html-code genereerde. Mozilla Composer was me te chaotisch en Amaya, de editor van W3C, was zelfs voor mij te beperkt. Nvu werkte precies goed, dus dat ben ik blijven gebruiken. Alleen jammer dat het van Linspire kwam, want eigenlijk, tussen ons gezegd en gezwegen, heb ik het niet zo op dat bedrijf.

De laatste paar jaar heb ik dus met Nvu gewerkt, maar recentelijk begon ik me een beetje zorgen te maken. Sinds 7.04 was het uit de repositories van Ubuntu verdwenen, al kon ik het na een nieuwe installatie steeds wel weer ergens vandaan halen en probleemloos installeren. Erger was dat het programma al heel lang op hetzelfde versienummer stond. Blijkbaar werd er door Linspire niet meer aan doorontwikkeld. En als er aan een programma niet meer wordt ontwikkeld, dan gaat het niet mee met de ontwikkelingen en veroudert het. Bovendien moet elk programma af en toe worden ontdaan van wat bugs, dat is een onontkoombare wetmatigheid.

En toen kwam de laatste upgrade van Ubuntu 7.10 naar 8.04. Was Nvu bij de vorige upgrades nog netjes blijven staan, nu was het weg. Waarna ik me er eindelijk bij neerlegde dat ik op zoek moest naar een ander programma. Dus nam ik afscheid en begon met het bekijken van de alternatieven. Misschien had Mozilla Composer in de tussentijd wat sprongen vooruit gemaakt, het stond zelfs al geïnstalleerd op mijn systeem. Hoe zou het met OpenOffice gaan? Maar tijdens die inspectieronde werd ik, zomaar uit het niets, verrast door een onbekende naam met een onbekend logo, KompoZer, een programma dat er wel héél bekend uitzag.

Eén blik op de website leerde me dat KompoZer een bugfix-versie is van Nvu. Blijkbaar zijn er nog meer mensen die het jammer vinden dat Nvu ophoudt te bestaan, en een paar van hen hebben, buiten Linspire om, de koppen bij elkaar en de handen uit de mouwen gestoken. Het programma leeft dus nog, er is zelfs weer een heuse roadmap voor de toekomst! Dus hoef ik helemaal geen kostbare tijd te steken in uitzoekwerk, hoef ik me niet te ergeren aan pagina’s die er plotseling anders uitzien, hoef ik niet steeds te wennen aan weer een ander programma. Ik kan me gewoon richten op het schrijven, zonder me over ander dingen druk te maken. En daarom ben ik maar wat blij dat Nvu open source software was, anders had niemand de handschoen op kunnen pakken die daar zo opzichtig lag rond te slingeren.

En in één klap ben ik ook verlost van Linspire, wat ik, onder ons gezegd en gezwegen, helemaal niet erg vind.

Gelukje

Wat ik geschreven heb komt vaak heel erg van pas als ik praat.

Zware kost

Onlangs vroeg iemand zich in mijn bijzijn luidop af waarom het Engelse commando Attention zo knullig was vertaald naar het Nederlandse Geef acht. Het was een opmerking waar ik niet werkelijk op heb gereageerd, maar ik meen me toch wel degelijk te herinneren dat prins Maurits in zijn tijd een van de eerste bevelhebbers was die zijn troepen liet exerceren, naar goed Romeins gebruik. En ook dat hij er commando’s voor heeft bedacht die hij heeft beschreven in een boek, dat in brede militaire kringen hoog in aanzien stond. Dat is zelfs een klassieker. En nu ik er zo over nadenk meen ik bovendien te mogen zeggen dat Geef acht een betere kreet is dan Attention, iets wat ik ook best wil onderzoeken voor Op de plaats rust en At ease.

Geef acht en Attention zijn de commando’s waarna de soldaten in de houding moeten springen. Allebei hebben ze een lange en een korte toon. De lange komt eerst en dient ertoe om de volle aandacht van de compagnie op te eisen. Die eerste toon is altijd van dezelfde lengte, zodat iedereen precies weet wanneer de tweede komt. Op die tel moeten ze springen en het oog van de natie wil dat dat keurig synchroon gebeurt, dat ziet er geruststellend en angstaanjagend gedisciplineerd uit.

Er zijn dus twee tonen, die allebei iets anders betekenen. In het Nederlands zijn dat ook werkelijk alle twee woorden. Geef zegt dat de mannen iets moeten geven, acht wat en wanneer. In het Engels zien we die structuur helemaal niet terug. Daar hebben we te maken met maar één woord, waarvan een lettergreep kunstmatig is verlengd, lang niet zo krachtig.

Met Op de plaats rust en At ease ligt het allemaal net iets anders. Op dat bevel mogen de soldaten uit hun stramme houding en kunnen ze wat gemakkelijker gaan staan. Het Nederlands is hier wat norsiger in. De mannen wordt eerst duidelijk gemaakt dat ze op hun plaats moeten blijven en pas dan mogen ze rusten. At ease stelt ze direct op hun gemak, wat in dit geval misschien iets prettiger is. Maar bij het ontstaan van het Nederlandse bevel waren die mannen misschien wat al te ongedisciplineerd. Maurits zal dit toch niet zomaar hebben bedacht. Het gebrek aan discipline moet daadwerkelijk een probleem zijn geweest, dat om een oplossing schreeuwde en een goede bevelhebber moet daar dan voor zorgen. En bij werkelijk ongedisciplineerde manschappen moet je te allen tijde voorkomen dat ze naar de hele hand grijpen als je ze een vinger biedt. Daarmee wordt dat Op de plaats rust alweer een stuk duidelijker. Ook in dit geval heeft het bevel dus aan betekenis ingeboet bij de vertaling naar het Engels. Laat die jongen zijn woorden maar opvreten.

5-5-2008

Lofzang

Het was een blijde dag

Dat ik voor het eerst de hemel zag

Afstandelijk

De schrijver is ook maar gewoon een lezer die verleid moet worden, minstens hij.

Tegenstelling

In het dagelijks leven sta ik er eigenlijk nooit zo bij stil om de dingen te benoemen. En daarom heb ik meestal niet zo verschrikkelijk veel meer te zeggen dan de gemeenplaatsen die ik van binnen en van buiten ken.

Dat doen we even

Het maakt me niet uit hoe lang ik er over schrijf. Als ik maar schrijf.

Vermomd als

Schrijven is verwoed alle problemen omzeilen, ondergraven, oplossen, overwinnen die je tegenkomt en desondanks steeds proberen te zeggen wat je van plan bent, hoeveel extra problemen dat ook oplevert.

Onverschillig

Ik gebruik gewoon die grote woorden, het kan me niet schelen hoe groot.

Vereisen

Er is iets nodig voor je bestaan, maar je laat het na om je bestaansrecht af te dwingen.

Altijd dat gezeur!

Je mag gerust praten tegen poezen. Zij spreken jou ook aan in hun eigen taal. Alleen vereist een gesprek dat we luisteren naar de antwoorden die ze geven.

Respect voor de politie

Meestal zijn ze toch wel intimiderend massief.

Welkom

Buren zouden eigenlijk gastheer moeten zijn van hun straat. Maar ze bellen de politie.

Een vraag van het leven

Als er een vinkje wordt gezet of weggehaald, wat gebeurt er dan op code-niveau? Krijgt een object opeens hekjes voor zijn neus?

Kleien

Je doet hier wat bij, haalt daar wat weg en verandert het allemaal. Eerst grof, daarna fijn.

Techniek

Uiteindelijk gaat alles altijd precies zoals ik het wil, totdat ik de botte neus stoot tegen grenzen aan mijn kennis.

Herrieschoppers

Dit is een woonwijk. Leven doe je maar ergens anders! Ook daarvoor is er plaats in het bestemmingsplan.

Yin en Yang

Ik probeer het altijd van de zonnige kant te bekijken, met als broodnodige keerzijde mijn diepe zwartgalligheid.

Een duidelijk pad

Een pad dat spreekt tot de verbeelding door zijn padheid en even zo vrolijk kwettert in de details.

Verloren

Ik ben een danser, maar deze vechtende en klauwende dans begrijp ik niet.

Alweer die drie-eenheid

Hij is, Hij bestaat, hij doet het

Zelfmoord met de pen

Vijftien lijvige boekdelen aan afscheidsbrieven.

Zonder reden

Toen het pad omlaag ging verviel ik in een drafje. En met de marathon van vorige week in de benen voelde dat zo vertrouwd dat ik ongemerkt heuvelop en verder rende.

Onvermijdelijke tegenstrijdigheid

Ontsnappen is me niet mogelijk aan mijn verschrikkelijk ongevaarlijke omgeving.

18-4-2008

Klein wonder

Hij had vlektyfus en de builenpest. Maar hij is aan een hartaanval overleden.

Onvermijdelijk

Deze dag had toch moeten komen. Of dat nu vandaag was geweest, of een andere keer.

Veelvuldig drie

Iedere god heeft zijn eigen heilige geest en in mijn wereld gematerialiseerde zoon.

Met de jaren

Het was weer even ouderwets rock en rollen bij het concert van Claw Boys Claw. De energie spatte onbezorgd van het podium en het publiek greep de gelegenheid dankbaar aan om het dak er af te gooien. Als afsluiter moest de band een rustig slaapliedje zingen, anders waren ze niet weggekomen zonder dat de tent was afgebroken.

Peter te Bos was dikker geworden en de bas werd niet meer bespeeld door een vrouw, maar verder was er weinig veranderd. Waarschijnlijk waren het zelfs dezelfde mensen als vroeger die er naar waren komen kijken. Vanaf het balkon telden we de kale hoofden, waarbij we vrolijk dachten aan de fietsstoeltjes die we hadden gezien in de fietsenmassa buiten. En na het concert konden we niet alleen dames- en heren-t-shirts kopen, maar ook kindermaatjes. In uitstekende kwaliteit, want zelfs daarin was de band met ons meegegroeid. We kunnen het betalen nu.
Hoe volkomen anders ging het er aan toe bij het vorige concert dat ik bijwoonde, het eerste optreden van Momus in Nederland. De afgelopen jaren had een vriend me veel over hem verteld, maar nooit was ik er achter gekomen wat ik precies aan hem had. Tot die vriend hem naar Nederland haalde, naar een klein theater in Utrecht, waar we met een man of veertig naar hem luisterden.

Een donkere zaal, een leeg podium in het midden. Daar kwam hij op door het gordijn, een slonzige verschijning met een lapje voor zijn oog en een gele deken over zijn hoofd getrokken. Hij zong een langzaam en lijzig lied, op muziek die niet werd gemaakt maar gewoon speelde. Na zijn lied zonk hij door zijn knieën, deed hij handen om zijn hoofd en bleef zo een tijdlang zitten. “Nee toch”, dacht ik, “het is toch niet iemand die zichzelf serieus neemt en dat wij daar dan een uur of langer naar moeten luisteren. Het zal toch niet!”, waarmee ik mooi illustreerde dat je niet op eerste indrukken af moet gaan.

Momus vulde de tijd en de zaal met zijn stem en zijn mimiek, waarmee hij elk woord van elk lied begeleidde en waarvoor hij alle ruimte benutte die hem in de halflege zaal gegeven was, een combinatie die het handjevol mensen dat op het concert was afgekomen met gemak betoverde. En achteraf geen t-shirts in kindermaten, maar een stel jonge Duitsers dat helemaal naar Nederland was gekomen om hem te ontmoeten en om hem zijn eerste LP, echt vinyl, te laten signeren. Geen gedrang ook bij de garderobe, wat wel zo handig was.

Relatie

Ik weet niet wat ik heb, maar wel dat.

Sukkelaar

Toen ik er langs liep zag ik het. Op het beton naast een brug stond groot geschreven:

Pauper die…

GIELIE

28 feb ’89

sukkeltje

Het was met bravoure aangebracht. Het woord ‘gielie’ was veel groter dan de rest. Het besloeg de hele breedte van ‘Pauper die…’. De tekenaar had er ook meer aandacht aan besteed. Er waren zelfs zwarte lijnen om het wit van de letters getrokken, waardoor er een tweekleurendruk was ontstaan. Onder het woord stond een mooie gekrulde streep, met nog twee kleine verticale streepjes er doorheen. Heel frivool. De tekst was zonder twijfel met voorbedachte rade geschreven. Zelfs het onderschrift, ’28 feb ’89’, was er zorgvuldig onder gezet, zonder fouten en keurig in proportie. Alleen ‘sukkeltje’ was uit de losse pols neergespoten. Bovendien was bij dat woord minder verf gebruikt voor de lijnen, waardoor ze een fractie minder duidelijk waren. Het kon zelfs zijn dat ‘sukkeltje’ door een tweede persoon was gezet, die dan wel een collega spuiter moest zijn geweest, want ook het commentaar was met vaste spuitbus aangebracht. Maar een collega zou zoiets denigrerends waarschijnlijk niet schrijven, dus wellicht was het toch een handtekening, hoewel er veel onverschillig zelfvertrouwen nodig is om jezelf sukkeltje te noemen, of vrolijke zelfkennis, al even dun gezaaid.

In ieder geval had de schrijver zijn tijd genomen voor het tekenen van deze groep letters en dus moest het iets betekenen, daarvan was ik overtuigd. Zoiets doe je niet voor niets. Maar hoe ik ook zocht, hoe ik ook keek, hoe ik ook puzzelde, ik kreeg geen flauw idee wat die betekenis zou moeten zijn. Gielie kon een vreemde naam zijn, maar daar had ik geen andere aanwijzing voor dan de mogelijkheid. Pauper kon iets te maken hebben met het woord ‘verpauperen’. Maar zelfs met die twee aannames in de hand kon ik er geen eenduidige betekenis op plakken. Het zou daarmee iets willen zeggen als ‘Zuig leeg die Gielie’, maar de drie puntjes achter ‘die’ stonden dat in de weg. En waarom zou je achter zo’n tekst ’28 feb ’89’ zetten, alsof het een jubileum is, of een soort herdenking, terwijl het leegzuigen van Gielie nog moet gebeuren. Eigenlijk moest ik zelfs toegeven dat ik niet eens zeker wist of er tussen ‘pauper’ en ‘die’ daadwerkelijk een spatie stond. Het was best mogelijk dat ik die spatie er zelf tussen had bedacht, waardoor er in de spreuk een woord stond dat ik kende, die, en het ineens Nederlands werd dat ik niet begreep. Stond er ‘pauperdie… gielie’, dan had ik geen enkel houvast meer, behalve het duidelijk Nederlandse ‘sukkeltje’, dat er misschien helemaal niet bij hoorde. Wie weet zat ik voor niets met een hoofd vol vraagtekens en stond er iets in een vreemde taal. Als het Creools was, dan begrijp ik best dat ik het niet begreep, maar ik weet nog steeds niet wat er stond.

Ik begrijp er niets van.

Die verlammende antipathie

Ik zou je best willen helpen, maar ik mag je niet.

Het gras

Hier heb ik wat ik daar niet heb. Hier niet wat ik daar. Dus wat maakt het uit dat ik aan de overkant kom.

21-2-2008

Plezier om het plezier

In mijn vrije uren werk ik aan de vertaling vanuit het Latijn naar het Nederlands van zowat het complete werk van Augustinus. Vanzelfsprekend doe ik dat niet alleen. Met dat grote doel voor ogen is er zelfs, met het geld van de Nederlandse Augustijner kerkprovincie, een heus instituut opgericht dat verschillende vertaalgroepen coördineert, betaalt en zorgt dat de vertalingen worden uitgegeven en verspreid. Zelf ben ik maar een klein radertje in deze geweldige operatie, ik ben een van de tekstredacteuren. Samen met twee classici heb ik een tekst onder handen waarin de kerkvader onomstotelijk aantoont dat er geen enkele tegenspraak bestaat tussen de vier evangelisten, zelfs niet in het kleinste detail. Waarschijnlijk is hij met dat werk begonnen omdat hij het op een gegeven moment helemaal beu was om te luisteren naar de neuzelaars die steeds maar weer wezen op kleine insignificante verschillen tussen die vier allerbetrouwbaarste kroniekschrijvers, waarmee ze dan vaste grond onder de voeten dachten te hebben om kritiek te leveren op de bijbel. Maar waar hij zich nog het meest aan moet hebben geërgerd, was dat er mensen waren die naar die praatjes luisterden, waardoor ze op het pad werden geleid dat wegliep van God, een slecht pad, daarover kent Augustinus geen twijfel, aangezien de weg naar God de enige juiste is. Volgens hem moet je niet neuzelen over de bijbel, je moet er in geloven. En om voor eens en voor altijd af te rekenen met dat geneuzel, heeft hij zich gewapend met hetzelfde gereedschap als die neuzelaars. Hij is zelf gaan neuzelen. Maar als Augustinus neuzelt, dan neuzelt hij niet zomaar. Dan neuzelt hij tot op de bodem, tot op het bot, tot de onderste steen. Hij neuzelt tot in het absurde, totdat hij heeft aangetoond dat er nergens ook maar een spoortje van tegenstrijdigheid bewezen kan worden, en daarvoor gaat hij alle passages van de evangeliën langs, een voor een, uitgebreid als hij vindt dat het nodig is. Wat natuurlijk een gigantisch werk heeft opgeleverd, dat kunt u gerust van me aannemen. Het omspant vier boeken. Het eerste is een inleiding, waarin hij het belang van het werk aantoont en in het voorbijgaan de heidense goden in hun hemd zet. Dat is leuk om te lezen en bovendien heel kenmerkend voor het tijdsgewricht tussen heiden- en christendom, alleen al daarom is het de moeite van het lezen waard. Maar daarna begint het geneuzel. Dat gaat maar door en houdt niet op, hij slaat geen stukje tekst over in zijn minutieuze vergelijking. En wij moeten daar helemaal doorheen, ook wij mogen geen stukje van de zure appel overslaan. We vertalen alles, ongeacht of het interessant is of volkomen overbodig. In de praktijk komt dat er op neer dat we hoofdstuk voor hoofdstuk, zin voor zin, woord voor woord nalopen om er de precieze betekenis van te achterhalen en er Nederlandse taal voor in de plaats te zetten die de betekenis zo dicht mogelijk benadert. Daarbij moeten we er ook nog op letten dat die taal te pruimen is voor de geïnteresseerde lezer, wat evenmin een sinecure is, omdat we zo dicht mogelijk bij het oorspronkelijke Latijn moeten blijven, dat niet overmatig veel overeenkomsten vertoont met het Nederlands. Bovendien stopt Augustinus zijn Latijn vol met betekenis, tot in de uitgebreide bijzinnen toe, waarin hij zijn stokpaardjes berijdt die niets te maken hebben met het onderwerp dat hij nu onder handen heeft, maar waar hij zijn lezers en passant toch van wil doordringen. Hij heeft namelijk veel te vertellen over van alles en nog wat, niet voor niets heeft hij zo veel geschreven. Dus hebben wij onze handen vol aan deze opdracht, waar we al ruim vijf jaar mee bezig zijn. Gelukkig hebben we ondertussen wel een gesmeerde procedure. Eerst vertaalt een van de classici een stuk tekst. Dat stuurt hij naar de andere classicus. Die werkt het door. Daarna werken ze het samen door. Pas daarna komt het stuk naar mij. Dan werk ik het nog een keer door, waarna we met z’n drieën de definitieve tekst vaststellen. Overigens gaat dat allerminst in een moordend tempo. De classici zijn gepensioneerd en ik heb een volle baan, dus we zullen zo eens in de maand bij elkaar komen, soms wat vaker en soms zijn we op vakantie.

Je zou zeggen dat het na vijf jaar gaat vervelen om aan zo’n saaie en langdradige tekst te werken. Natuurlijk zou je dat zeggen, want alles wat ik hiervoor heb verteld wijst daarop. Toch is het tegendeel waar. Dit werk wordt nooit saai. Het blijft heerlijk om te doen. Altijd is het leuk om de gedachtegang van Augustinus te volgen. Ten eerste beschouw ik het als een voorrecht om de woorden te moeten doorgronden van iemand met een werkelijk levend geloof, want dat is Augustinus, hoezeer zijn teksten later ook zijn gebruikt om het geloof vast te leggen in onbetwijfelbare geloofsfeiten. En dan is er ook nog de tekst zelf. Al kraamt hij daarin de meest geweldige onzin uit, hij doet dat altijd overtuigend. Hij is immers retoricus, in hart en nieren, maar vooral in woorden. Zijn redeneringen zijn immer duidelijk en helder, of wij dat nu direct zien of niet. Als we even geen idee hebben waar hij het over heeft, of als we denken dat hij zichzelf tegenspreekt of dat hij iets heeft overgeslagen, dan moeten we gewoon wat beter kijken om het spoor terug te vinden. Uiteindelijk blijkt altijd dat hij toch gelijk heeft, hoe krom dat gelijk ook moge zijn. En de uitdaging voor ons is om dat gelijk in het Nederlands te laten klinken, een uitdaging die we steeds weer met plezier aangaan. Daar houden we ons jaar in jaar uit mee bezig. Daar nemen we de tijd voor. Een voor een gaan we de problemen te lijf en lossen ze op. Voor we tevreden zijn over de betekenis, de woorden, de woordvolgorde en we er zeker van zijn dat de komma’s op de juiste plaats staan, gaan we niet verder naar de volgende zin. Soms gaat dat redelijk snel, maar het is helemaal niet uitzonderlijk als we een uur of langer allerlei variaties bedenken op een twintigtal woorden, steeds met een schuin oog op wat ze zouden moeten betekenen, wat ze zouden kunnen betekenen, wat onze huidige selectie betekent, hoe ze klinken, wat er verkeerd aan is, hoe ze dan moeten worden weergegeven. Soms pakken we er andere vertalingen bij, de Franse en de Engelse. De Fransman is heel vrij in zijn vertaling en interpretatie, de Engelsman heel precies. Maar allebei slaan ze de plank regelmatig volkomen mis in de passages waarvoor we ze consulteren. En daar doen wij het dan goed, wat ons natuurlijk een intense voldoening geeft.

Wij zijn niet bang voor een probleempje en we lopen er niet voor weg. En ondertussen sta ik er versteld van dat ik deze avonturen samen met andere mensen kan beleven, dat het lukt om zonder ongeduld samen te zoeken naar de juiste oplossing. Want zoiets is zeldzaam. Nooit eerder heb ik in gezelschap zo diep op woorden in kunnen gaan. Vrijwel iedereen geeft er al na vijf minuten de brui aan en wil dan dat er beslissingen worden genomen. Maar bij dit werk moeten er helemaal geen beslissingen worden genomen. Er moet met volharding en liefde voor de tekst worden gezocht naar de juiste weergave. Dat is inspannend en hard werk dat een uiterste concentratie en geduld vereist. Maar als je het goed doet, met alle aandacht, dan geeft het dat heerlijke gevoel dat je steeds dichter bij een oplossing komt, langzaam dichter bij een goede Nederlandse zin die ook nog precies uitdrukt wat Augustinus heeft opgeschreven in zijn Latijn. Dat is allesbehalve saai. Eigenlijk zou ik het zelfs jammer vinden als we de klus uiteindelijk toch nog klaren. Dan zal ik onze intensieve sessies moeten missen.

Maar het is niet altijd hosanna in den hoge. Zo werden we aan het eind van onze laatste sessie opgezadeld met een geweldig probleem. We begonnen die dag waar we de vorige keer waren geëindigd, midden in een hoofdstuk. Augustinus had het daarin over de gewoonte in de bijbel om over het geheel te spreken terwijl men een gedeelte bedoelt, wat had geleid tot een ingewikkelde tekst. In de werkvertaling die ik had gekregen voor mijn redactiewerk stond bijvoorbeeld: “Zo is het ook met de drie dagen die verliepen tussen de dood en de verrijzenis van de Heer: die kun je alleen maar goed begrijpen als je uitgaat van de gangbare manier van spreken in ronde getallen.” Augustinus wijst daarmee op het simpele feit dat Jezus op vrijdagmiddag is gestorven en op zondagochtend alweer rondliep. Er zit dus maar iets meer dan een dag tussen sterven en opstaan, terwijl er wordt volgehouden dat hij drie volle dagen na zijn dood is verrezen. Dat is tegenspraak van het zuiverste water en dus zou je denken dat Augustinus dat ruiterlijk toe moet geven. Maar hij at nog liever zijn tong op dan dat hij zoiets deed. Het is helemaal niet inconsistent, zo drukt hij ons op het hart, dat lijkt alleen maar zo door het spraakgebruik. En dat moesten wij die middag in het Nederlands tot uitdrukking laten komen. De woorden ‘ronde getallen’ leken me daarvoor niet helemaal geschikt, maar ik wist niet welke ervoor in de plaats moesten komen. Zelf ken ik namelijk geen Latijn en ik kan dus niet zelfstandig op zoek naar alternatieven. Gelukkig geeft een van de heren classici me in zulke gevallen een letterlijke vertaling, om me zo toch aan die taal te laten ruiken. Dat is een beproefde truc, die me dichter bij de bron brengt en voor mij veel duidelijker in beeld brengt wat Augustinus precies bedoelt en hoe ik het raadsel op zou kunnen lossen. In dit geval stond er helemaal niets over ‘ronde getallen’. Er werd zelfs expliciet gesproken over het deel en het geheel, dus stelde ik voor om die woorden terug te laten komen in de vertaling. Na lang op en neer spreken vonden we een oplossing: “Zo is het ook met de drie dagen die verliepen tussen de dood en de verrijzenis van de Heer: die kun je alleen maar goed begrijpen als je rekening houdt met de gangbare manier van spreken, waarbij het geheel wordt genoemd terwijl het slechts om een gedeelte gaat.” Het is een zin die alle elementen van de Latijnse zin in zich heeft en toch redelijk goed loopt. Bovendien is het nu voor de lezer duidelijk wat er wordt bedoeld. We waren in ieder geval tevreden, al hadden we de volgorde omgedraaid waarin het deel en het geheel worden genoemd. Maar dat is een concessie die het Nederlands regelmatig van ons vraagt en dus maakten we ons daar niet al te druk over. We gingen verder naar de volgende alinea’s, waar tot onze verrassing nog meer van zulke zinnen op ons wachtten met precies dezelfde Latijnse vorm, die we dus ook in het Nederlands uniform moesten maken. Gelukkig gingen ze over hetzelfde onderwerp, dus volharding en volledige concentratie volstonden om er goed uit te komen. We rondden het hoofdstuk af en toen kwam, na al die noeste arbeid, het plezierige gedeelte. Als we een hoofdstuk hebben geklaard, dan lezen we het namelijk aan elkaar voor om zo eens te horen hoe het in zijn geheel klinkt, waarbij meestal blijkt dat het inderdaad een lopende tekst is geworden. Bijkomend voordeel daarvan is dat we tijdens het voorlezen wat meer afstand houden, waardoor we er de laatste kleine foutjes uit kunnen halen die we hadden gemist terwijl we ondergedompeld waren in de materie. Over het algemeen zijn die snel verbeterd en kunnen we opgewekt naar huis. Maar niet deze keer. Deze keer werden de problemen groter. In het gedeelte dat we de vorige keer hadden gedaan bleek namelijk een zin te staan die ons sterk deed denken aan de zinnen die we intussen zo goed hadden leren kennen, al stond er heel iets anders: “En dan moeten we ook nog rekening houden met het gangbare spraakgebruik in de Heilige Schrift om met het deel het geheel aan te duiden.” Dat had er in de werkvertaling gestaan, zo was het blijven staan en zo stond het er nu nog. Eén blik in het Latijn vertelde ons dat deze zin weer precies dezelfde vorm had, “vanuit het deel het geheel”, en dus moest ook deze zin in het uniform. Alleen paste hij absoluut niet in het maatpak dat we voor de andere zinnen in elkaar hadden gestikt, aangezien de zin deze keer iets anders betekende. Het ging hier niet over een deel van de dag dat als een hele dag werd voorgesteld, maar juist om een geheel dat als een deel werd afgeschilderd. Een van de apostelen had namelijk het woord ‘avond’ laten vallen, terwijl hij daarmee duidelijk de hele nacht bedoelde. En dus wees Augustinus ook hier op dat taalgebruik in de bijbel.

Nog even dachten we dat we onze hoofden in het zand konden steken en net doen alsof we niets hadden gezien. Maar al snel bleek dat de twee passages veel te dicht bij elkaar stonden om daarmee weg te kunnen komen. Ze deelden zelfs een pagina, waardoor het voor ons overduidelijk werd dat ze bij elkaar hoorden en dat de tweede keer een verwijzing was naar de eerste. Er was geen ontkomen aan, we moesten alles veranderen en dus hadden we die hele dag voor niets gewerkt.

Toen de omvang van de ramp tot me doordrong raakte ik even in paniek. Die twee zinnen moesten hetzelfde worden, maar ik zag met geen mogelijkheid hoe we dat voor elkaar konden krijgen. Ze betekenden het tegenovergestelde, waar Augustinus zich niet aan leek te storen. Blijkbaar maakte het voor hem niet uit of het deel voor het geheel stond of andersom. Dat viel wat hem betreft onder dezelfde noemer. Maar ik zag dat de zinnen wel degelijk anders waren en dat ze dus anders moesten worden opgeschreven. Terwijl ze in het Latijn hetzelfde waren. Ze hoorden bij elkaar, ze waren hetzelfde, maar ze waren zo anders. Geen wonder dat het me duizelde, met als enig houvast dat er bij de eerste zin ‘significare’ stond, en bij de tweede ‘dicere’. Het eerste is zoveel als ‘aanduiden’, het tweede is ‘noemen’ of ‘zeggen’. Maar ook die strohalm werd me uit handen geslagen door mijn classici, die me direct vertelden dat de twee woorden in het Latijn eigenlijk ongeveer hetzelfde betekenden. Bovendien was het al laat, dus moesten we er voor die dag mee stoppen, hoe koortsachtig mijn brein ook werkte. Het was de eerste keer dat we totaal onbevredigd naar huis gingen, al beloofden we elkaar dat we afzonderlijk over het probleem na zouden denken en dat we een oplossing zouden zoeken. Met als gevolg dat de gedachte dat ik er weer aan moest beginnen drie weken in mijn achterhoofd heeft zitten vervelen, terwijl ik me er op geen enkele manier toe kon zetten het probleem aan te pakken. De twee mogelijkheden stonden diametraal tegenover elkaar, hoe konden ze dan toch hetzelfde zijn? Ik wist niet hoe ik ze samen kon brengen. Want het was onmogelijk om de zin helemaal neutraal te maken, zodat hij met beide winden mee kon waaien. Dat ging gewoon niet, terwijl het in feite noodzakelijk was. Wie het weet mag het zeggen.

Maar gelukkig is er altijd weer de druk van de volgende bijeenkomst. Die komt met rasse schreden naderbij en dus moest ik de handschoen wel opnemen en moest ik er over na gaan denken, gestructureerd en geconcentreerd. Troost en toeverlaat daarbij was die opwekkende gedachte dat iets voor mij niet duister kan blijven als het voor Augustinus helder is. Als hij het ziet, dan is er iets te zien, dat kan niet anders. En als er iets te zien is, dan kan ik het ontdekken. Het was geen probleem zonder oplossing. Vanavond ben ik er over na gaan denken en natuurlijk heb ik eerst weer hulpeloos tussen de verschillende mogelijkheden gezweefd, zonder strohalm om me aan vast te houden. Maar toen heb ik me erin vastgebeten dat de twee varianten in de tekst als gelijken worden beschouwd, het deel voor het geheel, het geheel voor het deel. Maar daarbij hield ik mezelf ook voor dat Augustinus een volleerd retoricus was, die er geen enkele moeite mee had om de trucjes te gebruiken die daarbij horen. Daarom kan het zijn dat hij best wist dat de twee zinnen verschillende betekenissen hadden, maar dat hij ze dezelfde vorm heeft gegeven om ze hetzelfde te laten schijnen, zodat ze naar elkaar konden verwijzen en elkaar dus versterken. Wat zijn betoog weer extra overtuigingskracht gaf. De vorm moest ik dus in ieder geval behouden, om de twee zinnen vervolgens met subtiele verschillen toch iets anders te laten betekenen. En daarbij kwamen significare en dicere me toch te hulp, wat de twee classici me ook hadden wijsgemaakt. Na wikken en wegen en passen en meten heb ik de eerste zin wederom ongewijzigd gelaten, “met het deel het geheel aanduiden” en daar heb ik de tweede variant op aangepast: ”voor het deel het geheel noemen”. U kunt nu beweren dat deze verdeling voor de hand lag en dat ik er ook zonder omwegen op uit had kunnen komen, maar u weet net zo goed als ik dat de feiten vaak veel te diffuus zijn voor de gemakkelijke oplossing als je er met je neus bovenop zit. Bovendien waren er nog andere opties om te overwegen. Zo heb ik er nog aan gedacht om bij de tweede zin ook het alternatief ‘zeggen’ te gebruiken. Daar kon ik dan leuke variaties mee maken, zoals “en je begrijpt dat men dan wel zegt dat de dagen ervoor en erna, de voorbereiding en de eerste dag van de week, die wij de dag des Heren noemen, hele dagen zijn, maar dat men daarmee slechts gedeelten aanduidt.” Ik heb besloten het toch anders te doen: “en je begrijpt dat de dagen ervoor en erna, de voorbereiding en de eerste dag van de week, die voor ons de dag des Heren is, hele dagen worden genoemd, maar dat daarmee slechts gedeelten worden aangeduid. Nu zijn er mensen die in deze moeilijkheid verstrikt zijn geraakt en niet weten dat de manier van spreken, waarbij voor het deel het geheel wordt genoemd, van het grootste belang is.” En later: “De enige oplossing die dus overblijft is dat we dit probleem beschouwen in het licht van de manier van spreken die veel in de Schrift voorkomt, dat voor het deel het geheel wordt genoemd.” En tot slot: “De derde dag wordt weer een hele dag genoemd, terwijl die in feite staat voor het eerste gedeelte ervan, de nacht.”

En zo is het probleem toch nog opgelost. Voor vanavond zit het werk er op. Nu kan ik alleen maar hopen dat de classici het met me eens zullen zijn, of dat ze een andere en spitsvondiger oplossing hebben gevonden. Met hen erbij wordt het zelfs nog beter, dat is een onlosmakelijk onderdeel van het genot dat dit werk me geeft. Wij gaan onversaagd verder. Wij vermaken ons uitstekend. En wat we produceren wordt ook daadwerkelijk uitgegeven, wat een heerlijke zekerheid is.

Maar uitgegeven worden is niet alles, omdat ook vertalingen een publiek nodig hebben. En hoe goed we ons best ook doen, hoeveel briljante invallen we er ook in verwerken, het blijft de vraag of er iemand is die ons werk daadwerkelijk zal gaan lezen. Het kan niet anders of men gooit na het eerste boek de handdoek in de ring. Door de rest van de tekst, waar wij nu zoveel moeite en vernuft in steken, komt men gewoon niet heen, alle ijver en goede voornemens ten spijt. Want hoe briljant Augustinus af en toe ook neuzelt in deze boeken, het blijft geneuzel, schier eindeloos geneuzel.

Op reis

Met de ochtendzon in de rug loop ik de zonsondergang al tegemoet.

Voltooid

Alle bruggetjes die ik had gebouwd om verder te komen zijn geworden tot vaste wal onder een duidelijk pad.

Pretpark

De wereld is er om ons te plezieren.

Ik besta

Het heeft voor mij geen zin om er over na te denken hoe het is als ik niet besta. Als ik niet besta, dan bestaat er niets zoals ik het bedenk.

Auteren

Heel zorgvuldig dat schrijven wat je met plezier denkt te lezen, zowel wat inhoud betreft, als wat vorm, als wat betekenis.

Uit de war

Je mag jezelf wel herkennen in mijn werk, zolang je mij maar niet verwart met mijn hoofdpersoon. Natuurlijk heb je gelijk als je zegt dat ik jou beschreven heb, maar niet ons, want de manier waarop ik het gedaan heb hoort bij de hoofdpersoon, niet bij mij. Ik heb alleen zijn mogelijkheden gezien en die heb ik gegrepen. Daar ben ik schrijver voor.

Zo zit dat

De ziel wordt belichaamd in de geest, die op zijn beurt gedragen wordt door het lichaam. Samen zijn ze onze heilige drie-eenheid.
En je hoeft alleen maar te bedenken wat de ziel in deze spreuk behelst, om het hele raadsel op te lossen.

Uitdaging voor twee zangers

Zing drie coupletten van ‘Ik heb een potje met vet’, met zoveel techniek, muzikaliteit, vindingrijkheid en plezier in het samen zingen dat de luisteraars kunnen geloven dat jullie werkelijk het driehonderdeenenveertigduizendzevenhonderdachtentwintigste, het driehonderdeenenveertigduizendzevenhonderdnegenentwintigste en het driehonderdeenenveertigduizendzevenhonderddertigste couplet ten gehore brengen en dat jullie nog lang niet zijn uitgezongen.

Succes! Het zal een genot zijn om naar jullie te luisteren.

Uit medelijden

Geef je iets, dan ontzeg je de ander het niet te hebben. En je moet dus wel erg zeker zijn van je gift om die keuze voor de ander te kunnen maken. Tenzij je een vriend bent, want dan ben je altijd welkom om te geven, altijd om te nemen.

Utopia

Ik zag Wintergasten, waarin Naomi Klein werd geïnterviewd door Joris Luyendijk. Tussen de gesprekken door werd gekeken naar allerlei fragmenten die door Naomi waren uitgezocht, net als in Zomergasten.

Over een van die fragmenten wil ik het hebben. Het ging over een fabriek in Argentinië, die door de arbeiders was overgenomen en waarin ze nu als in een soort commune samenwerkten met allemaal hetzelfde loon. Door wanbeleid had die fabriek voorheen eigenlijk de deuren moeten sluiten, als de mensen op de werkvloer zich tenminste lijdzaam hadden neergelegd bij de ondergang van hun broodwinning. Maar zo was het niet gegaan. Het volk had ingegrepen. En met succes, want de fabriek floreerde onder hun beleid zodanig dat de kapitalistische eigenaar hem het liefst terugkreeg. Maar de arbeiders verdedigden hun fabriek met katapulten en de hele plaatselijke bevolking had zich achter hen geschaard en ging tussen de fabriek en de politie staan als er weer eens een poging werd gedaan om rust en orde te herstellen. Het was het perfecte succesverhaal voor optimisten.

Maar Joris Luyendijk zat ergens mee in zijn maag. Hij had vroeger namelijk ook in fabrieken gewerkt en juist daar had hij zijn naïeve ideaal van gelijkheid moeten laten vallen. De mensen die hij daar was tegengekomen wilden helemaal niet nadenken. Ze wilden eigenlijk alleen maar horen wat ze moesten doen, om dat vervolgens te doen en na het werk lekker naar huis te gaan. Die eigen observatie kon hij niet rijmen met wat hij in de film had gezien. Hij begreep de discrepantie niet, dat zag je aan zijn gezicht. Hoe konden de ongeïnteresseerde lui die hij zich van vroeger herinnerde een hele fabriek leiden? En hij wekte niet de indruk dat hij zelf met een oplossing van zijn probleem kon komen. Die oplossing vroeg hij nadrukkelijk van Naomi, die alleen maar kon zeggen dat de mensen daar een verschrikkelijke tijd achter de rug hadden.

Vooral frappant vond ik dat iemand als Joris Luyendijk, die toch behoorlijk bereisd is en weet hoe de wereld in elkaar steekt, zijn ervaringen in Nederland zomaar kan exporteren naar een ver en vreemd land. Hij zou toch direct hebben moeten begrijpen dat er in Argentinië andere krachten op de arbeiders werken dan hier. Daar betekent het bijvoorbeeld iets heel anders om werkeloos te worden. Daar is de strijd om het bestaan harder dan hier, wat gemeenschapsgevoel opwekt. En in een gemeenschap wil niemand alleen maar horen wat hij moet doen, om dat vervolgens te doen en daarna lekker naar huis te gaan. In een gemeenschap voelt iedereen de verantwoordelijkheid. De gemeenschap is daar het vangnet, een functie die we hier hebben overgelaten aan de sociale voorzieningen en de vakbonden. Hier hoeven wij ons niet meer druk te maken, dat doen anderen voor ons. Daar zijn ze alleen aangewezen op zichzelf, samen.

Met Joris was ik vervolgens overigens wel verbaasd om te horen dat de fabriek nog steeds draait, en dat er zelfs nieuwe krachten worden aangenomen. Blijkbaar zijn de mensen er werkelijk bezield door de socialistische geest, wat me trouwens een heerlijke geest lijkt, vol levenslust, strijdlust, werklust en kameraadschap. Je krijgt er fijne en opbeurende gevoelens van, zoals euforie en trots. Alleen worden zulke communes ook vaak slangenkuilen van intriges en gekonkel, omdat er altijd meerdere mensen zijn die het beter denken te weten.

Vooralsnog gaat het goed met de fabriek. Maar de toekomst is ongewis, daar troost ik mezelf mee.

Mensen

Bij mij in de buurt worden verschillende kleine afwateringskanaaltjes uitgebaggerd en de oevers ervan verstevigd. Het is onderhoudswerk dat eens in de zoveel tijd nu eenmaal gedaan moet worden. Is het gebeurd, dan kunnen we weer tientallen jaren vooruit.

Bij de werkzaamheden verscheen onlangs een geïmproviseerd spandoek, met daarop in grote rode en zwarte blokletters:

Natuurlijke oevers

Vergeet het!

Inderdaad, dat hing bij een kanaal. Wat mensen zich toch allemaal in hun hoofd halen!

Pijnlijke fictie

U bent gewaarschuwd, dit verhaal is alleen bedoeld voor de mensen die Atonement al hebben gezien of het boek gelezen. Anderen zullen er weinig van begrijpen en bovendien verklap ik zonder schroom de afloop van de film en dat verpest natuurlijk een groot deel van de pret als je hem nog wilt gaan zien.

Ik zal om te beginnen toegeven dat ik verward de bioscoop uitkwam. Op het allereerste gezicht wist ik niet wat ik er van moest denken. De film heeft namelijk twee einden. Het ene einde is een eind goed al goed, waarin de twee geliefden elkaar krijgen en gelukkig samen verder leven. In het andere einde gaan ze dood, zonder elkaar ooit nog terug te zien. En tussen die twee mogelijkheden moest ik kiezen, een keuze tussen de romantiek en de keiharde werkelijkheid. En wat ik koos had niet alleen gevolgen voor mijzelf, maar had ook en vooral zijn weerslag op het verliefde paar. Want eigenlijk koos ik een leven of een dood voor hen. Hun lot lag in mijn handen en dat was een grote verantwoordelijkheid. Liever had ik niet gekozen en me aan mijn verantwoordelijkheid onttrokken. En als ik dan toch moest kiezen, dan koos ik het liefst voor het goede einde, want je moest wel heel hardvochtig zijn om die twee het geluk niet te gunnen, na al de pech en het onrecht dat hen al ten deel was gevallen.

Toch kon ik niet zomaar kiezen voor het goede einde, helaas. Dat einde wordt namelijk heel expliciet als fictief gepresenteerd. De schrijfster van het verhaal heeft het verzonnen omdat ze het ware eind, het einde met de dood, te hard vond. En zij kan het weten, want zij is degene die de gebeurtenissen als elfjarige bakvis in gang heeft gezet. Ik moest haar dus op haar woord geloven en dus moest ik besluiten om de held dood te laten gaan in Duinkerken en de heldin in de metro van Londen, het kanaal tussen hen in. Dat is werkelijk gebeurd, daar is eigenlijk geen twijfel over mogelijk, wat de schrijfster later ook heeft bedacht als een daad van genade.

Toch is er wel een mouw aan te passen. Als je, zoals ik, een opleiding hebt genoten in de literatuur, dan gaan er bij fictieve personages binnen fictieve verhalen in je hoofd allerlei alarmbellen rinkelen. Fictieve personages doen in moderne romans namelijk gewoon waar ze zelf zin in hebben en laten zich niet veel gelegen liggen aan de schrijver of de werkelijkheid. Denk bijvoorbeeld maar aan Het volgende verhaal van Cees Nooteboom, waarin de hoofdpersoon een novelle schrijft, waarvan de personages gewoon doorleven als hij die novelle aan het eind onvoltooid vernietigt. Dat kan in fictie, en dus kan het ook zijn dat de oude schrijfster het bij het verkeerde eind heeft. Ze is zelf toch eigenlijk ook maar een fictief persoon, net als haar hoofdpersonages, en bovendien is ze aan het dementeren. Dus kunnen we gewoon aannemen, voor het rustig slapengaan, dat Robbie is ontsnapt aan de hel van Duinkerken, waarna hij direct in Cecelia’s armen is gevallen. Vervolgens heeft de jonge schrijfster, Briony, de man vrijgepleit, zodat hij niet meer beschuldigd wordt van verkrachting. En als de oorlog is afgelopen kunnen ze rustig aan zee van elkaar genieten. Waarom niet? Ik heb toch gezien dat ze het huisje binnengingen, ik heb ze zien lachen, ik zag ze kussen, het heeft zich voor mijn ogen afgespeeld, ik heb het gezien, het was reëel. In ieder geval niet minder reëel dan de angstwekkend dode ogen die me aanstaarden van de in Duinkerken in zijn slaap overleden Robbie.

Ik gun hen hun geluk, werkelijk waar. Ik wilde dat ik was gaan slapen. Maar tot mijn grote spijt word ik niet tevreden gesteld door romantiek alleen. Ik wil ook dat het verhaal een betekenis krijgt. En wat mij betreft wint het einde dat de meeste en beste betekenis genereert. Dus zal ik hun lot moeten heroverwegen. En wat zich dan steeds maar weer afspeelt voor mijn geest is dat de oude Briony zegt dat het een daad van barmhartigheid of genade was dat ze haar personages een gelukkig einde heeft gegeven. Ze kon het hen niet aandoen dat ze nog een keer moesten sterven. En ook dat kun je oplossen met theorieën over fictie, dat is lekker postmodern en heerlijk ongrijpbaar, maar in dit geval zit er op een andere manier meer en heftiger betekenis aan het einde. En daar kies ik dan ook voor, met pijn het hart.
Op elfjarige leeftijd heeft Briony in haar naïviteit en stuurse koppigheid het leven verwoest van een liefdespaar, haar zus en de jongeman waar ze zelf ook een prille liefde voor voelde, die zelfs ooit haar leven had gered. Ze heeft met een beschuldiging gebeurtenissen in gang gezet die later niet meer te stoppen waren en die regelrecht leidden tot de dood van de twee mensen waar ze van hield. En als de dood, die onverbiddelijke en onvermurwbare bruut, zijn invloed laat gelden, dan is er geen kans meer op verzoening of genade. Ze heeft dus altijd met die feiten moeten leven en is ze helemaal overgeleverd geweest aan haar spijt, berouw, zelfverwijt en schaamte. Haar hele leven heeft ze geweten dat ze het verhaal moest schrijven, als een soort boetedoening, maar de emoties zijn te groot. En als dan op latere leeftijd blijkt dat ze dement gaat worden, en er dus tijdsdruk op het project komt te staan, dan verandert ze het onherroepelijke einde. Dat doet ze niet zozeer uit barmhartigheid voor de twee doden, zoals ze voorwendt, want dood is dood. Ze doet het uit barmhartigheid voor zichzelf. De gevolgen van haar eigen daden zijn te bitter, te pijnlijk om tot leven te wekken. En dat zullen ze altijd zijn.

Juist die pijn, haar pijn, raakte mij onverwacht vol in de maag. En als een film een dergelijke pijn op kan wekken, dan is het er een om te koesteren.

Luisterend oor

Het grote probleem met de leuke verhalen die ik afluister, is dat ze slechts leuk zijn in hun grotere verhaal. Terwijl ik alleen ben aangewezen op mijn eigen fantasie, en die is vaak zo saai, bijna even saai als de vermoedelijke werkelijkheid. Anders zouden ze wel hartstochtelijker zijn gebracht.

21-12-2007

Na een middagje filosofie

Kritiek is een van de mooiste dingen die me kunnen overvallen. Kritiek komt namelijk meestal van mensen die een heel andere kijk op de wereld hebben dan ik, terwijl ze toch reageren op wat ik heb gezegd of geschreven. Met die reactie dwingen ze mij om op mijn beurt nog eens anders te kijken. Ze laten me zwakke plekken zien en wijzen me zaken aan waar ik niet aan had gedacht. En dat vind ik heerlijk. Hoe meer gedachten om mee te spelen, hoe beter!

Zo heb ik laatst de link van deze pagina doorgestuurd naar het groepje dat met mee mee was gegaan naar de lezing van Peter Hacker,
waarover ik hieronder heb geschreven
. In reactie daarop schreef iemand dat Hacker die middag had gezegd dat je in een dialogische relatie moet staan tot mede-personen, iets wat ik zelf was vergeten. Personen moeten zogezegd met elkaar kunnen praten. Wat de psychotische jongen overigens nog steeds uitsluit van het persoon-zijn en ook bij het menselijke gedrag voor de tv zijn kritische kanttekeningen te maken. Mensen trekken zich bijvoorbeeld over het algemeen weinig aan van ellende elders in de wereld, tot er een aantal camera’s op een lijdend individu worden gericht en die mens wordt voorgesteld in zijn of haar ellendige situatie. Dan is die mens ineens geen onderdeel meer van een lijdende massa zonder gezicht, dan is het ineens een persoon. En dan stroomt het geld binnen van in hun hart geraakte weldoeners die een mede-persoon niet in de kou kunnen laten staan. Maar dat is geen dialogische relatie, bij compleet gebrek aan conversatie. Bovendien mag die mens voor ons dan een persoon zijn, maar wij blijven gezichtloos en ongrijpbaar.

De kritiek die ik kreeg was echter ergens anders op gestoeld. Volgens mijn aanvaller zouden personen een taal nodig hebben om een dialogische relatie aan te kunnen gaan, waardoor het persoon-zijn toch weer op de schouders van de mens terecht zou komen. Vervolgens kwam ook nog de term verantwoordelijkheid om de hoek kijken en dus verantwoording achteraf. En dat is nogal veel gevraagd voor een dier.
Ik ben het daar niet mee eens, maar toch ben ik erg gecharmeerd van het idee van de dialogische relatie. Het komt in mijn ogen redelijk overeen met wat ik zelf gemeenschap heb genoemd, en met die dialogische relatie in de hand wordt het alweer duidelijker hoe relatief het begrip persoon is. Wie in een dialogische relatie staat tot een ander individu, ziet dat individu als persoon, vaak een wederzijds gevoel. Maar voor een derde individu, dat buiten die kleine gemeenschap staat, is er in geen velden of wegen een persoon te bekennen, ook al staan die twee pal voor zijn neus te kletsen. Ik ben dan ook van mening dat de aard van de dialogische relatie goed moet worden onderzocht voordat er ondoordachte uitspraken over worden gedaan. We weten immers nog niet aan wat voor voorwaarden die relatie moet voldoen en we kunnen niet zomaar volstaan met de menselijke visie op de dialoog. Mijn criticaster vond echter dat de vrouw en haar hondje een asymmetrische relatie hebben, aangezien het hondje zijn gedrag niet kan verantwoorden terwijl de vrouw daar wel toe in staat is. Maar dan vraag ik me hardop af of een relatie tussen twee individuen wel asymmetrisch kán zijn. Je kunt toch immers de vrouw-hond-relatie beschouwen als dialogisch; het hondje schooit en de vrouw geeft een koekje, het vrouwtje roept en het hondje komt enthousiast aangerend, vraag en antwoord. Dat is zelfs een dialoog die de hele dag doorgaat, aangezien de twee volkomen op elkaar zijn aangewezen. Maar binnen hun relatie kan geen van de twee zijn of haar gedrag rationeel verantwoorden naar de ander toe, het hondje niet, maar de vrouw evenmin. En buiten hun relatie van twee zou die verantwoording volkomen betekenisloos zijn.

Daardoor blijft voor mij overeind dat alleen binnen de mensenwereld een menselijke rationaliteit kan worden vereist van een persoon. Tussen wolven, om maar weer even op dat voorbeeld terug te komen, is die rationaliteit overbodig en het is dan ook geen wonder dat die wolven in ons geen personen zien. En daar hebben ze gelijk in. Daarin hebben ze zelfs evenveel gelijk als wij, als we onze medemensen beschouwen als personen, of ze nu psychotisch zijn of niet, en wolven als wilde beesten.

En dit verhaal krijgt ongetwijfeld weer een vervolg, want ik ben er zeker van dat ik nog meer kritiek te verstouwen zal krijgen en dus meer standpunten te verwerken.

Gebakken peren

Het hoort gevaarlijk te zijn in het bos, een plek die buiten ons domein ligt en waar onbekende en onberekenbare wezens de dienst uitmaken. Maar we hebben het woud veroverd en door onze expansiezucht is het er nu veilig. Nu wordt het doorkruist door wandel- en fietspaden voor onze ontspanning, geen mythisch wezen schuilt meer in het struikgewas. Dat is de prijs die we voor onze blunder moeten betalen.

In gebed

Ik kan niet terugvallen op een religieus boek, omdat ik niet denk dat zulke boeken de waarheid in zich dragen, zoals wel wordt beweerd. Ik kan niet geloven dat er een persoonlijke god bestaat die ze kan bekrachtigen. Ik geloof zelfs dat ik het alleen moet doen. Wat overigens geen arrogantie is, maar realiteitszin voor mij. En dat is geen gemakkelijke realiteit, moet ik daarbij aantekenen, want het is eenzaam om alleen te zijn. Maar dat ik alleen sta betekent niet dat ik areligieus ben. Alleen moet ik accepteren wat is en andere wegen zoeken om de religieuze gevoelens te onderkennen die ik heb.

Maak maar los

Loop ik over straat, zie ik twee vrouwen in het donker en het geniep een raam beschilderen. ‘Veertig is niet oud!’ staat er te lezen. En daar hebben ze natuurlijk helemaal gelijk in, alleen is het gemeen dat ze die twee losse begrippen toch met elkaar in verband hebben gebracht.

Stavast

Een regel is een regel en die moet kosten wat kost worden gehandhaafd. Want zonder die handhaving is het niet mogelijk hem te breken en alleen het breken van de regel heeft betekenis.

Niet zo strak!

Ik hecht aan niets betekenis. Iets heeft alleen betekenis ten opzichte van iets anders en dus is betekenis een verband dat losjes moet worden aangebracht.

Het woord is met mij

Mijn denken is een zoeken naar het verhaal in de taal. En wat mijn verhalen uitdrukken, dat zijn mijn denkbeelden, verbeeld door het woord.

Eindeloos

Mijn teksten zijn imperfect door mijn imperfectie. Maar ik word steeds beter en met mijn tekst ben ik dan ook in de eeuwigheid niet klaar.

Bedacht

Een schrijver liegt de waarheid niet, maar verzint hem.

Vreemder dan fantasie

Ik probeerde het nog even op mijn vaste plekje met uitzicht op het water, maar het regende en de wind had er vrij spel, waar ik met mijn paraplu zo veel last van had dat ik besloot uit te wijken naar het nabijgelegen park om daar mijn sigaretje te roken. Onder die bomen vielen dikke druppels op mijn afdak, maar dat deerde me niet. Ik kreeg er zelfs een soort behaaglijk gevoel van omdat het geluid me deed denken aan vakantienachten in een tent. En de wind was op die plek ook een stuk minder vervelend, al bleef het een factor om rekening mee te houden.
In het park liep ik wat rond op een donker en afgelegen pad, waar in de zomer vaak een dakloze op een van de bankjes zit, uit het zicht en uit de loop. En precies op dat bankje lag nu een plastic tas, achtergelaten, voor mij. Om mijn allereerste nieuwsgierigheid te bevredigen verschoof ik de tas met mijn voet, want handen had ik even niet vrij. Het was geen zak met rommel, dat bleek direct. Door het plastic heen schemerde een keurig stapeltje, als een dun pak kranten.

Dat alvast ontdekt hebbende liep ik er weer vandaan en blies mijn rookwolken de vochtige avondlucht in. Maar zo’n tas intrigeert op een of andere manier, vooral de onbekende inhoud. De mogelijkheden zijn wat dat betreft eindeloos, zolang ik nog niet daadwerkelijk een kijkje had genomen. Voor die tijd kon er zelfs geld in zitten, zo veel geld dat ik de politie zou moeten bellen. Zulke gedachten komen onwillekeurig in je op als je zo’n tas ziet liggen, ook al weet je dat er geen geld in kàn zitten. Alleen al omdat geld in een tas op een verlaten bank in een donker nat park een vreselijk cliché is, daarom kan het niet. Maar aan de andere kant is dat geen oorzaak. Dat is een reden en redenen tellen niet in dit soort situaties. Het kon dus geld zijn, maar in feite kon er van alles in zitten, kranten, tekeningen, allerlei papieren met allerlei opschriften. En ook dat kon spannend zijn, het begin van een nieuw avontuur.

Dus dit was mijn kans, maar ik wist niets te verzinnen. Er sprong geen verhaal in werking, zoals dat bij schrijvers gebeurt die in interviews beweren dat hun fantasie op volle toeren begint te draaien als ze ergens iets zien liggen dat in potentie sinister is. Dan schrijven ze een prachtig kinderboek, of een detective, of iets anders waar mijn onmachtige fantasie niet bij kan.

Bij mij kwam er niets. Ik kon alleen maar bedenken hoe eindeloos de mogelijkheden waren en dat ik bij het schrijven niet meer doe dan verhaaltjes aan elkaar knopen zonder ooit iets anders te verzinnen dan de verbanden. Mijn fantasie pauzeerde en daarom probeerde ik de tas te negeren zolang mijn sigaret nog brandde. Die tas ging nergens naar toe, die bleef liggen waar hij lag en zou zijn geheim prijs geven als ik er klaar voor was, zo waar als ik daar stond.

De tas eenmaal opgenomen bleken er een zestal matten in te zitten, keurig in elkaar gevouwen, met twee voetafdrukken erop, een hand en drie stippen. “Twister Moves” stond er in vrolijke letters bij, waarmee beweging werd gesuggereerd. De matten hadden verschillende kleuren, zo merkte ik op toen ik de eerste over de rugleuning van de bank had uitgespreid en de tweede tevoorschijn haalde. De derde had weer een andere kleur en met die mat was de gehele lengte van de bank bedekt. In de drie volgende matten herhaalden zich de kleuren en ik legde ze op het zitvlak, zo gerangschikt dat de eerste kleur correspondeerde met de tweede op het zitvlak, de tweede met de derde en de derde met de eerste. Meer kon ik niet doen.

Een middagje filosofie

Laatst woonde ik een lezing bij, georganiseerd door de faculteiten filosofie van de universiteiten van Utrecht en Leiden. Daar sprak ene Peter Hacker over het concept van de persoon en hij werd ingeleid door Herman Philipse. Nu krijg ik direct kippenvel als ik Philipse zie, met zijn gladde kop, en nog meer als ik hem hoor, met zijn pompeuze en aanstellerig correcte Engels. Bovendien mag ik de man niet als denker. Ik heb hem er zelfs ooit van beschuldigd filosofisch corrupt te zijn. Dat deed ik omdat ik vond dat hij denkbeelden van anderen veel te gemakkelijk verwierp op grond van maatstaven die hij vervolgens niet toepaste op de ideeën die hij er zelf tegenover stelde en die hij toch als meer juist presenteerde (om niet te zeggen dat hij ze als juist beschouwde, hoewel ik hem daar eigenlijk van verdacht). Dat heb ik hier allemaal veel uitgebreider uitgelegd en daar ga ik nu niet verder op in, maar het zal u intussen duidelijk zijn geworden dat onze spreker voor mij een gunstiger introductie had kunnen hebben, mild uitgedrukt. Het is dus gerechtvaardigd als u denkt dat ik ietwat bevooroordeeld naar de man begon te luisteren, ietwat recalcitrant. Maar ik kan u verzekeren dat ik zoveel rationeel vermogen heb dat ik het Peter Hacker niet heb nagedragen dat Herman Philipse hem bewonderde. Je kunt het de leiders nu eenmaal niet kwalijk nemen dat ze volgers hebben. Ik was alleen maar blij dat Philipse zijn mond hield, ging zitten en het woord liet aan het hoofdgerecht van de middag.

U zult mij moeten vergeven dat ik niet de hele lezing heb kunnen volgen. De man las zijn verhaal op van een papier, blijkbaar een gewoonte op Oxford, en regelmatig kon ik hem niet verstaan en dus niet volgen. Wat ik wel uit zijn lezing opmaakte is dat de term persoon een evolutie heeft doorgemaakt van een personage in een toneelstuk in vroeg Romeinse tijden, via een duidelijke rol in de maatschappij een paar eeuwen later naar de persoonlijke persoon die we nu ook nog zo’n beetje kennen vanaf de zesde eeuw. De Grieken deden het zelfs helemaal zonder personen, iets wat hen blijkbaar niet slecht afging. Zo kwam Hacker bij ons eigen beeld van de persoon en bij zijn moderne concept van het begrip. Wat ik begreep was dat het van erg veel factoren afhangt of je een persoon bent of niet. Je moet een complexe taal hebben. Je moet rationeel zijn. Je moet besef hebben van moraal, van goed en kwaad. Je moet verdriet kennen. En zo waren er nog een hele rits eisen waaraan levende wezens moeten voldoen vóór ze als personen kunnen worden gezien.

Natuurlijk heeft Peter Hacker die middag nog veel meer gezegd. Hij nam mooie omwegen en ik heb me bij vlagen werkelijk uitstekend geamuseerd. Een moment had ik zelfs een aha-erlebnis, waarin ik hem op een bepaald punt enthousiast gelijk gaf, al weet ik nu niet meer over welk bepaalde punt het op dat moment ging. De lezing was dus zeker de moeite waard, maar toch moest ik het op het centrale punt van zijn redenering oneens zijn met Peter Hacker. Ik ben namelijk van mening dat hij ons niet het concept van de persoon heeft gegeven, maar iets anders, iets veel meer triviaal.

Maar u hoeft mij niet op mijn woord te geloven. Hacker zelf haalde zichzelf namelijk al keurig onderuit in het vragenuurtje. De eerste vraag werd gesteld door een jongen die vertelde dat hij soms psychotisch was en dat hij in die toestand niet rationeel was, geen besef had van moraal en dat hij op die momenten nog veel meer miste wat Hacker als essentieel beschouwde voor de persoon. Zijn vraag was dan ook of Hacker vond dat hij op die momenten een persoon was of niet. Dit was voor Peter Hacker de aangewezen gelegenheid om ruggengraat te tonen door zich vierkant achter zijn concept op te stellen. Daarvoor had hij moeten zeggen dat het zeer goed mogelijk was dat, hoewel hij geen uitsluitsel kon geven zonder uitvoerig onderzoek, de jongen in zijn psychoses filosofisch gezien geen persoon was, omdat hij nu eenmaal niet aan de voorwaarden voldeed. Zo simpel lag het. Ik beschouwde het dan ook als laf dat Hacker er omheen begon te praten en het uiteindelijk zelfs vanzelfsprekend vond dat de jongen ook in zijn afwezige toestand als een persoon werd gezien. Dat leek me meer op juridische leest geschoeid dan op filosofische. Later besefte ik me dat het niet alleen laf was geweest wat Peter Hacker daar deed, maar dat het ook meteen zijn hele betoog onderuit haalde. Al die eigenschappen die hij had genoemd, die een individu volgens hem nodig had om een persoon te zijn, werden in één klap futiel. Het waren blijkbaar helemaal geen harde eisen, zoals hij ons wel had willen doen geloven. Ze waren zelfs overbodig. Uit zijn antwoord kon je opmaken dat we personen zijn zodra we mens zijn. Meer hebben we er niet voor nodig. Hacker had dan ook niet zozeer het concept van een persoon beschreven in zijn lezing. Hij had de mens beschreven. Mensen hebben een complexe taal. Mensen zijn rationeel. Mensen hebben moreel besef. Mensen weten van goed en kwaad. Mensen voelen verdriet. De persoon staat in zijn visie gelijk aan de mens, al wenst hij dat blijkbaar niet zo openlijk te stellen. Dan zou namelijk aan het licht komen dat hij een perfecte cirkelredenering volgt. Hij gaat uit, zo stel ik me voor, van het algemeen menselijk taalgebruik, waarin alleen mensen als personen worden aangeduid. Vervolgens plakt hij op het begrip persoon alle predicaten die de mens in de ogen van de mens verheft boven de dieren. Daarmee krijgt hij al snel een concept van de persoon waaraan natuurlijk vooral mensen voldoen. En dat maakt de cirkel rond. Hij schroomt vervolgens ook niet om nog wat vals te spelen als blijkt dat een mens psychotisch kan zijn. Ook dan is die mens een persoon, ook al voldoet hij niet aan de voorwaarden. Dieren kunnen in Hackers ogen geen personen zijn, al wilde hij in het vragenuurtje wel toegeven dat we bijvoorbeeld dolfijnen best als personen zouden kunnen gaan beschouwen als in de toekomst zou blijken dat ze een complexe taal bezitten en een moreel besef. Heel humoristisch gaf hij nog het tegenvoorbeeld van het oude dametje dat haar hondje als persoon behandelde, maar dat hoefden we wat hem betreft niet serieus te nemen.

Peter Hacker heeft dus de mens beschreven toen hij de persoon wilde uittekenen. Daarmee zijn de termen mens en persoon uitwisselbaar geworden en heeft de laatste dus eigenlijk helemaal geen recht van bestaan. Wat mij betreft worden we van de redeneringen van Peter Hacker dus weinig wijzer als we werkelijk op zoek zijn naar het concept van de persoon. Vandaar dat ik zelf ben gaan zoeken. En laat ik hier een simpel voorstel doen, niet meer dan de richting waarin we zouden kunnen kijken. Wilt u dat voorstel kunnen volgen, dan moet u wel voldoen aan een kleine voorwaarde. U moet zich opstellen als onderzoeker. Wij mogen niet de fout maken die Hacker maakte. Hij ging bij zijn zoektocht uit van de mens en kwam vervolgens ook weer keurig uit bij de mens. Wij moeten ons daarentegen objectief opstellen. Dat wil zeggen dat we niet met persoonlijke ogen zullen kijken. We voelen ons een persoon, maar daar laten we ons in ons redeneren niet door leiden. Een onderzoeker behoort nu eenmaal afstand te nemen van het object dat hij onderzoekt, in ons geval het persoon-zijn. Wij zullen onderzoeken wat zoal personen kunnen worden genoemd en wat er dus wie wordt en wat wat blijft, en in wiens ogen. Op voorhand is alles gelijk, zijn alle persoonlijke titels ingetrokken, is alles wat, we beginnen opnieuw. Ook ik ben geen persoon, ook u niet. Met zo’n blik hebben we dus alleen houvast aan de werkelijkheid en het enige wat we in die werkelijkheid zien zijn kandidaten voor de titel van persoon. Die kandidaten zijn in mijn ogen in eerste instantie de wezens die met elkaar omgaan. Soortgenoten gaan vooral om met elkaar, maar er is ook intersoortelijk contact. Onder al die soorten zie ik bijvoorbeeld de soort die zich trots op de borst klopt omdat deze soort het concept van de persoon heeft uitgevonden en kan begrijpen, terwijl de rest van de soorten daar geen notie van heeft. Maar maakt die borstklopperij dat het concept van de persoon slechts past op die ene soort? Zelf denk ik natuurlijk van niet, dat heeft u al lang begrepen. Daarom betrek ik ook de andere soorten in het onderzoek. Laat ik eerst de grensgevallen eens bekijken, het intersoortelijk contact. Een voorbeeld daarvan heeft Hacker al gegeven en dat voorbeeld neem ik van hem over, het oude dametje met haar hondje. Zij behandelt haar hondje als persoon, terwijl het voor ons duidelijk geen persoon is. Met dat gegeven in de hand kunnen we haar uitlachen, maar we kunnen ook onderzoeken hoe het hondje voor haar een persoon kan zijn zonder dat het er voor ons een wordt. En dat blijkt kinderlijk eenvoudig. We moeten ons er daarbij alleen goed rekenschap van geven dat de vrouw met het hondje samenleeft in een gemeenschap van twee. Ze zijn alle dagen bij elkaar en op elkaar aangewezen. Het lijkt me niet meer dan natuurlijk dat het hondje dan voor haar een persoon wordt. Het hondje is namelijk het andere lid van de gemeenschap waar terdege rekening mee moet worden gehouden. Bij mij werkt dat eigenlijk net zo. Mijn katten zijn voor mij inderdaad ook personen. Niet dat ik ze als mensen behandel, want daarmee maakte Hacker de vrouw in feite belachelijk en liet hij weer zien dat hij de twee begrippen door elkaar haalt, maar personen zijn mijn katten voor mij wel degelijk, met persoonlijkheden die op mij inwerken en waar ik op inwerk. Ik ben niet zozeer hun baasje, al heb ik wel meer in te brengen door mijn superieure kracht en intelligentie. Ik ben meer een lid van onze kleine gemeenschap die samenleeft in mijn huis. Ik kan niet altijd mijn eigen zin doordrijven. Ik zal hen moeten accepteren zoals ze zijn en zij mij.

In deze twee grensgevallen begint zich een concept af te tekenen. Een persoon zou volgens deze filosofische zienswijze een lid zijn van een gemeenschap, dat een duidelijk gezicht heeft voor de andere leden van die gemeenschap. Dit is de richting waar we het moeten zoeken, daarvan begin ik overtuigd te raken. Dit wordt bijvoorbeeld ook bevestigd door het tegendeel, door de individuen buiten een gemeenschap, waarmee men dus niet in gemeenschap leeft. Die individuen hechten zich in de ogen van de leden vaak aaneen tot een front, de anderen, de sukkels, de vijand. Terwijl die individuen binnen hun eigen gemeenschap weer wel als personen worden beschouwd, met goede en slechte eigenschappen, die door iedereen moeten worden geaccepteerd zoals ze zijn, personen met een eigen gezicht. En natuurlijk is het in het menselijke geval vaak erg complex, daarin geef ik Peter Hacker gelijk. De menselijke manier van omgang zit ingewikkeld in elkaar en bovendien kan een mens lid zijn van veel verschillende gemeenschappen, waardoor de blik ruimer wordt en de mogelijkheden zich vermenigvuldigen. We zien tegenwoordig zelfs dat mensen aan de andere kant van de wereld via de tv kunnen worden beschouwd als personen waarmee men in gemeenschap samenleeft. Dat maakt het menselijk onderzoeksterrein alleen maar complexer. Maar hoe complex ook, het concept van de persoon dat ik heb aangewezen kan gewoon gehandhaafd blijven.

En vervolgens kunnen we dat concept natuurlijk gemakkelijk uitbreiden buiten de mensenwereld. Als we, om maar een voorbeeld te noemen, naar een documentaire kijken over wolven, dan worden ook dat personen. Niet zozeer voor ons zelf als wel voor de wolven van de roedel onderling. Voor elkaar zijn ze personen, je ziet toch hoe ze op elkaar reageren? Ieder heeft een eigen karakter en plaats in de rangorde. Wolven van een andere roedel zullen alleen vijanden zijn, maar dat zijn weer personen voor de leden van de eigen gemeenschap. Het tegenargument dat de wolven zelf het concept persoon helemaal niet kennen en dat ze daardoor ook geen personen kunnen zijn snijdt op geen enkele manier hout. Zoals Peter Hacker zelf al opmerkte kenden de Grieken het concept ook niet, en wil iemand beweren dat de Grieken geen personen waren? Het enige argument om die wolven het persoon-zijn te ontzeggen is een soort superioriteitsgevoel, dat onder druk zou kunnen komen te staan als we ook aan dieren een persoonlijkheid toe zouden kennen. Dat zou kunnen betekenen dat we dieren als personen moeten gaan behandelen. Maar die verborgen angst is niet gegrond. Het tast onze positie niet aan als het persoon-zijn ook wordt opengesteld voor dieren. We hoeven ons niet bedreigd te voelen. Evenmin hoeven we dieren te gaan behandelen als gelijken, simpelweg omdat we niet met ze in een gemeenschap leven. Wij leven in de mensengemeenschap en dus voldoen voor ons vooral mensen aan de criteria. Binnen onze gemeenschap kunnen we dus keurig uit de voeten met het concept van Hacker. Alleen hebben we zijn omwegen niet nodig. We hoeven geen taalspelletjes te spelen om vervolgens te beweren dat alleen degenen die deze spelletjes zouden kunnen begrijpen personen zijn. We kunnen ermee volstaan te zeggen dat ieder mens een persoon is. Zeker juridisch gezien is dat een sterke afspraak.

Overigens geef ik grif toe dat mijn concept veel doet denken aan de latere Romeinse stand van zaken. In die tijd stond een persoon gelijk aan de rol die iemand vervulde in de maatschappij en die kant ga ook ik een beetje op. Daarom zou je kunnen denken dat we in de tussentijd niet zo heel veel zijn opgeschoten. Bovendien doet mijn concept geen recht aan het persoonlijke gevoel dat bijna iedereen heeft, van uniciteit en authenticiteit. Nu denk ik dat die begrippen schromelijk worden overgewaardeerd en zelf voel ik me helemaal niet zo geweldig uniek en onvervangbaar, maar die gevoelens moeten natuurlijk wel een plaats krijgen, alleen al omdat ze zo overheersend zijn in het algemene denken over de persoon. Wij westerse mensen zijn individueel nu eenmaal sterk ontwikkeld. We voelen hoeveel invloed we hebben op de wereld en op andere mensen. We hechten veel waarde aan onze persoonlijkheden en we eisen dan ook dat anderen ons als personen zien en behandelen. En wat gij wilt dat u geschiedt, doe dat ook bij een ander. Dus zien we in principe alle mensen als persoon, ook de mensen buiten onze gemeenschap. Dat is duidelijk een kenmerk van het globalisme, de wereld is een dorp. We zien alle mensen als lid van de grote gemeenschap der mensen, een illusie die trouwens soms kleine scheurtjes vertoont. We zijn bijvoorbeeld verbijsterd als sommige mensen, die wij als personen beschouwen, hun eigen kleine gemeenschappen nadrukkelijk hoger stellen dan de grote gemeenschap met ons. In onze ogen plegen ze dan verraad en daarmee worden het toch anderen, sukkels, vijanden of zelfs terroristen. Dan blijkt dat personen niet zozeer mensen zijn, als wel mensen die aan onze kant van de lijn staan. Hoe dichter mensen bij jezelf staan, hoe meer persoon ze worden. En daaruit volgt natuurlijk vanzelfsprekend dat jij zelf de ultieme persoon bent, de verpersoonlijking van de persoon. Niemand staat dichter bij jezelf dan jij. En dat is een overtuigende reden om het concept van de persoon zo dicht mogelijk bij jezelf te houden, hoewel geen filosofische. Peter Hacker is met open ogen juist in die valkuil getrapt. En vooral de heren hoogleraren gingen hem vrolijk achterna, ook dat was die gedenkwaardige middag amusant om te zien.

Vervreemd

De sprook hieronder over Surinaams heb ik naar Clark Accord gestuurd. Hij en zijn boek spelen er een grote rol in, dus dacht ik dat hij het leuk zou vinden. En daarin kreeg ik gelijk. Hij vond het een aangename verrassing op de vroege morgen en wilde het stuk direct op zijn hyves-pagina zetten. Waartegen ik geen bezwaar maakte, als hij er maar bij vermeldde wie het verhaal geschreven heeft en waar hij het vandaan heeft gehaald.

Nieuwsgierig als ik ben heb ik vervolgens een kijkje genomen op zijn pagina. En daar stond het inderdaad, compleet en onveranderd. Alleen bleek Clark Accord toch een andere kijk op het verhaal te hebben dan ik. Hij had er boven geschreven dat het een recensie was van De koningin van Paramaribo. En nu heb ik een aantal recensies geschreven, dat geef ik toe, maar dit was er niet een van. Dit was gewoon een verhaal over iets dat me is overkomen, over iets dat me heeft geraakt, iets dat me verwonderde. Dat ik ondertussen ook een mening heb gegeven over een boek doet daar niets aan af.

Natuurlijk mag Clark Accord in mijn verhaal een recensie zien. In feite is dat niet meer dan natuurlijk. Het gaat toch immers over hem en zijn boek en die aspecten zijn voor hem vanzelfsprekend het belangrijkste. Op zijn pagina mag hij het zelfs glashard beweren, daar heb ik niets op tegen. Het levert me alleen weer zo’n kleine verwondering op die het leven leuk maakt, samen met al die andere kleine verwonderingen. Waarvan er trouwens nóg een op zijn site te bewonderen is. Hij heeft namelijk de link naar deze pagina’s verkeerd geschreven. Hij schrijft ranzelrazer in plaats van ranselrazer, een vergissing die me maar al te bekend in de oren klinkt. Het is een veel voorkomende fout. Sterker nog, vrijwel iedereen aan wie ik mijn adres vertel gaat zitten hannesen met die s en die z. Blijkbaar is ranselrazer een moeilijk te visualiseren woord en dat verbaast me. Ranzel is toch helemaal niets! Terwijl ransel wel iets betekent. Rasen is geen Nederlands, razen wel. De enige logische vorm van het woord zou dan toch ranselrazer moeten zijn, lijkt me, iets wat toch telkens weer gelogenstraft wordt. En ik blijf dat vreemd vinden, maar jammer genoeg ik ben wat dit betreft hopeloos in de minderheid. Daar zal ik me bij moeten neerleggen.

In dit geval is het echter ook nog op een andere manier verdraaid jammer. Want nu staat er eindelijk ergens op het web een duidelijke link naar deze site, en dan krijgt iedereen die er op klikt te zien dat de server niet kan worden gevonden. Die klikkende personen wordt deze site onthouden, met alles wat er op staat. En waarschijnlijk zal het niet stormlopen op die link, zo troost ik mezelf, want wie heeft er na zo’n lang verhaal nog behoefte aan om verder lezen, maar jammer vind ik het wel, dat moge duidelijk zijn.

Berusting

Nooit zal ik het perfecte verhaal schrijven. Dat stel ik me zelfs niet eens meer ten doel. Verbeteren is de enige hoop die ik koester en daaraan heb ik mijn handen vol.

De smaak van Surinaams

Aan het einde van de zomer maakte ik voor een van mijn bladen een perstripje naar Fins Lapland. Op zulke tripjes word je van hot naar her gesleept, zodat je zoveel mogelijk van een land kunt proeven. Je komt dus op een heleboel plekken waar je anders nooit zou zijn gekomen, ziet dingen die je anders nooit zou hebben gezien en doet dingen die je anders nooit zou hebben gedaan. En dat allemaal in een zo kort mogelijke tijd, anders wordt het te duur voor de organisator. Je hebt dan misschien voorrang, maar je moet wel opschieten. Perstripjes zijn dus leuk, ze zijn zelfs de krenten in de pap, maar ze zijn ook vermoeiend, niet in de allerlaatste plaats doordat je al die dagen optrekt met mensen die je anders nooit zou hebben ontmoet. En met optrekken bedoel ik niet dat je ze elke dag wel een keer ziet. Nee, met optrekken bedoel ik dat je ze de hele dag ziet, de hele dag met ze praat, dat je alles met ze doet, alle dagen. Je ontbijt met ze, je luncht met ze, je dineert met ze, je drinkt een biertje met ze, je zit met ze in de auto, in het vliegtuig, in de boot, op de rivier, in de bergen, in de bossen, ze zijn geen moment uit het zicht. Gelukkig is dat niet alleen slecht nieuws. Het leuke er aan is dat het stuk voor stuk heel verschillende types zijn en dat het meestal, na een eerste stroeve dag, erg gezellig wordt. Buiten de begeleiders van de reisorganisatie en het persbureau namen aan het Laplandtripje een stoere outdoorman deel, een beautyqueen met hersens, een nerd, een middelbare modedame, ikzelf was de no-nonsensman en tot slot was er Clark Accord.

Ik kende Clark Accord niet, maar langzamerhand werd duidelijk dat hij een succesvol schrijver was en dat een van zijn boeken zelfs in het Fins was vertaald. Hij liep daar niet mee te koop, maar hij stak het evenmin onder stoelen of banken. Tijdens onze lange autoritten door het eentonige Lapse landschap, dicht op elkaar gepakt achter in het busje, bleek hij bovendien een goed verteller. Eigenlijk was hij altijd wel bezig met het vertellen van een episode uit zijn leven. Ik herinner me nog levendig het verhaal over de nymfomane nachtzuster, die zich stortte op zowat elke aantrekkelijke mannelijke patiënt die werd binnengebracht. Ook staat me nog het schrijversklasje bij waarin Clark zat en waarin hij door niemand serieus werd genomen, terwijl hij achteraf de enige is die werkelijk een boek heeft gepubliceerd en de rest niet verder is gekomen dan het werpen van jaloerse blikken bij de rode loper van het boekenbal. Verder wist hij natuurlijk de modewereld heerlijk tot leven te wekken, waarin hij lang heeft gewerkt als make-up-artiest. En dat hij in zijn huis in Suriname een telefoonaansluiting wist te krijgen was een regelrecht mirakel.

Daar in het hoge noorden, terwijl we samen in een kano over een betoverend en spiegelglad Laps meertje gleden, beloofde ik een boek van hem te lezen. En dat ik hem dat beloofde hoeft helemaal niemand te verwonderen. Het lag zelfs voor de hand dat ik hem dat beloofde, want als je een tijd zo dicht op elkaars lip zit, raak je in elkaar geïnteresseerd. En niet lang na thuiskomst zette ik mijn intenties ook nog kracht bij door De koningin van Paramaribo aan te schaffen, het debuut van Clark Accord. Maar er strijden altijd veel boeken om mijn aandacht, een gevecht dat dit boek op dat moment even niet kon winnen. En omdat interesses nu eenmaal op de achtergrond raken als ze niet worden gevoed, had het zomaar achter in de kast terecht kunnen komen, waar er voor de band weinig anders had opgezeten dan door iedereen vergeten stof vergaren. Maar dit keer heeft uitstel niet tot afstel geleid en na een moeizaam begin heb ik het toch vrij snel uitgelezen. Het was de moeite waard.

De koningin van Paramaribo gaat over Wilhelmina Angelica Adriana Merian Rijburg, ofwel Maxi Linder, de bekendste en meest exclusieve hoer van de stad. Deze Maxi Linder was een kleurrijke figuur, die er geen geheim van maakte welk beroep ze uitoefende. Ze liep er zelfs mee te koop. En dat het goede koopwaar was die ze uitventte, dat staat buiten kijf. Bovendien maakte ze het niemand makkelijk die het tegen haar opnam. Haar woedeaanvallen waren legendarisch en ze zette iedereen te kijk die probeerde de spot met haar te drijven. Het was al met al een vurige tante, die met zowat heel vooraanstaand mannelijk Paramaribo het bed deelde.

Het is een hele opgave om over zo’n uitgesproken en heftige persoonlijkheid een boek te schrijven. Natuurlijk wil je er geen echte biografie van maken, want dan zit je veel te veel vast aan de feitjes en ben je je vrijheid als schrijver kwijt. Bovendien wordt het boek dan te dik en te saai. Een ander probleem is dat je het verhaal in zo’n roman maar moeilijk vanuit het perspectief van de vrouw kunt vertellen. Je zou dan gedwongen zijn stelling te nemen en je zou moeten onthullen uit hoeveel werkelijke woede haar buien bestonden en hoeveel er berekening was. Als schrijver kun je dat niet en je wilt het niet, en daarom is het beter om zo iemand op een respectvolle afstand te houden. Dus zit je met een stevig vormprobleem en met je handen in het haar. Maar Clark Accord draagt geen haar en het probleem heeft hij handig opgelost door de vorm te kiezen die bekend is van boeken als As I Lay Dying en van Omtrent Deedee. Ik begrijp dan ook niets van de opmerking die hij in Finland maakte dat sommige critici hem verweten dat het boek te simpel was van structuur. In mijn ogen is dat een volkomen belachelijke aantijging. De structuur is uitstekend, ook al is het boek vrijwel helemaal chronologisch opgebouwd. De afzonderlijke vertellende personages geven ieder hun eigen kijk op Maxi Linder. Allemaal lichten ze een puntje van de sluier op en zo krijg je toch een compleet beeld van de vrouw. Terwijl er toch genoeg te raden overblijft, want Clark Accord is zo slim geweest om niet alles te willen vertellen. Doordat steeds andere mensen over hun eigen avonturen vertellen, waarin Maxi Linder niet eens altijd een prominente rol speelde, blijft de vrouw vooral beeld. En dat werkt perfect, want beeld is precies wat ze was, een beeld dat ze van zichzelf geschapen had. Zelf komt ze alleen aan het woord als kind en als stervende oude vrouw. Als kind had ze het beeld van zichzelf nog niet ontwikkeld, als oude vrouw was ze van elke waardigheid ontdaan en dus weer menselijk. Daartussenin hield ze het beeld van haarzelf hoog, het beeld dat beeldbepalend was voor Paramaribo, samen met al die andere kleurrijke beelden waarmee de schrijver ons het hele boek door bestookt. Door haar zo te portretteren zet hij direct de stad zelf neer, in al haar kleurrijke facetten, gedurende een bewogen periode. Ik kreeg zelfs de indruk dat het boek minstens evenveel ging over Paramaribo als over haar legendarische koningin.

Clark Accord heeft mij niet teleurgesteld. De vertelkunst die hij in het Lapse busje tentoonspreidde heeft hij ook op papier tot leven weten te wekken. Dat is knap en lovenswaardig, iets waarmee ik dit verhaal gemakkelijk af zou kunnen sluiten. Ware het niet dat ik de werkelijke aanleiding om het te schrijven nog niet heb onthuld. En die werd niet gevormd door het verhaal, hoe aangenaam dat ook is, maar door de taal die in het boek gebezigd wordt. Op het eerste gezicht is daar misschien niets vreemds aan te ontdekken. De taal ziet er uit als Nederlands. De taal leest als Nederlands. Lees je hardop dan klinkt dat als Nederlands. Maar toch is er iets mee aan de hand. Al op de eerste pagina’s blijkt de taal veel te bloemrijk voor Nederlands. Als iemand iets ruikt, dan ruikt hij niet gewoon, dan dringt de geur zijn reukorgaan binnen. Als iemand op sterven ligt, dan gaat ze niet gewoon dood, dan bevindt ze zich in zorgwekkende toestand. En wie geil is, die wil niet neuken maar is rijp voor Maxi’s schoot. En zo staan er op elke bladzijde talloze voorbeelden van dit bevreemdende taalgebruik. In het begin ergerde ik mij er aan, het verpestte zelfs mijn hele leeservaring. Op die manier spreekt toch niemand, dacht ik, als er weer eens een personage een mond vol woorden nam. Tot ik er achter kwam dat ik helemaal geen Nederlands aan het lezen was. Ik las Surinaams en dat bleek heel iets anders. Als ik verderop in het boek opnieuw struikelde over een welig bloemperkje in een zin, nam ik mijn toevlucht tot het Vliegende Panterachtige nepsurinaamse accent dat iedere Nederlander wel machtig is. Met die zangerige intonatie klonken de zinnen ineens natuurlijk, klonken ze zelfs als een klok. En zo heeft Clark Accord me niet alleen een mooi verhaal verteld, hij heeft me ondertussen ook nog laten proeven van zijn taal. Het was een exotisch en smakelijk gerecht.

15-11-2007

De beperkingen van begrip

Begrijpen doe ik het wel. Maar inleven zal niet lukken.

Herhaling

Het is heerlijk om nieuwe mensen te ontmoeten. Aan hen kun je al die zelfde verhalen weer eens helemaal opnieuw vertellen.

Onder de schone schijn

Mijn droomvrouw ben je niet, dat hoef ik me nooit te verbeelden. Maar je hebt wel iets dat mijn droomvrouw nooit zal hebben. Je bestaat echt, net zoals ik.

Eerlijk en overweldigend

Taal kan niet liegen. Taal schept in de lezer een heel eigen werkelijkheid. En als die werkelijkheid niets voorstelt, dan leest die lezer een slechte tekst. Daarentegen hoe duidelijker de werkelijkheid is die wordt geschapen, hoe beter de tekst. De verbeelding van de lezer heeft daar niets mee te maken, want je kunt het de tekst niet verwijten dat een lezer geen fantasie heeft. Bovendien staat de fantasie van lezers nooit stil. Een duidelijke werkelijkheid wekt de fantasie juist op, omdat de werkelijkheid in de tekst altijd alleen maar een voorbeeld is van hoe de wereld er uit zou kunnen zien. Daardoor kent die werkelijkheid geen grenzen en wordt de lezer erin gezogen.
De fantasie heeft niets te maken met de tekst, maar het lezen wordt met die fantasie wel een onvergetelijke ervaring.

Redactie

Het verhaal dat mensen hebben willen vertellen moet in stand blijven, op de manier waarop ze het vertelden en in de stijl waarin het is geschreven. Het hoeft alleen te worden ontdaan van fouten en verwarrende dubbelzinnigheden, en hier en daar wat worden aangezet.

Het is zo makkelijk

Om te kunnen rijden moet ik iedere keer weer het wiel uitvinden. Tot ik het toevallig een keer vastleg in een vorm. Nadien is het vanzelfsprekend gesneden koek.

Kansen voor misleiding

Wanneer mensen iets gezien hebben willen ze, voor ze zich een zekerheid vormen, toch altijd nog een bevestiging hebben van hun vermoeden. Als je ze die onthoudt breng je ze in verwarring. Verward zijn ze plooibaar en kun je het beeld makkelijk beïnvloeden dat ze van een gebeurtenis hebben. Krijgen ze de bevestiging wel, dan neemt hun beeld direct vaste vormen aan. En ook dat kun je gebruiken.

Met deze wetenschap in het achterhoofd draai je je onder allerlei akkefietjes en blunders uit, zonder ook maar iets te hoeven ontkennen. Als je iets moet ontkennen, kun je het eigenlijk net zo goed toegeven. Dan is je zwendel aan het licht en vecht je voor een verloren zaak.

Schijnbaar in tegenstrijd

Kleine hapjes zijn lang niet altijd voor snelle consumptie.

Roem

Eén keer heb ik gegoocheld, het was een groot succes. Ik deed het op de lagere school, vermoedelijk in de vijfde klas op het feestje van de jarige juf, en ik bracht de truc van het verdwijnende muntje. Ik legde het op tafel en spreidde er een doek overheen. Terwijl ik die recht en keurig legde haalde ik het muntje er onder vandaan. Daarbij merkte niemand op dat het eigenlijk helemaal niet gebruikelijk is dat je hand bij zo’n handeling even onder het doekje verdwijnt. Niemand besteedde er aandacht aan, iedereen geloofde wat ik zei, dat ik het doek recht legde, mooi en keurig, dat was belangrijk, daar moest aandacht aan worden besteed. Ik was trouwens tijdens de hele act al aan het woord, met woorden die ik van tevoren zo ongeveer had gerepeteerd. Ik sprak verder over het muntje onder de doek en ondertussen stopte ik het onopvallend in de zak van mijn jasje dat ik voor deze gelegenheid had aangetrokken; een goochelaar behoort toch een voorkomen te hebben. Daarna deed ik mijn toverbewegingen boven de doek, haalde het met een dramatisch gebaar weg, keek triomfantelijk de klas rond en vroeg mijn klasgenootjes waar het muntje was. Niemand bleek te vermoeden wat ik ermee had gedaan. Ik moest mijn handen laten zien. Ze dachten dat het onder een andere doek lag. Ze keken onder de tafel. Maar mijn zakken hoefde ik niet leeg te halen. Het eerste deel was geslaagd. En ze hadden het ook niet in de gaten toen ik het muntje weer uit mijn zak haalde en het op dezelfde manier terug legde als ik het had weggepakt.
Ik kan gerust zeggen dat het, in al zijn eenvoud, een geweldige voorstelling was waarmee ik de kern raakte van de goochelkunst. Ik ben er trots op.

Dan maar meteen

Het is onvermijdelijk, eens zal het er van komen, ik ga dood, daar heb ik me met de beginnende aftakeling bij neergelegd. En als het er dan toch van komt, waarom zou ik het leven dan kunstmatig willen rekken? De dood hoort er bij, dat wil ik helemaal niet ontkennen, zonder dood geen leven. Hoe langgerekter, hoe minder er van overblijft. Hoe meer risico ik loop om verslaafd te raken aan mijn eigen tevredenheid.

Shock

Een beetje sceptisch en dus onvoorbereid ben ik in Baise Moi beland. En ik ben me kapot geschrokken, waarmee de film zich met stip nestelde in mijn top, al terwijl ze speelde.

Geruststelling

Dat je niet goed genoemd kunt worden, wil heus niet zeggen dat je slecht bent.

Exemplarisch

Er fietsten me twee bakvissen tegemoet en ik kon het niet helpen te horen wat ze bespraken. ‘Als er werd gestrippokerd, dan was ik er zeker niet bij. Want daar zou ik niet eens bij wíllen zijn.’ Het meisje sprak heel beslist, en net als de meeste mensen ging ze er natuurlijk voetstoots vanuit dat als ze een praktijk moreel maar krachtig genoeg verwerpt, ze er ook nooit mee te maken zal krijgen. Waarbij ze er, net als al die anderen, niet bij stilstond dat het strippokeren ooit als natuurlijk voort zou kunnen komen uit een complex aan voorgaande gebeurtenissen en dat ze het dan niet eens erg zal vinden om uit de kleren te gaan.

Zo gaat dat ook met massamoorden, bijvoorbeeld.

Tip

Niet alles is voor jou.

Mechanisch taalbeeld

Ik zie taal graag tot in de puntjes functioneel.

Het leven is een leerschool

Het mag een schrale troost heten dat ik in ieder geval nog voor mijn veertigste de ware betekenis en spelling van het woord nochtans leerde kennen. Die twee waren in mijn jeugd vervormd geraakt onder invloed van de stripjes van Kamagurka, alleen hij gebruikte het woord regelmatig. Van hem kreeg ik zinnen voorgeschoteld als ‘Het is nochtans waar’, waarna ik om zijn grap moest lachen. Die zin betekent ‘maar het is waar’, terwijl de betekenis die ik er aan hechtte de vorm had van ‘het is wel waar’. Die twee zijn verwant, maar niet hetzelfde. Let er hierbij op dat je de twee verschillende woorden over en weer samen zou willen gebruiken, waardoor hun betekenis in elkaar overvloeit. Ik verwarde ze dus. En was het daarbij gebleven, dan waren alle koeien binnenboord gebleven, maar ik ging het nieuwe woord ook daadwerkelijk gebruiken, vooral in mijzelf, in mijn spreektaal, soms in schrift, en nooit heb ik de noodzaak gevoeld om deze zaak eens nader te onderzoeken.

Toen schreef ik het woord in een voor mij belangrijke brief, in de finale maar liefst, en ik stuurde hem weg. Bovendien schreef ik het verkeerd, ik schreef nochthans, die h had zich lang geleden in het woordbeeld genesteld, in de tijd ik het woord veel zei zonder het te zien. Die gebeurtenis maakte wat ik twee maanden later ontdekte pas werkelijk relevant. Weer tikte ik nochthans in mijn computer en nu merkte ik het rode kringellijntje op dat eronder verscheen. Daar stond ik van te kijken, want het woord stond er goed. Ik klikte rechts en keek bij de alternatieven, vanwaar nochtans me aanstaarde. Ik geloofde het niet direct en raadpleegde Van Dale. Dat maakte het feit, een feit waar ik nog even bij moest blijven dralen, waardoor ik ook de betekenis las: ‘echter’.

Mijn klomp viel in stukken uiteen, want ik had ze allebei gebruikt, maar en wel. Maar het is nochthans waar.

Welkom

Ik kan je geen redenen geven waarom je bij me zou moeten blijven. Alleen jij kunt die bedenken. Net zoals alleen jij er kunt bedenken waarvoor je me voorgoed zou verlaten.

Maar weet wel dat ik me mee laat slepen door wat me aanspreekt, gevaarlijk of ongevaarlijk even makkelijk, en dat je me dus nooit zult kunnen vertrouwen.

Zorg

Dat die god mij schiep is zijn zaak, wat zal ik me daar om bekommeren. Ik bekommer me om Hem op mijn eigen manier.

Ik ben en ik ben niet

In het zijn besta ik, god onder goden, in het ene ga ik op.

Gedecideerd

Een plaats in mijn verleden zou ik je nooit kunnen ontzeggen, ik zou niet durven, die heb je verdiend. Maar in mijn heden heb je niets te zoeken.

30-9-2007

Het leeft

In feite wilde ik het treurig vinden, maar dat kon ik niet toen ik bij de boomstam stil bleef staan die op nog geen meter van de grond was afgezaagd en waaruit nu aan de zijkant heel vrolijk twee sprieten omhoog staken met groene blaadjes eraan.

Toch is het hem niet vergund.

Moedig

Niet bang voor een beetje angst.

Onverwacht amusant

Wanneer je je niet kunt herinneren dat je bent opgestaan, wanneer je je suf piekert over hoe je deze ochtend uit je bed gekomen bent, dan kan het goed zijn dat je nog ligt te slapen, dat je bezig wordt gehouden door je droom. Dromen geven vermaak. Zonder hun voorstelling zou je je te pletter vervelen in bed en dan maar opstaan om elders je vertier te zoeken. Dromen zorgen bedrieglijk goed voor onze rust.

Paranoïde

Je kunt van die Saddam zeggen wat je wilt, maar hij kreeg het daarginds schijnbaar kinderlijk eenvoudig rustig en stabiel. Dit in schril contrast met het Westen, terwijl dat toch een substantieel grotere slagkracht bezit. Blijkbaar is het handig om te weten waar je precies moet slaan, vooral niet te zacht.

Erratum

Op straat kwam ik een reclameposter tegen. Dertig minuten bewegen / overal en elke dag, zo vertelde mij die levensgrote ingezonden mededeling. En dat bord irriteerde me. Want ik maak zelf wel uit wanneer, waar en hoe vaak ik beweeg, daar heb ik die bemoeials niet bij nodig. Dus schreef ik onder de tekst: Hoe kan ik nu elke dag overal dertig minuten bewegen? Dat is een onmogelijke taak. Er passen te weinig dertig minuten in een etmaal.

Dat is misschien een beetje flauw en niet heel erg origineel. Want met dat ‘overal’ bedoelen ze natuurlijk niet echt overal, dat weet ik ook wel, ze bedoelen dat er overal mogelijkheden zijn om te bewegen en dat ik er elke dag een moet grijpen, waar ik ook ben. Maar te kwader trouw als ik ben vat ik het toch op als werkelijk overal, misschien niet eens alleen als overal ter wereld, maar ook verder overal. En daarmee wordt het pas echt onmogelijk, vooral omdat het een taak is van elke dag opnieuw.

Het is flauw, dat geef ik toe. Maar het is niet alleen flauw, jammer genoeg. Het klopt ook niet, daar kwam ik al snel achter terwijl ik verder liep. Er staat namelijk niet ‘elke dag overal’. Die woorden heb ik omgedraaid. En bovendien staat er nog een woordje tussen. Er staat ‘overal en elke dag’. Dat kun je niet veranderen zonder dat de betekenis mee verandert. Ik hoef dus niet elke dag overal te bewegen, zoals ik kwaadwillend suggereer. Ik mag er mijn hele leven over doen om overal op een dag dertig minuten te hebben bewogen. En dat is aanzienlijk minder onmogelijk.

Onthechting

Ik moet niet alleen jou los kunnen laten, maar ook het onderwerp jou in mijn gedachten. Zo af en toe.

 

10-8-2007

Jaargang 3

Wat ik zou waarderen

Een krant die eens per week uitkomt, waarin de hoogtepunten van het nieuws en de gebeurtenissen van de afgelopen week worden uitgelicht en becommentarieerd, niet anders dan de huidige kranten, alleen voor een week in plaats van een dag, niet anders, niet dikker. Daarmee hoeven we even geen gehoor te geven aan onze gulzige honger naar nieuws, die alleen gestild lijkt te kunnen worden door nog meer waargebeurde verhaaltjes waar we niets mee te maken hebben in serieuze nieuwskleren.

Om me werkelijk te plezieren moeten natuurlijk alle andere media uit de lucht worden gehaald. Die kunnen het effect alleen maar verpesten.

Wat ik zou waarderen

Een programma voor de computer dat een 3D-animatie van ons zonnestelsel of zelfs het heelal laat zien en waarin alle functies van de veronderstelde bewegingen van de hemellichamen zijn verwerkt zodat het elke positie kan berekenen en aan ons tonen, met eventueel allerlei knoppen waarmee we allerhande extra informatie tevoorschijn kunnen toveren en waarin we met al even simpel knoppenwerk door de verschillende tijden kunnen struinen, langzaam of sneller, en van invalshoek en zoomniveau kunnen wisselen, liefst met om te beginnen als middelpunt de aarde, voor de oriëntatie, waarna ieder zijn eigen middelpunt kiezen kan. Niet de zon. Maar dat zal wel te veel zijn gevraagd.

Verder had ik graag dat het op Linux draait en geen al te grote rekenkracht vergt. Ik wil het natuurlijk vlot op mijn laptopje kunnen draaien.

Je bluft

Natuurlijk bluf ik. Dat spreekt voor zich. Maar denk je dat jouw hand kaarten beter is?

Wat me nou toch overkwam

Laatst ging ik op een persreisje naar Tirol om aldaar te mountainbiken. Er ligt daar een skidorp, Ischl, dat in de zomer het Mekka van het mountainbiken wil worden. En ik moet zeggen, ze timmeren flink aan de weg. Vooral de singletrackers moeten er eens heen. Zij kunnen daar hun lol op. Maar er zijn ook genoeg paden voor het hele gezin. Vooral die heb ik zelf bereden.

Goed, nu heb ik het toeristenbureau dat mijn reis heeft betaald wel genoegzaam tevreden gesteld. Nu over op wat ik daar in de bergen van Oostenrijk heb meegemaakt. In de namiddag van de eerste dag gingen we naar een klettersteig. We zouden het eerste deel ervan beklimmen, daar had ik me vooraf angstig op verheugd. Ik heb namelijk hoogtevrees, en vooral op hooggelegen plaatsen heb ik daar last van. Wel heb ik hem redelijk onder controle, sinds ik op mijn twintigste met mijn vriendin de Notre Dame beklommen heb. Voor haar ogen kon ik me natuurlijk niet overgeven aan mijn angst, dus overwon ik hem. Met als resultaat dat ik me over de leuning heen kon buigen. Terwijl ik een paar jaar daarvoor nog het liefst in het midden van het overdekte deel van de top van de Eiffeltoren bleef, ging ik deze keer ook het laatste trapje omhoog en stak ik zelfs mijn hoofd door het gaas. Sinds die reis beklim ik alles wat ik tegenkom. Maar mijn angst is er nog steeds. Als ik uit het trapgat stap op de Domtoren, dan druk ik me de eerste paar minuten tegen de muur, voor ik een voorzichtig stapje naar voren durf te doen. Op bruggen voel ik me niet helemaal veilig en bij het skiën kreeg ik de schrik van mijn leven toen ik ineens onverwacht over een kam van vijf meter breed moest gaan.

En nu ging ik klettersteigen, wat uiteindelijk gewoon rotsklimmen betekende, tien meter recht omhoog, maar daar zijn we nog niet. Eerst werden alle journalisten, ongeveer twintig in getal van verschillende nationaliteiten, in een paar busjes gehesen en naar een plek vlakbij de rotsen gebracht. Aanvankelijk reden we over de weg, daarna over een weg naar boven en tot slot over een slingerende zandweg. Op de plek waar we uitstapten kregen we ook onze uitrusting, een veiligheidstuig en een helm. Dat tuig zou ons opvangen als we vielen. Het touw was ongeveer twee meter lang en op een speciale manier gevouwen, waardoor de vaart uit onze val gehaald zou worden. Op een of andere manier gaf dat niet zo’n heel veilig gevoel. Als we zouden vallen zouden we waarschijnlijk met een gebroken arm of been in een oncomfortabele positie komen te hangen, tot iemand ons kwam redden. Maar ook zover was het nog niet. Eerst moesten we nog lopen. We gingen op pad. Na tien minuten kreeg ik te horen dat het waarschijnlijk een wandeling van een half uur zou zijn. Dus we liepen en we liepen en het ging steeds hoger. En als ik dacht dat we er nu toch bijna moesten zijn, bleek het nog veel hoger te gaan. Het werd steiler en rotsiger, met grote sneeuwhopen waar we doorheen of onderdoor moesten. En hoger ging het. Daar op die bergwand begon mijn angst dan toch op te spelen. Maar ik liep verbeten door en ik verbeet me zo heftig dat ik een duidelijk voornemen nam. Ik moest en zou die klettersteig bestijgen! Ik was verdomme niet voor niets dat hele eind komen lopen! Ik zou en moest naar boven! Nog geen klettersteig in zicht. Tot ik ineens het groepje dat voor me uit had gelopen inhaalde en deze mensen aan de voet ervan bleken te zitten. En die klettersteig ging werkelijk recht omhoog. Vrijwel vertikaal. Dat kon niet! Daar kon je niet naar boven! Ik niet! Niet ik! Op dat moment sloeg de angst pas goed om mijn hart. Nu was ik werkelijk bang. Ik ben tegensputterend op een steen gaan zitten, een beetje wankel, probeerde me koest te houden en keek af en toe naar de wand omhoog, mijn vijand. Ik had er bijna in eerbied voor gebogen.

Maar gelukkig waren er eerst nog de instructies. Een Oostenrijker legde een paar dingen uit die ik al begreep en vertelde dat we eigenlijk handschoenen nodig hadden, een advies dat ruimschoots te laat kwam, daar er boven op de berg geen handschoenen voorhanden waren. Maar dat was de minste van mijn problemen. Voor geschaafde handen ben ik niet bang. Wel kon ik in de tijd dat er gesproken werd even tot rust komen, voordat de eerste mensen begonnen met klimmen. En dat bleek een verrassing. Die eerste klimmers klommen gewoon naar boven. Dat zag er eigenlijk heel simpel uit. Je hoefde alleen maar te kijken naar wat er in je directe omgeving was, dan vond je vanzelf een weg naar boven. Daardoor werd ik gesterkt. En van dat momentum heb ik optimaal gebruik gemaakt. Ik moest toch naar boven, want ik was dat hele stuk niet voor niets komen lopen en ik kon niet naar beneden zonder het te hebben geprobeerd. Dus schraapte ik al mijn branie bij elkaar, liet me fotograferen, lachend maar niet blij, en haakte mijn beveiliging aan de wand, ik ging klimmen. Wat overigens lang niet meeviel. Ik had iedereen zo gemakkelijk grip zien krijgen op de rotsen, maar nu ik daar zelf aan de wand hing bleek dat helemaal niet vanzelf te gaan. Er was overal rots om me heen, het zag er allemaal hetzelfde uit, hoe moest ik daaruit in godsnaam een plekje zoeken waar ik mijn voeten neer kon zetten! Dat zag ik niet. Met mijn handen had ik dat probleem minder. Die vonden genoeg steun in de scheur waar de klettersteig heel strategisch langsheen liep. Dat was comfortabel, want vallen was zo eigenlijk uitgesloten. Als ik me maar goed vasthield, wat ik natuurlijk deed. Gek genoeg was de beveiliging nog het gevaarlijkste onderdeel. Die vergat ik iedere keer om te wisselen naar het volgende stuk, dus moest ik me steeds naar beneden strekken om achterstallig onderhoud aan mijn levenslijn te plegen. Hoe hoger die vast zit, hoe minder diep je kunt vallen, dat is logisch.

Ik ben tot een meter of tien gekomen. De volgende stap kon ik niet maken, ik wist niet hoe, al zag ik dat het verder naar boven een stuk minder steil en dus makkelijker zou worden. Het lukte me gewoon niet er te komen en uiteindelijk heeft mijn begeleider me gezegd dat ik terug naar beneden moest gaan. En daar aan die wand, tien meter boven de grond, heb ik me achterover laten hangen, heb ik naar beneden gekeken. Er was niets van angst in me achtergebleven. Alles was weg. Het was een veilige ervaring.

De weg terug ben ik fluitend en zingend gegaan, langs al die hellingen die me op de heenweg afgronden hadden toegeschenen. Het was een heerlijke wandeling door een prachtige omgeving. Ik was blij om er te zijn.

IJzeren regel

Wie niet dood wil kan niet leven.

Doorgedacht

Ik, dus ik ben.

Onder alles gaat een god verborgen

Ik aanbid de goden niet, ik wens ze beleefd goedendag.

Ik ben een god

De meeste mensen zijn monotheïst, ook al aanbidden ze geen god, ze zien alleen zichzelf. Voor hen is de mens de enige god, ook al aanbidden ze er een buiten henzelf.

De meeste mensen
zijn monotheïst ook al aanbidden ze
geen god en zien ze alleen
zichzelf

Voor hen is de mens
de enige god ook al aanbidden ze
er een
buiten henzelf

Stellingname voor ingewijden

Lady Snowblood is een mislukte poging om een vrouwelijke Zatoichi te creëren. Ook zij is een jakuza, een die de goeden en de zwakken helpt maar die toch duidelijk een jakuza is, als de andere jakuza. Tegelijkertijd los van alles, uitgestegen tot volkomen onafhankelijkheid. Zatoichi is dat, Lady Snowblood probeert het te zijn. Daar is ze voor geschapen, een werktuig voor een wraak die ze al genomen heeft. Losgeslagen en nu zonder doel zwervend, opgejaagd door de politie. Dat mag een indrukwekkend verhaal zijn, maar toch heeft Zatoichi een doorslaggevend aspect op haar voor. Hij is een oude man, hij heeft het allemaal al gezien. Hij heeft geen verhaal van vroeger. Een film over een jonge Zatoichi kan niet gemaakt worden. Vroeger was hij nog niet Zatoichi, dus die film zou over niets anders kunnen gaan dan over een willekeurige blindeman. Zij is echter nog zoals ze vroeger was. Niet werkelijk onafhankelijk. Over Zatoichi kunnen eindeloos veel verhalen worden verteld. Terwijl de verteller van haar verhalen het steeds moeilijker zal krijgen om haar de drive mee te geven waarmee ze een nieuw avontuur aan kan gaan. De tweede keer was eigenlijk al net iets te veel gevraagd. Poging mislukt. Bovendien vecht ze heel wat minder overtuigend dan Zatoichi. Die is ook veel leuker. Naar Zatoichi kijken is genieten.

Verhaal

Verslag ter plaatse

Onder de bomen kruisten twee mensen mijn pad. Ze kwamen voor me te lopen, ze liepen hand in hand en ik ging er voetstoots vanuit dat het een man was en een vrouw. Eerst trok de man mijn aandacht, hij keek steeds van haar weg in de richting van het kanaal langs het wandelpad. Ook zij keek in die richting, waarmee ze mijn aandacht op zich vestigde. En ineens had ik het idee dat het een jongen was. Haar postuur was jongensachtig, wat me even verwarde, want ze leken werkelijk te lopen als man en vrouw. Maar hoe langer ik keek hoe duidelijker het werd. De manier waarop die puzzel voor me liep, het bovenlichaam iets naar voren, de manier waarop die handen in die mouwen zaten, en waarop ze er direct weer in terug doken nadat ze iets hadden aangewezen, de manier waarop die arm half achter op de rug hing. Dat moest wel een jongen zijn, een jaar of twaalf. Zouden ze vader en zoon?

Dan gingen ze op een bankje zitten, naast elkaar, de jongen had het uitgezocht. Die keek strak voor zich uit toen ik langs kwam lopen. De man wreef met zijn vlakke handen over zijn ogen en gezicht, bedekte het zo, maar als hij dat nog iets langer had volgehouden zou het met zekerheid verdacht zijn geweest. Hij liet zijn handen zakken en moest wel naar me kijken, naar de beweging precies voor zijn neus. En ik keek recht terug in zijn gezicht. We zeiden gedag. Er was geen enkele gelijkenis. Hij was niet op zijn gemak.

En nu mag u zeggen welke conclusie hieruit getrokken moet worden. Waarbij ik ten overvloede aanteken dat ik enkel de dingen heb vermeld die mij persoonlijk opvielen.

Toegegeven

Je hebt gelijk, natuurlijk. Ik weet alleen niet hoe mijn eigen woorden zouden klinken.

Alle kracht

Wie het gevecht wint, die heeft gewonnen. Dat is zijn recht.

15-6-2007

Ziek

Als de man nu voor me in het kanaal ligt, die ik in de toekomst zou kunnen redden door nu een euro te geven, dan zou ik hem naspringen, geen voorbehoud. Maar nu hoef ik hem nog niets te geven. En met mezelf in die toekomst heb ik al even weinig te maken. Ik kan de pest krijgen!

Vroeger was alles beter

Beesten leven zomaar in het bos, iets wat wij net zo goed konden, voordat we degenereerden en daar nog vrede mee hebben ook.

Waarheid

Je leeft, en dan ga je dood. Lange verhalen verschillen wat dat betreft in niets van de korte. Daarvoor hoef je het grote moment niet uit te stellen.

Verkeerde plaats

Mijn gedachten gaan als een sneltrein, ik hoef alleen een station te vinden waar ik op kan stappen.

Natuurlijk, in het Engels ligt deze beeldspraak meer voor de hand.

Vita

Voor ieder wezen is het een kwestie van leven of dood, voor jager en opgejaagde. Welke wendingen het lot ook nemen mag, er wordt altijd verloren, terwijl de winnaar alleen heeft gewonnen terwijl hij eet. Dat is het schone ervan. En omdat ik dat mooi vind, dat het leven verder gaat, zou je me kunnen scharen onder de vitalisten, een predicaat dat veel argwanende blikken op zal leveren omdat het vitalisme een stroming is waar onder andere het fascisme uit is voortgekomen, en het nationaal socialisme, twee richtingen die ik voor de nuance graag uit elkaar houd. Het ene is een Italiaanse vorm, het andere een Duitse, beide uit eerste helft vorige eeuw. Maar het mijne is Nederlands, en bovendien de mijne nu. Zelf heb ik dus weinig morele of maatschappelijke bedenkingen bij de verwantschap. Historische gebeurtenissen, hoe ingrijpend ook, kunnen toch niet zomaar hele denkgebieden afsluiten. Het zou zelfs dom zijn om iets alleen uit angst voor de behaalde resultaten te mijden, met alle rijkdom die er onvermijdelijk in besloten ligt. Als extra geruststelling wil ik daar nog wel aan toevoegen dat ik mezelf niet automatisch reken tot degenen die zullen eten. Nou net niet, al eet ik met smaak.

Wiskunde

Nul is de aanname, oneindig de uitkomst.

Afscheid

Je mag gerust kwaad op me zijn. Natuurlijk. Maar ik zou willen dat je ooit zult proberen me te begrijpen.

Rotsvast beeld

Ik weet niet hoe het er uitziet, maar ik zal het herkennen.

Gespeeld

Beroepsacteurs moeten niet alleen kunnen spelen. Spelen kan iedereen. Ze moeten vooral met overtuiging kunnen doen alsof ze spelen.

Dood in en om het huis

Net als Poes is Muis een kat. Het is een kat die bij mij in huis woont en mijn brokjes eet. Maar het blijft een kat, die kattedingen doet. Zo ging ze net naar het huis uit, wat direct een enorm lawaai opleverde op mijn plaatsje. Zoveel lawaai dat ik maar eens door het raam naar buiten ging loeren. Niet minder dan twee mezen maakten duikvluchten naar haar, kwetterend dat het een aard had en Muis verdween dan ook schielijk door het kattenluik. Waarom die twee beestjes zoveel misbaar maakten werd aan mij geopenbaard toen Muisje langs me heen probeerde te glippen terwijl er duidelijk een vleugeltje uit haar bek groeide. En het is mij welbekend dat er doorgaans geen vleugels groeien uit de bekjes van kleine poesjes, dus moest ze er wel een te pakken hebben, zo’n gevederde vrind, ongetwijfeld het nageslacht van die twee herrieschoppers buiten.

Nu is het niet zo dat ik kleine Muis haar overwinning misgun, zeker niet, maar ik wil ook niet dat er straks een vogellijkje gaat liggen stinken achter de bank, dat spreekt voor zich. En dus heb ik haar haar prooi ontfutseld, iets waar ze niet tevreden mee was, maar wat ze me ook niet nadraagt, gezien het feit dat ze nu weer tevreden op mijn schoot ligt te knorren. Haar slachtoffertje leefde nog toen ik het omhoog hield. Het kopje kon ze niet meer oprichten, maar ze flapperde met een vleugeltje in mijn hand terwijl ik zo snel mogelijk in mijn schoenen gleed. Ik heb haar op het dak gelegd, buiten het bereik van grijpgrage Muizenklauwtjes, maar zo te zien had ze ondertussen de geest al gegeven. Een teken van leven gaf ze niet meer, haar ouders des te harder. Die vlogen onverminderd kwetterend om me heen toen ik buiten kwam. Van de schutting naar het dak van de schuur, halverwege de muur van de buren, terug naar de schutting, niet te dicht bij mij in de buurt natuurlijk.

Eenmaal weer terug binnen begon het, heel toepasselijk, te hozen. Het is daarom maar te hopen dat het beestje inderdaad al dood was in mijn hand. Niets kan ellendiger zijn dan langzaam sterven in de regen.

Gerust

Ik ben het kwijt. Maar misschien was het er niet om mee te beginnen.

Feestje gegeven

En nu zit ik dus in een absurd schoon en rommelig huis.

Oefening baart kunst

Ongeoefende spelers slaan beurten over, het spel gaat voor hen nog te snel. Terwijl een prof dat nooit gebeuren mag. Een tegenstander toestaan twee zetten tegelijk te doen maakt hem onvoorspelbaar en gevaarlijk. Doe liever zelf twee zetten achter elkaar. Dan krijg je hem te pakken!

Wezen

Mijn paraplu is mijn variant op de schietijzers van revolverhelden. Met die dingen kunnen zij van alles, draaien en doen. De revolvers zijn deel van hun wezen, waarmee ze kunnen doden maar ook spelen, spelenderwijs doden. Ik kan heel goed lopen met mijn paraplu. Ritmisch lopen, mijn paraplu en ik. Het is een goede paraplu. Goed gereedschap is belangrijk. Goed gereedschap is geen gereedschap meer. Goed gereedschap is deel van jezelf. En goed gereedschap krijg je niet zomaar in handen. Daar moet je geluk mee hebben, of je moet aandacht besteden aan het uitzoeken ervan. Kijk maar naar Tuco in The Good, the Bad and the Ugly. Die zorgt er wel voor dat zijn nieuwe revolver goed in elkaar steekt en mooie heldere klikken afgeeft. Zelf heb ik geluk gehad, al heb ik dat geluk toch wel een beetje gestuurd. Het is een fijne paraplu, mijn paraplu, met een ouderwetse boog aan het handvat, hout, stevig in de hand, lekker glad. Alleen als het vochtig is wordt hij wat stroef, maar ook dan is er altijd een grip, een beweging mogelijk die geen geïrriteerde huid veroorzaakt. Ik ken hem goed, mijn paraplu, ik weet hoe hij op mij reageert. Daar speel ik op in, ik anticipeer op zijn bewegingen. Ik kan ermee zwieren en zwaaien. Maar ook kan ik hele afstanden heerlijk met hem wandelen.

6-5-2007

Gemis

Wat moet er worden van het leven en de liefde, zonder dat vleugje dood?

Grote mijlpaal in de ontwikkeling van de mens

Er was eens, lang geleden in een ver land een individu dat ineens in het gebrabbel van een kornuit een verhaal herkende, zoals hij ze zelf ook wel eens vertelde, misschien een beetje in het luchtledige en zonder dat iemand er op lette, maar onmiskenbaar. Hij begreep het en reageerde.

Logica

Je kunt niet alles verklaren, dat zeggen de sceptici wel eens. Tot vervelens toe zeggen ze het, het stelletje zeurpieten. Ze zagen er maar over door. Sommigen zijn zo halsstarrig dat ze ons zelfs op de lange duur niet willen geloven. Vooral die individuen vallen ons lastig met hun twijfel en hun fantasieën, tot op het punt waar we ze maar gelijk geven, om eindelijk van ze af te zijn. Vooruit, jullie hebben gelijk, we kunnen niet alles verklaren. Hier heb je een kluif, hou je nou even koest. De pauze die we daarmee verdienen kunnen we dan benutten met het zoeken naar een antwoord op de vraag of ze niet ergens inderdaad een punt hebben. Kunnen we er werkelijk zeker van zijn dat we überhaupt iets adequaat kunnen verklaren als we niet alles begrepen hebben, logisch gezien? Dat is een belangrijke vraag, die we ons zeker moeten stellen, want zonder een goed onderbouwd positief antwoord houden ze een akelig wapen in handen waarmee ze ons steeds weer kunnen slaan, die sceptici. In grotere en onbegrepen verbanden kan het immers noodzakelijk zijn om op heel andere manieren over iets na te denken dan we gewend zijn. Zonder het antwoord, dat niet 42 is, kunnen ook wij nergens zeker van zijn. Een onzekerheid die ons in een onzekere positie brengt, instabiel, kwetsbaar en open voor alternatieven.

Gelukkig is het alternatief van de verschillende sceptici evenmin zeker te noemen. Je hebt er minstens evenveel overgave voor nodig. Soms zelfs geld, we leven nu eenmaal in een kapitalistische samenleving.

Wat me brengt bij de vraag wat een leving eigenlijk is. Betekent het iets als we zeggen dat we in een leving leven? In een leving zou er iets moeten worden geleefd, net zoals er bij een weging iets gewogen wordt. Dat leven doen we natuurlijk zelf, ons leven leven we, samen met de anderen. Door wie we op onze beurt natuurlijk ook weer worden geleefd, in meer of mindere mate, maar leven doen we, midden in de leving.

Hypothese

Intelligentie zou wel eens de combinatie kunnen zijn van het gemak en de accuratesse waarmee je betekenis toe kunt kennen en waarmee je die betekenissen met elkaar kunt combineren. Intelligentie is behoorlijk complex. Geen wonder dat er zo weinig in wordt geëxcelleerd.

Even een geluksmomentje

Mijn taak is een weekje lekker te genieten, werk dat gedaan moet worden.

Vergissen is menselijk

Per abuis kocht ik het boek Dagen op aarde, van Willem Brinkman. En
hier
kunt u lezen wat ik er van vond.

Volgende voorstelling

Terwijl de zon zijn opwachting maakte, gleed aan de andere kant van de horizon de volle maan statig in de coulissen, precies zoals de interstellaire regels het voorschrijven rond deze tijd van het jaar.

Wat me nou toch overkwam

Ik liep over straat, op het trottoir. Op de weg kwam me een fietser achterop waar ik, om hem te monsteren, mijn hoofd half naar toedraaide. Heel duidelijk keek hij naar mij, wat er op duiden kon dat hij iets van me wilde. Ik stelde me dan ook gewillig open voor het komende gesprek en terwijl hij me voorbij reed, bleef hij naar me kijken. Maar op zijn gezicht viel niets te lezen, niets dat een groet zou rechtvaardigen. Wel boog hij af, reed de stoep op en kruiste mijn pad om een gangetje in te gaan, dat voordien voor mij verborgen was gebleven. Pas toen hij pal voor me, op een halve meter afstand, nog steeds mijn voeten in de gaten hield drong het tot me door dat hij louter een inschatting had gemaakt van mijn plaats, richting en snelheid. Voor hem was ik niets anders dan een bewegend voorwerp in de ruimte, waar je beter niet mee in botsing komt.

Plaats

Wat je achteraf bedenkt komt vooraan misschien beter tot zijn recht.

Ironie

Ter ere van de boekenweek 2007 is het ironieteken geïntroduceerd. Het ironieteken?, vroeg iedereen zich vertwijfeld af. Waarom hebben we een ironieteken nodig? Ironie kenmerkt zich toch juist doordat het zich niet afficheert als ironie! Je doet alsof je serieus bent en ondertussen neem je de boel in de zeik, tot groot vermaak van de goede verstaander. Als je er dan een ironieteken bij zet heeft iedereen het door en is de lol er al snel vanaf. Dat teken is te veel! Zo hoorde ik het volk om me heen morren, en de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ook mijn eigen eerste reflexen werden gekenmerkt door dit soort gedachten. Wat een onzin, zet alsjeblieft een ironieteken bij dat ironieteken. Dan kunnen we er even smakelijk om lachen en het verder zonder zorgen weg laten vloeien in de vergetelheid.

Maar nee, het teken is niet ironisch bedoeld. Het is werkelijkheid en staat klaar voor gebruik. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat vanaf nu alle ironische zinnen gemarkeerd zullen worden door een bliksemflits met een punt eronder. Nergens voor nodig om de toekomst zo somber af te schilderen. Schrijvers hebben alleen weer een nieuw instrument tot hun beschikking gekregen in hun niet aflatende pogingen om betekenis mee te geven aan tekst, meer is er niet aan de hand. Ze zijn niet verplicht het te gebruiken. Ze kunnen het gewoon negeren als ze zich er niet mee op hun gemak voelen. Het loopt niet weg, het ligt daar rustig te wachten op de tijd dat het wordt ontdekt, een tijd die misschien nooit zal komen. Toch zijn er wel degelijk taalsituaties te bedenken waarin gebruik van het teken tot voordeel kan strekken. Zinnen die nooit als ironie herkend zouden worden, kunnen er toch als zodanig mee worden bestempeld. Verder kan overduidelijke ironie nu nog meer worden benadrukt, zodat het er letterlijk vanaf druipt. En zo liggen er ongetwijfeld nog meer gevallen in het verschiet. Schrijvers zouden het teken bijvoorbeeld stiekem, zonder er een ironieteken bij te zetten, ironisch kunnen bedoelen, waardoor ze het direct weer opheffen. Bovendien kunnen ze nu uitgebreid experimenteren met het plaatsen van het teken in de zin. Wat dat betreft is er nog geen jurisprudentie en kunnen ze dus doen wat ze willen. Willen ze het alleen achteraan, net als de punt, het uitroepteken en het vraagteken? Of zetten ze het ook vooraan, of koppelen ze het aan één enkel woord? Lukt het ze zelfs om hele paragrafen, hele hoofdstukken, hele boeken door het teken te laten beïnvloeden?

Braaf gebruik van het teken zou die heerlijke en ongrijpbare ironie inderdaad af kunnen stompen. Maar gelukkig zijn schrijvers niet braaf. Door goed en gedoseerd gebruik van het ironieteken hebben ze nu nog meer kansen om de lezer weer eens heerlijk in verwarring te brengen. En wat valt er voor hen dan nog te mopperen?

Eigen boontjes

Slobodan Milosevic kreeg op het laatst toch nog iets van een held. Hij bleef fier opstaan tegen het onrecht dat hem in het internationale hof werd aangedaan. Hij werd voorgeleid in Den Haag onder de jurisdictie van de buitenlandse gemeente, terwijl hij alles wat hij heeft gedaan deed onder Joegoslavisch recht. Daaraan was hij steeds gebonden in zijn positie als Joegoslavisch staatshoofd, niet aan, of in ieder geval veel minder aan het internationale recht. Hij had dan ook door een Joegoslavische rechtbank moeten worden berecht. De verdeelde staten hadden daarin nog eenmaal Joegoslavië moeten zijn. Lastig natuurlijk, want de demonen zitten er nog altijd in de kast, maar zo had hij niets te zeuren gehad en had hij op geen enkele manier kunnen twisten over de legitimiteit van het hof. Hij was veroordeeld geweest tot bakkeleien in de marge over procedurele akkefietjes en hij zou zijn gevonnist door zijn eigen volk, waaraan hij als president verantwoording schuldig was. Buitenlandse bemoeienis is er alleen geweest omdat we ons allemaal in ons rechtsgevoel voelden aangetast. We waren verontwaardigd en zoiets mocht toch niet gebeuren, nooit en nooit meer. Maar in feite had de internationale gemeenschap er helemaal niets mee te maken, of in ieder geval heel wat minder dan de mensen die de kogels opvingen en ermee in het rond schoten. Wie beweert dat het een internationale oorlog was omdat Servië de soevereine staten Slovenië en Kroatië was binnengevallen, moet bedenken dat de feiten zo niet lagen voor Servië, dat zich ook nog steeds Joegoslavië noemde en dat die andere staten nog niet had erkend.

Anders dan Milosevic werd Saddam Hoessein geen held. Hij was zijn waardigheid kwijt, waar zijn grote voorbeeld die te allen tijde hoog wist te houden. Ook anders dan Milosovic werd Saddam wel op eigen bodem berecht. Toch heeft hij nooit ook maar de kleinste kans gehad op een eerlijk proces. Zijn land werd bezet en de regering is er dus onvermijdelijk een van collaborateurs. Bovendien is Irak niet uit elkaar gevallen, waardoor niet iedereen er evenveel te zeggen heeft. De Sjiieten hebben zich de pret dan ook niet laten ontnemen. En dat gun ik ze graag.

10-3-2007

Afscheid

Wat voorbij is is voorbij. Daar kunnen we een hoop pijnlijke woorden aan vuil maken. Maar dat kunnen we ook laten.

Onbeperkt zicht

Toen ik buiten kwam was er nog maar een sikkel over van de maan. En bovendien kroop er juist een vette wolk voor. Heb ik weer. Is er een maansverduistering en heeft Erwin gezegd dat ik hem zal kunnen zien, wordt mijn plezier vergald door wolken zomaar uit het niets. Gelukkig kwam het niet zover. Er zat een achterkant aan de wolk en ook de rest bleek geen aaneengesloten front. Zo kon ik het kleine stukje verlichte maan opgelucht kleiner en kleiner zien worden, de rest in een onbestembare gloed. Te vroeg gejuigd, zo bleek. Bijna helemaal uit het zicht van de zon kwamen er ineens wel heel veel wolken voorbij. En er zat meer in het vat waar ze uit tevoorschijn kwamen. Dat zag er grijs en dicht uit, sluierbewolking zonder eind. Ik zei al gedag tegen de maan en bedacht me welk teleurstellend nieuws ik achteraf zou moeten berichten. Maar zie, de sluierbewolking was geen sluierbewolking. Het bleek een reusachtige wolkenvogel die, ademloos door mij gevolgd en terwijl de kerkklokken om beurten twaalf sloegen, met haar machtige wieken in sierlijke bogen naar haar eind alle wolken in een grootse slowmotionbeweging voor zich uitjoeg en de maan weer uitscheet waar ze haar had opgeslokt, in haar spoor een heldere hemel.

Mystiek

Goden hebben grillen, zoals wij grillen hebben. En ook die moeten we verduren.

Open en bloot

Taal bevat soms vreemde bobbels, waar je tegenop loopt en aan blijft haken. Waardoor je ze beter bekijkt en leert kennen, wat ze altijd verborgen hielden.

Ontaard

Met mijn voet wipte ik een flinke tak van zijn wal in het water.

En ik zond hem nog een stevige klodder spuug na ook. Maar daar had ik niets kwaads mee in de zin. Ik wilde gewoon van dat speeksel af.

Waar het om gaat

Het gaat er niet om dat je vertelt wat je wilt zeggen, maar om hoe je het tot leven kunt wekken, het vlees en botten geeft, waar bloed doorheen stroomt en met gedachten van zichzelf.

Vervagende herinnering

Het moment van dood is het meest memorabele in het leven.

De twijfel

Het enige dat ik weet is dat ik niets weet. En zelfs daar ben ik niet zeker van.

Vrij

Het stelt me gerust dat je dezelfde fout niet bij twee verschillende mensen kunt maken. Aan de andere kant is het ronduit beangstigend. Maar ook wel spannend.

Lef

Durf alleen het goede te denken, durf dan maar helemaal niet te denken.

Film gezien

De hoofdpersoon is de geweldige slechterik. Hij is gedoemd om te moorden en moorden doet hij. Hij hanteert zijn zwaard met dodelijke precisie, kent geen genade. Zijn drijfveren zijn duister maar onherroepelijk. Hij maakt het zo bont dat uiteindelijk iedereen hem dood wil, al was het alleen maar om de mensen weer wat vrede te gunnen. En als kijker hoop je dat het hen gaat lukken. Van een aantal zwaardvechters denk je bovendien dat ze wel eens succesvol zouden kunnen zijn, met een beetje geluk en goede voorbereiding. Je wordt zelfs even verleid om te denken dat zij hoofdpersonen zijn, die aan het eind algoed een meisje in hun armen kunnen sluiten. Dan overvalt dat einde je ineens, en het laat niets van ze heel. Ze zijn volkomen onbelangrijk. Ze zweren gewoon een beetje samen met hun gezamenlijke goede bedoelingen en wijze woorden. Ze vormen de onvermijdelijke ruis rond een waarlijk groot persoon. Geen van hen is tegen hem opgewassen, zelfs niet allemaal tezamen. De slechterik is de hoofdpersoon en niemand anders. Hij gaat zijn eigen noodlot tegemoet.

Must be being surprised

Je hoeft elkaar niet zozeer steeds weer te verrassen. Wel moet je je steeds verrast laten worden.

Interactie

Kun je niet fatsoenlijk met iemand praten, dan is er gelukkig altijd nog die geheimzinnige en heerlijke onzinfactor. Ook daarmee zijn grote hoogten te bereiken.

Politieke dynamiek

Het zou logisch uit de ontwikkelingen in de maatschappij volgen als de SP groter werd en de PvdA zou decimeren. De PvdA staat voor de arbeiders, en waar vind je die nog tegenwoordig. De SP staat voor het sociale in de samenleving en dat heerst toch op dit moment.

Over Irak

Als wij met elkaar in de clinch zouden liggen, zouden wij het dan accepteren als de Duitsers ons uit elkaar kwamen halen?

Alleen vuile NSB-ers vinden zoiets fijn.

20-1-2007

Vergelijking

Je moet je niet laten strikken door de verschillen.

Bildung

Tokyo Drifter eindigt een Zatoichi.

Steeds opnieuw

De auto reed dwars door een plas en natuurlijk kreeg ik de volle laag. Een plens in mijn gezicht, een plens over mijn jas, een plens op mijn broek. Het was je ergste nachtmerrie op regenachtige dagen. Om dit te voorkomen doe je alvast een stap naar achteren als je voor het rode stoplicht staat, je houdt steeds in de gaten waar de plassen zijn, welke koers auto’s varen, waar het water heen zal gaan. Maar nu ging het allemaal te snel, het was te donker en ik had die plas helemaal niet opgemerkt. Wat deed dat water daar ook midden op de weg. Dat hoort daar niet, dat hoort aan de rand, en mijn douche was dan ook vooral de schuld van die plas. Maar ik was het die de volle laag over me heen kreeg en ik vloekte en vloekte dat het een aard had en het was maar goed dat er geen tere christenzieltjes bij aanwezig waren, want die zouden zich er danig aan hebben gestoord. Toen ik op deze wijze mijn hart had gelucht liep ik echter gestaag verder. Wat maakte het eigenlijk ook uit. Ik was toch al zeiknat. Die paar druppeltjes konden daar weinig aan verergeren. Ik had al veertien kilometer in de regen gelopen, en daar moesten er nog acht aan worden toegevoegd. Voor ik vertrok had ik nog op de buienradar gekeken. Er trok een onafzienbare hoeveelheid blauw over Utrecht. Daar zou ik met geen mogelijkheid onderuit komen. Maar ik ben geen wattebol, en volgens mijn schema moest ik vandaag 22 kilometer rennen. Af en toe mag ik gerust afwijken van dat schema, maar het weer houdt me niet tegen. Als ik het ook maar een beetje van het weer af zou laten hangen, dan zou ik dat hele schema net zo goed weg kunnen gooien. Nu had ik eigenlijk nog geluk. Die 22 kilometer heb ik uiteindelijk afgelegd in één uur en 57 minuten. Vorige week deed ik langer over 20. Ook toen regende het, maar daarbij waaide het nog venijnig. En zelfs toen had ik geluk. Later die avond waren er windstoten die ik nooit goed op had kunnen vangen. Met die windstoten erbij zou ik niet zijn thuisgekomen.

Ik hang dus de bikkel uit. En dat doe ik omdat ik in april de marathon van Rotterdam wil lopen en omdat ik toch minstens ergens in de buurt van de drieëneenhalf uur uit wil komen. Dan moet je met schema’s werken, en dan moet je erop uit, wat voor weer het buiten ook is. Elke dag weer, na mijn werk, trek ik mijn rentenu aan en loop ik mijn rondje. Nu minstens zes kilometer, drie maal in de week, twee keer elf en een keer 22. En het wordt alleen maar meer. Alleen maar meer. Alleen maar meer. Daarin zit het grote afzien van de marathon. Als ik aan mensen vertel dat ik eens in het jaar een marathon loop, dan zijn ze vaak onder de indruk. 42 kilometer! Ze worden al moe als ze er aan denken. Ze bewonderen me en tegelijkertijd verklaren ze me voor gek. Terecht natuurlijk, maar niet vanwege die 42 kilometer. Is die grote dag eenmaal aangebroken, dan heb ik het in feite al gehaald, dan ben ik over de finish. Die 42 kilometers kunnen er ook nog wel bij. Uit pure overwinningsroes doe ik er nog een schepje bovenop en ren ik een ietsje harder. De marathon is een genot. De ellende en de pijn zitten hem in de training. Juist daar heb ik al mijn doorzettingsvermogen en discipline voor nodig. Juist die training gaat niet vanzelf. Allesbehalve. Elke dag moet ik me er weer toe zetten. Elke stap moet ik nemen. En ik kan je verzekeren, er zitten een hele boel stappen in de weg naar Rotterdam. En een behoorlijk aantal daarvan doen pijn. Vorige week had ik al pijn. En over een paar weken ga ik op zaterdag 30 kilometer lopen, 32 zelfs. Dan zal ik pijn lijden. Pijn.

Nu vraagt u zich natuurlijk af, waarom doe je het dan, idioot! Ga toch op de bank zitten en zeur me niet aan mijn kop over pijn. Dat is een terechte uitroep, want je moet krabben waar het jeukt en pijn is voor de dommen, zeker als ze er zelf om vragen. Maar dan blijken er toch meer factoren mee te spelen. Mijn vetgehalte is er daar overigens geen van, hoewel het aangenaam is dat ik keurig op gewicht blijf, zo zonder er extra moeite voor te doen. Gezond leven hoef ik ook niet persé. Met twee keer in de week vis en veel groente en fruit leef ik vier jaar langer, maar daar zit ik helemaal niet op te wachten. Ik rook trouwens ook, dus waar hebben we het over. Wel houd ik daar half februari mee op, om dan een week na de grote dag rustig weer te beginnen. Zo stoppen doe ik na een jaarlijks feestje, waar ik me dan het leplazerus zuip en stoom als een ketter. Daarna is het afgelopen, de zwaarste maand van mijn training. Al rook ik normaal gesproken al niet veel en mis ik het niet echt, toch maakt het die loodzware weken vlak voor de verlossing nog net even zwaarder. Was het maar vast zover, hoorde ik Lee Towers maar zingen en het startschot knallen. Maar nee, eerst moet ik nog trainen, trainen en nog eens trainen. Wat me elk jaar toch weer lukt. Ik heb me er in vastgebeten, ik voel mijn krachten groeien, steeds word ik sterker en ik vertik het om op te geven. Dus word ik nog sterker. Ik kan steeds harder en steeds beter. Dat is het gevoel waar ik het voor doe. De laatste weken loop ik twee keer een wedstrijd. Een keer een halve marathon en een andere keer een 10 kilometer. Moest ik in de Zevenheuvelenloop de mensen waaraan ik me mat nog laten gaan, bij deze wedstrijden blijk ik met mensen mee te kunnen. Ik kan zelfs demarreren en wegblijven, desnoods tegen een straffe wind in. Het is heerlijk om een renner achter je te horen breken waarna je hem snel buiten gehoorsafstand loopt. Het is heerlijk om na een halve marathon nog een sprint naar de streep te trekken. Heerlijk. Dan ben ik sterk.

Op die momenten neem ik me steeds voor om na de marathon te blijven rennen, de zomer door. Het voelt immers zo goed. Dat doe ik dan nog een keertje, maar daarmee is het klaar. Zonder stok achter de deur kom ik die deur niet meer uit. Bovendien komt de zomer er weer aan, met zijn terrasjes, frisse biertjes en witte wijn. Waar zou ik me in zo’n tijd nog druk over maken? Ergens in augustus of september is vroeg genoeg om er weer aan te denken. De lente en de zomer zijn zorgeloze tijden. Doe ons nog maar een rondje en mag ik van jou een sigaret? Zo kan ik in de herfst heerlijk helemaal opnieuw beginnen.

Deductie in de praktijk

Ik ontdekte een bloedvlek op mijn sok.

En nader onderzoek onthulde inderdaad een wondje aan mijn voet.

Consequent

Wie leeft is een dader.

In de politiek

De verkiezingen zijn alweer een tijdje voorbij, en daarmee de geweldige interesse in politiek. Maar er is een residu. Aan die politieke hoogconjunctuur van een tijdje geleden heb ik namelijk een aardig ideetje overgehouden, een idee voor een partij die mee zou kunnen doen aan de verkiezingen. Inderdaad, ik zou graag meedoen de volgende keer. Dan ga ik campagne voeren en mijn snuit laten zien bij elk debiel programma dat me maar wil hebben, spreken in het land en folders uitdelen op straat. Allemaal om de Partij van de Lege Stoelen zoveel mogelijk zetels te bezorgen. De kandidatenlijst van de nieuwe partij is geen probleem. Bij het samenstellen ervan hebben we namelijk slechts één criterium. De kandidaten moeten serieus en plechtig beloven dat ze, indien ze gekozen worden, nooit of te nimmer op zullen komen dagen bij wat voor vergadering of stemming dan ook. Evenmin komen ze bij de beëdiging, dus een salaris of wachtgeld zullen ze niet krijgen. Het enige wat ze doen is doorgaan met hun eigen bezigheden. Mensen die op deze partij stemmen zijn de voormalige blancostemmers en stemonthouders, eventueel een aantal mensen dat alleen uit plichtsbesef steeds is gaan stemmen en dan maar een partij uitkoos, god zegene de greep.

De PvdLS is mijn idee, en zelf vind ik het een leuk idee. Eigenlijk een idee dat uitgevoerd zou moeten worden, ook al zal het geen succes zijn en zal er geen hele fractie van lege stoelen ontstaan in het parlement. Waarschijnlijk zal er wat vreemd tegen het initiatief aan worden gekeken en zal de serieuze kritiek niet van de lucht zijn. Parels voor de zwijnen.

De vraag is nu natuurlijk waarom ik mijn idee gerealiseerd zou willen zien. Omdat ik het heb bedacht? Dat is zeker zo. Omdat ik er op zou stemmen, ook al had iemand anders het verzonnen? Zeer waarschijnlijk. Maar toch, wat is de zin, waarom zou ik me met dat politieke bedrijf willen bemoeien? Tijdens de verkiezingen heb ik nog
beweerd
dat het me allemaal niets meer kan schelen. En nog steeds sta ik pal achter wat ik toen geschreven heb. Maar blijkbaar is er meer dan ik toen kon tikken. We leven namelijk in een democratie. Ik leef ook in die democratie en dus mag ik invloed uitoefenen, ben ik bijna verplicht invloed uit te oefenen, wat voor denkbeelden ik ook heb. En die denkbeelden zijn vrij duidelijk. Volgens mij moeten politici meer met rust worden gelaten. We moeten ze hun werk laten doen nadat we ze hebben gekozen. Met dat kiezen schuiven we immers elke vier jaar weer onze verantwoordelijkheid af op hen. Zij krijgen van ons de zware taak van het bestuur op hun schouders. Laten we ze tegelijk wat vertrouwen schenken, in plaats van dat we ze vier jaar lang met onze emotionele kop uitmaken voor rotte vis, alleen maar om gehoord te worden. Wat overigens vergeefs is omdat onze stem ten onder gaat in het algehele gekrakeel. Op hun beurt moeten de politici dan van ons kunnen accepteren dat we hun spelletje eigenlijk helemaal niet zo interessant vinden. Wij hebben onze lokale behoeften en de politieke figuur die ons belooft wat we willen, daar zullen we op stemmen. Verder is het aan hen. Als vanzelf wordt dat allemaal uitgebalanceerd.

Op dit moment zijn die verhoudingen helemaal zoek. En de PvdLS is daar een aanklacht tegen. De stemmers op deze partij geven aan dat ze denken dat de politici hun vak wel zullen verstaan, van welke politieke huize ze ook komen. Wat maakt dat links en rechts tegenwoordig nog uit. Eigenlijk is het allemaal midden, en met een stem op de PvdLS komt je stem tenminste niet terecht bij een Wilders, bij een Verdonk of een PvdD. De stemmers dragen uit dat het wel goed komt, ook als ze zich er niet mee bemoeien. Misschien dat het een signaal is dat de massahysterie iets of wat zal kunnen temperen.

Dat is mijn ijle hoop. Maar natuurlijk is het allemaal vergeefs, want de massahysterie is niet meer te temperen. Toch ga je bij de lancering van een idee altijd heel optimistisch uit van succes. Alleen maar om er achter te komen dat na dat succes de werkelijke kater pas komt. Het positieve effect zal dan omslaan in het tegendeel, ironisch genoeg. Laten we zeggen dat alles weer tot rust is gekomen, dat het volk is teruggekeerd bij de eigen bezigheden en de politiek zich weer heeft teruggetrokken op zijn verheven terrein. Dan zal de PvdLS worden overgenomen door het domme volk, dat wederom gaat zeuren over die kloof tussen de politiek en de gewone man, een kloof die er noodzakelijk is maar waarmee die gewone man maar niet wil leren leven. En dan begint het hele circus gewoon weer van voor af aan.

Strijd

Houd te allen tijde zijn zwaard scherp in de gaten. Maar vechten doe je met hem.

Regels

Als iets niet mag, dan kun je het gebruiken door het af en toe wel te doen.

Onvoorzichtig

Tot twee keer toe gleed ik bijna onderuit op gladde stenen en drassige grond. Maar drie keer is geen scheepsrecht, zo hield ik mezelf voor. Vrijwel direct gleed ik weer weg en dat stelde mij in het gelijk. Een vierde keer heb ik keurig vermeden.

Klacht

Wat een ellende is het toch om oud te zijn. Zeker na dat ongeluk is het niet meer leuk. Was het maar vast afgelopen. Alleen heb ik me mijn leven lang keurig gehouden aan de adviezen van het voedingscentrum. Ik ga maar liefst vier lange jaren langer mee.

Vergeten

Soms vergeet je wel eens iets. Je laat het thuis liggen terwijl je erop gerekend had het bij je te hebben. Ineens ben je het vergeten. Domdomdom. Als het echt nodig is moet je het gaan halen, of onverrichter zaken terug. Is het niet werkelijk essentieel, dan doe je het maar zonder.

Zomaar weer een vraag

Het verhaal is onzijdig. Maar als het groter wordt, dan wordt het een roman. En een roman is mannelijk. Als het niet groter wordt, maar wordt samengevoegd met andere onzijdige verhalen, dan ontstaat er een bundel en weer zijn die verhalen mannelijk.

Waar komt toch dat geslacht vandaan?

Afgeschoven verantwoordelijkheid

Net kwam, zomaar voor niks, De zevensprong bij me boven. Vooral de serie. Het boek had ik prachtig gevonden. In die tijd zat ik precies in de doelgroep en ik heb ervan gesmuld. Het was precies zo geheimzinnig en vreemd als ik het graag had. Dat het in Nederland was gesitueerd en in het heden bovendien deed daar niets aan af. Tonke Dracht was erin geslaagd om de wereld van alledag bijzonder te maken, onvoorspelbaar maar wel aangenaam. En toen kwam de serie. Ik had de aankondiging gezien. Daarin werd vooral de regisseur belicht. Ik meen zelfs dat hij bij ons uit de buurt kwam, of de man was van een vriendin van een vriendin van mijn moeder, of zelfs ergens in de familie. Op tv zag ik een foto van hem, en anders beelden. Hij boezemde me vertrouwen in en ik verheugde me op de eerste aflevering.

Echt tegen viel het me niet. Maar laaiend enthousiast was ik evenmin. Dat kwam door de hoofdrolspeler. Die was niet goed. Die kon maar op één manier kijken. Zijn lichaam hield hij maar op één enkele manier omhoog. Daar herinnerde hij me tijdens het kijken continu aan. Altijd was zijn houding net verkeerd, zijn stem net te vlak, zijn ogen net te open, zijn gebaar net te flets, net niet. En zelfs nu nog, na al die tijd, kan ik daar het bewijs voor leveren. Zonder dat ik de serie een tweede keer heb gezien. Die is wel herhaald, maar ik wilde niet dat de beelden uit het boek nog meer verpest zouden worden.

Dan nu het bewijs, want wie iets zomaar beweert zonder het te staven, die kan dat waarschijnlijk ook niet. En die schijn wil ik allerminst op me laden. In het boek loopt de hoofdpersoon een keer door het bos. Hij heeft van tevoren de jas aangetrokken van een ander personage, en heeft ook diens cowboyhoed opgezet. Of het werkelijk een cowboyhoed was weet ik niet. Zo herinner ik het me. Na een mooie dag was het hard gaan regenen, dus kwam onze held een jas tekort. Niets natuurlijker dan dat hij die even leent, zeker als het kledingstuk zomaar voorhanden ligt. De hoed is een welkome aanvulling. Daar loopt hij door het bos, zichzelf ongetwijfeld vervloekend om waar hij zich nu weer mee heeft bemoeid. De regen houdt op. Maar er vallen nog steeds grote druppels uit de bomen, dus hij houdt zijn hoed nog stevig op zijn hoofd, zijn nek diep in zijn kraag. Dan wordt hij ineens aangevallen. Waarom dat gebeurt en door wie weet ik niet meer. Misschien zou achteraf zelfs blijken dat hij door een vrouw was belaagd, maar dat kan ik niet met zekerheid zeggen. In ieder geval werd hij voor een ander aangezien, voor iemand die een pak slaag verdiende. En dat was aannemelijk, niet alleen vanwege de hoed en de jas, maar ook vanwege zijn ineengedoken houding. Daarin loopt iemand nu eenmaal anders dan normaal en is het dus geloofwaardig als men zich in hem vergist, zeker als gezicht en haardos niet zichtbaar zijn. Maar zo werd het niet uitgebeeld in de serie. Die onnozelaar van een hoofdrolspeler vertikte het om zijn hoofd in te trekken. Hij liep zoals hij altijd liep. Hij liet al het werk over aan de hoed en de jas, maar die konden dat niet aan. Zoals hij daar liep had hij nooit of te nimmer voor iemand anders aan kunnen worden gezien. Het was maar al te duidelijk wie hij was.
Vanaf dat moment had ik het gehad met die serie. Ik heb hem nog wel uitgekeken, maar zonder plezier. Of alleen plezier om het plot. Maar een plot kan een verhaal niet zijn eentje dragen. Daar is meer voor nodig. Dat personage had iemand verdiend die begreep dat hij moet spelen wat het andere personage moet zien om tot zijn of haar acties te komen, ook al weet zijn eigen personage helemaal niets af van het bestaan van die ander.

De acteur acteerde niet. Hij liet zijn lichaam doen wat de regisseur hem had opgedragen. De luie donder.

Teloorgang

Onlangs heb ik me laten verleiden om Walz te kijken, de circusserie die de afgelopen zeven vrijdagen op tv was. De eerste aflevering maakte me nieuwsgierig naar de tweede, en na de tweede kon ik niet meer anders dan ze alle zeven kijken. Dat streven heb ik waargemaakt, al was het niet altijd met even veel genoegen, ik vind het jammer om te zeggen. Ten eerste was het natuurlijk één grote bak ellende die ik over me uitgestort kreeg, maar erger was dat ik het sterke idee kreeg dat de productie van de serie is afgeraffeld. Vooral het verhaal heeft daaronder geleden. Juist daarover is te weinig nagedacht en daardoor heeft men het niet geloofwaardig kunnen maken. Steeds weer wordt dat onthuld in de details. Daar zijn natuurlijk legio voorbeelden van, maar een aantal ervan staan me goed voor ogen.

De meest lullige is de man die het circus koopt. Die legt er behoorlijk wat centen voor op tafel. Hij neemt zelfs de schulden over. Op zichzelf is dat niet zo heel vreemd. Een familie van armoedzaaiers kan nooit meer schulden opbouwen dan een rijke kan afbetalen. Maar dat betekent dan wel dat die man veel geld heeft, en dus een goed lopende zaak. Die zaak blijkt een bungalowpark te zijn. Tot zover is het allemaal prima in orde. Alleen blijkt die man uiteindelijk toch een kleine jongen, die zelf kinderen moet vermaken en voor aankondiger moet spelen. Zelf moet hij de nummers van het bingospel afroepen (trouwens, is er ergens in de wereld een voorbeeld te vinden van kinderen die Bingo leuker vinden dan een circusshow?). Bovendien is er niemand in de buurt die de circustent kan redden van een storm. Dat is natuurlijk van de zotte. Iemand die rijk is geworden met een bungalowpark, die heeft zijn mensen voor al die klusjes. Zelf heeft hij het te druk met managen. Jammer genoeg, want hij zou best graag willen, zo af en toe.

Dit probleem moet de scriptschrijver of de regisseur toch ook hebben gezien. Maar ze zijn er gezamenlijk resoluut overheen gestapt, terwijl er toch best een oplossing te bedenken was geweest, ook als ze persé wilden dat degene die het circus kocht ook de circusdikkedeur zou worden. Dan hadden ze bijvoorbeeld de zoon van de oude bungalowbaas op kunnen voeren, die ook iets wilde doen voor het park. Nou, als hij echt niks anders kan bedenken, dan koopt pa wel een circus voor hem. Er is er net een in de aanbieding.

Een ander detail is de manier waarop er een voorstelling wordt gegeven zonder dieren, als er mond en klauwzeer heerst in Duitsland. Dat ziet er geweldig knullig uit. Er lopen daar bij zo’n circus verdorie allemaal circusmensen rond. Die kunnen heus wel wat meer dan met zakdoekjes zwaaien. En als ze het zakdoekjeszwaaien toch oppakken, dan kunnen ze het vrijwel direct goed. Op dat moment had men mooi de afgekeurde act van de tweede zoon en zijn vrouw van stal kunnen halen. Geflankeerd door een goochelact en een trapezenummer was dat voldoende geweest om aan te geven dat de show doorging. Aan het slot kon dan nog best even met zakdoekjes worden gezwaaid.

Bij het derde detail dat ik in gedachten heb gaat het direct om het belangrijkste moment in de serie, de verbroedering van de drie broers. Daar werkt de hele serie toch immers naartoe. De vader wordt oud en zijn droom is sleets. Beide zijn ze ten dode opgeschreven, maar in de broers zal Circus Walz voortleven. Op hun eigen manier. De oudste wil aan het slot niet voor niets de naam terug, maar hoeft de spullen niet meer te hebben. Om Circus Walz voort te laten leven moeten de broers alleen hun talrijke verschillen opzij zetten, en juist het moment waarop dat gebeurt wordt veel te grof uitgebeeld. De jongste loopt vol tranen van de ene omhelzing in de andere. En dan is alles goed en gaan ze gedrieën achter pappie aan. Dat ‘pappie’ is trouwens nog zoiets. Het moet aanduiden dat het verleden van de kleine jongens en hun dominante vader nog niet helemaal voorbij is. Een mooie gedachte, maar het komt er steeds zo onnatuurlijk uit. Deze jongens zeggen het woord al vanaf hun vroegste jeugd. Ze zijn met de term vergroeid. De regisseur had moeten weten dat dat zelfs voor de beste acteurs een hele opgave is. Hij had beter kunnen kiezen voor meerdere vergelijkbare termen, zoals pappa, pa, paps, ons pa en natuurlijk pappie. Pappie alleen werkte niet, net zo min als de verbroedering. Die had beter moeten worden uitgewerkt. Daar had men de tijd voor moeten nemen. Als men hierdoor in tijdnood was gekomen, dan had men iets anders weg moeten laten. Dit is het belangrijkste moment, hier moeten andere voor wijken.
Maar men heeft er de tijd niet voor genomen. Bovendien is dat exemplarisch voor de serie, en dat is jammer. Het zag er namelijk wel heel mooi uit en de cast was om van te smullen. Vooral de vrouw van de tweede broer was een openbaring. Zoals zij bij het aanrecht kon staan, of zoals ze pappie in zijn gezicht verwenste, zo kunnen het er niet veel. De broers vond ik goed, alle drie. Het meisje was een eigenaardige rol, maar dat lag weer vooral aan de makers. En Aart Staartjes was natuurlijk gewoon Aart Staartjes. Niemand hoeft Aart Staartjes het vak te leren. Maar de serie heeft hij niet kunnen redden.

Jengel bels

Jengel bels, jengel bels, jengel heel de weg
Oh, wat ellendig is het te rijden in ’n een paard open slee, vooral met die
Jengelende bellen, jengelende bellen, het is ook nog eens stervens koud
Laten we snel naar huis toe rijden in deze een paard open slee, met die
jengel bels, jengel bels, ze houden geen moment hun kop

Dit kan ook nog gezongen worden

Het is niet anders

Ooit heb ik kritiek gehad op Een schitterend gebrek van Arthur Japin (spreek uit Japin). In dat hele boek worden emoties uitgebreid beschreven en gedefinieerd, maar juist in de ontknoping ontbreekt dat er aan. Was de schrijver juist daar lui geworden, of kon hij de ultieme taak niet meer dragen om dat intense en pijnlijke moment helemaal te beschrijven? Dat laatste is niet uit te sluiten, maar het kan ook zijn dat de schrijver het precies bedoeld heeft zoals het er staat. Aan het slot is het uit met die gevoelens, juist daar maakt Lucia er een eind aan. Het is afgelopen en in die zin is het eind gerechtvaardigd. Toch is het ook gerechtvaardigd om te menen dat de schrijver daarmee zijn publiek tekort doet. Die leest nu eenmaal niet wat hij er niet staat. Hij leest alleen wat er staat te lezen. Alleen dat gebeurt, verder tast hij in volledig duister. Hij heeft het hele boek geboeid geluisterd naar alle wederwaardigheden van zo’n mens en wat ze erbij voelde. Dan is het toch wel zo aardig als de schrijver ons lezers ook bij het belangrijkste moment mee laat kijken, en wel zo beleefd.
Aan de andere kant schrijft een schrijver een boek zoals hij het schrijft, is een boek zoals het is. Daar moeten wij van het lezersvolk maar genoegen mee nemen.

23-12-2006

Bekend

Ik ben heel verrassend. Maar als de verrassing er af is, is er niets meer aan.

Gelegenheidsdoel

Ik ging uit wandelen en ik moest een eindje lopen, maar ongeveer op de plaats waar ik een plekje dacht te vinden, daar vond ik er ook daadwerkelijk een. Ik geloof nooit dat ik ooit zo lekker heb geplast.

Zomaar een vraagje

Waarom vinden we bacteriën eigenlijk minder belangrijk dan onszelf? Natuurlijk, het is niet meer dan natuurlijk dat we ze bestrijden, zeker die waar we ziek van worden. Ons instinct zegt ons dat we tegen al onze vijanden moeten vechten, tot aan de kleinste toe en zelfs tegen onszelf. Maar nu we zoveel weten, zoveel kunnen en zo geweldig zijn, wordt het nu niet eens tijd dat we de verantwoordelijkheid nemen die ons toekomt, dat we onszelf niet belangrijker vinden dan andere dingen?

Wou je knokken?

Dat jij zo mooi een reden kunt geven wil niet automatisch zeggen dat jouw stem zwaarder weegt.

Media

Hebben jullie eigenlijk wel het recht om de ellende in zoveel detail over ons uit te storten?

Handtekening

Kijk zoon, dit is jouw handtekening die je vroeger zelf onder dit contract hebt gezet, weet je nog, we hielpen je met tekenen. We waren zo trots.

De zoon legt zijn hand eerst vergelijkend naast en dan bedekkend over het onhandig getekende handje. Onontkoombaar komt hij tot de voordehandliggende conclusie dat dit zijn handtekening niet is en dat hij dus vrij is om te gaan en staan waar hij wil.

Geestig

Wie zich altijd keurig aan de regeltjes houdt moet toch oppassen dat hij niet door een spookrijder wordt geschept.

Licentie

Een tijd geleden heb ik een soort licentie opgesteld. Op zich zou dat voldoende moeten zijn, maar in de tussentijd heb ik bedacht dat ik deze zaak best wat formeler aan kon pakken. Vandaar dat ik te rade ben gegaan bij Creative Commons. Zoals welbekend hebben ze daar een aantal licenties die het mogelijk maken om je werk verantwoord met anderen te delen. Het zij nogmaals gezegd: je mag de teksten op deze website naar eigen goeddunken gebruiken, misbruiken, veranderen, publiceren, voordragen, vertonen, kopiëren en verspreiden zonder enige toestemming van de auteur, mits de bron, met naam en toenaam, duidelijk in het oog springend wordt vermeld, indien mogelijk met een link naar deze site en het document in kwestie. Wel heb ik ervoor gekozen om niet zomaar toe te staan dat mijn werk voor commerciële doeleinden wordt gebruikt. Zo verschrikkelijk dramatisch is dat echter nu ook weer niet. Want je kunt gewoon toestemming vragen. En die zal ik hoogst waarschijnlijk geven, al kan het in het eventuele lucratieve geval gebeuren dat ik een graantje mee wil pikken.

Creative Commons License

Op dit werk is een Creative Commons Licentie van toepassing.

Houvast

Ook ik vond het lekker. Maar je moet niet vasthouden aan wat je vond.

Vrije wil

Wij hebben de makkelijkste van alle ideologieën. Doe lekker wat je zelf wilt is hier het credo. En daarbij komen alle vrijheden en rechten die nodig zijn om ervoor te zorgen dat iedereen inderdaad maar zoveel mogelijk doet wat hij zelf wil.

Dat is lekker makkelijk omdat het ons van alle verplichtingen en verantwoordelijkheden ontslaat. Het kost wil, kracht, moed en doorzettingsvermogen om dat van je af te schudden. Terwijl het daarentegen heel makkelijk in elk hoofd kan worden gepraat. Je hoeft alleen maar te vragen of iemand eigenlijk wel wil doen wat hij doet. Om op die vraag te kunnen antwoorden moet hij zich namelijk af gaan vragen of hij wel wil wat hij doet, of hij misschien niet iets anders zou willen doen.

Die vraag hoef je jezelf helemaal niet te stellen. Ik doe nou eenmaal wat ik doe en wat heeft het voor zin te speculeren en te dromen?
Zo zag ik een reportage op het journaal over een kampioenenschool in China. Daar werd door kinderen hard gewerkt en serieus werk gemaakt van sport. Een jongen van acht had al de spiermassa van een volwassen man en zijn zwaaien aan de ringen zouden onze lord of the rings niet misstaan. In het gesprekje dat volgde werd natuurlijk gevraagd of hij dit wel wilde. Zijn antwoord liet niets te wensen over. Nadat hij wereldkampioen was geworden wilde hij gaan studeren. De leiding verbood verder dit soort vragen te stellen, natuurlijk.

Tot slot kregen we de scène met de stoeiende jongens aan tafel voorgeschoteld. Het commentaar loog er niet om. Nu de spanning van de les was weggezakt konden ze weer zijn wat ze eigenlijk waren, kinderen. Dit in schril contrast met de les die we gezien hadden. Daarin was iedereen serieus bezig geweest. De jongen was zelfs streng toegesproken omdat hij zijn hoofd niet had ingetrokken bij een verder zeer fraaie sprong.

In de wetenschap is het een bekend gegeven dat het resultaat van een experiment nooit voor honderd procent zekerheid verschaft. Het feit dat je de gebeurtenissen observeerde heeft namelijk de situatie veranderd. Je weet niet wat er gebeurt als je het niet meekijkt. Logisch. En we kunnen gerust aannemen dat de komst van een Westerse filmploeg de nodige spanningen heeft opgeleverd, eerst bij de leraren en via hen bij de studenten.

We kunnen alleen maar hopen dat de schade beperkt is gebleven.

Speculatie

Universa in je pink, het is een idee dat wel eens wordt geopperd. Als ze bestaan, dan zou het kunnen dat wij op onze beurt in de pink van een andere reus zitten. En dan vraag ik me af hoe klein zo’n universum eigenlijk is, en hoe groot die reus. In die orden van grootte wordt het namelijk onvoorstelbaar. Zo’n universum bestaat maar erg kort, in een flits is het voorbij. Maar hoe lang duurt die flits? Een ogenblik of een knip met de vingers? Dat zijn tijdspannen uit onze wereld en komen dus niet in aanmerking. Misschien komen we in de buurt met de tijdspanne waarin een foton een millimeter aflegt. Als we daarbij bedenken dat het licht van sommige sterren in het reële universum er miljarden jaren over doet om de aarde te bereiken, en dat dat reële universum maar zo pieterig klein is ten opzichte van die reus, oneindig kleiner dan een neutron, kleiner dan die reus zich ooit voor zal kunnen stellen, dan begrijpen we ook dat de tijd waarin een foton een millimeter aflegt oneindig veel langer duurt dan de tijd waarin een universum in onze pink kan ontstaan, zijn beschavingen kan voortbrengen en weer in elkaar kan klappen. Een millimeter is in die maat een onwerkelijke afstand waar geen getallen voor zijn bedacht, ook niet in lichtjaren.

Het aardige is dat die universa best kunnen bestaan, als je alleen naar het licht kijkt. De lichtsnelheid werkt hetzelfde op zulke kleine en grote schalen. Bovendien heeft een foton een massa 0, waardoor fotonen op elke schaal precies even groot zijn, namelijk 0. Het blijft daarna natuurlijk wel de vraag of de rest van de omstandigheden voor die universa net zo gunstig zijn.

Mij kan het niets meer schelen

Het is de politiek die me niets meer kan schelen. Ik heb mijn intelligentie lang genoeg beledigd door me er zo af en toe mee bezig te houden. Maar Balkenende, Bos, Marijnese, met hun politiekjes en standpuntjes, kunnen me vanaf nu officieel niet meer boeien. De politiek is een spel zonder knikkers, terwijl je zonder knikkers helemaal niet kunt knikkeren. Of de knikkers zijn zo afstotelijk geworden dat ik er niet meer mee spelen wil.

Onze democratie is uiterst democratisch en wordt dus gemaakt door de mensen, het zogenoemde volk. Maar het feit dat die mensen invloed hebben, heeft ook grote invloed gehad op die mensen, en niet alleen positief. Men is verworden tot een stel dat bij ieder wissewasje beschuldigend met het vingertje naar boven wijst, telkens als er iets gebeurt, als er iets met ons gebeurt, of als we iets voelen in onze portemonnee. Of we krijgen weer een vreselijke misstand voorgeschoteld door de tv, die zoveel mogelijk schrijnende gevallen van bijeffect van regeringsmaatregelen pontificaal binnen ons gezichtsveld brengt. En we vinden dat er geen schrijnende uitzonderingsgevallen mogen bestaan. Een instantie, de politie, de gemeente, de regering had er iets aan moeten doen. We mopperen en mopperen, want men had het toch al lang van tevoren aan kunnen zien komen. De tekenen waren ruim van tevoren aan de wand te zien. En in feite is dat eigenaardig. Mij verwondert het altijd als Netwerk weer eens een bewindsman of -vrouw beschuldigt dat hij of zij had kunnen weten dat het kon gebeuren. Men was van tevoren gewaarschuwd, de opname van het telefoongesprek kunnen ze bij wijze van spreken zo laten horen. Maar die waarschuwing werd gegeven in een bos dat achter de bomen al lang uit het zicht was verdwenen. Er gaan zoveel alarmbellen af. Iedereen heeft wel een misstand te rapporteren, want op misstanden zijn we tegenwoordig buitengewoon alert. Ooit trokken we ons er niets van aan als iets zich drie blokken verderop had afgespeeld. Nu kijken we gespannen naar de andere kant van de wereld. Het eerste is misschien niet meer reëel, maar het tweede lijkt me werkelijk veel te ver doorgevoerd, het heeft zelfs alle schijn van een permanente massahysterie. Precies die massahysterie vormt de voedingsbodem voor de huidige politiek.

Nu zijn we met z’n allen verwoed aan het discussiëren over op wie we moeten stemmen. Wie kan de geweldige problemen van het land het best het hoofd bieden, Balkenende, waar we ons een beetje voor schamen, Bos die we eigenlijk niet mogen en niet helemaal vertrouwen, Marijnese, net wat te links, of toch Rouvoet, jammer van dat christelijke sausje. We gaan dus stemmen, naar eer en geweten, en vervolgens zullen we de marginale veranderingen die zich in de volgende regeringsperiode voor gaan doen zo opblazen dat we ons er weer flink over kunnen opwinden. Daarmee pompen we onszelf dan op voor een volgende stemmenronde, en een volgende, en zo voort en zo verder. Deden we dat niet, dan zouden we al snel klaar zijn met het spelletje. Dan zouden we ons misschien bezig gaan houden met waar ons leven nu eenmaal om draait, met onszelf en onze directe omgeving.

Overigens wil ik geenszins het belang van de politiek in twijfel trekken. Politiek moet nu eenmaal gebeuren en dus moet iemand het doen, dat is in het belang van ons allemaal. Alleen zie ik niet in waarom ik mij daar persoonlijk mee zou moeten bemoeien. Dat doe ik dus niet meer. Ik wens iedereen veel sterkte bij het maken van een keuze en zelf ga ik me lekker langs de zijlijn vermaken met het spektakel dat zich voor me ontrolt.

11-11-2006

Vergissing

Het is erg gemakkelijk om achter een modewoord als rechtvaardigheid aan te lopen, want het klinkt nobel en men zal zichzelf op de borst kunnen slaan. Men verkeert in de mooie illusie dat het modewoord ook maar iets met rechtvaardigheid heeft uit te staan.

Eer

Eer betekent dat je je door je tegenstander recht in de ogen kunt laten kijken. En laten we eerlijk zijn, in de meeste gevallen ben je die tegenstander gewoon zelf.

Tot slot gebiedt de volledigheid me nog te zeggen dat eer gemakkelijk is te verwarren met regelrechte domheid.

Getroffen

Steeds weer denk je ach nee, niet dit weer, helemaal van voor af aan. De vorige keren liep het ook al slecht af, moet ik er echt weer doorheen? Maar het mooie van Les liaisons dangereuses is dat je je steeds weer mee laat slepen in dat vrolijke spel van lust en bedrog, tot het onvermijdelijke moment dat op het hoogtepunt van het lustige bedrog de wijn zuur blijkt en de rapen gaar. Andermaal bijt je met je snuffert in het stof, terwijl je net nog vergenoegd zat te gniffelen. Dat maakt van het verhaal een emotionele rollercoaster en rollercoasters zijn leuk, al krijg je er soms pijn van in je buik.

Zoals waarschijnlijk de meeste mensen ken ik het verhaal uit de excellente films die een aantal jaar geleden zijn uitgekomen. Mensen die daar steeds weer van genieten zouden ook eens kunnen kijken naar een Koreaanse versie, Untold Scandal. Het verhaal laat zich moeiteloos adopteren door de Oosterse adel, bij wie zelfs de allerkleinste gebaren nog tussen de regels van de omvangrijke en dwingende etiketten door moesten glippen. Waardoor de balans tussen subtiliteit en grofheid nog delicater wordt dan die bij de Fransen al was, precies zoals het steeds weer hoort. Want hoe delicater de situatie, hoe geraffineerder het spel, des te zwaarder de volledige impact van het gruwelijke plot.

Handel

Het begrip recht zit er voorgoed bij ons ingeramd. Over hoe dat zo is gekomen heb ik wel mijn ideeën, maar die laat ik rusten aangezien ze bezijden het punt liggen dat ik hier maken wil. Dat het recht grote invloed heeft verkregen op ons mensen ligt niet bezijden dit punt. En die invloed heeft het in mindere mate op mensen aan wie recht moet worden gedaan dan op mensen die recht willen doen. Voor de laatsten wordt recht een levenswijze die in mijn ogen niet alleen tekort doet aan de eigen persoon, maar ook aan die van anderen. Met recht in gedachten is men op voorhand bezig met wat anderen willen in plaats van met de eigen wil. Buiten de eigen wil ontkent men daarmee ook het vermogen van de ander om zich tegen die wil te weren en eigen doelen na te streven. Hiermee beledigt men de ander en berooft men bovendien onze maatschappij van haar bewegingsvrijheid. We laten niets gebeuren, opdat maar niemand in zijn rechten wordt aangetast. Iedereen moet zijn eigen rekeningen betalen en niemand mag om niets een rekening krijgen gepresenteerd. Recht als een ultiem creatuur van onze nauwe koopmansgeest. Jammer genoeg voor ons, die zo begaan zijn met de balans in de boeken, zullen de rekeningen altijd ongelijk verdeeld zijn. We bestaan immers uit zoveel meer dan rechtvaardigheidsgevoel en het leven is veel te gecompliceerd om het met zo’n logge en verkrampte houding te kunnen duiden en sturen. Eigenlijk zouden we de maatschappij dus best wat meer vertrouwen kunnen schenken en onszelf meer schuldeloze vrijheden.

Maar misschien is dat, krap zestig jaar na de Tweede Wereldoorlog, nog iets te veel gevraagd.

Last

Je kunt af en toe spijt hebben van je beslissingen. Maar ondanks die spijt blijven die beslissingen realiteit en met die realiteit heb je maar om te gaan, na elke beslissing opnieuw.

Kwestie van perspectief

Vanuit jou gezien mag je dan zijn wie je bent, maar probeer me geen woorden in de mond te leggen. Vanuit mij blijf je wat ik van je vind.

Dat doet me denken

In Marokko op vakantie logeerden we ergens in een kloof. Met onze witte Fiat Uno waren we erheen gereden en een van de plaatselijke hotels had ons kunnen bergen. Het was oktober, nog voor enige regenval en dus ontsprong de rivier vlak voor ons hotel. Het water kwam zo tussen de rotsen uit stromen. Stroomafwaarts vertoonde het al snel gelijkenis met een echte rivier, stroomopwaarts was geen stroom te bekennen. Het water stond echter niet het hele jaar zo laag. Als volkomen betrouwbare getuigen lagen daar het stuk weggeslagen weg, met ernaast de kurkdroge bedding, waar je doorheen moest, te voet, te paard of met de auto, om je weg de bergen in te kunnen vervolgen.
’s Avonds na het eten was er ineens commotie op die plek en al gauw werd duidelijk dat er een ongeluk was gebeurd. Ik kon niet stil blijven zitten en ben er heen gerend. Ter plaatse telde ik geen doden. Door alle drukte tussen de slachtoffers, die zich boven op de verongelukte vrachtwagen naar de markt hadden laten brengen, kreeg ik de tijd niet. Nu zie ik weer de jongen die verdwaasd voor zich uit zat te kijken, de baardige en gebroken man die door een andere man wanhopig rechtop werd gehouden, geen goed idee, de man die zich al misbaar makend op zijn gezicht sloeg, de Engelse verpleegster en de tolk die maar weinig uit konden richten, maar in ieder geval hun aanwezigheid nog rechtvaardigden. Zelf voelde ik me helemaal niet op mijn plaats. Ik was volkomen nutteloos en hoorde daar niet te zijn. Met de eerste de beste man die wegging ben ik mee teruggelopen, druk in het Frans de chauffeur verwensend, die waarschijnlijk veel te hard had gereden en toch had moeten weten dat die weg er niet meer was.

Terug op het terras rapporteerde ik alleen zwaargewonden aan de bezorgde mensen die veilig en verstandig bij het hotel waren gebleven in plaats van onbezonnen achter hun nieuwsgierigheid aan te rennen. In het donker van onze hotelkamer, waarin ik me vervolgens direct terugtrok, zag ik maar al te duidelijk drie doden, de man die stilletjes apart onder de rotsen lag was alvast de eerste. De volgende ochtend bleken het er twee te zijn, en bovendien moesten we verder.

Gisteravond kwamen deze beelden weer bij me boven toen een vergelijking zich opdrong in mijn directe omgeving. Langs het kanaal loopt een fietspad en vanwege werkzaamheden gaat dat fietspad ineens een paar decimeter naar beneden, om een twintigtal meters verderop abrupt weer op niveau te komen, natuurlijk wel met een keurige op- en afrit. Toch zijn er op die plek zoveel extra lampen opgehangen dat zelfs een dronkaard in zijn diepste roes nog door zal hebben dat er iets eigenaardigs aan de hand is. In dit geplaveide land struikelen we immers al over een stoeprand.

Gegrepen

Zoals u misschien is opgevallen ben ik de laatste tijd verknocht aan de oosterse cinema. De films die uit het oosten komen vind ik zoveel intenser en mooier gemaakt dan de Amerikaanse, die hier toch de hoofdmoot uitmaken. De Amerikaanse film heb ik geproefd, verorberd en uitgekauwd. Nu word ik vaak zelfs een beetje onpasselijk van de smaak. Eigenlijk kan ik geen Amerikaanse films meer zien. Het zijn net Big Macs of Whoppers. Terwijl je ermee bezig bent kun je jezelf wijsmaken dat het best oké is, maar ben je er eenmaal mee klaar, dan heb je nog steeds honger en toch een vervelend vol gevoel in de maag. Steeds neem ik me weer voor er niet meer aan te beginnen, wat me met hamburgers overigens beter lukt dan met films.

Dan de oosterse film. Daar kan ik nog rustig in rondgrazen en om me heen kijken. Daar word ik nog verrast. Natuurlijk word ik nog verrast, aangezien ik nog zo weinig ken en er zoveel te kijken valt. Tot nu toe had ik bijvoorbeeld alleen nog klassiekers gezien van Akira Kurosawa, zoals De lijfwacht, De zeven samoerai, Troon van bloed en Ran. Dat zijn natuurlijk prachtige films, maar in hun eentje kunnen ze niet als basis dienen voor een hele cinema.

Bij die klassiekers heeft zich nu ook Vrouw in de duinen (Suna no onna) gevoegd, een rolprent van Hiroshi Teshigahara. In 1964 werd de film in Cannes bekroond met de Speciale Juryprijs en later genomineerd voor een Oscar. “Veertig jaar later is de verfilming van de roman van Kobe Abe nog even beklemmend, raadselachtig en sensueel als destijds”, zo wordt de film aangeprezen op de hoes van de DVD. En die hoes heeft gelijk, al weet ik natuurlijk niet hoe beklemmend, raadselachtig en sensueel hij destijds was. Zeker is dat die elementen ruimschoots aanwezig zijn en zelden heb ik zo’n mooie film gezien, zelden een die me zo bij de strot greep zonder zichzelf te laten grijpen. Het is een regelrechte klassieker.

Met zulke klassiekers is de oosterse film groot geworden, met deze en de films van Kurosawa. En wat zou er allemaal nog meer gemaakt zijn in die uitgestrekte en eigenzinnige cinema, die volkomen anders is maar toch open in de communicatie, zodat ik kan luisteren en begrijpen. Wat een heerlijk avontuur.

26-9-2006

Doorgedraaid

Regelmatig kijk ik naar De wereld draait door, in ieder geval naar het eerste gedeelte voordat op de andere zender het Journaal begint. Over het algemeen zit ik rond die tijd te eten en iets anders is er dan niet op de tv. Bovendien vind ik het vrolijke gezeur van Matthijs van Nieuwkerk niet onaangenaam om aan te zien, De Jakhalzen wel aardig, zolang ik maar niet naar Café de Wereld hoef te kijken. Tot slot is er natuurlijk De tv draait door, waarin me, altijd leuk, stukjes idiote televisie worden voorgeschoteld.

Deze week lieten ze in die laatste rubriek een schrijver aan het woord, Thomas Roosenboom, die in een of ander praatprogramma betoogde dat een kat of een koe niet de tafel zouden zien die wij hier toch voor ons zagen. Katten en koeien verkeren namelijk in een heel andere wereld dan wij en zien dus andere dingen. Kijk eens in de ogen van de koe, zo sprak Roosenboom, daar gaat een hele wereld achter schuil, of woorden van dergelijke strekking. Einde fragment, waarna we Matthijs van Nieuwkerk dom in de camera zagen kijken en snel verder gaan met een onsamenhangende muts uit Big Brother.

Maar Thomas Roosenboom had in het fragment volstrekt duidelijke taal gesproken, begrijpelijk tot in de essentie. Die Van Nieuwkerk had niets om over te schamperen en dat vond ik vreemd om te zien.

Altijd lastige hindernis tussen mij en het grote geluk

Er is te weinig te doen en veel te veel tijd.

Interessant

Politiek interesseert me hoegenaamd niets. Wat niet wil zeggen dat de politiek me niet nu en dan weet te interesseren. Trouwens, in feite interesseert de hele wereld me geen ene zier.

Democratie

Ik vind het prettig dat er mensen zijn die ergens in geloven, maar die toch bereid zijn de dingen tot in hun uiterste consequenties te doordenken, zelfs als ze zich niet thuis zouden voelen bij die uiterste consequenties. Met zijn uitspraak over democratie en de Sharia schaart Piet Hein Donner zich prominent onder deze mensen. Ik mag die Donner wel, en zijn uitspraak onderschrijf ik zonder aarzelen en zonder ook maar een momentje bang te zijn dat de Sharia hier ooit werkelijk zal worden ingevoerd. Waar zou die Islamitische wet zijn twee derde meerderheid vandaan moeten halen, vraag ik me misschien terecht af. Tegen de tijd dat dat kan gebeuren hebben wij onze invloed reeds lang verloren. Nee, ik maak me meer ongerust over het gekrakeel van de wat minder intelligente politici die politieke slaatjes proberen te slaan, een gevoel dat zoals gewoonlijk zijn hoogtepunt bereikt als Rita Verdonk het woord neemt. Zij spreekt gedecideerd: “In mijn democratie is geen plaats voor de Sharia.” Waarmee ze weer eens aantoont dat de essentie van democratie niet aan haar is besteed.

Niet voor één gat gevangen

Ontmoedigd raak ik niet als op mijn weg een doorgang afgesloten blijkt.

Pauze

Wat een schaamteloze film is Dead Man’s Chest. Schaamteloos borduurt hij voort op zijn voorganger zonder er ook maar het minste aan toe te voegen. En die voorganger mag dan sterk zijn geweest, maar zo wordt de spoeling toch wel erg dun. Vooral omdat deze film slechts deel 1 blijkt te zijn van het vervolg. Het is pas pauze, al willen ze ons met dat ‘The End’ anders doen geloven.

Keurig beredeneerde keus

Ik kan me voorstellen dat het zo kan werken.

Vijf doden, een zwaar gewonde

Er gleden veel slakken over het trottoir vanavond. Een aantal doden moesten vallen voor ik werkelijk op ging letten, en dat was maar goed ook. Al bleken meer ongelukken onvermijdelijk.

Belangrijk

Eigenlijk moet je wat ik zeg nooit erg serieus nemen. Het is vaak al te sterk uitvergroot, dus opgeblazen en een stuk minder belangrijk dan het zich laat aanzien.

Leed

Wat een topsporter doet, daar is zelfs zìjn lichaam niet op getraind. Daarom wordt er tegelijk gewerkt aan zijn doorzettings- en uithoudingsvermogen. En bovendien heeft hij daarom ongetwijfeld een pijnlijk bestaan.

Ik ben weer in training voor de training voor de marathon. Dat brengt zulke gedachten bij me boven.

Genoten

Op deze pagina’s heb ik al eens verteld hoe leuk ik Kung Fu Hustle vond. En nu blijkt dat Stephen Chow nog meer films heeft gemaakt, zoals Shaolin Soccer, waarop Talpa ons vanavond trakteerde ter ere van de start van het voetbalseizoen. Wat was het weer een geweldige onzin! De overdrijving, heerlijk idioot. Wat een parodie! Zelfs de reclame in het midden werd erdoor besmet en draaglijk.

Luim

Het zou een grove zelfoverschatting zijn om te zeggen dat het leven is wat je ervan maakt, maar wel bepaalt het zo ongeveer je humeur. Wat overigens niet wil zeggen dat het goed is om je negatieve gevoelens altijd onder controle te houden. Dat kan zelfs verdraaid slecht uitpakken wanneer je je gaat mengen in de spelletjes die om je heen worden gespeeld.

Het zij zo

Israël heeft zich een tijd geleden tussen een aantal volken gewurmd, met als resultaat dat het land zich nu in hun gezelschap bevindt. Dat hebben de Joden blijkbaar zelf ooit gewild. Maar je kunt je niet aan een gezelschap opdringen en vervolgens alleen maar nemen, nemen en nog eens nemen, om de simpele reden dat dit indruist tegen elke fatsoensnorm.

Voor het onbezorgd veilige gevoel zal Israël een flinke prijs moeten betalen, maar daar is het, misschien begrijpelijk, niet toe bereid. En dus zal er voorlopig geen werkelijke vrede komen. Een gewapende vrede is het beste waar we naar vooruit kunnen zien, ik neem aan dat iedereen dat ondertussen wel weet.

Werkelijk

In een verhaal doet de werkelijkheid er niet toe.

Sorry

Een jongen en een meisje kwamen me op straat druk pratend achterop. Dat wil zeggen, vooral het meisje had het hoogste woord, blijkbaar had ze veel op haar lever. Ze liepen een stuk sneller dan ik, dus ving ik maar een klein deel van het gesprek op.

“Daar zat ik steeds mee in mijn hoofd en daarom heb ik je ook ge-sms’t voordat je naar Engeland ging. Ik vind het gewoon niet leuk als je dat soort dingen tegen hem zegt.”

“Nou, dat spijt me.”

“Dat vergeef ik je ook wel, maar…”

Al snel waren ze zover voor me dat ik niet meer goed op kon vangen wat ze zei. Maar ik had genoeg gehoord. Wat nou spijt?! Het spijt je helemaal niet! Je vond wat je vond en dat heb je gezegd. Af en toe moet er nu eenmaal gevochten worden om de posities goed te bepalen. Daar hoeft zij zich niet over op te winden en daar hoef jij je niet voor te verontschuldigen, ook niet als het er in het heetst van de strijd hard aan toeging en je zelfs een beetje buiten je boekje bent gegaan.

Erger

Op zich heb ik niet veel tegen hotels. Af en toe vind ik het zelfs prettig om er te verblijven. Je loopt er een beetje in en uit, de mensen zijn vriendelijk en het ontbijt is weer eens wat anders dan de normale boterhammen met kaas en hagelslag. Dit vriendelijke gelach en die broodjes met allerlei beleg, koffie en sinaasappelsap beginnen na een tijdje natuurlijk ook te vervelen, maar er is één ding in hotels waar ik binnen een dag al schoon genoeg van heb. Dat zijn de kussens. De kussens in hotels zien er mooi uit als je de kamer binnenkomt, maar eigenlijk zijn het van die vervelend grote dingen met veel lucht, die steeds luid ritselend in beweging blijven en naar hun oorspronkelijke vorm terug willen springen, hoe goed ik ze ook in de voor mij aangename positie probeer te frotten. Horendol word ik van die dingen, want in bed wil ik geen geruzie met het kussen. Het komt zelfs regelmatig voor dat ik er wil slapen en dan zitten die kussens me danig in de weg.

Door mijn schuld, door mijn grote schuld

Heer, ik ben niet waardig dat gij mij een knip voor de neus geeft. Maar doe het slechts één keer en mijn leven zij gebeterd.

Beeldend

Deze week was ik er een paar dagen tussenuit. In het Graafschap Bentheim bevond ik me, hoewel soms ook in Twente. Aldaar heb ik wat rondgefietst en me vervolgens lekker laten trakteren door het plaatselijk toeristenbureau. ’s Avonds las ik dan een boekje van Willem Brakman. Dat had natuurlijk De reis van de douanier naar Bentheim moeten zijn, maar dat had ik onlangs al een keer herlezen. Gelukkig wist ik nog wat er allemaal in gebeurde en nu ben ik er bijvoorbeeld achter dat er vroeger wel degelijk een bejaardentehuis in het kasteel gevestigd was, in de oude stallen en op de plaats waar binnenkort koetsen te bezichtigen zullen zijn. Verder is er in de toren inderdaad een donkere put, waar mijn gids vroeger zelfs een brandende krant in heeft gegooid om te kijken hoe diep het gat was. Over paardenpoten heeft ze echter niets losgelaten. Dat is begrijpelijk, want paardenpoten zijn niet geschikt voor toeristen. Die werpen veel liever muntjes dan kranten en doen maar al te graag een wens.

In tegenstelling tot wat men zou verwachten las ik, puur toevallig overigens, De oorveeg en over dat boek wil ik op deze plaats het een en ander kwijt. Niet dat ik ga vertellen wat er in het boek allemaal gebeurt of welk personage wat doet, in zoverre het is vast te stellen wie wie is. Neen, ik wil beginnen met een beeld, het beeld van het bronzen mannetje dat steeds wordt ondergescheten door de duiven uit het verhaal dat de heer Vliegen aan meneer Quaedvlieghe vertelt. Daar lees je zo overheen. Het beeld van het bronzen mannetje besmeurd met duivenstront staat je zogezegd helder voor ogen, niets dat dat beeld verstoort. Toch is het beeld waar we het over hebben niet van brons. Natuurlijk niet, zou je nu bijna denken, in het verhaal is het een en al taal wat de klok slaat. En gelijk heb je. In dit boek zul je je hoofd niet stoten aan bronzen punten en op het woord stoel kun je niet zitten. De duiven die het beeld steeds onderscheten hebben al evenmin werkelijke vlerken, waarmee ze zichzelf overigens wel wisten te redden van een wisse dood in een net. En die mooie vriendschap tussen de duif, de rat, de schildpad en het hertje komt natuurlijk regelrecht uit het rijk der fabelen, evenals de jager die ze alle vier om zeep helpt, al gaat hij daarbij een beetje in tegen de algemeen geldende regels van het genre. Laat hij de held gaan uithangen in zijn eigen verhaal en prinsessen redden of schatten vinden, in plaats van een mooie vriendschap te verstieren met zijn kunde en dapperheid!
Hoe dat ook zij, meneer Quaedvlieghe laat zich door al die conversatie niet van de wijs brengen. Orde en netheid in het verhaal en de dingen op hun eigen tijd is alles wat hij wenst. Hij heeft Vliegen dan ook alleen maar opgebeld om hem er aan te herinneren dat die nog moet vertellen van het reisje naar Harderwijk. Daar heeft hij al een keer op gezinspeeld, aangezien Loog niet naar Brussel had moeten gaan alvorens Harderwijk te hebben bezocht, toen al reden voor een weinig ontstemming. Dit keer hoeft hij Vliegen niet meer verder aan te sporen. Met alleen de allernoodzakelijkste beleefdheden nemen ze afscheid en Vliegen steekt meteen van wal. Om vervolgens een geweldig blik clichés open te trekken, om te gieren. Nooit heb ik om een boek zo moeten lachen. En haal je je die clichés goed voor de geest, dan blijken ze uit films te komen. Ze zijn regelrecht omgezet in taal en direct aan elkaar gemonteerd tot een verhaal dat zich in de vreemdste bochten kronkelt. Maar de taal blijkt flexibel, want ondanks het kronkelen en draaien houdt die taal alles keurig netjes bijeen. Het verhaal blijft staan als een huis. Een buitengewoon eigenaardig huis, dat wel, maar niettemin.

In het graafschap Bentheim regende het overigens veelvuldig. Gelukkig los ik niet op in een beetje regen, maar zo af en toe kon ik er wel behoorlijk nat van worden.

3-8-2006

Jaargang 2

Het leed van de wereld

Hoe zegt u?! U lijdt? Foei! Het is verboden te lijden. Er mag niet geleden worden. Heeft u dan geen schaamte!

Huzarenstukje

Hoe moeilijk zou het zijn om mensen anderhalf uur naar dramatische blikken, omlijst met dramatische muziek te laten kijken, zonder dat ze zich gaan vervelen? Mij lijkt dat verdomd moeilijk, een zware opgave, een lastige klus. Maar Wong Kar Wai speelt het klaar met speels gemak in zijn In the mood for love. Hij amuseert ons met het verschil tussen wat is, wat nog kan gebeuren en wat had kunnen zijn. Hij speelt het geraffineerd en daardoor blijft zijn spel ons boeien. Zelfs levert het een aantal prachtige en ontroerende momenten op.

Achteraf blijkt zijn kost ons echter zwaar op de maag te liggen. Want wie zijn kansen laat lopen, die heeft geen kansen meer.

Last

Toegegeven, ik woon niet in Amster- of Rotterdam, maar wel in een van de grote steden, al kun je er over twisten of Utrecht een grote stad is. Niettemin kom ik ’s avonds regelmatig op straat, in de stad, maar ook op de stille en afgelegen plekjes. En nog geen enkele keer werd ik lastiggevallen.

Correctie. Ik ben twee keer lastig gevallen. Een keer zat ik op mijn hurken te schrijven toen ik een schijnwerper vol in mijn smoel kreeg. Even hebben we tegenover elkaar gestaan, de politiewagen en ik, terwijl zij mij zeiden dat ik mijn hand voor mijn gezicht weg moest halen en ik hen dat ze dat licht uit moesten doen. Hadden ze dat eenmaal gedaan, dan was de lucht snel geklaard, waarna een van de agenten me nog half verontschuldigend, half zichzelf rechtvaardigend vroeg dat ik toch wel begreep dat het er vreemd uitzag als iemand zo ineengedoken op straat zat, midden in de nacht. Waarna ik natuurlijk half verontschuldigend had moeten vragen of hij kon begrijpen dat iemand zich geïntimideerd voelt als hij ineens met zo’n felle lamp wordt geconfronteerd. Het zou me echter niets verbazen als het al weken later was toen ik dat bedacht en de agenten waren dus al lang uit het zicht verdwenen.

Ook de tweede keer zat ik te schrijven. En ik bleef zitten toen er een middelbaar echtpaar aan kwam met hun hond. Eerst liepen ze me voorbij, maar een paar meter verder vermande de vrouw zich. Misschien zou ik hier overigens beter het woord ‘vervrouwen’ kunnen gebruiken, maar het mannelijk equivalent is nu eenmaal gebruikelijk. In ieder geval verstrakte ze en draaide zich om. “Waarom zit je hier nummerborden op te schrijven?”

Nummerborden?!

“Nummerborden?”

“Ja, waarom schrijf je die op?”

“Ik schrijf helemaal geen nummerborden op, gewoon… andere dingen.” Ze keek me nog even onderzoekend aan, en hoewel ze het toch nog niet helemaal vertrouwde draaide ze zich weer om en ze liepen verder. Haar burgerplicht had ze in ieder geval gedaan.

Nummerborden! Dacht ze nu werkelijk dat ik er zo lang over kon doen om een simpel nummerbordje te noteren?! Wat een raar mens, of in ieder geval iemand met een heel beperkte fantasie.

Verder heb ik nooit last gehad. Af en toe heb ik met mensen gepraat en we hebben elkaar gedag gezegd. Eén keer heb ik 112 moeten bellen voor iemand die in een vechtpartij een gebroken been had opgelopen, maar meestal liet iedereen me met rust en ging zijn eigen gang.
Zelf heb ik al met al nog geen maatschappelijke verharding waargenomen.

Alles heeft zo zijn beperkingen

Je leven lang ben je druk dingen aan het doen, steeds opnieuw, steeds maar meer. Gevaarlijk is dat wel, aangezien het onmogelijk is meer verantwoordelijkheid op je nemen dan je dragen kunt.

Aan wal

Vannacht aanschouwde ik de landing van een brug, of tenminste de landing van een deel van een brug. Toen ik in de gaten kreeg wat er aan de hand was had de duwboot waarop de stalen constructie lag net met de kopse kant aangelegd aan de overkant van het kanaal, precies waar ze al vorig jaar ruimte hadden gemaakt. Nodeloos te zeggen dat ik dit gebeuren van dichterbij ging bekijken.

Aangekomen stonden er natuurlijk al meer toeschouwers, die opgewonden met elkaar de gang van zaken en het waarschijnlijke verloop ervan bespraken. “Ze rijden hem er zo af. Kijk, hij beweegt al.” De brug bewoog inderdaad, maar ik betwijfelde of ze hem er zo af rolden. Zulke operaties zijn van tevoren uitgebreid gepland en het kost nu eenmaal veel tijd om de werkelijkheid in overeenstemming te brengen met uitgebreide plannen.. Voor zoiets trekken ze makkelijk een paar uur uit, desnoods een hele nacht. Het spektakel zou dus nog wel even duren en ik zocht een rustig plaatsje op, dicht tegen een groep Marokkanen aan. Die zouden me negeren en Nederlanders komen niet graag bij hen in de buurt, de perfecte plek. Even kwam er nog een oude man tegen me zeuren over wat ze nou van plan waren en hoe ze het nou gingen doen. Die vond het daar alleen een beetje gevaarlijk met die ‘zwarten’ achter ons. Ik moest hier ’s nachts maar niet komen. Waarop ik hem vertelde dat ik ’s nachts regelmatig hier kom en dat ik nog nooit problemen heb gehad met welk groepje dan ook. Nou ja, hij zag in ieder geval de wagentjes op wielen onder de brug. Volgens hem zouden ze hem er zo afrijden. Hij wist het niet, verkondigde hij nog terwijl hij wegliep. Vreemd dat zoiets zijn pet te boven ging. Hij zag toch duidelijk wat er gebeurde en hij begreep het zelfs. Mijn pet gaan zulke dingen te boven.

Lang heb ik zitten kijken. Er was dan ook genoeg te beleven. Mannen die luide dingen deden met de brug, een vermoeid sigaretje rookten, gingen zitten, weer gingen staan om ergens anders weer te gaan zitten. Verder was er het rumoer achter me en het donkere silhouet van de brug, met een tekening alsof het een monster was met een grote rij tanden.

Uiteindelijk begon het gevaarte te bewegen. Dat ging alleen zo verschrikkelijk langzaam dat het minstens al twintig meter had gereden voor ik me realiseerde dat het van hets plaats was gekomen. Zelfs daarna zag ik alleen beweging als ik goed oplette, maar beweging was er onmiskenbaar. Gestaag ging het vooruit, eerst nog met onderbrekingen, maar vloeiend toen het me eenmaal aan de andere oever achter zich liet.

Zo verwelkomde ik de brug waar ik over een jaar elke dag overheen zal rijden. Vast en zeker het begin van een mooie relatie.

Geen mirakel

Het is natuurlijk niet zo vreemd dat we problemen ondervinden met jongeren uit andere culturen. Hoe vaak hebben we met onze eigen jongeren wel niet vrijwel onoverkomelijke problemen en met hen hebben we toch genoeg dingen gemeen.

Er gloeiend bij

Vandaag kreeg ik een bekeuring. En het was een terechte bekeuring, want ik was overduidelijk schuldig aan het feit waar ik voor werd beboet. Met mijn fiets reed ik inderdaad door een rood licht. Dat het volstrekt zinloos is om voor een uitgestorven straat te gaan staan wachten tot er een groen licht gaat branden deed daar niets aan af en daarom heb ik de juffrouw die mij op de bon slingerde heel rustig en netjes bejegend. Ik heb niet geprotesteerd, gemopperd of gescholden. Ik heb keurig mijn naam en adres gegeven, met postcode en al. Toen ze me vroeg hoe ik tot mijn schanddaad was gekomen, deed ik er echter het zwijgen toe. Er is namelijk weinig zinlozer dan op de bon laten vermelden waarom je dat rode licht negeerde, waarom je geen licht voerde in het donker of waarom je geen hand uitstak terwijl je toch zo overduidelijk af wilde slaan. Je deed wat je deed, dat is meer dan genoeg. Alleen mensen die zo vol zijn van zichzelf dat ze denken dat ze onrechtvaardig worden behandeld en dat hun redenen dus verzachtende omstandigheden vertegenwoordigen hebben op die vraag iets te zeggen.
Zelf zag ik geen enkele noodzaak om mezelf te verklaren. Ik had een regel overtreden en een wetsdienaar had het gezien. Ik was zogezegd op heterdaad betrapt. Daar was geen ontkomen aan. Ik moest door de zure appel heen. Wat overigens niet betekent dat ik berouw heb of dat ik van nu af aan keurig zal gaan staan wachten. Geenszins. Hoogstens zal ik op bepaalde punten in de stad beter uitkijken of er geen politie op de uitkijk staat. Word ik desondanks toch weer gevat, dan betaal ik wederom die vijftig euro, zonder enig commentaar. Die vijftig euro heb ik graag over voor mijn vrijheid om regels te interpreteren zoals ik het wil en ze niet slaafs na te volgen zonder ook maar iets van mijn verbeelding te gebruiken of ergens verantwoordelijkheid voor te nemen. Ik ken de regels en weet waar ze voor dienen. Rood betekent dat anderen voorrang hebben en dat je moet wachten tot ze voorbij zijn. Zo vermijd je ongelukken. Maar is er niemand in de buurt om voorrang aan te verlenen, dan heeft het geen zin om te wachten en kun je doorrijden.

Hier in Nederland heeft de overheid zo weinig te doen dat ze denkt dat ze ons moet ontlasten door ons onze verantwoordelijkheden af te nemen. Doe nu maar wat er wordt gezegd en volg die regels nou maar, dan gebeurt er niets ernstigs en kan iedereen zijn zorgeloze leventje leiden. En wij laten ons dat aanleunen en vinden het allemaal wel best, want aan verantwoordelijkheid hebben we een broertje dood. Verantwoordelijkheid zou ons wel eens meer kunnen kosten dan een luizige vijftig euro. Misschien moeten we het wel met de dood bekopen, want voordat we het weten worden we overreden door een bus die we niet aan hadden zien komen.

Verantwoordelijkheid vooruit, hoor ik de lezer denken, maar wat kan verbeelding hier nu mee van doen hebben? Dat is een goed punt. Wat ik echter zeker weet is dat het getuigt van verbeeldingloosheid als je altijd zonder nadenken bij een rood stoplicht gaat staan wachten. En verbeeldingloos wil ik niet leven. Daarvoor wil ik met plezier alles betalen wat van me wordt geëist.

Relatief

Wie midden in de natuur staat zal zich niet alleen kunnen verlustigen aan haar schoonheid, maar zal ook haar lelijke kanten moeten accepteren. Met wie midden in de cultuur staat is het al niet anders gesteld.

Fataal

Een klein beetje ben ik wel fatalist. Natuurlijk wil ik dat het goede me nu treft, altijd op dit moment. Maar ik besef tegelijkertijd dat nu altijd voorbij gaat en het goede niet standvastig is. Dat goede komt wel weerom. Voorlopig heb ik mijn handen meer dan vol aan wat er nu gebeurt.

Licentie

Vroeger op mijn kamer hing een poster van Ekseption. Het was een poster in zwarte en rode letters op vergeeld wit. Een oude poster was het, die ik had laten hangen toen ik de kamer van mijn oudste zus overnam. Ik vond het fijn om er naar te kijken, met al die dikke tekens horizontaal en vertikaal over de spiegel gedrapeerd. Maar toen ik Ekseption later hoorde spelen en dat geluid onlosmakelijk met mijn poster verbonden bleek, stelde die me een beetje teleur. In mijn oren werd daar de vierde van Beethoven verkracht, terwijl ik gewoon de bekende tonen horen wilde, niet wat die mensen van Ekseption hadden uitgespookt. Vreselijk vond ik het.

Gelijkaardig, hoewel veel minder heftig, reageerde ik op de vervorming van de Carmina Burana. Ook bij die plaat vond ik het jammer als ik het origineel niet meer hoorde en moest luisteren naar de creaties van hedendaagse muzikanten. Wel vond ik het onzin toen de plaat op last van de erven van Orf werd verboden. Onzin en jammer, niet omdat ik ernaar wilde luisteren, maar omdat ik denk dat het volkomen in de haak is als mensen het ene kunstwerk nemen en er een ander van maken, of je dat nieuwe nu mooi vindt of niet. Het zou dus moeten kunnen en mogen. Men neemt in zo’n geval alleen de vrijheid tot creativiteit. Daar wordt het origineel niet slechter van, het wint alleen maar aan betekenis.
Laat ik nu dan maar direct een daad bij het woord voegen en bij deze al het geschrijf op deze website gepubliceerd verklaren onder de volgende voorwaarden: Iedereen mag de teksten op deze site naar eigen goeddunken gebruiken, misbruiken, veranderen, publiceren, voordragen, vertonen, kopiëren en verspreiden zonder enige toestemming van de auteur, mits de bron, met naam en toenaam, duidelijk in het oog springend wordt vermeld, indien mogelijk met een link naar deze site en het document in kwestie. Ook in afgeleide werken blijven deze regels op mijn werk van toepassing.

Natuurlijk weet ik niet of er ooit iemand zal zijn die ook maar iets met mijn teksten uit zal willen halen. Daarvoor moeten ze eerst gelezen worden en op dit moment worden ze dat niet of nauwelijks, u bent hier waarschijnlijk eenzaam en alleen. Bovendien moeten werken een zekere universele kwaliteit hebben, en, al doe ik alles wat mijn talenten vermogen, wat dat betreft heb ik gezonde twijfels. De pure kans dat er iets mee gebeurt wil ik echter niet uitsluiten, hoe klein en nietig die ook is. Er is hier immers een principe in het spel en dan staat het praktische en nuchtere gezonde verstand buiten spel.

De poster heb ik trouwens laten hangen en ik heb hem nog vaak bekeken, ondanks de muziek die ermee verbonden bleek. Pas toen mijn broertjes uit huis gingen heb ik hem opgegeven. Die lieten namelijk een veel grotere kamer na.

Oefening baart kunst

Kagemusha, de dubbelganger en schaduwkrijger, gaat zijn ondergang onherroepelijk tegemoet. Hij weet dat net zo goed als wij, maar hij wil niet anders handelen en dat maakt van hem een tragische held en dat maakt Kagemusha tot een ware tragedie. Het is echter maar de vraag of het een goede tragedie is. Zelf ben ik geneigd te zeggen dat het inderdaad een goede tragedie is, niet meer dan dat. Het is geen geweldige of sublieme tragedie. Wel is het een fantastisch spektakel, met grootse gevechtscènes, oogstrelende beelden, een genot om naar te kijken, maar eigenlijk is het allemaal net wat te langdradig, hoewel ik toch het idee kreeg dat voor alle elementen precies genoeg tijd wordt genomen en dat tot in de finesses wordt uitgebeeld wat wordt gezegd. Kurosawa verstaat zijn vak. Zijn vak is echter regisseur, en het schrijven van een sublieme tragedie is voorbehouden aan de specialisten op dat vlak. Geen wonder dat Kurosawa het schrijven bij zijn volgende film heeft overgelaten aan de grote meester, William Shakespeare. Ook daar voelen we dat langzame tempo, maar Ran is geen moment langdradig. En waarschijnlijk ligt dat niet alleen aan King Lear, die meesterlijke tragedie. Het ligt ook aan het simpele feit dat de regisseur goed thuis is in het genre en elke wending en gemoedstoestand perfect aanvoelt en uit weet te beelden. Hij heeft dan ook heel gedegen geoefend en zelfs met die oefening zet hij ons nog altijd een mooi avondje film voor.

La Dolce Vita

Voor mijn ogen ontrolt zich de onvermijdelijke gang van Marcelo naar het cynisme. Alles waar hij zich aan vastgrijpt wordt hem uit handen geslagen.

Maar zo hoeft het niet iedereen te vergaan, dat vertelt het meisje aan het einde van de film. In de scène waarin je haar leert kennen is ze een echte bakvis, en toch vertelt Marcelo haar dat ze mooi is. Alleen omdat hij het flirten niet laten kan, denk je, geen beter lijdend voorwerp dan een jong meisje. Maar als ze daar aan de overkant staat, dan zie je dat hij gelijk had. Ze is mooi. Ze lijkt een engel en er is geen spoortje cynisme in haar te bekennen, alleen diepe liefde voor het leven. Voor Marcelo is er echter geen redden meer aan. Hij wordt door een onoverkomelijke afgrond van haar gescheiden en verstaan kunnen ze elkaar niet. Hij beseft dat en sloft achter zijn gelijken aan.
Alleen de kijker heeft nu een grashalm in zijn hand gekregen. Dat meisje heeft de mogelijkheid om haar onbevangenheid te bewaren, ondanks de gerede kans dat het leven alle hoop onder haar vandaan zal slaan.

Voorbedachte gok

Ik heb een hekel aan rekenen, maar ik begrijp wel ongeveer wat die getallen met elkaar uitvreten.

Niet eens wispelturig

Soms haat ik mezelf om de onhandigheid, de naïviteit, de onoplettendheid en angst waarmee ik de mooiste dingen om zeep help.

Maar meestal kan het me niet zoveel schelen.

Eerste kans

De meeste levende wezens laat ik gewoon met rust, ook de wezens die vaak als vervelend worden beschouwd. Spinnen en vliegen hebben van mij weinig te duchten. Vliegen wespen of bijen bij me binnen, dan vang ik ze en zet ze weer buiten. Dat doe ik ook met motten, als ik de poezen tenminste voor ben, die graag met zo’n fladderend beestje spelen. Alleen voor muggen maak ik een uitzondering. Op muggen maak ik verbeten jacht. Daarbij gebruik ik geen moderne middelen, zoals elektrische vliegenmeppers. Dat vind ik beneden mij, en ook beneden de mug. Want die mug mag dan een lastpost zijn waar ik een gezonde hekel aan heb, respect verdient ze wel. Ik moet mij tot het uiterste concentreren om haar op te sporen en te doden. Vaak weet ik dat ze er is, maar is er geen spoor van haar te ontdekken. Soms zie ik haar wel maar is ze me te slim af en vliegt ze alleen voor donkere oppervlakten of hoog in de kamer. Dan kan ik haar alleen maar in het oog proberen te houden en afwachten, klaar om in actie te komen. De muggenjacht vraagt geduld. Je moet denken als een mug, een zijn met de mug, met de omgeving, met je instinct. Jaren intense ervaring komen dan goed van pas.

Ik zeg niets te veel als ik beweer dat ik een goed muggenjager ben. Vliegen ze binnen mijn bereik, dan grijp ik ze zo uit de lucht of ik plet ze tussen mijn handpalmen. Gaan ze zitten, dan hebben ze al helemaal geen kans. In een vloeiende beweging haal ik dan twee aan elkaar geknoopte postelastiekjes voor de dag en schiet ze daarmee in een oogwenk van de wereld. Het helpt ze niet als ze hoog in de kamer zitten, buiten het bereik van krant of vliegenmepper. Het komt namelijk maar zelden voor dat ik vanaf twee meter mis schiet. Van op een meter ben ik vrijwel altijd dodelijk, en is er geen minimale afstand tussen mij en de mug, beschouw dan het gehate steek- en zoembeest zo goed als dood. Het moet alleen nog even tegen de muur geplet worden, een formaliteit, meer niet. Dat wil zeggen, als ik me concentreer op het elastiek, op mijn houding, op mijn doelwit. Doe ik dat niet, dan kan het wel eens anders lopen, dat werd me gisternacht weer eens op pijnlijke wijze duidelijk gemaakt. Het was warm in mijn slaapkamer en dekens over mijn torso waren geen optie, dus ik was al een paar keer op vervelende plekken gestoken. Toen ik eindelijk gezoem om mijn oren hoorde stond ik dan ook op om het gordijn dicht en het licht aan te doen. Doe je dit snel, dan is er een goede kans dat de mug dicht bij je hoofdkussen op de muur gaat zitten.

Ook deze keer was mijn strategie succesvol. Daar zat ze. Ze stak donker af tegen de lichte muur. Een helder doelwit. Met mijn elastiek in de aanslag ging ik voor haar staan. Niet te dichtbij, zeker niet veraf. Wraakzuchtig lachend vertelde ik haar dat ze weldra sterven zou. Mijn triomf was al behaald, ze kon me niet meer ontglippen. Maar zoals dat gaat met berenhuiden, ik had meer aandacht voor het bloedvlekje dat ze worden zou en voor mijn overwinningsroes dan voor het elastiek, mijn houding en mijn doelwit. Vanaf dertig centimeter schoot ik precies naast de mug, die door de luchtdruk werd weggeblazen. Even vloog ze nog furieus om me heen om vervolgens in het niets te verdwijnen. Gezocht heb ik wel, maar uiteindelijk heb ik het licht uitgedaan om niet nog meer muggen te lokken. In het donker heb ik daarna ingespannen liggen luisteren. Continu dacht ik haar te horen, maar steeds waren het de auto’s buiten, een brommer, een in de verte langsdenderende trein. Mijn nachtrust kon ik dus wel vergeten en ze heeft me toch nog een keer of drie te pakken gehad. Daarmee heb ik ten volle geboet voor mijn dwaze vertoon van hoogmoed.

Maar ze mag gewaarschuwd heten. Vannacht is er een nieuwe ronde. Dezelfde fout zal ik niet maken, dat heb mezelf plechtig en grimmig beloofd.

Hou het leuk

Het moet een beetje surrealistisch blijven.

Ingewanden

Wie een pistool gebruikt moet het ook durven afvuren.

Opmerkzaam

Ik probeer niet te veel op te kijken van mensen. Dat zou me alleen verhinderen om ze te zien.

Dat hebben ze op eigenaardige manier gemeen

Sommige dingen zijn eigenaardig en veel andere niet. Maar eigenaardig is het allemaal.

Valt toch tegen

Het is een stuk makkelijker om iets op te bouwen, dan het af te breken.

21-6-2006

Spiegeltje spiegeltje aan de wand

Het zou een hele geruststelling kunnen zijn dat je je op geen enkele manier hoeft te schamen voor je uiterlijk of je gedrag. Want in feite bekommeren mensen zich niet om jou of wat je doet, aangezien ze veel te druk zijn met bedenken wat jij omgekeerd van hen denkt. Je bent hun ultieme spiegel. En jij maakt op jouw beurt weer gebruik van hen, al wordt bekend verondersteld dat een spiegel je nauwelijks meer kan vertellen dan je al weet.

Superieur

Echt ongebonden ben je pas als je de grote WK-test kunt doorstaan en je zelfs niet het kleinste innerlijke lachje slaakt als het Nederlands elftal heeft gewonnen.

Bedenk daarbij dat een grimlachje evengoed een lachje is.

Succes

We leven op dit moment midden in een geweldig orgie. Iedereen doet het met iedereen, ongeacht uiterlijk, gedrag of goede aanleg. Het is schaamteloos. En nu wil ik hier natuurlijk niet de moraalridder uithangen. Ik heb niets tegen vrije seks, maar in dit geval moet ik er zo vreselijk van niezen. Die geweldige zaadlozing die ons omringt gaat aan mij niet ongemerkt voorbij. Er is wel degelijk sprake van interactie tussen de soorten, en die interactie leert mij dat ik mijn pet af zou moeten nemen voor zo’n alomvattende paringsdans. Die planten hebben in deze tijd de volle 100% kans op bevruchting, ongeacht kleur, formaat of aanleg. Zelfs als je er een in een afgesloten ruimte met airco zet, dan nog weet een polletje het te vinden. Niet voor niets tiert het gras zo welig.

In de categorie amusante uitspraken

Wist je dat er ook al een boek is van de Da Vinci Code?

Graag

Daar mag je me altijd zelfs midden op de dag voor wakker maken.

Profeet

profeet1

Profeet overzicht

Profeet overzicht

Alle misdaden die u doet

Alle misdaden die u doet

Officier Tonino

Officier Tonino

Zie volk

Zie volk

Mislukt

Een goed verteld verhaal met een slechte titel is nog steeds een slecht verhaal.

Desnoods je noodlot

Accepteer de dingen zoals ze zijn en treed ze tegemoet. Misschien ontsnap je dan aan die zuigende middelmatigheid.

Aanstoot

Heeft dat je nou al die tijd dwars gezeten?

Nee hoor. Alleen maar als ik er aan dacht.

Plicht

Ik moet dit stukje schrijven. Niemand anders is er toe in staat.

Herinnering

Je begrijpt er niets van, de eerste tijd dat je 2046 zit te kijken. Zo helemaal zonder houvast verveelde ik me zelfs. Alleen de beelden hielden me bij de les en door die beelden werd ik langzaam gegrepen en ongemerkt was ik al een verhaal binnengevoerd, een verhaal dat ik nergens kon plaatsen behalve bij het verhaal zelf. Ik beleefde het. Maar dan ineens bleek ik in een ander verhaal te zitten, dat ik ook vast wilde houden maar dat me evengoed ontglipte. Op die manier flirtte de film met me en werd ik verleid door dat vervreemde spel waarin mensen elkaar ieder op hun eigen manier vinden, liefhebben en verliezen, achterblijven met zichzelf.

Voor elkaar

We moeten wel bereid zijn om altijd het goede en mooie in elkaar te willen zien, onder hoeveel drek het ook verborgen zit. En dat moeten we bovendien van elkaar weten te waarderen. Alleen dán trekt de drek ons niet kopje onder.

Roeping

Hij liet zich in een stevige greep nemen door de omgeving. Die nodigde daar ook toe uit met dat overwoekerde maar onaangetaste huis, kleren netjes opgevouwen midden in de kamer, ver van alle rumoer, een meer, bossen en bergen rondom. Nog verbaasd zette hij zich op een steen en liet het allemaal op zich inwerken. Bewegen deed hij niet meer.

Het werd nacht, dag en weer nacht. Toen stond hij op, rekte elke spier in zijn lichaam om te kijken wat het hebben kon, hongerig en vermoeid als het was, zocht zijn bed en legde zich te rusten. Morgen bij het krieken van de dag zou hij beginnen met het in ere herstellen van deze plek. Hier en nergens anders was hij nog thuis.

Vertellers

Een goed verhaal is een goed verteld verhaal, en de inhoud krijg je op de koop toe. “Azumi is een beeldschoon meisje dat al sinds haar kinderjaren getraind is om een dodelijke moordenaar te worden.” Dat klinkt als een film met een sexy idee als vehikel, zonder werkelijke inhoud of passie. Net een pornofilm. Je kijkt er naar als je van spectaculaire vechtscènes houdt.

Maar Azumi is anders. Anders dan bij veel andere films uit dit genre heb je bij haar al snel vrede met het gegeven, omdat ze je meetrekt in de relaties, de gebeurtenissen en de ontwikkeling. Dat doet de film zelfs weergaloos. Weinig aspecten van belang worden niet overtuigend uitgewerkt. Elk karakter van het spel speelt zijn rol met bezieling, zelfs het leger naamlozen dat wordt afgeslacht. Verhoudingen worden scherp weergegeven. Vriendschap, wanhoop, compassie, eer, trots, falen, kracht, respect, plichtsbesef, liefde, trouw, vaardigheid en ultieme vaardigheid, de uitdaging, moed, onmacht, het komt allemaal in allerlei vormen voor het voetlicht en allemaal op een juiste en originele plek.

Bij Azumi hoef je niet alleen van zwaardgevechten te houden. Er is veel meer om van te genieten, en ondertussen zijn de zwaardgevechten toch een genot om naar te kijken, het maakt mij niet uit hoeveel mensen er over de kling worden gejaagd, als het maar in stijl gebeurt. De film heeft me verrast. Maar wat ik me nu wel afvraag is of de verveelde schurk die nog nooit zijn evenknie heeft ontmoet en uit de gevangenis wordt gehaald als wapen tegen de helden, een opdracht die hij alleen maar aanneemt in de flauwe hoop een waardig tegenstander te kunnen ontmoeten een regelmatig terugkerend onderdeel is in de oosterse verhalen. Ik ben hem nu twee keer tegengekomen, bij Azumi en Kung Fu Hustle, beide keren meesterlijk uitgevoerd. Mijn eigen conclusie moet dus zijn dat hij een vast onderdeel is. Tot het tegendeel bewezen wordt.

Zin

Woorden moeten wel op een juiste plek staan. Anders zeg je er niets mee.

Tweestrijd

De missie van onze maatschappij is alle lelijkheid de wereld uit drijven.

Dat is een lovenswaardig doel, daar ben ik me van bewust, maar stiekem weet ik niet of ik er wel zo gelukkig mee ben. Zonder lelijkheid is er ook geen schoonheid. En ik geloof niet dat ik wil leven in een wereld zonder schoonheid.

De wetenschapper

Ik kan er niets aan doen, ik ben nu eenmaal nieuwsgierig. Ik vind het leuk om allerlei dingen te bedenken bij de nieuwigheden die ik zie. Ik vind het heerlijk om er over te vertellen en de mensen drinken het als water, dat is een stimulans die me tot magnifieke hoogten stuwt, zo mooi en complex dat ik er zelf ook verbijsterd bij sta te kijken.

Dagje ouder

Blijkbaar begin ik mezelf te kennen. Ik vind dingen steeds vaker waar ik ze zoek.

Wonderbaarlijk

Ze verrichtte een klein wonder toen ze m’n schouder aanraakte.

19-5-2006

Democratie

Het parlement is een vergadering van mensen die uit en door het volk, eventueel via deelraden, gekozen zijn als mensen die het meest het welzijn van de natie voor ogen hebben. Die parlementsleden kiezen dan uit hun midden de meest capabelen, die vervolgens samen moeten werken in een regering. En samenwerken zullen ze, want ze hebben allemaal het welzijn van de natie voor ogen en die willen ze dienen. Bovendien moeten ze verantwoording afleggen aan het parlement, dat zelf ook weer verantwoording moet afleggen aan de deelraden en zo aan het volk.

Toch even politiek

Rita Verdonk laat zich in de kwestie Ayaan wel heel erg kennen als iemand die regeltjes toepast, nu is het echt voor niemand meer te missen. Regeltjes zijn de weg die ze kent, die ze voor waar houdt en die ze wil gaan. Ze geeft het zelfs openlijk toe!
VVD, bespaar ons meer Rita Verdonk.

En nu ik toch al naar dit bedenkelijke pad ben afgedwaald, zeg ik ook maar gelijk iets over Ayaan zelf. Ik mag haar niet. Ze gaat nu naar de conservatieve denktank van Bush, en dan denk ik, blij dat we haar kwijt zijn. Maar of je haar nu mag of niet, en of je de invloed die ze heeft gehad op prijs stelt of niet, ze maakt deel uit van onze recente geschiedenis en daarmee heeft ze in mijn ogen het Nederlanderschap verdiend. Bovendien zal ze ook voor ons altijd Nederlander zijn, ongeacht de kleur van haar paspoort en waarom zou je Nederlanders het Nederlanderschap ontzeggen?

Boem

Je behoort respect te hebben voor heilige plaatsen van anderen. Zeker, maar dat zijn er zo veel en je ziet ze niet altijd voor wat ze zijn. Het is een regelrecht mijnenveld.

Vragen des levens

Zou een file van alleen maar Mini’s korter zijn dan een file met normale auto’s? En zo ja, zou je er dan ook minder lang in staan?

Niet allemaal gelogen

Als het maar enigszins mogelijk is maak ik mijn fiets vast aan hekken, lantaarnpalen of fietsenrekken. Niet dat dit de dief altijd afschrikt, want op de plaats waar ik mijn fiets had neergezet heb ik ook wel eens alleen drie opengebroken sloten teruggevonden. En één keer heb ik iemand betrapt die aan mijn fiets stond te morrelen.

Degene die ik betrapte was echter bepaald geen doorsnee dief. Toen ik aan kwam lopen werd ik getrakteerd op een merkwaardige aanblik. In het begin geloofde ik zelfs mijn ogen niet, maar naarmate ik dichterbij kwam bleek ook echt te gebeuren wat ik dacht te zien. Een non stond aan het slot van mijn fiets te zagen, terwijl er een meisje wat beschroomd bij stond te kijken.

Je kunt je voorstellen dat ik te verbaasd was om boos te worden. Wel maakte ik me bekend als de eigenaar van de fiets, en prompt kreeg ik zelf de wind van voren. Ik moest wat beter uitkijken als ik mijn fiets vast maakte, het had wel dagen kunnen duren voordat ik terug was gekomen en dat kon ik toch niet maken! Ik bleek mijn ketting per ongeluk om de fiets van het beschroomde meisje te hebben geslagen, waardoor zij natuurlijk niet weg kon.

Ik verontschuldigde me, en maakte snel mijn sloten open, zodat we allemaal weer konden fietsen. Toen bleek dat de non bepaald geen goede fietsendief was. Ze had verwoed staan zagen, maar op mijn slot was nauwelijks een krasje te zien. Was ik langer weggebleven, dan had ze daar ook daadwerkelijk dagen staan zwoegen.

Een levensmotto

Ik ken mijn grenzen wel, maar ik mag er graag overheen.

Goede raad om niet

Blijf vooral je verbrande bruggen voor.

Vervelend

De film Crash deed het niet voor mij. Ik moet zelfs zeggen dat ik me stierlijk heb verveeld. Gooi alle ellende in de buurt bij elkaar op een hoop, garneer het geheel met een aantal emotionele catharsissen aan het eind, want dat hoort, en dan krijg je Crash. De vorm van de film is verder gekopieerd van Magnolia en vooral van Short Cuts. Maar ging Short Cuts over het gewoon menselijke, die reikwijdte wordt in Crash ingeperkt tot het raciale onbegrip. En dat heeft natuurlijk een betekenis. Het gaat verkeerd als mensen altijd overal onrecht in zien, en het gaat goed als mensen werkelijk naar elkaar beginnen te kijken. Niet alleen is dat afgezaagd en uitgekauwd, het is onzin bovendien. Je mag wel degelijk voor jezelf opkomen. Een confrontatie kan zelfs tot verbroedering leiden, meestal lang voordat er doden zijn gevallen. En denk evenmin dat het allemaal goed komt als mensen werkelijk naar elkaar proberen te kijken. Daarvoor zijn de vooroordelen en misvattingen veel te dicht gezaaid. En niet zoals racisme zijn de meeste daarvan op zichzelf onschadelijk, dus is er geen reden om ze te lijf te gaan. Maar allemaal samen kunnen ze toch behoorlijk veel schade aanrichten. Waar je dan wel behoorlijk veel pech voor nodig hebt.

Eens veroordeeld

Met het hoofd voorover lag hij in hun midden, hun zwaarden naar hem geheven. Het bevel klonk bars boven hen uit en ze drongen naar hem op, maar nog geen twee passen van hem verwijderd stonden ze stil, als bevroren tussen twee maal dwang. Nog eens klonk de opdracht, en nog eens, barser dan voorheen. Niets en niemand verroerde, waarop degeen die hen bewoog van zijn paard sprong om zelf op te knappen wat gebeuren moest. Maar ook hij kon zich er niet toe zetten, hoe duidelijk hij ook wist wat hij wilde. Zo stonden ze, schier eindeloos, tot ze zich uiteindelijk uitgeput overgaven en op hun knieën neerzegen in eerbied.

Schuchter en verwonderd keek hij op. Even liet hij zijn blik gaan over de ruggen en achterhoofden van de mannen die zijn bloed wel konden drinken, en wist toen niets anders te doen dan op te staan en weg te lopen. Wat het eerste scheurtje veroorzaakte in de betovering.

Welgemeend

Knuffelen is niet aan te leren, hoogstens de techniek van het knuffelen. Knuffelen moet je laten gebeuren. Wat dat betreft is het niet anders dan zingen.

Gemist

Samenwonen geeft je de kans om veel meer van je geliefde te zien en mee te maken. En als je van de ander houdt met goede en slechte kanten, dan heeft het experiment een redelijke kans van slagen. Mits je ook zelf je goede en slechte kanten kunt laten zien. Er bovendien rekening mee houdend dat de wereld zonder roze zonnebril er heel anders uitziet.

Kansloos

Misschien is de kans aanwezig, maar ik heb er nog nooit iets van vernomen.

Hoera voor Hergé

De grap in Kuifje en de Zonnetempel met Kapitein Haddock, de hoed en de steen is een extreem goed uitgedachte plotwending. Onze helden moeten op dat moment iets vinden, anders kan het verhaal niet verder. Maar ze weten niet waar en wat, ze lopen besluiteloos over gebaande wegen.

Als daar nu zomaar toevallig de hoed van professor Zonnebloem had gelegen, dan zou dat wel heel erg deus ex machina zijn. Nu ligt de hoed er toch, maar het is niet de hoed van de professor. Het is een hoed van een grap van kwajongens, die hem ergens uit hun achterbuurten vandaan getrokken hebben. En als kwajongens iets vreemds hebben gevonden, dan gaan ze daar vroeg of laat kattenkwaad mee uithalen, dat is een regel die overal ter wereld geldt. Zo komt de hoed van professor Zonnebloem midden op het rechte pad te liggen, en laat dat nu precies de plaats zijn waar Kuifje en zijn kompaan zich ophouden.

Het is simpel maar briljant en volkomen terecht dat Hergé er zoveel plaatjes aan besteedt.

Juist vangt de wekker te wekken aan

Zonder het bijbehorende genot kwam het orgasme uit het niets. Ik spoot als een rioolpijp en de waterval overstroomde de vloer om direct onder de deur van de wc te verdwijnen. Daar buiten hoorde ik iemand stommelen, mijn moeder. “Wat is hier aan de hand!?” Ze had het water al opgemerkt, en ik realiseerde me beschaamd dat het, gezien waar het vandaan kwam, urine moest zijn. Snel scheurde ik een aantal vellen toiletpapier van de rol en legde die als poging tot barricade voor de deur. Maar het was te weinig en sowieso hopeloos te laat.

Onbegrip

Simultaan en tegelijkertijd vochten ze twee totaal verschillende oorlogen tegen elkaar uit. En hoewel de strijd hevig was, ontmoetten ze elkaar nimmer op het slagveld.

Geschiedenis

Vermoeid van het werk zakte de oude keizer in zijn stoel. Door de jaren heen waren die twee met elkaar vergroeid en nu vormden ze een aaneensluitend geheel, een middagdutje. De hovelingen zouden het meubelstuk graag vervangen voor een representatief exemplaar, zo versleten zag het er uit, doorgezakt, gecraqueleerd, met een groezelige vlek op het leer waar de keizer elke middag zijn hoofd te rusten legde. Maar hij liet hen hun gang niet gaan, want de eenheid was hem iedere middag weer lief.

Nog even gleden zijn ogen door de kamer, over de buste van zijn vrouw als vijftienjarig meisje. Hij had haar aanbeden, maar ze was al jaren dood en begraven, bij toeval neergestoken door een idioot. Ze had hem achtergelaten met een weemoedig gevoel van mislukking, dat hij al net zo min begreep als hij haar begrepen had.

Een laatste, jongensachtig tevreden gedachte wijdde hij aan zijn nieuwe elektrische aansteker. Die stond direct voor het grijpen op zijn werktafel, waarachter hij later, na de moord op zijn neef, de oorlogsverklaring aan Servië zou ondertekenen. Maar zover was het nog niet. Nu sloot hij louter de moede ogen en viel in een lichte maar weldadige slaap.

Eigenaardig

Angst voor irrationaliteit maakt mensen vreemd genoeg erg irrationeel.

Spijtig

Je kunt je pech niet te slim af zijn. Die wacht geduldig tot je aan iets je lot verbindt.

Niet getreurd

Dit jaar is gebeurd waar ik al voor vreesde. Jesus Christ Superstar is op goede vrijdag vervangen door The Passion of the Christ. Dat is natuurlijk doodzonde, maar ik heb niet bij de pakken neergezeten. Als vervanging heb ik op paaszondag de illustere voorganger van de musical opgezet, de Mattäus Passion. Dat was evengoed een aangename luisterervaring.

Preek

Wat kan mij het Judasevangelie schelen! Laat dat eventuele eerherstel maar over aan de de kerkelijke haarklovers. Zelf ben ik meer gecharmeerd van het veelgodendom, waarbij achter alles en nog wat een god, godje of geest schuilgaat. Met zo’n drukte om je heen maak je altijd wel iemand kwaad, terwijl je anderen op je hand weet te krijgen. Mensen moeten in zo’n wereld steeds op zoek zijn naar een balans. Allemansvriendjes worden door niemand gewaardeerd en bereiken uiteindelijk niets, maar als je te veel goddelijke tenen plet, of trapt op te belangrijke zonder eerst genoeg goede vrienden te hebben gemaakt, dan toon je je hoogmoedig en verdien je de struikelpartij die je te wachten staat. Het lijkt me prettig om in een maatschappij te leven die op zulke maatstaven drijft. Ieder kan er zijn eigen keuzes maken, maar blijft daarin toch respectvol.

Er zou weer geofferd moeten worden. En dan niet symbolisch, maar offers uit eerbied voor de machten waar we toch geen grip op hebben, al weten we er alles van, begrijpen we alle aspecten en kunnen we ze naar believen in ons voordeel inzetten. Dat je denkt iets zelf in werking te zetten met het omdraaien van een knop wil niet zeggen dat je niet dankbaar hoeft te zijn voor wat er gebeurt. En voor wat hoort wat.
Er zouden weer priesters moeten komen, en als ze ons niet teleurstellen mogen dat gerust oplichters zijn, priesters die ons dichter brengen bij de dingen uit het alledaagse leven, die ons bewust maken van de spirituele kant ervan, de mystieke kant, het onbegrijpelijke, het heilige om ons heen.

Terug

Al een tijdje heb ik niet meer op dit blad geschreven. Ik was met andere dingen bezig. In de tussentijd ben ik verhuisd en heb ik een marathon gelopen. Dat laatste beperkte zich zeker niet tot een enkele dag. Voor een marathon moet je namelijk trainen, en de laatste weken voor de werkelijke wedstrijd is dat een tijd- en moeitevretende bezigheid, zeker als je vastbesloten bent om onder de drie uur en drie kwartier te lopen. Verheugd kan ik direct mededelen dat ik met mijn tijd onder die onverbiddelijke grens ben gedoken: 3:44:13. Ik had bijna een minuut speling. Keurig gedaan, strak op schema.

De moeite die het verhuizen vergt spreekt voor zich. Eerst moest ik het huis natuurlijk in me opnemen en moest ik beslissen wat er moest gebeuren. Vervolgens is het een kwestie van klussen en laten klussen. Tijdens en daarna moest ik inpakken, overhuizen, uitpakken, inrichten. Tot slot moest ik aan de nieuwe omgeving wennen en er in groeien. Ik moest zoveel, ik had geen tijd voor geneuzel.

Maar die tijd is nu voorbij. Er mogen weer haren worden gekloven, zout gestrooid, mieren geneukt. En overigens hoeft u niet te denken dat ik in de tussentijd helemaal stil heb gezeten. Dat is allerminst het geval. Ik heb Drausen vor der Tür gelezen, een komedie om bij te janken. Ik heb Amores Torres gezien, een van de heftigste films die ik ken, al moet ik erbij zeggen dat er iets niet klopt met de snelheid waarmee honden van schotwonden genezen. Als je de film moet geloven is dat binnen een weekje geklaard, maar een kniesoor die daar over zeurt, er is zoveel om naar te kijken, bij te huiveren, van te schrikken. Verder is er weer een vraag in me gevaren die al jaren af en toe de kop opsteekt. Is bidden, het op één plaats in de lucht blijven hangen van roofvogels, een knullige vertaling van preying, of is het echt een Nederlands woord? Het antwoord op deze belangrijke levensvraag hoef ik niet eens te hebben, de gedachte is genoeg. Om bij vogels te blijven, ik heb iets gezien wat ik nog nooit heb gezien. Een meeuw met een stuk brood in zijn snavel wist voor mijn ogen en met zijn buit te ontkomen aan zijn achtervolgers. Dat had hij verdiend ook. Hij was snel, hij was wendbaar, hij was vasthoudend. Een open doek voor zoveel handigheid. Dan heb ik nog een ontdekking gedaan achter een open deur. Ik heb ontdekt dat je veel kunt aflezen uit hoe mensen lulkoek opdissen. Ik houd van lulkoek die er een beetje smakelijk uitziet, coherent in zichzelf. Dat is smullen. In de tijd dat ik niets schreef heb ik voorts dingen geleerd. Zo heb ik geleerd dat er bij een brand als in Dresden orkanen woeden in de straten, doordat de brandhaarden enorme hoeveelheden zuurstof aantrekken. Mensen worden er door meegesleurd, recht in het vuur. Wat een angstaanjagende belevenis moet dat zijn, en wat blij ben je dan als je een lantarenpaal op je pad vindt. Ook heb ik geleerd dat je uitschuifbare bestekbakken bij de Blokker met rust moet laten. Want als je er eventueel wat in ziet en ze toch opneemt om te proberen wat dat uitschuiven nou precies teweegbrengt, dan vliegen de stukken door de winkel, waarna je de overblijfselen zo rustig mogelijk weer in elkaar moet schuiven en terug moet leggen, alsof er niets aan de hand is. Niet geleerd heb ik waarom mensen met twee skistokken gaan wandelen. Die stokken zouden mij al snel vervelen, maar toch zie ik steeds meer mensen lopen met die dingen. Gelukkig hoef ik niet alles te begrijpen. Tot slot heb ik nog een aandrang gekregen. Ik zou graag een ruitje willen intikken van elke auto met een bordje ‘Let op! Deze auto is leeg’. Maar dat doe ik natuurlijk niet. Stel je voor!

14-4-2006

In de boot

Zojuist zag ik Das Boot, met Engelse ondertiteling. Ik versta wel Duits, maar ze praten soms zo onduidelijk en snel dat de film met Engels erbij toch makkelijker te volgen is dan zonder ondertiteling. Maar al snel kreeg ik in de gaten dat ik op het Duits moest blijven letten, want daar bleken momenten te beleven die in de ondertiteling nergens te bekennen waren. Ik had het idee dat hele betekenissen ondergesneeuwd werden, alleen kreeg ik niet de tijd om er uitgebreid de vinger op te leggen. Tot het meest dramatische moment van de film, toen de boot op de zeebodem lag, alle hoop vervlogen, en de hoofdpersoon zijn angst onder woorden bracht tegenover de kapitein. Ik hoorde het volgende in de dialoog:

“Tut mir leid.”

“Kein Hoffnung mehr?”

“Fünfzehn Stunden schon. Wir schaffen es nicht. Tut mir leid.”

“Ich hab es ja selbst so gewollt. Einmal vor Unerbidlichem stehen, wo keines Mutter sich nach uns umsieht, kein Weib unseren Weg kreutzt, mit nur die Wirklichkeid, grausam und groß. Ich war ganz besoffen. Das ist jetzt die Wirklichkeit.”

En nu de Engelse vertaling:

“I’m sorry.”

“You think it’s hopeless now?”

“It’s been 15 hours now. We’ll never do it. I’m sorry.”

“They made us all dream of this day. To be fearless and proud and alone. They told us it would be the test of our manhood. To need no one and sacrifice all for the fatherland and courage. Is that not the way they said it all? I just want someone to be with. The only thing I feel is afraid.”

Dat is pas bezopen!

MogelijkhedenMogelijkheden

De grote vraag blijft natuurlijk of alle fotonen dezelfde hoeveelheid energie in zich dragen. Als dat zo is, dan is mijn verhaaltje natuurlijk erg onwaarschijnlijk. Want hoe zouden bijvoorbeeld fotonen die op deze aarde worden gegenereerd net zoveel energie kunnen herbergen als het heelal massa heeft? Maar is de hoeveelheid energie van fotonen te bepalen? Ze hebben allemaal massa nul en allemaal de snelheid van het licht. Valt er dan nog ergens anders iets aan af te meten? Zo niet, dan merken we geen verschil, en dat zou mij hier verdraaid goed van pas komen.

Overigens zou ons heelal ook kunnen zijn ontstaan uit iets anders, iets eigenaardigs met massa nul. Wie durft de mogelijkheid uit te sluiten?

E=mc²

Misschien leven we in en op het residu van een foton dat ermee gestopt is en waarvan de energie omgesprongen is in massa. Zelfs m=E/c² kan dat niet weerspreken.

Ziedaar onze Big Bang. Of is dat weer te simpel gedacht?

Lege handen

Verrukt ben ik om kleine dingen, die ik teder nakijk terwijl ze wegglippen tussen mijn vingers. Te delicaat zijn ze om op te kunnen schrijven, en de grote zijn zelfs mijn aandacht niet waard.

02-02-2006

Verdriet

Ik heb net een boekje van Toon Tellegen gekocht, een boekje met treffende taal en mooie tekeningen. Toon Tellegen maakt het leven mooier, in plaats van weer meer banaal.

Nu ligt het hier voor me op tafel, het boekje waar ik al in de winkel verliefd op werd. Maar kijken kan ik er niet in, want in diezelfde winkel liet ik er resoluut een papier om doen. En vanavond geef ik het weg.

Goed gemutst

Alles wat ik aanraak blijkt drek en vuiligheid, terwijl ik toch zo verlang naar iets zuivers. Walgen doe ik van mezelf, en mijn goede humeur kan dat niet bederven.

Apocalyps

“Ik haat jullie, vriend en vijand!”, brieste hij. “Jullie moeten sterven, allemaal, de wereld vernietigd.” Waarna hij zich, tot in de puntjes effectief, een kogel door de hersens joeg.

Jammer is dat

In retrospectief vind ik mezelf vaak een ontzettende lul!

Alleen

Ik ben het enige referentiepunt.

Striptease

Vrolijkheid en pijn, vreugde en verdriet, haat, geilheid en vriendschap, een simpele volle maag, dat alles is ons niet genoeg. Hogere waarden is wat we willen, onze blik in de verte. Vrijheid, liefde, menselijkheid en wereldvrede, begrip, waarheid en gerechtigheid, quarks, zwarte gaten en de lichtsnelheid, het zijn de mythen van vandaag. Maar eens worden ook die ontmaskerd en dan staan we allemaal weer gewoon in ons hemd.

Nog even

Misschien is tijd louter een persoonlijke relatie tussen de entiteit die ondergaat en de beweging om hem heen. De klok hoeft daar helemaal niets mee te maken hebben, is alleen een tiran en stroman van de algemeen menselijke norm. Maar ook in die hoedanigheid heb ik helemaal geen hekel aan de tijd. Niet fundamenteel tenminste, alleen incidenteel.

Mazzel

Je trekt de schoen aan die je past, en als je geluk hebt vind je een paar waarop je kunt lopen.

Het woord vriendschap gaat net iets te ver

Ik mag hem wel. Hij is misschien wat typisch, maar dat zijn jullie ook.

Confronterend

De beschamende momenten in mijn leven, die ik steeds vergeefs met luid schreeuwen en monotoon gebrom probeer te verjagen, heb ik te danken aan mijn gewoonte om op het beeld van de werkelijkheid te letten, in plaats van op de werkelijkheid zelf. En dat wreekt zich op het moment dat de werkelijkheid zich voordoet.

Maar

Dat wil allemaal niet zeggen dat de beelden waardeloos zijn en dat we ze stuk moeten slaan. Verre van dat, die beelden zijn vreselijk handig. Zonder zou ik niet kunnen leven.

Het juiste

Wie het lelijke niet accepteert, zal nooit het goede kunnen doen, net zo min trouwens als wie het mooie niet accepteert. En wie het lelijke in zichzelf niet erkent, zal het lelijke nooit werkelijk kunnen accepteren. Zijn we mens, zijn we beest, zijn we wolf, wat maakt het uit? We zijn onze eigen zelf. Daar helpt geen theorie, geen filosofie, geen moedertje lief aan.

Voorbijganger

Ik kreeg een mooiere glimlach dan ik zou hebben verwacht.

Conversatie op straat

“Het is alleen maar een spelletje spelen, eten, en dan naar huis.”

“Ja, maar waarom een spelletje spelen?”

“Omdat iemand dat heeft bedacht!”

“Maar wie dan?”

“Weet ik veel! Gewoon iemand.”

Die eerste jongen heeft gelijk. Zo is het nu eenmaal.

Alle dag

We geloven in wat we gewoon zijn.

Zo af en toe worden we overtuigd van iets ongewoons, maar daar wennen we snel aan.

Schande

Er zoemde een mug om mijn hoofd.

Een mug om mijn hoofd in december, terwijl het buiten hagelt. Dat hoort toch niet!

In een oogwenk heb ik de orde der dingen hersteld. Het was nodig, en ik ben tevreden over mijn daad.

17-12-2005

Invloed

Steeds heb ik maar één kans. En voorbij is voorbij, dan moet ik wachten op de volgende. Waarom zou ik hem niet direct grijpen!
Dat is een goede vraag.

Klaar met broeden

Nu is het zo dat we ervoor moeten werken. We werken en daarmee verdienen we het recht op de dingen die we nodig hebben voor ons leven, geld, dat direct weer uit onze zak wordt geklopt zodat we steeds nieuw en meer recht nodig hebben, waardoor we weer moeten werken.

Dat lijkt in niets op een ideaal. Dat lijkt op een systeem van heren en horigen. Ideaal zou zijn als we het recht simpelweg hadden, en dat we vanuit onszelf de behoefte voelden om dat recht waardig te zijn. Maar een onbereikbaar ideaal is een utopie, een luchtspiegeling, niets. Ontsnappen is niet mogelijk.

Uitzicht

Zojuist heb ik Ran gezien.

Wat een grootse tragedie! Hoe prachtig tot in elk detail vormgegeven! Een indrukwekkende film! En hoe duidelijk dat hier twee mannen voor ons staan, Shakespeare en Kurasawa, grootmeesters die hun genre tot in perfectie beheersen. Al in Throne of Blood is te zien dat die combinatie goud in zich draagt. In Ran stroomt het overvloedig, als een weldadig bad.

In Ran is Kurasawa een reus. Een reus die op de schouders staat van een reus die op zijn beurt weer op schouders staat van reuzen uit de oudheid die wie weet waar op staan, die opdoemen uit de mist. Ran is een toren.

Schrijven

Schrijven bestaat uit stappen doen naar een einde. Maar zo gauw je daar bent aanbeland betekent schrijven tevens het er tussenuit snijden van de onzekere stappen en het bewust maken van de rest.

Waanwereld

Je verkeert in een bevoorrechte positie wanneer je onderkent iemand niet te begrijpen. Want te begrijpen valt er niets, alleen te verbeelden.

Het gebeurt

Wat er gebeurt hangt maar precies af van hoe je ernaar kijkt.

Ik heb een bewustzijn

Wat er allemaal niet gebeurt!

Hoe zeker je ook bent

0,ØR

Zomaar een vraag

Hoe hebben we het ooit in ons hoofd kunnen halen dat ons beeld ontsnapt aan vervorming van de werkelijkheid?

Eindeloos

Het determinisme staat op bodemloos drijfzand.

Straf

Ik veroordeel u niet, maar buiten sluit ik u wel.

Toekomstmuziek van het moment

Voor de dood ben ik niet bang. Sterven lijkt me veel onaangenamer.

Persoonlijke mening die ik heb gejat

Boos is iemand als de boze wolf. Die zit achter alles aan en wil iedereen opeten. Slecht is het fantasieloze.

Maar slechtheid is niets om je voor te schamen. Soms is slechtheid zelfs aan te raden. Alleen zou het mijn keus niet wezen door en door slecht te zijn.

Peter en de wolf

Sommige mensen hebben een Peter en de wolf met Mies Bouwman, of Paul de Leeuw. Dat begrijp ik best.

Mijn Peter en de wolf is er een met Ko van Dijk. En je eigen Peter en de wolf is altijd weer een beetje thuiskomen.

Uitvreter

Het lijden is de prijs die het leven van ons eist en die rekening laat ik met plezier liggen voor iemand anders.

Slachtoffers en daders

Daders hebben iets gedaan en dat kunnen ze niet ongedaan maken. Dus hebben ze de keus uit twee. Of ze kunnen zich hun hele leven schamen en almaar vanuit die schaamte leven, of ze krijgen vrede met hun daad, waardoor ze gemakkelijker zullen vervallen. Verdringen is natuurlijk ook een optie, maar daar heb je een speciaal talent voor nodig.

Er zit misschien waarheid in het jaren zeventigidee dat daders ook slachtoffers zijn. Alleen impliceer ik daarmee direct dat slachtoffers net zo goed daders zijn en daar ben ik nog niet helemaal aan toe.

Ach, misschien is het toch wel zo. Maar dat geldt dan wel voor allemaal, zonder uitzondering.

Uiterlijk

Van binnenuit heeft het plaatje ineens een heel ander aangezicht. En dat plaatje heeft helemaal niets met die buitenkant te maken.

In de supermarkt

Die stem… Hoe zag die er ook weer uit.

Dat is waar ook.

Ik herken haar.

Neuzen

Ik houd wel van een neus. Wat is er beter voor een gezicht dan een karakteristieke neus? Hoogstens karakteristieke ogen en mond.

Natuurlijk

Zeker, ik geef het toe. Het is ook vreemd, zo’n bergje cellen met allerlei processen in zich dat ineens bewust wordt van zichzelf en begint te bedenken hoe het zelf in elkaar steekt en wat die omgeving nou eigenlijk is. En helemaal apart is dat wij dat dan zijn, met al onze verworvenheden en verhalen.

Maar we zijn natuur. Alles wat we scheppen is natuur, zoals een mierenhoop natuur is, een dassenburcht of otterdam. De natuur tiert welig op deze planeet. Toch denken we dat de natuur kapot gaat. Omdat wij het gore lef hebben om onszelf niet als natuur te beschouwen. We zijn het. En als we onszelf dan persé apart willen zien, dan zijn we hoogstens de zelfdestructieve kant van de natuur.

2-11-2005

Verlanglijstje

* Bestek. Vier couverts lijkt me voldoende. Gewoon simpele roestvrijstalen messen, vorken en lepels.

* Een paraplu. Liefst een grote, maar zeker een met zo’n ouderwets gekruld handvat. Het is prettig om met zo’n paraplu over straat te lopen.

* DVD’s. Alle leuke, mooie en verrassende films zijn goed, maar ik zal ook wat titels noemen:

– Der Untergang. Die heb ik laatst gezien en ik was ervan onder de indruk. Ik wil hem nog wel vaker kunnen zien.

– Das Boot. Dat is een klassieker.

– Throne of Blood van Akira Kurasawa. Een prachtig vertelde McBeth die ik ooit tegelijk zag met Jeroen Brouwers.

– Chinese vechtfilms met bijvoorbeeld Jet Li. Die zijn vaak geweldig en soms hilarisch op de koop toe. Kung Fu Hustle is aardig om mee te beginnen.

– De conference met de groene broek die stond hem goed.

* Boeken. Van boeken krijg ik nooit genoeg. Maar ik kan me voorstellen dat u niet weet wat ik leuk vind. Vandaar hieronder een paar titels:

– Slow Man van Coetzee. Coetzee heeft me tot nu toe altijd nog weten te verrassen met zijn intens beleefde verhalen. Ik heb altijd wel zin om Coetzee te lezen. Graag gewoon in het Engels.

– Paranoia van Willem Frederik Hermans. Door de W.F. Hermansmania werd ik eraan herinnerd hoe geweldig ik die bundel vond.

– De man zonder eigenschappen. Geleend ben ik nu bijna halverwege, maar het kan nog wel even duren voordat ik het boek terug kan brengen. Deze liefst in Nederlandse vertaling.

– A la recherche du temps perdu. Voor na De man zonder eigenschappen, en dus kan dit cadeau misschien wachten tot volgend jaar. Hiervan ook graag een vertaling.

* Iets te drinken mag altijd, maar geen whisky, want dat heb ik nog genoeg. Doe dan maar Pastis, lekkere biertjes of een lekkere wodka. Gewoon een wijntje is natuurlijk altijd goed.

Risico

In ons leven schuiven en kopen we vrijwel alle verantwoordelijkheid af. Misschien is dat wel jammer, al levert het een boel heerlijke zekerheid op.

Die ene kant

Mijn visie lijdt aan chronische eenzijdigheid.

Eerlijk

Hoe menselijk! Als je er tenminste van uitgaat dat je zelf ook tot zoiets in staat zou kunnen zijn, in omstandigheden die jou aanspreken. En eerlijk gezegd ga ik daar voetstoots van uit, ook al zal het me nu niet meer gebeuren. Ik en de meesten van ons zijn al veel te ver op een ander pad, een beter pad, zo vinden we zelf. Maar daarom hoeven we nog niet te pretenderen dat die andere mensen beesten zijn.

Stoofpotje

Ze hadden me moeten smoren in de wieg. Dan had ik al die fouten niet kunnen maken.

Schrale troost

Over wat onvermijdelijk is hoef je je tenminste geen zorgen te maken.

Vergelijking

Zoals ons beeld van een boom helemaal niets te maken heeft met die boom zelf, ook al kunnen wij dat beeld goed gebruiken bij het hakken van hout.

Jeugdtrauma

Haar ouders hielden hun leven lang zoveel van elkaar, dat zij haar leven lang sleet met de zoektocht naar precies zo’n relatie, niet beseffend dat het werkelijk uitzonderlijk was.

De wereld wordt gekend

Ik geniet ervan om naar mensen of dieren te kijken die vloeiend doen wat ze doen, ontspannen en zonder twijfel, of de spanning en de twijfel moeten vloeiend zijn, ontspannen en zonder twijfel. Het is de manier waarop het meisje van de bakker de zakken met gesneden brood op de toonbank legt. Ze doet het al jaren achtereen elke dag en ze heeft die oefening te baat genomen om er iets moois van te maken, een zwaai die als vanzelf en efficiënt uitmondt in een einde, het brood voor mijn neus.

Te vroeg

Raadsel #1

Op zijn weg terug van het werk komt een man komt altijd om vijf uur aan op het station, waar zijn vrouw hem steevast en stipt ophaalt. Op een bepaalde dag arriveert hij echter om vier uur, en heeft hij dus een uur over. Dat wetende begint hij maar vast te lopen, precies de weg die zijn vrouw zal rijden. Op een zeker punt komt hij zijn vrouw inderdaad tegen, hij stapt in en ze rijden naar huis. Als ze thuiskomen blijkt dat ze tien minuten eerder zijn dan normaal. Hoe lang heeft de man gelopen?

Raadsel #2

Een vrouw haalt haar man elke dag om vijf uur af van het station. Op een bepaalde dag komt ze hem onderweg al tegen, hij bleek eerder te zijn aangekomen en was alvast maar gaan lopen. Hij stapt in en ze rijdt terug. Bij thuiskomst blijkt ze tien minuten eerder te zijn dan normaal. Hoe laat kwam ze hem tegen?

Het tweede raadsel zou ik snel op kunnen lossen, voor het eerste had ik wat tijd nodig.

Zegwijze

Nog efkes en dan begin ik

d’r weer duchtig langs te praten.

Wat een aardige manier om te zeggen dat je binnenkort flinke onzin zult gaan uitkramen.

Eend

Op een eend waar ik soms langsheen loop zit een sticker geplakt met de tekst “Leefbaar eendenland”, en een andere met “In je eendje ben je nooit alleen”.

Geen horloge

Raadsel #1

Je wilt bepalen wanneer er drie kwartier voorbij zijn. Daarvoor heb je de beschikking over twee lontjes, meer niet. Van die lontjes weet je dat ze allebei precies een uur branden, ook al branden ze niet gelijkmatig. Hoe kun je met deze gegevens bepalen wanneer die drie kwartier voorbij zijn?

Raadsel #2

Je hebt twee lontjes, waarvan je weet dat ze niet gelijkmatig branden, maar waarvan je ook weet dat ze allebei precies een uur branden. Hoe kun je nu weten dat er op een gegeven moment drie kwartier verstreken is?

Het eerste raadsel zou ik op kunnen lossen, het tweede niet.

Offer

Er valt op allerlei onvermoede niveaus en in myriaden onbegrepen dimensies te communiceren. Het enige wat je ervoor hoeft te doen is het laten gebeuren, en dan kun je even vergeten dat je weet dat je eenzaam bent, even niet eenzaam zijn, even bestaat eenzaamheid niet.

Citaat

Rogier Cenin zei mij vanavond dat onze eenzaamheid niet ontologisch is van aard, maar epistemologisch.

Als

Als we in de achttiende eeuw hadden geleefd, zouden ze ons nu nog citeren. We waren godenzonen geweest, briljant.

Een onderwerp

Nu wil ik het even hebben over Arthur Japin, waarvan ik twee boeken heb gelezen. De zwarte met het witte hart vond ik een schitterend boek, in alle opzichten. Maar dat boek ben ik gaan lezen naar aanleiding van het veelgeprezen Een schitterend gebrek. Ook daarover was ik in het begin enthousiast. Deze man kan schrijven, dacht ik. Deze man sleept je mee met zijn taal. En de man sleepte me inderdaad mee, recht naar het einde dat verschrikkelijk tegenviel. Aan het slot wil de lezer nog eens flink geraakt worden, zeker na zo’n boek vol hoogstaande emoties, en dus had Japin de eindscène vol aan moeten zetten, met allerlei kleine gebeurtenissen die ieder voor zich de gewenste emoties oproepen en daarmee het geheel versterken en tot een explosie brengen. Maar aan het eind van Een schitterend gebrek gebeurt alleen plichtmatig wat er gebeuren moet. Er knalt helemaal niets. Het boek flubbert leeg.

Het einde van Een schitterend gebrek heeft Arthur Japin afgeraffeld, op basis van de informatie die ik heb kan ik niet anders oordelen. Dat is jammer, want ik denk wel dat Arthur Japin (spreek uit Japin) een spetterend einde had kunnen schrijven, als hij de uitdaging was aangegaan. Misschien moet hij zich er nog eens toe zetten.

Ik op mijn beurt zeur verder niet. Het boek heeft me tenminste De zwarte met het witte hart opgeleverd en daarvoor ben ik het dankbaar.

Voorzorg

Dingen gebeuren nu eenmaal. Daar doe je helemaal niks aan.

Struikelhorde

Hé jij! Wacht eens even, kom eens terug.

Waar ga je heen, zo met je hoofd op hol zonder feitelijke hoop op een doel dat je achterna kunt spoeden?

Het is een gevoel? Ah oké, dat begrijp ik, ga je gang maar weer, let vooral niet op mij.

Wat sta je daar nu ineens te treuzelen?

23-9-2005

Toegegeven

Zonet heb ik The Straight Story van David Lynch gekeken. Dat was prettig. Het is een prettige film. Hij gaat in een rechte lijn, inderdaad, met alleen maar zijweggetjes. Soms is hij net iets over de top, zoals bij de samengebonden takjes van het meisje dat terug naar haar ouders gaat, maar in ieder geval wordt er niets te veel in gezegd. Aan het einde denk je nog van wat zal die broer nu gaan zeggen? En dan zegt hij niets en besef je dat het goed is. Dat is een waardig einde, een einde waar de hoofdpersoon je langzaam maar zeker naar toe heeft getrokken met zijn grasmaaier, zijn stokken, zijn grijze baard, zijn ogen en zijn praatjes. Die man had gelijk om met vertrouwen op pad te gaan, want iedereen is vereerd hem te helpen. En hij verdient het nog ook. Hij dwingt het zelfs af, zonder dat hij voor mij als kijker vervelend wordt, wat ergens achter dit alles een geweldige prestatie doet vermoeden. Daarvoor eer ik David Lynch, hij heeft het hem toch weer gelapt. Nu op een heel andere manier dan de vorige keren, daarin geef ik iedereen gelijk.

Gevonden bezigheden

Rondrijden met je geliefde voorin

Varkentjes wassen

Boodschappen doen

Badderen onder de bomen

De wantrouwende geest

Liegen is niet moeilijk. Het enige waar je voor moet zorgen is dat achter jouw woorden mensen hun eigen verhaal kunnen fabriceren. Dat kunnen ze gelukkig al vrij snel, want ze zijn er goed in. En zo kun je jezelf ook heel gemakkelijk allerlei onwaarheden wijsmaken, als je er maar een plausibel verhaaltje in ziet.

Nog even niet

Elk jaar opnieuw neem ik me voor om me volgend jaar niet meer te laten verrassen en elk jaar opnieuw word ik natuurlijk toch verrast. Dus ook zojuist overviel het me, daar in de supermarkt. Want wie is er in de eerste helft van september nou al voorbereid op Sint Nicolaas? Ik in ieder geval niet, zeker niet als het buiten nog ruim boven de twintig graden is, als ik nog kamp met een slaaptekort dat wordt veroorzaakt door te veel zweet in bed en als de maan nog lang niet door de bomen schijnt. Maar toch zijn ze er weer, de pepernoten, in allerlei soorten, varianten en maten. En door de verrassing kwam ik zelfs even in de verleiding om een zakje mee te nemen. Maar ik deed het niet. Voordat ik cadeautjes ga kopen pik ik eerst nog even een terrasje.

Wat is het leven toch moeilijk

Je moet ernaar streven om te doen waar je voor gemaakt bent.

Maar om dat te kunnen doen moet je er wel voor gemaakt zijn om ernaar te streven om te doen waar je voor gemaakt bent.

Waarschuwing

Ben altijd voorbereid op het beste geval.

Fout!

Vandaag heb ik op een vacature gereageerd van een uitgever van boeken. Die baan zou ik dolgraag willen hebben en ik zou er zelfs geschikt voor zijn, het werk is me op het lijf geschreven, dat weet ik zeker. Maar…

Hoe komt het dat ik in mails naar zulk soort doelen de meest gruwelijke taalfouten maak? Kan iemand mij dat uitleggen? Normaal zondig ik nooit tegen die of dat, maar dit keer wel, natuurlijk! Het zal eens niet zo zijn! En vanzelfsprekend ontdekte ik de fout vrijwel direct nadat ik de mail had verstuurd. Kan ik hem dan nog terughalen? Tuurlijk niet. Kan ik er een mail achteraan sturen? Tuurlijk niet. Kan ik er op hopen dat ze er overheen lezen? Vooruit, een beetje dan.

Weer eens zomaar een zin uit De man zonder eigenschappen

Er bestaan trouwens veel dingen op de wereld die apart iets totaal anders voor de mens betekenen dan samen; water bijvoorbeeld is in te grote hoeveelheden een genoegen dat precies zoveel kleiner is dan in kleine hoeveelheden als het verschil bedraagt tussen drinken en verdrinken, en dat geldt ook voor vergiften, genoegens, ledigheid, pianomuziek, idealen, waarschijnlijk zelfs voor alles, zodat het helemaal van zijn graad van dichtheid en andere omstandigheden afhangt wat iets is.

En rondom deze zin staan nog een heleboel andere briljante dingen. Het houdt niet op. Nog lang niet.

Onderzoeksvraag

In de eigen wereld van katten is het aaien zoals wij dat doen natuurlijk niet bekend. Ze likken elkaar en liggen tegen elkaar aan, gebruiken elkaar als kussen, maar geaaid worden door handen is toch iets heel katvreemds. De vraag is wat een aaibeurt doet met zo’n nietsvermoedend beest. Mijn katten lijken soms regelrecht verslaafd te zijn te zijn aan het geaaid worden, en een lichamelijke verslaving sluit ik daarbij niet uit, zeker niet als ik me bedenk hoe een van de twee reageert als ik thuis kom van vakantie. Dan wil ze doodgeaaid worden, alleen maar geaaid, hysterisch geaaid.

Misschien moet maar eens onderzocht worden of poezen een stofje aanmaken als ze uitgebreid worden geaaid. Dat is vast leuk om te weten, want weten is lekker.

Leuk

Sommige mensen willen vooral dat een relatie aangenaam is. Maar dat is niet de essentie van een relatie, op z’n best een welkom en noodzakelijk gevolg. Noodzakelijk niet in de zin dat het ergens noodzakelijk op volgt, maar in de zin dat het noodzakelijk is voor het in stand houden van de relatie dat dit gevolg erop volgt. Als het niet volgt, dan is de relatie niet leuk en gaat die kapot aan negativiteit, hoe sterk de band ook is. Of men wordt een leven lang doodonglukkig, en dat is toch ook niet de bedoeling.

Kunst

Zomaar ineens vond ik een stukje dat ik een tijdje geleden heb geschreven. Het gaat over kunst en over hoe ik daar op dat moment tegenaan keek. Ik moet zeggen, het past wel bij me, nog steeds en wat maakt mij het uit of het onzin is of niet. Daarom heb ik het op deze website gezet en hier kunt u het vinden. Als u geïnteresseerd bent kunt u het lezen.

Zei mijn oma

Wie het langst leeft heeft toch alle oude broeken en zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kippenhokken.

Begrip

Niemand kan je begrijpen zoals ik dat doe.

Maar in feite is dat triviaal. Voor mij op mijn beurt is het onmogelijk om je te begrijpen zoals iemand anders dat doet.

Toeval

Ik ontmoette iemand die werkelijk iemand heeft ontmoet die met eigen ogen de bom op Nagasaki heeft gezien. De paddenstoel is voor hem opgerezen, de druk heeft hij gevoeld. Alle ramen van zijn schip waren gebroken.

Heel vermoeiend soms

Veel mensen denken terwijl ze praten, praten terwijl ze denken.

Het komt voor dat ze mij dan toch iets duidelijk kunnen maken.

Verbaasd

Er bestaat een mate van contingentie, waar wat we toeval noemen zich in kan ophouden.

Gekozen

Toevallig viel het muntje op z’n kop en dus werd het munt.

Schoon

Het handenwassen van Pilatus was natuurlijk volkomen gerechtvaardigd. Van mij had hij niet eens gehoeven, maar het was een proper volkje, die Romeinen.

Begrip

Dansen is een vorm van luisteren, maar ik begrijp nu dat dit lang niet voor iedereen opgaat.

16-08-2005

Raar

De angst voor irrationaliteit maakt mensen vreemd genoeg erg irrationeel.

Vroeger

Toen ik klein was had ik ooit een prangende vraag die ik op dat moment graag wilde sturen naar een vragenbeantwoordend televisieprogramma. Hoe komt een plant uit een zaadje (Zadje, schreef ik. En dat deed ik in de haast, want ik wilde mijn vraag niet vergeten, op het eerste het beste papier dat ik kon vinden, de achterkant van een prent waar ik heel blij mee was, en met het eerste het beste schrijfgerei dat ik kon vinden, een dikstift. De plaat was dus veruïneerd). Voor mij was dat een metamorfose, net zoals een koe die ineens in een paard verandert. Lees Metamorfosen maar eens, dat boek staat vol met goede voorbeelden. Een zaadje was voor mij een ding, een plant iets levends. Hoe kon een ding in iets levends veranderen? Ik begreep er niets van. Achteraf gezien is het zaadje natuurlijk al een plant. Het heeft alle kenmerken en wacht alleen nog op de juiste omstandigheden om die kenmerken uit te laten groeien. Ik had goed moeten kijken naar een bepaalde plant die ik in die tijd had, die aan de randen van zijn bladeren kleine plantjes ontwikkelde, met wortels en al. Als je die kleine plantjes in de aarde zette, dan groeiden ze verder. En precies dat zijn ook zaadjes, net als al die andere. Er is helemaal geen sprake van een metamorfose.

De vraag heb ik natuurlijk nooit ingestuurd en ik nu vraag me sterk af of ze me op televisie het mysterie van het leven hadden kunnen uitleggen.

Graag

Op het ene moment ben ik iemand anders dan op het andere. En dat wil ik graag zo houden.

Heel decoratief

Kon je maar af en toe de waarheid zeggen tegen mensen. Zo van: Hier, hier heb je de waarheid. En dat de ander dan denkt van: Is dit nu de waarheid? Goh. Bloemetje erbij, klimopje ertegenaan, afdakje erop, zonnetje erboven en die waarheid is nog best om aan te zien.

Uit de weg

De werkelijkheid mijdt de taal als de pest.

Stilte

Er veranderde niets aan de maan toen ik er naar keek terwijl de klokken acht sloegen. Slechts een klein strookje was er van te zien en ze was bijna onder.

Ongeschonden

Mijn littekens, dat ben ik zelf. En ik ben geen litteken.

Onschuldig

Schuld bestaat alleen bij gratie van de beschuldenaar. Is er geen beschuldenaar, dan is er ook geen schuld. Jammer genoeg kun je zelf je eigen beschuldenaar zijn.

Zonder?

Wie vindt dat Murder Ballads van Nick Cave zonder Betty Coltrane kan, die moet het maar zeggen. (Het bestand is trouwens meer dan vier MB groot, dus als u geen breedband hebt, dan hebt u ook geen mening. Kent u Murder Ballads niet, dan helpt zelfs een goede verbinding geen moedertje lief.)

Het is wel goed

Laat het maar gewoon zien als je de ander verstaan hebt en hoe je de ander hebt verstaan. Dat maakt het gesprek een stuk prettiger.

Concreet

Ik ben heel slecht in abstract denken en bovendien kieskeurig van begrip. Daarom maak ik alles voor mezelf heel concreet en daarom lijkt wat ik zeg soms heel abstract.

Beginselen van een wiskunde waar je echt iets mee kunt (vervolg)

1 = 2. Als je een tenminste door twee deelt en de twee delen tegelijkertijd als een beschouwt. Als je een door negenhonderd deelt, dan krijg je niet een negenhonderdste. Je krijgt negenhonderd negenhonderdsten. En negenhonderd negenhonderdsten is meer negenhonderd dan één negenhonderdste, als je tenminste naar mijn mening vraagt. Misschien is dit precies het nuanceverschil in denken dat het rekenen voor mij zo moeilijk maakte op de lagere school, maar dat blijft natuurlijk giswerk.

Wil is wet

Als je even en voor de lol van het argument een paar wetten uitschakelt, en dan bekijkt hoe het krachtveld zich zonder die wetten redt, dan komen er misschien andere wetten in beeld die de uitgeschakelde wetten zouden kunnen vervangen. Eigenlijk is dat meestal wel het geval.

Werelden

Ik vind het leuk om te bedenken hoe ik de dingen om me heen nog anders zou kunnen bekijken.

Nederig

Op maatschappelijk niveau kun je mensen makkelijk veroordelen, natuurlijk niet alvorens goed overleg te hebben gepleegd. Maar het universele niveau is voor ons net wat te hoog gegrepen en daarop kunnen we onszelf dan ook geen enkel oordeel aanmeten. Jammer genoeg voelen we ons over het algemeen te belangrijk om ons daar iets van aan te trekken.

Perspectief

Ieder heeft een eigen rechte lijn, waar voor ieder ander allerlei vreemde krommingen en kronkels in zitten.

Anders

Zelf ben ik niet mezelf in de ogen van anderen.

Hoe zou ik zijn?

Dit vertelde mij iemand

Als je nooit buiten de cirkel denkt, zul je de bol niet ontdekken.

Ligt eigenlijk wel voor de hand

Als je ook maar één verschil vindt, dan zijn het verschillende dingen.

Wij zien dus verschillende dingen, zelfs als we naar dezelfde dingen kijken.

30-7-2005

Jaargang1

Twee bollen

Tijd is een variabele die verandert met de schaal, en daarmee de schaalverschillen neutraliseert.

Vrij

Je kunt spelen met de altijd krachtig aanwezige aantrekkingskracht van het gemiddelde.

Graag

We willen te allen tijde dat de waarheid verbonden is met onze ik.

Vanzelfsprekend is dat een hopeloze zaak.

Eenheid

Er is niets zo goed voor een gemeenschap als een gezamenlijke vijand.

Zou het dan niet kunnen dat wij Saddam van het Irakeese volk hebben afgenomen, toen we hem ons toe-eigenden? Om maar een willekeurig voorbeeld te noemen.

Anders

Atheïsten leven in een ander universum, of dimensie zo je het eerste woord niet begrijpt, dan gelovigen. Toch komen ze elkaar tegen en kunnen ze elkaar het leven zuur maken. Dat is in feite toch wel vreemd te noemen.

Vergeten

Het individu heeft ook de minachting voor willekeurig welk ander individu opgeleverd.

Beginselen van een wiskunde waar je echt iets mee kunt

Het begint met een, zonder twijfel. Dan komt een plus een is een. Twee maal vier is twee. Negen gedeeld door drie is drie. Een plus drie plus vijf is een, maar zou ook best drie kunnen zijn. Een gedeeld door negenduizend is negenduizend. Een maal negenduizend is een. Negenduizend maal een is negenduizend. Negenduizend maal drie is ook negenduizend. Vijf min twee is gewoon drie. Vijf, waarvan je een eenheid als drie kunt zien, waarvan je er een aftrekt tot twee, blijft vijf, ook al zou je kunnen zeggen dat er een vanaf is gegaan. Twee min vijf is niet mogelijk. Wat heb je onder de nul te zoeken? Als je onder de nul kunt komen heb je het absolute nulpunt niet als ijkpunt voor nul gekozen. Herzie dan je wereld en leer aanvaarden dat je soms gewoon niet weet waar het nulpunt uithangt, dat je soms niet eens weet of het überhaupt bestaat. Soms weet je niet waar je bent.

Zelf

Ik kan niet tegen iedereen zijn zoals ik tegen jou ben.

Maar waarom zou ik ook.

Meevaller

Het valt niet mee, maar dat is niet erg. Dat is nu juist het leuke eraan.

Zacht

Elke aai is een wederzijdse streling.

Knallen

Vanaf mijn plaatsje kon ik gisteravond een knallende huiselijke ruzie beluisteren.

“You’re a psycho bitch and I will focking break your nose!” Ze spraken Engels en waren al een tijdje op hoge toon aan de gang. Na nog wat over en weer geschreeuw heeft hij haar ook daadwerkelijk een klap verkocht. Maar ik geloof dat dat het begrip wel ten goede kwam, al was het nog lang niet op enigszins acceptabel niveau.

En dan nu een beargumenteerd tegenargument

Je mag invloed hebben op de wereld, want je leeft er in. Probeer maar eens geen invloed te hebben, dat zal je nog zwaar vallen. Welnu, de een oefent invloed uit op de vierkante centimeter, een ander doet het op globaal niveau. Dat mag, het geeft allemaal gewoon een situatie als uitkomst, waar iedereen het zijne en hare mee moet doen. En de een vindt de situatie minder leuk dan de ander, maar dat is zo met elke situatie, daar geloof ik in. Mens, dier, plant, steen en mineraal, alles en iedereen moet er maar mee leren leven en moet maar proberen om er iets leukers van te maken. Oefen die invloed uit, het mag. En als een individu dat niet doet of het lukt niet, dan heeft dat individu pech. Dan is het een ander die geluk heeft, en dat is iemand die in een andere situatie misschien pech zou hebben gehad. Zo werkt het nu eenmaal. Daar heeft rechtvaardigheid helemaal niets mee te maken.

Dat is dus die invloed waar we allemaal zo hoog van opgeven door er zo bang voor te zijn. Eigenlijk is het niets om je druk over te maken. Voor het gemak wijt ik het voldongen feit dat iedereen zich zo opwindt maar aan het trauma dat we aan de tweede wereldoorlog hebben overgehouden.

Ik

I am what I am

I’m a Fuckin’ happy man

Complot

Mensen met overzicht kun je maar beter bij de besluitvorming betrekken, anders doen ze zo meteen nog iets onverwachts.
Je kunt je het beste ontdoen van mensen bij wie dit niet lukt.

Berg

Het dal is verboden gebied in onze wereld; het diepe dal een taboe.

Het spel om de knikkers

Het individualisme is onderdeel van een verdeel-en-heers-strategie.

Wij laten ons maar al te gemakkelijk paaien en voor dat karretje spannen, want individueel hebben we tenminste onze eigen onvervreemdbare rechten en zekerheden. Bovendien is onze auto voor ons zelf alleen. En we begrijpen niets van mensen die zich niet zonder slag of stoot laten overhalen. In feite vinden we die gevaarlijk.

Mythe

Een paar weken geleden heb ik Kung Fu Hustle gezien, en daar heb ik mij prima mee vermaakt. De film is een absolute must voor iedereen die van het genre houdt. Gelukkig is de film nu eindelijk uit in de bioscopen, dus iedereen kan hem gaan zien. Maar dat wil ook zeggen dat recensenten in de kranten er ineens hun onzin over gaan schrijven. En die durven wat te schrijven! Oké, ze zijn allemaal lovend, maar ik las bijvoorbeeld dat het verhaal van de film niet zoveel voorstelt. Wat zegt die man nu?! Stelt niet zoveel voor! Wat een complete onzin! Dat hij de film niet begrijpt en zich alleen vergaapt aan de actie en de humor (die overigens uitstekend zijn), dat wil nog niet zeggen dat hij lulkoek mag verkopen. Het verhaal van de film stelt namelijk een heleboel voor, het verloopt alleen niet op het anekdotische niveau waarop wij de dingen plachten te zien. Het verhaal begint bij Super Crime Fighters van de politie, die helemaal vernederd worden door een bepaalde bende. Die bende wordt direct weer verslagen door een andere bende, die op zijn beurt verslagen wordt door drie kung fu meesters, die op hun beurt weer verslagen worden door twee huurmoordenaars, die op hun beurt weer verslagen worden door twee kung fu grootmeesters, die op hun beurt weer verslagen worden door een kung fu beest, die op zijn beurt weer verslagen wordt door een kung fu god. Voor die god gaat het beest op de knieën en hij noemt hem meester, waarmee het vechten ophoudt.

Maar bij die god houdt het niet werkelijk op. Het laatste beeld van de film laat een meisje zien dat nog eens oneindig veel sterker en machtiger zal zijn. Dat is pas mythe!

NieuwNieuwNieuw

Het is zover. Ook het laatste verhaal van Afgrond en dans (nou ja, misschien het op een na laatste verhaal) is zover klaar dat ik het durf te publiceren. Het is een omvangrijk verhaal dit keer, alleen verkrijgbaar in PDF-formaat. Hier staat het, als u het zoekt.

Ik zeg het nog maar eens

Het enige waar we zeker van kunnen zijn is het geouwehoer.

Gelijkheid voor allen

Wordt het niet eens tijd dat we accepteren dat terroristen mensen zijn, zoals wij zelf. Door ze te demoniseren verjagen we alleen onze eigen duivels, de duivels die ervoor zouden kunnen zorgen dat wij bommen plaatsen of zelfs explosieven om ons middel zullen binden. Door te zeggen dat die terroristen in en in slechte mensen zijn, zien we over het hoofd wat we zelf zijn.
Zelf heb ik de neiging om te denken dat dat onverstandig is.

Ik weet van niks

Alleen door onwetendheid komen nieuwe invalshoeken in zicht.

Achteraf

Achteraf weet je genoeg te zeggen. En dat komt natuurlijk doordat je achteraf de situatie al hebt geanalyseerd en je dan dus weet wat er precies gaande is en wat je wel en niet kunt zeggen. Allicht weet je dan wat je zou moeten zeggen. Maar zo is het in de gebeurtenis zelf niet met je gesteld.

Soms kom je wel eens iets tegen waarvan je achteraf nog steeds niet weet wat je had moeten zeggen. Dat zijn vast de leukste en de verschrikkelijkste gebeurtenissen samen op een hoop.

Verdraaid intelligent

Zojuist kreeg ik vers van de pers een gloednieuw persbericht waarin wordt beweerd dat de technologie de menselijke intelligentie niet zal evenaren.

Ja heus, dat is nieuws. Dat is zelfs groot nieuws, want is me dat een opluchting, is me dat even boffen voor ons! Wij zijn en blijven lekker toch het slimst.

Verrassing

Ik heb het helemaal voorbereid, niets aan het toeval overgelaten en keurig alles gerepeteerd.
Maar zo zal het niet gebeuren. Er zal iets anders gebeuren. En dat is natuurlijk maar goed ook!

NieuwNieuwNieuw

Een paar weken geleden heb ik weer eens een verhaaltje geschreven. Het is een beetje een vreemd verhaaltje, maar vooralsnog vind ik het best leuk. Ik heb het even laten rusten, om er na een tijdje weer met een nieuwe blik naar te kunnen kijken zodat ik het waar broodnodig kon verbeteren. Dat proces heeft nu een voorlopig einde gevonden, en het verhaaltje kunt u hier lezen. Het is het laatste verhaaltje van Afgrond en dans. Nog minstens één verhaaltje moet door het bekende proces, en dan is de bundel compleet.

Hoe lang nog?

Normaal gesproken zou die week al lang om zijn geweest. Kom je maandag op je werk, is het bijna vrijdag. Is het vrijdag, dacht je dat het net nog maandag was. Maar nu is die week nog niet voorbij, nog niet eens op de helft, het is pas dinsdagnacht!
En een week is maar een week, maar die week is wel nu.

Balans

Al een paar dagen ben ik op zoek naar mijn evenwicht, maar dat is nergens te vinden. Waar zou ik het toch gelaten hebben?

Gedicht

Onlangs heb ik een heus gastoptreden verzorgd, bij de menselijke gedichtengenerator op gedicht.punt.nl. Ik heb er een gedicht over een weerwolf voorgedragen, een onderwerp dat me best ligt. De voordracht is ook redelijk gelukt, al is er natuurlijk genoeg ruimte voor verbetering. En het blijft vreemd om je eigen stem zo te horen. Dat klinkt toch voor geen meter!

Maar al klinkt het voor geen meter, ik heb toch ook even snel het gedicht van mijn intropagina opgenomen. Dat kunt u nu hier beluisteren. Nu moet ik eigenlijk ook nog een rustig gedicht gaan opnemen, anders lijkt het net alsof ik alleen opgewonden kan zijn.

Sardines

Gisteren vertelde een man me dat hij van sardines hield. Ik vroeg hem of hij ervan hield om ze te eten, of dat hij het misschien een spirituele ervaring vond om met sardines te zwemmen, wat ik me toch ook levendig voor kon stellen. Na nog wat vreemde spraakverwarringen vertrouwde hij me toe dat ze daar op dat terras altijd diepe gesprekken hadden. En dat kwam door hem, zei hij er trots achteraan, want hij wist waar de waarheid lag. Vervolgens liet hij doorschemeren dat hij die wijsheid best met me wilde delen, graag zelfs, maar ik heb hem verder genegeerd. Als mensen over de waarheid beginnen te leuteren, dan haak ik af, zeker als ze er zo snel mee komen als deze meneer. Bovendien waren we op weg om te gaan dansen en een stuk in onze kraag te zuipen. En bij die bezigheden kun je de waarheid missen als kiespijn.

Reclame

Wie niet regelmatig op de weg zit moet het doen zonder een memorabele ervaring. Dit stukje is dan ook speciaal voor deze mensen bedoeld, al zullen mensen die wel vaak auto rijden het misschien ook kunnen waarderen, vanwege een zekere herkenning. Ik heb het over reclame op de achterkant van vrachtwagens, en in het bijzonder over een reclame die op dit moment rondrijdt. Steeds als ik hem zie verbaast hij me en doet hij me weer twijfelen of ik moet wanhopen, in schaterlachen uit moet barsten of kwaad moet worden. Een reclame die dat teweeg brengt is het vermelden waard.

Het gaat hier om de reclame van Bovag. Heel groot staat er: “Waar een wiel is, is een weg.” Ondertekend: De Wielosoof.

Man zonder eigenschappen

Ongeveer een maand geleden heb ik het aangedurfd. Ik ben begonnen in De man zonder eigenschappen. Zoals men misschien weet is dat een behoorlijk dik boek. Ik ben nu bij pagina 300, maar ik ben nog niet bij het punt dat ik nog maar duizend pagina’s hoef. En dat intimideert, om nog maar niet te spreken over hoe onhandig het is om zo’n dik boek vast te moeten houden. Maar gelukkig hoeft niemand bang te zijn voor de omvang van dit boek. Het boek is namelijk zelf niet beter dan jij als je het niet uitleest. Zelf is het niet eens af, dus wat zou ik me druk maken over uitlezen. Het is niet eens mogelijk om het uit te lezen. Ik kan me dus lekker concentreren op wat er in staat, zonder me zorgen te maken over de toekomst. En daar vermaak ik mij prima mee. Musil schrijft over de mens, en dat doet hij met een mild ironische pen, maar met een uiterst scherpe blik. En die combinatie is buitengewoon amusant, om niet te zeggen hilarisch.

De Duitsers hebben het niet voor niets gekozen tot beste boek van de vorige eeuw. Ik lees in een citatenboek. Zou ik er pen en papier bij nemen om de bijzondere uitlatingen op te schrijven, ik zou het hele boek overschrijven, want die paar tussenzinnetjes kunnen er dan ook nog wel bij. Uit al die citaten pik ik er een, omdat het zo mooi laat zien hoe actueel het boek kan zijn en wat voor scherp en profetisch observator Musil is.

Argeloos leeft en sterft de gewone man te midden [van het historisch proces], maar geheel tot zijn heil, want als hij zich rekenschap zou willen geven van in wat voor proces, met welke verdedigers, onkosten en motieven hij verstrikt is, zou hij waarschijnlijk in elke staat aan vervolgingswaanzin ten prooi vallen. (p.219)

Beslissing

Jammer genoeg is het niet voldoende om te besluiten iets niet te doen. Besluiten wat je wel gaat doen, daar gaat het om, zelfs als je besluit iets niet te doen.

Wij willen het einde!

Ik heb dit weekeinde het geschenk gelezen dat mij werd aangeboden door mijn boekverkoper ter gelegenheid van Juni – Maand van het Spannende Boek 2005. Het ging om Als broer en zus van René Appel.

Het begin was behoorlijk clichématig, en dat clichématige bleef door het hele boekje aanwezig, maar toch ontstond er iets dat intrigeerde. En hoe verder het kwam, hoe duidelijker het werd dat er een interessante ontknoping plaats zou hebben. Dat had het verhaal duidelijk in zich. Ik las dus verder, en honderd van die dun beschreven pagina’s, daar ben ik toch zo doorheen.
Maar toen kwam die ontknoping en opeens zat ik in mijn onderbroek. Mijn broek was er tot op mijn enkels en misschien wel verder van afgezakt. Het cliché spoot er werkelijk vanaf! De dader wordt gesnapt doordat hij zich in een val van de rechercheurs verspreekt. Alleen hij weet immers dat het vermoorde meisje helemaal geen mobiele telefoon bij zich had. Die had hij zelf in het kanaal gegooid. Hoeveel platter kun je het maken? Niet veel.

Ik vraag me nu heel sterk af of dit einde misschien is geboren uit de beperkte ruimte die een schrijver van zo’n geschenk tot zijn beschikking heeft. ‘Ojé, ik zit al op pagina 95, geen ruimte meer om het werk af te maken, er moet een einde komen, nu, wat voor einde dan ook.’ En dat is in dit geval desastreus uitgepakt. Jammer van het boekje.

Niet in de laatste plaats voor de schrijver zelf hoop ik dat hij het er niet bij laat zitten en ons alsnog laat weten hoe het nu werkelijk afloopt met Fred, Lex en Marja. (Voor de insiders: Lex moet natuurlijk worden verdacht en bijna worden veroordeeld, zodat Fred ook nu weer voor de keus komt te staan, geeft hij zichzelf aan, of juist niet.)

We zijn het eens

Dingen vormen zich naar de consensus. Zoals de consensus naar de dingen kijkt, zo zijn ze. En niet anders.

Perceptie

Ik zeg niet dat je het niet anders kunt zien dan zoals ik het zie, maar dat je het ook zo kunt zien zoals ik het zie.

Onderwerp

Verhalen gaan nergens over, behalve over zichzelf.

Daar was laatst een meisje loos

Heel lang geleden heb ik het liedje voor het eerst gehoord, en er zijn nog vele keren gevolgd. Bovendien zit heel Nederland vol met verwijzingen naar dit wijsje. Je komt het werkelijk overal tegen, maar wat betekent het nu eigenlijk? Om preciezer te zijn: wat betekent loos? Langs dat probleem heb ik eigenlijk altijd heen gekeken en ergens ver in mijn hersenen dacht ik dat er misschien iets niet helemaal in orde was aan dat meisje, niet helemaal helder, zoiets, of ze was overbodig, of ze had gewoon niks te doen. Maar dat is het niet. Verre van dat zelfs. Ze is schalks, ondeugend, aardig. Het is gewoon een leuk meisje! Dat had ik niet verwacht. Ze zou trouwens ook nog best slim kunnen zijn geweest, of snugger, sluw zelfs. Dat zet het liedje alweer in een ander licht.

18-6-2005

Messias

Iedereen verlost mij, tenminste voor een klein gedeelte.

Jectief

Vanuit mijn standpunt kijk ik redelijk objectief. Van waaruit anders zou ik moeten kijken?

Ik heb ook een subjectieve mening.

Wil je vanuit mijzelf mijn objectieve of mijn subjectieve mening? Mijn subjectieve mening is waarschijnlijk een simpel ja, dan wel een rigoureus nee. Jammer genoeg heb ik nogal wat moeite met het geven van die subjectieve mening. Die mening pint me vast, terwijl ik het juist zo graag vloeiend houd. Open de mogelijkheden. Intussen begin ik echter in te zien dat een keuze nog veel meer mogelijkheden opent.

Mijn objectieve mening? Moeilijk moeilijk, ja.

Leuk om te merken

We spreken elkaars taal een beetje.

Waarom?

Om mijn verveling te verdrijven ben ik eens ruzie gaan zoeken op een site die de
socialistische revolutie predikt
. Ik vind het leuk om er zo af en toe wat rond te struinen en wat te lezen, gewoon omdat meneer Hiram leuk kan schrijven. En bovendien houd ik er van als iemand ergens in gelooft en daar nog voor uitkomt ook. Ik struikelde alleen over een woord dat hij gebruikte bij zijn nee-campagne, het woord dreutelaars. Uit dat woord sprak, wat mij betreft, weinig respect voor tegenstanders en andersdenkenden, terwijl de revolutie – tenminste, de revolutie zoals ik die zie – goed zou moeten zijn voor iedereen. Ik heb dus gereageerd en op mijn reactie kreeg ik onverwacht antwoord van ene Godebrandt (Hij die goden verbrandt?). Met die Godebrandt heb ik een tijdje de degens gekruist, maar nu reageert hij ineens niet meer. Zou ik hem beledigd hebben? Heeft hij geen zin meer? Heeft hij mij opgegeven? Is hij op vakantie gegaan en me vervolgens vergeten? Is er nog een andere oorzaak of reden mogelijk? Blind tast ik in het duister.

Jammer is het wel. Ik vermaakte mij prima.

De schepping

Ik ben het helemaal eens met de creationisten die op dit moment furore maken in krant, tijdschrift en op tv. De wereld zoals we die zien vertoont inderdaad sporen van ontwerp, want het is te mooi om zomaar toeval te zijn. We hebben die wereld dan ook helemaal zelf gecreëerd. En hebben we dat niet mooi gedaan?!

Mijn aloude motto

Ik heb wel idealen, maar ik geloof er niet in.

Offline

Onlangs ben ik verhuisd, en dat heb ik, ik geef het ruiterlijk toe, te laat doorgegeven aan de KPN. Nu zit ik dus met de gebakken peren, want drie weken (jazeker, drie weken!) zit ik nu al zonder internetverbinding.

Drie weken zonder verbinding, dat is afzien! Ik was gewend om, als ik thuis kwam, direct mijn computer aan te zetten om te kijken of ik mail had, om Fokke en Sukke te lezen, om te kijken of ik mijn distributie moest updaten, om tekst up te loaden naar deze pagina. Maar dat is er nu allemaal niet bij. Als ik nu mijn computer aanzet, dan is driekwart van de knoppen op mijn desktop waardeloos en onbruikbaar. Ik kan een spelletje Mahjong doen, maar daar houdt het zo’n beetje mee op. Meestal zet ik het ding dus maar weer uit, want het staat alleen stroom te knabbelen, verder niets. En het is niet alleen dat ik me beroofd weet van mijn favoriete speeltje en tijdverdrijf, ik ben bovendien helemaal afgesloten van de buitenwereld. Van ’s avonds half zes tot ’s morgens negen uur, van vrijdagmiddag tot maandagochtend ben ik verstoken van de dingen waar ik mee bezig ben. Discussies op internet moet ik op mijn werk achterlaten en thuis kan ik alleen maar raden wat men tegen mij in stelling heeft gebracht. Ik heb er van ’s avonds tot ’s morgens geen weet van als iemand me via mail probeert te bereiken. En wat ik schrijf kan ik hier niet kwijt. Als ik nu thuis iets in de computer invoer dat voor Ranselrazer is bestemd, dan neem ik het de volgende morgen op floppy (jazeker, op floppy! Wie gebruikt er nog een floppy? Nou, ik dus.) mee naar mijn werk om het daar online te kunnen zetten. Dat is toch een onhoudbare situatie!

Elke dag als ik thuis kom ben ik weer hoopvol gestemd. Zouden ze me nu hebben aangesloten? Zou ik weer in verbinding staan met de wereld? Zou die prachtige navelstreng weer op zijn plaats zitten?

Maar nog steeds ben ik offline.

Betoverend

Ik kan je geen plaatsje geven

dus ben je alle dagen

nieuw

Genoeg!

Ik ga niet meer pessimistisch zitten wezen. Het is toch immers altijd zo geweest en het zal altijd zo blijven!

Hulp

Het enige wat we willen is die zielige mensen van de TV, en daarom helpen we ze zo fanatiek.

Wat een ellende

Er zou maar eens iets gebeuren! Stel je toch voor!

Plausibele verklaring voor de extra complexe werking van ons brein

Onze grote hersenen zijn gemuteerd met de kleine.

Falsificatie

Een eicel komt bij een zaadcel en ze worden een.

Een plus een is dus niet gelijk aan twee, maar dat wisten we natuurlijk al.

Verrassingen

Tot twee keer toe ben ik dit weekeinde verrast. De eerste keer werd ik getroffen door de Canterbury Tales, verfilmd door Pasolini. Ik had verwacht dat het een zware film zou zijn en daar had ik me op ingesteld, maar niets was minder waar. De film bestaat uit korte verhaaltjes, sprookjesachtig en vlot verteld, met veel liefde, lust, verraad, bedrog, dood, hebzucht, plezier en slapstick, met duivels, engelen, schatten en zelfs een echte hel. Een kleurrijker combinatie dan de Canterbury tales, Pier Paolo Pasolini en de Italiaanse taal is nauwelijks denkbaar. De verhalen en de film zijn dan ook gemaakt vanwege de smaak van het vertellen. En het is heerlijk om ervan te proeven.

Mijn tweede verrassing kwam van een van mijn idolen. Zonder ooit een schilderij van hem in het echt te hebben gezien ben ik al meer dan tien jaar een groot bewonderaar van Egon Schiele. En nu er een grote tentoonstelling het het land is waarop een flink aantal van zijn werken bij elkaar zijn gebracht kon ik de kans niet aan mijn neus voorbij laten gaan. Ik ben dus gaan kijken.

Ik had me er veel van voorgesteld, ik had me er ongewild helemaal op ingesteld dat het me zou overdonderen, tot op het punt waarop ik vrijwel niet meer te overdonderen ben. Het was zelfs zover gekomen dat ik, toen ik voor het Van Gogh museum stond, bijna zeker wist dat ik me niet zou laten overdonderen, en dat vond ik al bij voorbaat jammer.

De schilderijen hebben me overdonderd. Nu weet ik dat reproducties, afbeeldingen in boeken, van internet, ansichtkaarten op geen enkele manier de vergelijking aan kunnen met de echte werken. Die paar krabbelige lijnen op bruin papier, overschilderd met een beetje kleur waardoor lelijke mensen worden neergezet, zijn op een overweldigende manier indringend. Op de kracht, de scherpte en de intensiteit die uit de schilderijen springt kun je je niet voorbereiden. De gezichten, de handen, de geslachtsdelen, ze hebben me laten huilen. In de derde zaal liepen de tranen over mijn wangen. Egon Schiele heeft me daar en toen werkelijk betoverd.

Aardig staaltje van controle en overzicht

Een man hield me staande om de weg te vragen, want hij was hem kwijt. Hij noemde de naam van een straat die me helemaal niet bekend voorkwam en hield me een routebeschrijving van internet voor. Ik bekeek daarop de namen van de straten waar hij doorheen had moeten rijden om bij mij uit te komen, maar geen ervan deed een bel rinkelen, tot ik bij de snelweg kwam. Daarop las ik de aanwijzingen en zag al snel dat hij links had gemoeten waar hij mijn kant op was gegaan. Hij moest dus terug, bij de bewuste kruising rechtdoor, en dan weer de aanwijzingen volgen. Daarna heb ik hem een stuk wijzer weer op pad gestuurd.

Veel tijd was er niet verstreken

Spreek

Je woord zegt meer over jezelf dan over iets anders.

Selectie

Aan mijn selectie uit verhalen heb ik er net twee toegevoegd. Het ene, Wat ik weten wilde, heb ik in het afgelopen jaar geschreven. Het begin stond in Augustus snel op papier, maar het slot moest ik laten liggen tot ik te weten kwam hoe ik het verder op moest schrijven. Het andere verhaal, Dansen, is al bijna tien jaar oud. Dat is al zo vaak herzien, herschreven, herlezen dat ik het nu maar publiceer. Wie weet is het leuk om te lezen.

Nu moet er nog minstens één verhaal helemaal worden herlezen, herschreven, herzien, dan is de bundel compleet en zal het geen selectie meer zijn.

Onbeantwoord

Op een kinderspeelplaats bij mij in de buurt kwam ik een vreemd rond bouwsel tegen. Ik zou het kunnen omschrijven als de voet van een toren, zonder openingen, met een blinde muur recht omhoog. Tweeëntwintig passen heb ik nodig om er omheen te lopen, mijn arm moet ik boven mijn hoofd strekken om de top te raken en op die top is een plateau.

Dat bouwsel staat op een kinderspeelplaats en ik vraag mij ernstig af wat het daar doet. Het is geen speeltuig. Je kunt er niets anders mee dan er bovenop klimmen, maar voor kinderen is het veel te hoog. Als ze er al op willen klimmen, dan zullen de ouders denken dat ze zich gaan bezeren en het verbieden. Geen speeltuig dus. Is het dan kunst? Het wekt zeker bevreemding op, maar nuchter gezien is het toch eigenaardig om te bedenken dat ambtenaren hebben besloten om gemeenschapsgeld aan zoiets uit te geven. Daar zie ik ze helemaal niet voor aan en voor mij is dat reden genoeg om die optie te verwerpen. Geen kunst dus. Dan moet het wel behoren tot het ontwerp van de speeltuin, die inderdaad nog meer trekjes van ontwerp vertoont.

Onbeantwoord blijft de vraag waarom de ontwerpers hebben gekozen voor zo’n ding op hun plein. Dat kan toch niet alleen maar zijn om mensen als ik een stukje te laten schrijven.

Lekker kort door de bocht

In onze strijd om de vrouwtjes hebben we de vrouw overvleugeld, weggedrukt, gemarginaliseerd. Onze onderlinge strijd is geëscaleerd tot wereldpolitiek, wat op mij nogal overdreven overkomt. Om dit nu weer ongedaan te maken en werkelijk volledige emancipatie te bereiken, zullen we seks op moeten geven, in ieder geval erotiek. Maar ik denk niet dat er veel mensen zullen zijn die zo’n groot offer willen brengen, gesteld dat ze het zouden kunnen.

Heldendicht

Zojuist heb ik Rum Sodomny and the Lash van The Pogues geluisterd. Daar geniet ik altijd van. Het is een leuke cd, met leuke liedjes, mooie liedjes, opzwepende liedjes, meezingliedjes, treurige liedjes, meeslepend uitgevoerd. Shane MacGowan en de band zijn in die liedjes volkomen aan elkaar gewaagd en goed op dreef. Bovendien gaat de plaat niet als een nachtkaars uit. Integendeel, het album eindigt met Walzing Matilda, een nummer waarop Shane zijn absolute top bereikt. Door wat hij in dit nummer presteert staat hij op ijle hoogte, waar maar weinigen hem gezelschap houden. Als je naar dit nummer luistert voel je het vuur in hem branden. Woede, teleurstelling, verbittering, onverschilligheid, alles legt hij erin, zonder ook maar een moment te overdrijven, sober en ingehouden. En alles wat hij doet gaat precies mee met de woorden die hij zingt, waardoor zich een perfect geheel vormt. Huiveringwekkend. Dat hij dit nummer heeft gemaakt vergoelijkt de zielige figuur die Shane MacGowan nu is. Want zielig is hij. Hij is kapot. Uitgeleefd. Hij zou nog wel gevoel willen leggen in wat hij zingt, maar hij is leeg. En als hij al niet helemaal leeg is, dan is hij toch in ieder geval veel te leeg voor zichzelf. Voor hem, in wie het vuur uitslaand brandde.

Antwoord

De stokoude man geeft antwoord op de stokoude vraag: “Ik heb inderdaad een geheim, maar ik ken het zelf ook niet, zo geheim is het. Ik heb wel een vermoeden van wat het zou kunnen zijn, maar dat is natuurlijk pure opschepperij.”

Verdorie

Een schip kwam blijkbaar uit Rotterdam Noord. Op de zijkant hadden ze dat netjes kenbaar gemaakt door een N achter Rotterdam te zetten: ROTTERDAM N. Maar op het achtersteven hadden ze het afgekort en hadden ze de N er ook nog te dicht op gezet. Daar stond R.DAMN.

Een grote vraag

Is het niet onrechtvaardig om iemand iets niet kwalijk te nemen?

Goed bewaard geheim

Na zonneschijn komt regen.

Een profetie die er zelf voor zorgt dat hij niet uitkomt

Ik heb altijd gedacht dat wat ik schreef nooit af zou zijn. Maar nu begint mijn werk de kritieke grens te naderen dat ik er niet meer toe zal komen om alles nog eens door te nemen en te veranderen. Aan sommige dingen zal ik dus nooit meer werken, en in feite zijn die af. Er zijn dus werken af, of passages, of zinnen. Ik kan alleen niet zeggen welke, want als ik er een zou kiezen zou ik die er vrijwel direct weer bij pakken en hem vervolmaken. Wel weet ik zeker dat niets van wat ik schrijf, geschreven heb en zal schrijven ooit ultiem en volmaakt zal zijn.

Ook dit is voor mij eerder een geruststelling dan een vloek.

Hoera!

Het is feest op Ranselrazer.nl. Ziet u de confetti niet dwarrelen, proeft u niet de stukken slagroomtaart, hoort u niet de fluitjes en de vrolijke muziek? U ziet dat kaarsje, dat ene kaarsje dat uitgeblazen wordt door het hummeltje. Lang zal ie leven, in ieder geval nog een tijdje in de gloria, hoera!

Ranselrazer.nl bestaat vandaag precies een jaar. Misschien vindt u dit niets om over te juichen, misschien laat het u helemaal koud en archaïsch, ik ben daarentegen content, tevree en in een feestelijke stemming. Deze website heeft mij precies gegeven wat ik ervan heb verlangd, een reden om steeds maar weer te schrijven. Of u het allemaal leest, gewaardeerde lezer, of niet, het maakt mij niet uit. Ik produceer verder, ik schrijf mijn stukjes ongeacht of ze leuk, aardig, irritant, aanstootgevend of volkomen oninteressant gevonden worden. U mag meekijken en tegenwoordig zelfs reageren, als u dat leuk vindt en anders doet u dat maar niet! Ik neem nog een slok, eet nog een hap en roep nog maar eens heel hard Hoera!

8-5-2005

Recensie

Onlangs las ik een recensie van Mystiek lichaam. Nadat ik het boek opnieuw had gelezen kon ik reageren.

In en uit de war

Ik was in de war. Ik kreeg waardering toegewuifd van collega’s, en uit hun woorden maakte ik op dat ze mijn eigen warrige, soms luidruchtige en tegelijkertijd afstandelijke zelf waardeerden. Dat had ik niet verwacht. Dat zou ik nooit verwachten. Verguld was ik, geëmotioneerd zowat, maar aan de andere kant waren het maar collega’s. Wat moet je verder met die lui? Niets toch?

Ik ben niet meer in de war, want ik heb ontdekt dat het heel simpel is. Het is fijn om gewaardeerd te worden door je collega’s en het is fijn om gewaardeerde collega’s te hebben. Je zit tenslotte acht uur per dag met die mensen opgesloten. Dat is een leven op zichzelf en het is goed om ook in dat leven vrienden te hebben.

Schrift

Sommige dingen moet je niet toevertrouwen aan het schrift. Sommige dingen hou je alleen bij je door ze te vergeten. Als je ze vergeet, dan komen ze soms onverwacht en overweldigend bij je boven, waardoor ze weer even werkelijk levend zijn. Het schrift gaat daar niet zorgvuldig mee om. Het schrift doet zelfs een moedwillige poging om de beleving te verstenen. Je geeft een mooie vaas toch ook niet uit vrije wil aan iemand die hem kapot wil gooien?

Reacties

Onlangs werd mij tot tweemaal toe gezegd dat men graag een mogelijkheid zou hebben om te reageren. Helaas is het op dit moment nog niet mogelijk om dat direct te doen, maar toch kan ik al wat faciliteiten bieden. Als proef staat er vanaf nu onder elk stukje een link naar een reactiepagina. Daar kunt u reageren en daar zal die reactie worden gepubliceerd, samen met mijn eventuele antwoord. Als u nog iets wilt zeggen over al het voorgaande, dan kunt u dat doen op de pagina die bij dit stukje hoort. Zo krijgt alles zijn plaats.

Naschrift: Direct toen ik hiermee begon kreeg ik al door dat dit niet mee zou vallen. Steeds als ik een stukje aan deze pagina zou toevoegen zou ik een extra pagina aan moeten maken, terwijl op bijna geen van die pagina’s iets zou komen te staan. Deze spreuken en sproken zouden dus vol komen te staan met linkjes die nergens naar toe leiden en die nog lelijk zijn om te zien bovendien. Ik houd er dus mee op, zo direct al nadat ik ermee begonnen ben. De linkjes die er al staan mogen blijven, als monument voor zichzelf. Wel zal ik een enkele reactielink opnemen, helemaal boven in de pagina. Dat zou voldoende moeten zijn.

Een frisse blik is altijd welkom

Druk

Het onderstaande stukje over de namen van mijn kat had ik – natuurlijk in een andere vorm, want vormen vormen zich nooit hetzelfde – al een keer eerder geschreven en gepubliceerd. Maar dat stuk is verdwenen, zomaar ineens. Ongetwijfeld is dat mijn eigen stomme schuld, maar verdwenen blijft het. Gelukkig kon ik dit stukje vrij makkelijk opnieuw schrijven, geen punt, die namen ken ik nog wel. En als me er nog meer te binnen schieten voeg ik die gewoon toe. Maar een bange gedachte overvalt me als ik aan het verdwenen stukje denk. Als zo’n stukje zomaar kan verdwijnen, hoeveel andere stukjes die ik me niet meer herinner en die ik niet meer opnieuw kan schrijven zijn er dan wel niet mee verdwenen? Dat kunnen er best een aantal zijn. Die zijn nu echt weg. Helemaal. Met woord, komma en punt. En als ze hier niet staan, dan bestaan ze niet. En als ze niet bestaan, dan zijn ze niet geschreven. Ik heb niet geschreven wat ik geschreven heb, ooit. Eeuwig zonde is het!

Troostend vertel ik mezelf dat ik ook een heleboel dingen niet geschreven heb die ik echt nooit heb geschreven en dat ik van al die dingen die ik niet heb geschreven nog een heleboel dingen zal schrijven. Bovendien moet ik me niet nodeloos druk maken. Dat is slecht voor mijn hart.

Namen

Naar het schijnt hebben katten drie namen, een gewone naam, een naam voor hoogtijdagen en een geheime naam die alleen bekend is aan de kat zelf. Hier, helemaal onderaan, wordt dit alles tenminste beweerd, compleet met bewijslink ter ondersteuning. Maar er is geen woord van waar. Mijn kat heet Muis, Muizemuis, Muizenis, Muizelaar, Miezelmuis, Miezelaar, Muizemuts, Miezelmuts, Mutsepruts, Mutspruts, Prutsmuts, Snuffelmuts, Kleine Snuf, Snuffelaar, Snoezemuis, Suffe Muts, Muffe Suts. De variaties zijn eindeloos en onuitputtelijk, maar ik zou niet kunnen zeggen wat haar zondagse naam is. En haar geheime kan me helemaal niks schelen.

Meine Geschwister

Broers en zusters heb ik, van elk een aantal. Ieder hebben ze hun eigen naam, en allemaal zijn het broers dan wel zusters. Toch vormen ze een eenheid, een eenheid die niet door mijn familie wordt gevormd, want daarin hebben ook mijn ouders een plaats. Door die broers en zusters ben ik jaloers op de Duitsers, die voor deze rijkdom een mooi eenheidswoord hebben, een woord waar ik dankbaar gebruik van zou hebben gemaakt, was het ook in het Nederlands gangbaar geweest.

Fijne pijn (2)

Het kan ook best zijn dat het geen echte pijn is, fijne pijn, maar dat je je pijngrens zover hebt verlegd dat je in je normale doen wel pijn zou hebben gehad. Je hebt jezelf dus overwonnen en je bent grensverleggend bezig geweest.

En of pijn dan fijn is! Maar pijn is het niet.

De pessimist

De ellende met Nederland is dat er al zo lang een burgerlijke maatschappij heerst. Door en door burgerlijk zijn we, geen ritueel kan ons deren. En die kant gaat de hele wereld op, langzaam maar zeker.

Verschrikkelijk!

Kennismaking

Vannacht werd er recht tegenover mijn slaapkamerraam een feestje gevierd. Dat is prima natuurlijk, want iedereen heeft recht op zijn feestjes en ik heb zelf ook wel eens feestjes gevierd. Maar dat wil niet zeggen dat dit feestje niet doordrong tot onder mijn dekens. Ik hoorde ze spreken. Ik hoorde ze lachen en lol maken. Een van de feestgangers was een luidruchtige jongen die ik leerde kennen toen hij een van zijn feestgenoten beklemtoond toesprak: “Jij moest eens in jezelf geloven! Als jij nou eens in jezelf geloofde!” Prettig kennis te maken. Het was ongetwijfeld een goedbedoeld advies, dat hoorde je zo, en ten overvloede werd het nog keer of twee met verschillende nadruk herhaald. Maar vooral was het natuurlijk een overbodig advies, want als opoe wieltjes had dan was ze een brandweerauto. Dat kon deze jongen echter niet deren. Deze jongen kende op dit moment geen onzekerheid. Hij begreep de wereld om hem heen en die wereld moest en zou naar hem luisteren. In de tijd die daarop volgde maakte hij vele geluiden, samenhangend of niet, die vooral hun doordringendheid met elkaar gemeen hadden. Met geen mogelijkheid liet hij zich buitensluiten. Ik moest hem dulden in mijn bed. Uren lang was hij aanwezig in de kamer waar ik de slaap probeerde te vatten en alsof dat nog niet voldoende was moest ik er bovendien achter komen dat hij niet bijster goed overweg kon met de gitaar en dat hij niet kon zingen.

Kunnen

Geef mij maar tekst. Iets anders kan ik niet.

Mogelijkheden en grenzen

In feite is het binnen de eigen mogelijkheden en niet binnen de eigen grenzen. Mogelijkheden reiken nu eenmaal maar tot zo ver. Dan zou je dus net zo goed van een top kunnen spreken als van een grens.

Maar eigenlijk is het natuurlijk helemaal een kwestie van perspectief.

Zo is het met het leven

Wie niet waagt die niet wint en als je hebt verloren kun je dat het beste zo snel mogelijk toegeven.

Moeten

We zullen altijd moeten blijven communiceren.

Preciezer gezegd zullen we altijd met elkaar moeten blijven spelen.

Verschil moet er zijn

Vrienden moet je anders benaderen dan vijanden. Naar het schijnt.

Zomaar

En het kan zomaar zo zijn dat mijn geliefde het ook fijn vindt om bij mij te zijn.

Wat een genot om dat te bedenken!

Schaduw

Toen ik gisteravond zat te werken, bleek er ineens met korte tussenpozen een schaduw voorbij te komen, vergelijkbaar met het schijnsel van een zwaailicht maar dan in negatief. Eerst merkte ik het niet op omdat ik opging in mijn werk, maar later drong het toch tot me door. Vervolgens kreeg het steeds terugkerende fenomeen almaar meer greep op mijn aandacht, en net toen ik onderzoekend rond wilde gaan kijken zag ik dat er een vleermuis door de kamer vloog. Het was nog best een grote ook. Gelukkig waren de katten juist op dat moment even buiten aan het spelen en ik heb de ramen direct wagenwijd open gezet, zodat het beest makkelijker naar buiten kon. Hij kon echt makkelijk naar buiten, maar toch bleef hij zijn rondjes draaien door de kamer, soms even heel licht het plafond aanrakend. Misschien was hij op jacht naar de vliegen die er huizen.

Mijn zegen had hij. Ik heb hem alleen gelaten met zijn werk en ben in het gezelschap van de katten een sigaret gaan roken. Toen ik terugkwam was hij weg.

Verstaanbaar

We verstaan elkaar niet. We praten en we praten, verbaal net zo goed als non-verbaal, en we begrijpen een heleboel, maar precies niet wat de ander wil zeggen.

Als de ander je kan verstaan, kan die ander blijven reageren op jou in plaats van op een fictief iemand, die alleen in het diepst van zijn of haar gedachten bestaat. Dat zou toch mooi zijn!

Schepping

Het is vreemd met me gesteld. Ik herschep mijn omgeving in de regel tot een totale wanorde, waar ik dan wanhopig en vergeefs orde in probeer aan te brengen. Dat geldt voor mijn woning en het geldt voor mijn relaties. Misschien geldt het ook voor mijn werk, maar die orde is nog wel maakbaar.

Lome wandeling langs het water

Twee futen liggen op het water, een stuk of drie à vier meter van elkaar, met de koppen op het water, steeds heel even onder water duikend en ondertussen een vreemd ritmisch geluid makend. Een roeiboot verstoort het ritueel door recht over het tafereel heen te varen. Even verderop zit een meerkoet te broeden op een ingestorte meerpaal. Die zit daar al zowat twee weken, dus binnenkort kunnen we kleine koetjes verwachten. De partner van de broeder sleept nog wat stengels aan en roeit weer verder. Op de kant zitten twee duiven elkaar te liefkozen en van onder de brug komt zo af en toe het hysterische gekrijs van jonge vogeltjes. Een van de duiven komt naar me toe en laat me provocerend duidelijk zien dat hij rode ogen heeft. Ik vertel hem dat ik een stuk groter ben dan hij, maar daarvan lijkt hij niet onder de indruk. Tot ik opsta, dan vliegt hij weer naar veilige afstand. Boven in de boom is het een kabaal van jewelste. Met zijn staart in de lucht doet een winterkoninkje daar zijn uiterste best en ik vraag me voor de zoveelste keer af hoe het mogelijk is dat zo’n klein vogeltje zo’n geweldige herrie kan maken. Klapperend met zijn vleugels daalt hij af naar dicht struikgewas, waar hij een van zijn nestjes zal hebben. Er komt een zware vlaag jasmijngeur langs gedreven. Onmiskenbaar is het lente aan de waterkant.

En thuis heeft een mees bezit genomen van een van de nestkastjes die voor mussen waren bedoeld. Ik zeur daar niet over. Ik ben al lang blij dat er leven is.

Geliefde

Ik vind het leuk om bij je te zijn.

Gesprek

Vanavond laat sprak ik een jongen aan op zijn nieuwe Bijbelvertaling. Hij vertelde over zijn geloof, ik over het mijne. En hoe jong hij ook was, hij had respect voor wat ik ervan dacht.

Ik vond het een mooie jongen.

Naam

Deze rubriek heette ooit Alledaagse futiliteiten. Al snel heb ik die naam veranderd in Observaties, omdat ik dit wat neutraler in het oor vond liggen en dat sprak me toen beter aan. Maar dat observaties heeft me nooit echt lekker gezeten. Het was te nietszeggend en te pretentieus tegelijkertijd. Alsof ik iets opmerk! Daarom is de naam per vandaag veranderd in Spreuken en sproken van alledag. Dat zegt tenminste duidelijk wat ik zeggen wil. Ik zeg maar wat, ik zeg wel vaker wat. En het klinkt leuk bovendien.

Iedereen gaat dood

Al de misstanden en situaties elders op de wereld komen zomaar ongevraagd en zonder onderbreking op me af. Die rampen, oorlogen en hongersnoden worden in mijn omgeving als werkelijk onderdeel gezien van ons leven hier en daarom vindt iedereen dat ik er een mening over zou moeten hebben. Maar deze mensen zouden toch ook moeten begrijpen dat het veel te veel is om te bevatten. Ik begrijp niet hoe zij dat voor elkaar krijgen. In deze multimediawereld kan ik niet over elke gebeurtenis een menig hebben, niet bij ieder slachtoffer een gevoel. Bovendien bestaat wat via krant en tv binnenkomt alleen maar uit beelden, het zijn geen echte mensen, geen echte situaties die we zien, het zijn afspiegelingen, het is maar fictie. Het raakt ons niet werkelijk. Zeker, wat daar gebeurt, gebeurt daar in werkelijkheid en heeft bovendien invloed op de ontwikkelingen hier. Maar dat heeft een vlinder die in Zuidoost-Azië met zijn vleugels klappert ook. Ons leven verandert continu onder invloed van allerlei gebeurtenissen waar we geen invloed op hebben. We hoeven niet altijd overal op te worden voorbereid, soms zouden we wel eens kunnen vertrouwen op ons improvisatievermogen.

Vaak wil ik geen mening hebben, wil ik niet getroffen worden door beelden van zielige mensen, wil ik me niet laten overvallen door dat denigrerende gevoel van medelijden. Ieder zijn problemen en dood gaan we allemaal, zeg ik dan, zonder me te laten vermurwen.

Oneens

Ik heb Shaft zitten kijken, de nieuwe versie met Samuel L. Jackson. Dat is een heel matige film, en dat komt vooral doordat de film een verkeerd plot heeft.

Ik ben het hartgrondig oneens met dat plot. Er is een legendarische held, Shaft, een ingemene slechterik, Walden of zoiets, en dan is er nog een soort hoofdbijboef, Peoples. Het titanengevecht hoort in deze setting te gaan tussen de legendarische held en de ingemene slechterik. En dan maakt het niet uit hoe de held de slechterik te sterk af is. Alles is geoorloofd want ze zijn aan elkaar gewaagd. Maar in deze versie van Shaft gaat het titanengevecht niet tussen de held en de ingemene slechterik. Het gaat tussen de held en de bijboeven. De slechterik laat zijn veldslagen uitvechten door die boeven en als zij uiteindelijk verliezen, verliest hij eveneens. Zelf heeft hij blijkbaar geen verweer, hoewel hij zo af en toe toch echt laat zien dat hij zijn mannetje kan staan. Op zichzelf is er natuurlijk niets mis met deze gang van zaken. Het laat de verhoudingen in de echte wereld zelfs wat beter zien. Maar als dit de bedoeling is, had het eindgevecht niet moeten lopen zoals het gelopen is. In dat eindgevecht schiet Shaft de hoofdbijboef Peoples in koelen bloede neer. Hij daagt hem uit voor een gevecht op de vuist. Peoples gaat daarop in met de intentie om zijn verborgen pistool te trekken als ze eenmaal tegenover elkaar staan, en hij gooit het meisje op de grond. Als hij dan inderdaad naar zijn wapen grijpt, is Shaft hem voor en wordt hij neergeschoten. Dat is onvermijdelijk, want Shaft is beter dan hij, slimmer, sterker en sneller met zijn wapen. Shaft is nu eenmaal de legendarische held en Peoples is maar een simpele bijboef. Peoples heeft tegen Shaft nooit ook maar een schijn van een kans gehad. En Shaft, als legendarische held, had dus genade met hem moeten hebben, zo hoort dat. Peoples was gewoon een eerlijke drugsdealer, die zijn mensen goed behandelde en toevallig op de verkeerde plaats was op het verkeerde moment. Hij verdiende het niet om zo achteloos te worden vermoord.

Dit is geen manier om een held legendarisch te maken. Op deze manier verlaag je de held tot een bijheld, die bij gebrek aan beter toch maar is gepromoveerd tot superheld. En dat heeft een weerslag op de daden van die held, want een dubbeltje wordt nooit een kwartje en al geef je een aap een gouden ring, het blijft een lelijk ding. Shaft haalt misschien dan wel zijn gelijk, maar hij behaalt niet de grote overwinning. Hij is niet degene die de ingemene slechterik verslaat. Die eer wordt gegund aan een moeder. En dat is verkeerd, want Shaft is er de held niet naar om te figureren in een sentimentele film. In de vorige films was hij een gewone jongen die uitsteeg boven zijn toch al ongepolijst coole zelf, en daarmee bereikte hij de status van held. In deze film stijgt Shaft geen enkel moment boven zichzelf uit. Hij teert op zijn heldenstatus en verliest hem daarmee. Deze Shaft is geen held. Deze Shaft is een gewone harde en coole jongen die snel is met zijn wapen.

Ik ben het hartgrondig oneens met dit plot!

Bezwering

Met het eren van een god bezweert men de chaos, geeft men dat wat niet kan worden begrepen een naam, een gezicht en een aanspreekpunt, iets wat men tegenwoordig ook met behulp van de wetenschap probeert te doen.

Raak

Beslissingen die alleen mij aangaan neem ik zonder erbij na te denken. Ineens heb ik ze genomen; ze bijten zich in mij vast en ik mij in hun. Als het moet streef ik ze na met stugge vasthoudendheid, zonder dat ik er iemand bij betrek.

Maar als het gaat om beslissingen die als vanzelf anderen betrekken, wordt het een heel ander verhaal. Ik mag dan misschien iets besloten hebben, maar om die beslissingen tot een bestaan te dwingen, moet ik die anderen met een daad van mijzelf in beweging zetten. Om dat te kunnen doen moet ik uit mijn schuilhoeken te voorschijn komen en van me laten horen, iets wat makkelijker gezegd is dan gedaan. Vlak voor ik het doe slaat me de onzekerheid en de angst om het hart. Ik kan geen voet verzetten. Het eerste woord komt niet over mijn lippen. Ze zullen het niet met me eens zijn. Ze zullen het niks vinden, ze zullen onwillig zijn en me dat beleefd te kennen geven. En dan sta ik daar ineens open en bloot voor hen, alleen, met lege handen en nog in de kijker bovendien. Dan weten ze wat ik daar in mijn dekking uitspook, terwijl zij zich nog buiten mijn bereik verschuilen. Ik heb ze niet kunnen raken. Ze zijn me niet tegemoet gekomen. Ik heb gefaald. Het is de totale nederlaag.
Natuurlijk, ik weet dat je niet bang moet zijn voor die nederlaag als je een overwinning wilt boeken, maar ik ben nu eenmaal gewend om iedere confrontatie uit de weg te gaan. Ik ben een eenzaam mens. Altijd heb ik geprobeerd zo onzichtbaar mogelijk te zijn, iets waarvoor ik een uitstekend mechanisme heb ontwikkeld. Omdat iedereen me blijkbaar toch zag en de mensen me dus betrokken in hun doen en laten, en aangezien ze beledigd waren als ik helemaal niet reageerde, heb ik ooit besloten nu juist duidelijk zichtbaar op hen te reageren. Ik ging met hen meedoen. Liefst doe ik dat zo uitbundig mogelijk. Vingervlugheid is het, terwijl ik de aandacht afleid met mijn capriolen. Ik laat een paar karikaturen van mezelf zien die ik zelf wel aardig vind en op dat moment toepasselijk. Mezelf houd ik het liefst zo ver mogelijk uit zicht. In de openbaarheid springen ben ik niet gewend. Ik weet niet hoe het moet en ik vind het dus doodeng, zelfs zonder de dreiging van die nederlaag. En bovendien begrijp ik vanuit mijn isolement niet hoe ik de mensen aan zou moeten spreken en wat ik dan zou moeten zeggen. In mijn hoeken en gaten ben ik veilig en daar voel ik me thuis.

Misschien, nu ik deze woorden geschreven heb en die muur dus vaste vorm heeft aangenomen in mijn brein, kan ik hem nu omver slaan, stukslaan zoals je levend weefsel stuk kunt slaan als je het eerst hard bevroren hebt. In vorm is het niet meer levend en geeft het niet meer mee als ik er tegenaan loop. Maar helaas laten mensen zich niet bevriezen door mijn woorden. Tegenover hen zijn mijn woorden krachteloos en vloeien als druppels langs hun pantser naar beneden, terwijl zij mij op hun beurt bestoken met hun eigen zinnen en waarheden, die ik allemaal opvang en waarvan ik net doe alsof ze me niet raken.

Priester

Je zou een stokstaartje dat op wacht staat en naar roofvogels uitkijkt, waardoor de rest van de troep zorgeloos rond kan snuffelen, kunnen vergelijken met een priester. Hij houdt de wraakzuchtige hogere machten in het oog en bezweert ze als ze een bedreiging vormen. Het zou best kunnen dat die zorgeloze stokstaartjes veronderstellen dat de uitkijker een vreemde mystieke macht over de roofvogels heeft, een macht die hij uitoefent door de troep naar binnen te jagen. In feite is het voor de stokstaartjes zelfs noodzakelijk om aan de uitkijk een hogere macht toe te kennen, anders zouden ze hun lot niet aan hem toevertrouwen en zouden ze zich niet veilig kunnen voelen.

Bovendien laat een roofvogel zich uitstekend vergelijken met een god.

15-4-2005

Vier uur

Eindelijk is het gelukt. Eindelijk heb ik de marathon bedwongen in minder dan vier uur. Ook in deze is drie keer scheepsrecht gebleken.

Die vier uur was al mijn doel bij mijn eerste poging, maar toen was ik kansloos. Naïef en zonder te weten waar ik aan begon, had ik ertoe besloten om naar Rotterdam te gaan. Ik liep toen zo af en toe langer dan drie kwartier en omdat dat me gemakkelijk afging, dacht ik dat een marathon dan ook wel aan zou kunnen. Maar voor een marathon moet je veel verder dan drie kwartier, en vooral veel dieper. Hoewel ik toch nog redelijk had getraind – want als je je zoiets in het hoofd haalt ga je je training toch flink intensiveren – was ik op geen enkele manier voorbereid op het volle pond. De laatste vijftien kilometer waren die mooie dag een ware martelgang. Betalen moest ik voor de brutale versnelling die ik al na tien kilometer had ingezet. Ik kwam nauwelijks meer vooruit, mijn bovenbenen deden pijn, ik was doodop en kleine mensjes haalden me in een sukkeldrafje in. Vier uur en elf minuten was het resultaat.

De tweede keer deed ik het rustiger aan. Ik spaarde mezelf de hele tocht en toen ik op veertig kilometer was aanbeland, bleek dat geholpen te hebben. Ik was nog zo fris als een hoentje en ik kon de laatste kilometers zowat sprintend afleggen. Maar voor een goede tijd kwam die sprint hopeloos te laat. Wederom vier uur en elf minuten.

Deze laatste keer had ik het serieuzer aangepakt. Ik had getraind op lange afstanden en op tempo. Ik had getraind om door te zetten, om door de pijn heen te gaan. Het resultaat was merkbaar. Ondanks de blaren op mijn voeten en de zere bovenbenen kon ik nu de laatste twaalf kilometer versnellen en ik kon die versnelling vasthouden. Het deed pijn als de eerste keer, maar het leverde wel een veel betere tijd op. Drie uur, drieënvijftig minuten en zes seconden. Ik was zelfs binnen voordat er vier uur op de officiële klokken stond. Ik heb het gehaald! Het is weer klaar! Ik hoef niet iedere dag meer te trainen. Ik mag weer al die slechte dingen doen die ik me een paar maanden lang heb ontzegd. Eindelijk!

Maar toch is het vervelend om op deze manier een marathon gelopen te hebben. Want zo’n prestatie doet verlangen naar meer, of minder in dit geval. Volgend jaar ligt de lat dus op drie uur en vijfenveertig minuten. Sufferd die ik ben!

Niet alleen de ander

Sartre zei dat de hel de ander was. Eeuwig zit je met hem of haar in één kamer opgesloten. Dat is om bang van te worden, daar heeft Sartre ongetwijfeld gelijk in. Maar de hel kan nog veel gruwelijker. De hel, dat is dinsdag middag, nog vóór drie uur.

Google

Het is soms lang niet makkelijk om door Google gevonden te worden. Je kunt je netjes aanmelden, maar dan nog is succes niet verzekerd. Je kunt ook proberen mensen aan te zetten om jouw URL op hun website te zetten. Want als er eenmaal naar je gelinkt wordt, kan Google je beter lokaliseren. Nu heeft iemand mij aangezet, en aangezien de googlebots veelgeziene gasten zijn op deze pagina’s, bezwijk ik onder de druk.

Kijk hier maar eens, googlebot die je bent: http://home.versatel.nl/ctblanksma/

Compliment

Een jaar of negen geleden heb ik mijn doctoraalscriptie geschreven. Maanden ben ik ermee bezig geweest. Ondergedompeld ben ik in de geweldige hoeveelheid materiaal dat ik verzamelde en dat maar langzaam vorm aan wilde nemen. Mijn onderzoeksveld was de eerste roman van K. Schippers, Bewijsmateriaal, een eigenaardig boek over taal dat zich afspeelt in een talige wereld. Ik heb het verbonden aan het werk van Bertrand Russell en François Lyotard, filosofen die ook niet de makkelijksten zijn. Toen ik de scriptie voltooid had was mijn begeleider vol lof en hij gaf me een mooi punt, maar zelf heb ik mijn werk nooit durven lezen, bang als ik was dat er allerlei fouten in zouden staan. Bij toeval lag het vandaag ineens naast de boekenkast en heb ik het doorgelezen. Ik was nieuwsgierig naar wat ik vroeger had gedaan en ik moet zeggen dat ik niet eens ontevreden ben. Natuurlijk heb ik kansen laten liggen en een paar taal- en spelfouten gemaakt, maar ik heb ook spijkers op hun kop geslagen en een paar mooie zinnen neergeschreven. Door mijn scriptie kreeg ik zelfs weer zin om Bewijsmateriaal te gaan lezen en dat is het mooiste compliment dat ik mezelf kon geven.

Vergeet het maar

Elk jaar is het weer hetzelfde. Je koopt een boek en tegen wil en dank krijg je er een boekje bij. Dit jaar was het er een van Jan Wolkers, Zomerhitte. Een paar van de boeken van Wolkers heb ik gelezen en met name Een roos van vlees heeft indruk op me gemaakt. Vooral vanwege de herinnering aan dat boek ben ik begonnen in het nieuwe boekje.

Ik zal er niet omheen draaien, het boekje heeft me beledigd. Zomerhitte verdeed mijn tijd, het heeft ons niets te melden. Het is louter een vehikel om een vrouw wolkeriaans te beschrijven en uit de kleren te laten gaan, om wat zinloze kritiek op de maatschappij te geven die door een oude man niet meer begrepen wordt en om ons een portie Texelse natuur te presenteren. De schrijver heeft alleen een paar personages in een entourage bedacht en bij volledig gebrek aan verhaal heeft hij er aan de haren een smokkelbende bijgesleept. Een akelige beschrijving van een uitgekrabd oog krijgen we op de koop toe. Maar dat schokt niet meer, zoals het bakken van de jonge muisjes in Een roos van vlees ons schokte. Dit boekje doet ons niets. Het roept alleen een vage en weemoedige herinnering aan een schrijver op.

Blijkbaar heeft Jan Wolkers niet voor niets zo lang geen boek gepubliceerd. Laten we dit niemendalletje dan ook maar snel vergeten zodat alleen zijn vroegere heldendaden ons zullen bijblijven.

Waarheid en leugen

Ik zag een bord waarop stond dat er paarden overstaken. En verdraaid, het bord had gelijk! Er staken inderdaad paarden over.
Maar toen ik er later weer langs kwam, loog het bord keihard.

Zeldzame kans

Verdwenen is de wereld
pistool in je hand zie je je voor je staan
je heft je wapen en richt
het trefzeker tegen je achterhoofd
als de loop in je haren verdwijnt
voel je koud tegen je schedel drukken
waarna je ziet dat jij voor je
ook jezelf bedreigt en jij ook
Verrukt verhoog je de spanning op de trekker
verwachtingsvol voel je achter je de kogel
uit het niets kreeg je deze mogelijkheid
je ziet hem helder en schoon
maar het gewicht van de dreiging
drukt je arm naar beneden
zon schijnt je in het gezicht
vogels fluiten de wind ruist door het struikgewas
geroezemoes overal om je heen
midden in de drukte kun je niet anders
dan vallen op je knieën
en met lege handen huilen van spijt

Fijne pijn

Natuurlijk is pijn niet fijn. Pijn is een onprettig gevoel, daar is het speciaal op ontwikkeld. Het is een waarschuwing dat er iets niet helemaal in orde is. Het is een niet te negeren waarschuwing, en pijn negeren is dan ook iets wat je vooral niet moet proberen. Wat genegeerd wordt voelt zich achtergesteld, het komt ineens onverwacht uit de hoek, het zorgt voor een verrassing. En de verrassingen die verzorgd worden door pijn zijn onveranderlijk onaangenaam.

Hoe onprettig ook, er zijn situaties waarin ik pijn opzoek. Zo laat ik mij niet verdoven bij de tandarts, houd ik van slecht weer en loop ik soms een marathon. Maar nooit laat ik me in die situaties verrassen door de pijn. Ik houd de pijn scherp in de gaten, doorvoel de pijn, laat de pijn op me inwerken. Ik analyseer de pijn. Op die manier behoud ik de controle en is de pijn toch fijn.

Tussen manifesten

Uitgebreid heb ik me bezig gehouden met Atheïstisch manifest van Herman Philipse. Als atheïst stoor ik me vreselijk aan de manier waarop hij probeert voor mij te spreken en waarop hij de plank op een verschrikkelijke manier misslaat. Dat ik zijn manifest verwerp, wil echter nog niet zeggen dat ik me overgeef aan een god. Het wil alleen zeggen dat ik geen oneindig vertrouwen heb in het wetenschappelijke wereldbeeld, iets wat Herman Philipse wel schijnt te hebben. In tegenstelling tot Philipse ben ik mij ervan bewust dat er niets te bewijzen valt en dat we alleen maar mooie verhalen kunnen vertellen, die we dan heel pretentieus theorieën en bewijzen kunnen noemen. Ik ben me ervan bewust dat we het niet-bestaan van God niet aan kunnen tonen en dat dit allemaal een kwestie is van geloof. Ik ben me er bovendien van bewust dat geloof voor een groot deel is gebaseerd op een keuze, een keuze die ik heb gemaakt. Ik geloof niet in God.

Nu is er onlangs een theïstisch manifest verschenen, van de hand van Willem Ouweneel. Het leek me relevant om ook ten opzichte van dat werk mijn positie te bepalen en ik heb de daad bij de gedachte gevoegd. Tegen de stellingen van Ouweneel kan ik in feite weinig inbrengen, maar Ouweneel brengt op zijn beurt mijn geloof evenmin aan het wankelen. Onze visies kunnen keurig naast elkaar bestaan en we zullen dat van elkaar moeten accepteren.

19-3-2005

Verandering

Vorige week zag ik nog kieviten in de sneeuw, nu zijn er overal vleermuizen in de weer.

Afleiding

Alles gebeurt. Wat we opmerken leidt daar onze aandacht van af.

Verbazing

Elke keer vraag ik me weer af waarom mensen sneeuwpoppen dassen om doen. Sneeuwmannen hebben het niet koud, de temperatuur kan hen niet laag genoeg zijn. Het is de warmte waar ze een hekel aan hebben.

Vers sneeuwlandschap

Een witte waas waardoorheen de materie schijnt.

Bomen dragen hun lot zoals ze zijn

Toren

Elke keer als er sneeuw lag maakte ik mij de laatste jaren een manshoge toren, rank in een smal evenwicht. Vannacht sneeuwde het en dus probeerde ik het weer. Een grote berg sneeuw had ik klaargelegd, niets aan het toeval overgelaten. Maar ik kwam niet verder dan borsthoogte. Blijkbaar is bouwen een stuk moeilijker als het vriest.

Toen heb ik maar een beetje door de sneeuw gebanjerd. Dat was ook leuk. en het was een gezicht om plaatjes van te maken.

Aandacht

Vernietiging is een mijlpaal in elk bestaan. En met mijlpalen moet men lichtzinnig omgaan.

Onbelangrijke zaken, daaraan behoort de serieuze aandacht besteed te worden.

Theorie

De beste theorie is niet die waar geen speld tussen is te krijgen. De beste theorie is die waar zelfs een stormram in past en zijn eigen plaats krijgt. Je moet aan wal staan om zo’n theorie te kritiseren.

Twee vragen

Kan ik met mijn beslissingen leven?

Neem ik dan wel beslissingen?

Zomaar een opmerking en een vraag

Soms zeggen mensen dat ze later met plezier, of trots, of zonder spijt op hun leven willen terugzien. Maar eigenlijk zeggen ze daarmee dat ze met plezier, of met trots, of zonder spijt willen leven.

Zal het hen gelukken?

Richting

Doelloos wil ik rondzwerven. Op vakantie, maar eigenlijk in mijn gehele leven. Het maakt mij niet zoveel uit welke kant we op gaan. Overal kom je leuke dingen tegen, overal vervelende.

Heel soms maak ik echte keuzes. Daarheen, en nergens anders.

Onzeker

Een transporter zoals in StarTrek is in de werkelijke wereld onbereikbaar. Dat heeft te maken met onzekerheid. De zekerheid over de verbinding en de techniek die spreekt uit de vanzelfsprekendheid waarmee die transporter in StarTrek wordt gebruikt, gaat veel verder richting de honderd procent dan wij ooit zullen komen. Het zijn namelijk echt heel veel deeltjes die moeten worden overgezonden en weer in elkaar gezet. Het getal dat de kans op een foutje aanduidt moet daarom een ongekend aantal nullen achter de komma hebben. Veel meer nullen dan wij ooit bij elkaar kunnen verzinnen.

Nooit voorbij

Echte verliefdheid gaat nooit voorbij. Bij mij niet althans. Iedere keer als ik ze weer zie ben ik verliefd. Uiteraard merk ik ook direct weer de irritante dingen op, maar verliefd ben ik desondanks.

Weten is gemeten

Weten is gemeten.

Koeienkop

Lang geleden vond ik onder het spelen eens een schedel van een koe, een koeienkop. Prachtig vond ik dat. Ik groef het ding uit en nam het mee naar huis. Wat me op een behoorlijke wandeling kwam te staan, de schedel op het zadel en ik naast de fiets, maar ik had het er graag voor over.

Thuisgekomen kun je je de commentaren voorstellen. “Wat is dat voor een vies ding. Weg ermee. Begraaf het maar achter in de tuin, dan kunnen de mieren het schoonvreten.” Alsof er nog vleesresten op zaten, alleen modder en bladeren. Maar ik wist geen verweer en ik begroef het in de tuin.

Later heb ik nog wel eens kwartofminderslachtige pogingen ondernomen om de schedel weer terug te vinden, maar tevergeefs. En nu heb ik ineens spijt dat ik me die trofee heb laten ontfutselen. Wat was het leuk geweest als die koeienkop goed was ontvangen, schoongespoten en desnoods nog een paar maanden te drogen gelegd. Dan had ik al die jaren een grote schedel op mijn kamer gehad. Stel je voor wat ik daar allemaal mee had kunnen doen en bedenken.

Wereld en werkelijkheid

We hebben ons een wereld geschapen naar menselijke maat. En dat is prettig voor ons, want daarom is onze wereld uitstekend op ons toegesneden. Alleen verliezen we soms uit het oog dat slechts onze wereld op ons is toegesneden. En wereld moet je niet verwarren met werkelijkheid.

Oud gedicht zonder nieuwe betekenis

De enige communicatie die mij nog overbleef
was de fles die haar schedel brak
Eindelijk kon ik huilen in haar bijzijn
en treuren om wat verloren is gegaan

ik bad
“O nachtwind
laat voelen uw adem
gesel het land
en wat er woont
laat sloten en meren sluiten
rond breekbare botten
smoor de zucht
van bange kijkers en
bedek de dood
met geruisloos wit
O nachtwind
laat uw adem voelen
geef betekenis
aan mijn haat”

Zo gesproken weerstond ik strijdlustig
de dreiging van het snijdende bijten
en keek tevreden met mijn daad
het niets voor de ogen

Er was een tijd dat ik veel dichtte, niet altijd met een even goed resultaat, dat moet ik toegeven en vrolijk zijn ze al evenmin. Het intro van deze website wordt door zo’n gedicht gevormd, en hierboven staat er weer een. Nu ik er twee heb gepubliceerd, kan ik er net zo goed meer in de openbaarheid brengen en daartoe heb ik een selectie gemaakt. Die kunt u hier bekijken. Wel vermeld ik er bij dat ik ze hier en daar heb aangepast aan de eisen van deze tijd. Maar dat zult u mij wel vergeven.

12-2-2005

Vrij Irak wordt een vazalstaat

Als je wat rondbladert op deze site, dan zou je het niet zeggen, maar de eerste tekst die ik ervoor schreef was geëngageerd en ging over Irak. Het bewijs staat hier. Nog steeds vind ik het schandalig wat daar gebeurt en hoor ik Bush, iedere keer als hij het over de verspreiding van vrijheid en democratie heeft, zeggen dat het hem gaat om de uitbreiding van macht en invloedssfeer.

Blij verrast was ik dan ook toen ik in de Volkskrant een artikel ontwaarde met de veelbelovende titel “Vrij Irak wordt een vazalstaat”, van de Brits-Pakistaanse politiek publicist Tariq Ali. En het stuk stelde mij niet teleur. Het liet een heel ander beeld zien dan wij gewend zijn, een heel andere wereld. Een wereld waarvan we moeten erkennen dat we er de werkelijkheid in kunnen herkennen.

Ik heb hier een aantal citaten gegeven. Daarbij heb ik mij moeten beperken, want het liefst zou ik het stuk helemaal hebben overgeschreven. Ik ga een boek kopen van de man.

Verboden

De media zijn een drug. We zijn er aan verslaafd en verslingerd.

Ze zouden verboden moeten worden!

Waarheid

Als de absolute waarheid niet bestaat, dan bestaat de absolute onwaarheid evenmin.

Bovendien is dat de absolute waarheid niet bestaat niet de absolute waarheid als de absolute waarheid niet bestaat.

Nu

Over nu kun je het niet hebben, want nu is het alweer voorbij. Je kunt het daarom alleen hebben over wat nu zou kunnen zijn, wat nu zou kunnen zijn geweest en wat nu kan worden, wat nu had kunnen zijn en had kunnen worden, wat nu zal zijn, wat het is.

Het Andere

Het Andere is dat wat nooit had kunnen bestaan, denkbaar en ook ondenkbaar. Tot het bestaat.

Parallel

Het zou wat zijn als jij uit een parallel universum soms inbreekt in jouw wereld en je dingen doet. De dingen waar je maar heel even aan gedacht hebt, echt heel even maar. Dat zou wel eens kunnen uitmonden in de meest gruwelijke gebeurtenissen, echt de gruwelijkste.

Aan de andere kant ben je misschien wel attent in jouw plaats. Dat zou mooi zijn. Alleen zijn die parallelle gozers niet zo stipt. Je kunt er niet van op aan.

Op straat

Een tegemoetkomende wandelaar zegt:

“Daarna gaan we naar een park om te kijken of we tijgers kunnen zien.”

Tijgers zien is een werkwoord!

Geluk

Misschien ben ik wel even autistisch als Christopher. Mijn instrument om de wereld te begrijpen en ermee in contact te treden is echter de taal, en taal is veel flexibeler dan wiskunde. Dat is mijn geluk.

Maar misschien ben ik ook wel helemaal niet autistisch.

Zijn wat je doet

Ik wil niet dat iedereen is wat ik doe. Dat zou een te grote verantwoordelijkheid zijn. Dat is moraal, en moraal laat ik met een gerust hart over aan de maatschappij. Ik moet zelf willen zijn wat ik doe, dat is al veel beter in proportie.

Dood

Mensen die nooit met dood te maken hebben gehad zijn er bang voor als voor Slupor. Maar wie hem eenmaal heeft ontmoet komt er achter wat er werkelijk schuilgaat achter de verhalen. Dood is niet iets buiten jezelf. Dood breekt in. Dood breekt af. Dood is een groot verlies. Wie het meemaakt wordt erdoor getekend.

Zelf ben ik er door gevormd.

Verdraaid

Even zat ik wat weg te dromen, echt heel eventjes maar, en toen ik weer op mijn kilometerteller keek, stond die pesterig op honderdduizendendzes. Het prachtige verdraaien van al die negens in nullen had ik jammerlijk gemist, terwijl ik er toch al dagen naar toe had geleefd.

Ik troost mij nu maar met mijn volgende doel, honderdelfduizendhonderdelf. Ook dat ziet er prachtig uit en bovendien is dat het laatste binaire getal voor het miljoen.

Priscilla

Ik werd verliefd. Op een Rotterdamse travestiet, midden in de nacht op Amsterdam Centraal Station. We praatten over haar laarsjes met veters en een ritssluiting bovendien. Ze liet me haar truitje zien, ook rood. We waren het erover eens dat rood haar goed stond, rood met zwart. Ze had geen gezicht voor groen, geen gezicht voor blauw, ze had een gezicht voor rood, voor rood met zwart. Ik wilde aan haar mascara krabbelen die over haar hele gezicht craquelé begon te vertonen, maar haar trein verstoorde ons onderons. Als afscheid gaf ze me haar hand. Dankbaar nam ik die aan en in de druk probeerde ik op het laatste moment nog alle genegenheid uit te drukken die ik zo gauw vinden kon.

Pas toen ze weg was drong het tot me door dat ik van haar had gehouden.

Beroep op god

Ik heb een god. Het voert op deze plaats te ver om uit de doeken te doen wat die god precies behelst, het volstaat hier om te zeggen dat hij voor mij werkelijk is. Maar ondanks die god ben ik atheïst. Ik ben een atheïst omdat ik mijn god zelf heb gecreëerd en omdat ik hem blijf zien als mijn eigen creatie. Moederziel alleen sta ik er voor in de wereld, zonder een hogere macht buiten mij. Om mij in die eenzaamheid houvast te verwerven in het leven heb ik een god geschapen. Die god bestaat alleen in mij. Zonder mij heeft hij geen enkele waarde. Mijn god bestaat niet buiten mij en feitelijk bestaat mijn god dus niet.

Maar men kan zich wel degelijk beroepen op een niet bestaande god.

Dialoog

Een tijd geleden maakte ik melding van een reactie op mijn website die eigenlijk helemaal geen reactie was. Het debat dat uit die reactie is ontstaan is zeker interessant geworden. Twee visies staan tegenover elkaar en geven weerwoord op weerwoord.

Nogmaals contact

In het stuk hieronder heb ik gezegd dat contact in de roman De Joodse messias van Arnon Grunberg niet aanwezig was. Dat roept natuurlijk om een aanvulling, want in de roman is er wel degelijk sprake van contact. Alleen heeft dat contact niets te maken met begrip, maar met pijn. Alleen als je iemand pijn doet weet je zeker dat die naar je luistert. Het is de taal van de voeten, de vuisten, de stenen en kernbommen die doorkomt. Die taal krijgt in het boek dan ook een gepaste waardering, iets wat ik zeker kan waarderen.

Gelijkmatig

We hebben hier in Nederland liever niet dat het al te heftig wordt. De emoties mogen niet oplopen, stel je voor dat er gewonden vallen, of doden, dan moet er weer een stille tocht komen en daar is niemand bij gebaat.

Jammer genoeg blijven mensen maar van die vreemde hevige gevoelens krijgen die zomaar ineens tot actie kunnen leiden. Het is daarom waarschijnlijk voor iedereen het beste dat er Prozac door het drinkwater wordt gedaan. Dan wordt Nederland eindelijk zoals we dat graag zouden zien. Lekker gelijkmatig.

Vragen aan de godsdienstige

Heeft God zichzelf geschapen? Heeft God zijn eigen wereld geschapen? Omvat God zijn eigen wereld? Zal ik van Hem zijn god mogen aanbidden in plaats van Hem?

Contact

Onlangs ben ik toch maar in een boek van Arnon Grunberg begonnen. Ik heb het lang tegen weten te houden, maar uiteindelijk moest ik er toch aan geloven. Ik moest weten wat waar is en wat een regelrechte leugen.

Ik moet zeggen, ik vermaak me prima met het boek De Joodse Messias. Het is goed geschreven en de wereld die ik erin betreedt is vreemd en interessant. Maar in feite is de wereld die Arnon Grunberg me voorschotelt ook angstaanjagend. Hij laat zien hoe grondeloos ieder zijn dingen doet en hoe leeg daarom ieders bestaan. Hij wijst zijn lezers erop hoe mensen in het wilde weg bewegen zonder enige andere grond dan op niets gebaseerde voorstellingen van hoe het zou moeten of had kunnen zijn. Zijn personages geloven nergens in en dat maakt hen tot losgeslagen projectielen, verdwaalde kogels met een willekeurige context en zonder doel. Hij toont dit iedere keer weer aan door steeds als ze iets doen er genadeloos bij te vertellen waarom ze doen wat ze doen. Dat maakt het allemaal lachwekkend op de koop toe, in al zijn triestheid.

Maar vooral zijn de personages in het boek eenzaam. Ze interacteren met andere personages, denken zelfs te begrijpen waar het over gaat, maar contact is er niet. Ieder zit in zijn eigen wereldje zonder te luisteren naar wat de ander te zeggen heeft, met alleen de eigen mantra van het eigen waanidee. Zo benadrukt Arnon Grunberg de eenzaamheid wel erg nadrukkelijk, iets wat zijn boek waardevol maakt en mij eraan herinnert dat ik wel degelijk geloof in de mogelijkheid tot contact, hoe eenzaam ik ook ben en hoe irrationeel mijn geloof ook is.

Er zijn veel mensen die denken dat het niet kan, werkelijk contact, maar in deze neem ik graag de rol van naïeveling op me, ik blijf erin geloven. Ik geloof dat begrip mogelijk is, dat contact mogelijk is. Ik geloof dat het kan, hoe moeilijk het ook is en hoe weinig het ook voorkomt. Ik geloof dat het mogelijk is om direct genoeg begrip te hebben, niet alleen voor de ander maar ook voor de zelf, om contact mogelijk te maken. Vast geloof ik in de mogelijkheid tot mogelijkheden.

Wat een geluk

Het is maar goed dat ik niet in Sydney woon. Daar moest ik al bijna opstaan.

Hier heb ik tenminste nog even respijt.

Journalistiek

Vanmorgen stond in de krant dat het Pentagon overwoog om doodseskaders in te gaan zetten in Irak. Dat had een journalist achterhaald. Een slechte journalist. Slecht, omdat we tegenwoordig zo toch geen journalistiek meer bedrijven! Nu is er niets gebeurd en het Pentagon ontkent gewoon alles. De journalist had moeten wachten tot die doodseskaders er daadwerkelijk waren om er dan pas bovenop te duiken. Lijken willen we zien, liefst massagraven en smerige details. En de journalistiek behoort ons die te brengen, dat is haar taak.

De soldaat die een tijd geleden in de moskee een gewonde en ongewapende Irakees neerschoot kan zich trouwens alvast aanmelden voor die eskaders. Hij is al ver genoeg afgedwaald om de vijand nachtmerries te bezorgen. Wat overigens niet wil zeggen dat hij geen aardige jongen zou zijn. Oorlog doet nu eenmaal dingen met mensen. Het is onmogelijk om soldaten een oorlog te laten uitvechten en dan ook nog eens van ze verwachten dat ze hun keurige burgermansmoraal behouden. Dat kan iedereen toch op zijn vingers natellen.

Altijd aanwezig

Lucht zit me niet in de weg, ik zie het niet, ik kan er niet eens naar wijzen. Meestal voel ik het ook niet, ben ik me er niet van bewust dat het bestaat. Ik adem, terwijl mijn aandacht bij iets anders is.

Maar nu waait het, en het waait hard. Ineens bots ik er tegenop en doet het mijn pas vertragen. Nu geeft het tocht door de kleren en adem uit de mond, nu verplaatst het wat had moeten blijven liggen, klappert het met deuren, loeit door de schoorsteen, speelt met de pet, koud in de nek.

Ineens laat de lucht van zich horen, de lucht die er altijd is.

08-01-2005

Aanvullende actie

Er is een aktie bezig die ‘Gelijk oversteken’ heet. Het is er de mensen achter deze aktie om te doen dat men, als een agent om papieren vraagt, antwoordt met: Gelijk oversteken. Een agent moet zich nu eenmaal evengoed identificeren. De gedachten hierachter worden verwoord op de website http://www.gelijkoversteken.org waar je ze eens rustig kunt overlezen.

Nu heb ik het idee dat deze aktie nog kan worden aangevuld, iets wat eigenlijk ook nodig is, want een agent alleen om identificatie vragen geeft je nog geen informatie over zijn motieven. En die motieven, die willen we kennen.

Dus, als een agent je om papieren vraagt en je voelt je rustig en moedig, vraag dan op de man af, zonder onbeleefd te worden natuurlijk, waarom hij ze wil zien. Wil hij bij de meldkamer controleren of je misschien bekend bent bij de politie, of je een verdacht individu bent, of dat je papieren misschien zijn vervalst? Dan moet hij je gegevens ook daadwerkelijk doorgeven en laten controleren, wat pas echt veel tijd kost. Wil hij misschien alleen maar weten of je wel een identiteit hebt? Dat kan hij ook opmaken uit het feit dat je voor hem staat, een blik op identiteitspapieren geeft hem wat dat betreft niet veel meer informatie. Wil hij misschien controleren of je je papieren wel bij je hebt en of hij dus een boete uit moet schrijven of niet? Een heel erg flauwe reden, als hij dat maar weet. Of is hij misschien op zoek naar een reden om je op te pakken? Want dat kan hij niet alleen doen omdat je bent waar je bent en wie je bent. Als dat het geval is, dan weet je dat ook weer.

Als je er rustig om vraagt, dan moet hij (of zij natuurlijk) menselijkerwijs bijna wel antwoord geven. En als de agent hierna toch nog je papieren wil zien, dan is het een kwestie van gelijk oversteken, vanzelfsprekend.

Ben je dronken, hyper, ongecontroleerd, anderszins vreemd, of heb je net een bushokje in elkaar getimmerd, houdt het dan bij “Gelijk oversteken”. Dat is wel zo verstandig.

Saai

Het is zo verschrikkelijk saai om al die mensen steeds maar weer te horen praten over de rampen in de wereld. Niemand is het met een ander eens en toch zegt iedereen hetzelfde.

Verlangen

Ik zou haar alles willen vertellen, maar ik heb geen flauw benul waar ze naar zou willen luisteren.

Andere wereld

Ik verlang hevig naar de komkommertijd. Die is zo lekker rustig.

Reactie

Onlangs leek het er sterk op dat ik een reactie van een lezer kreeg. Er mailde mij iemand die zei met me van gedachten te willen wisselen en vroeg of hij het juiste emailadres had. Het mag duidelijk zijn dat hij inderdaad aan het juiste adres was en van gedachten wilde ik best wisselen, dus dat mailde ik hem.

Maar hij wilde helemaal niet van gedachten wisselen, zo bleek uit de eerste zin die ik de daaropvolgende dag binnenkreeg. Hij wilde alleen maar advies over zijn website, waarop hij een oproep aan gelovigen doet om met hem in debat te treden. Ik ben toen maar met hem in debat getreden. Wie op zijn website kijkt zal misschien begrijpen waarom.

God en zijn collega’s

Pessimisme

Hoe voller het wordt op aarde, hoe meer conflicten er komen, hoe meer mensen en landen het allemaal in goede banen willen leiden, hoe meer het een zootje wordt, hoe meer ellende er komt.

Het wordt steeds maar voller en één grote ellende, alleen maar meer.

Het leven hoeft niet in goede banen te worden geleid. Het leven heeft een goede baan van zichzelf.

Talen

Zomaar kwam de vraag in me op of er getaald wordt door taal.

Ik vind dat taal taalt.

Maar als taal taalt, waarom zou een steen dan niet stenen. En als dat een werkwoord is, dan steent een boom eigenlijk ook, en een lantarenpaal. Een prullenbak steent, de huizen stenen. Maar dan huizen de huizen, en boomt de boom. En de steen boomt, de taal boomt.

Maar de taal boomt niet. De taal taalt.

Er is een precedent voor dit geval, elastiek. Meisjes die over elastiek springen elastieken. Daarbij elastiekt het elastiek in die rare rappe vormen. Er is niets dat zo elastiekt als elastiek.

Zo taalt niets zoals taal.

Taal taalt een gedachte. Spreekt hem niet uit. Taal heeft geen mond om mee te spreken. Met dat stille talen spreekt taal mij aan.

Taal taalt mij.

10-12-2004

Papier

Neem een wit vel papier. Zet daarop een punt, of een stip als u zich echt zeker voelt van uw zaak, en teken daaromheen een klein cirkeltje. Stelt u zich vervolgens voor dat het witte vel papier zich eindeloos naar alle kanten uitstrekt, dan hebt u de verhoudingen wel ongeveer voor u.

De punt of de stip is wat we op dit moment weten, binnen het cirkeltje ligt wat we eventueel te weten zouden kunnen komen als we onze grenzen tot het uiterste op zouden rekken. De rest ligt buiten ons bereik en daar hebben we geen flauw benul van.

Laat die positief ingestelde wetenschapsatheïsten daar maar iets tegenin brengen.

Lachers

In een diep gelovig gezelschap kreeg in onlangs de lachers op mijn hand met een opmerking over Matteüs 25. Ik denk niet dat veel mensen dat kunnen zeggen.

Niet goed

We wijzen maar al te graag met het vingertje, al zeggen we dat we het niet graag doen omdat die ander echt fout zit als we het moeten doen en dat is niet goed. Ik herhaal: niet goed!

Wijs

Je hebt een balk in je oog. En op die splinter mag een ander je best wijzen.

Gelijk

Goede uitzonderingen daargelaten blijft het bij loze politiek correcte en emotionele uitingen. Een echte discussie hebben we nodig. Een discussie die de onderwerpen bij de naam noemt, hoe pijnlijk die discussie voor ons ook kan zijn. Want we zijn niet ‘goed’, al weten we dat te zijn. En daarin hebben we misschien zelfs gelijk, maar we krijgen het niet omdat die anderen evengoed gelijk hebben. Om goed te zijn moet je dat gelijk naast het jouwe erkennen en vanuit die erkenning beginnen met de worsteling.

Zie de maan

Gisteravond zag ik voor het eerst in mijn relatief lange leven wat de eerste zin betekent van het klassieke sinterklaasliedje ‘Zie de maan schijnt door de bomen’.

Die eerste zin herinnert het kind aan de tekenen waarop het moet letten. Als je opmerkt dat de maan door de bomen schijnt, dan is het donker buiten op een tijdstip dat het voorheen licht was. En de bomen laten ineens licht door, terwijl ze dat een tijdje terug nog niet deden. Het is dus herfst, de tijd voor sinterklaas, tijd om braaf te zijn en het geraas te staken.
Dat ik dit nooit eerder heb opgemerkt is misschien vreemd te noemen.

Moeder

Groot respect heb ik voor de Moeder. De Moeder is de grootste oerkracht die de mens heeft. Ze werd niet voor niets aanbeden door de ouden.

Het is de mannen aan te rekenen dat de Moeder hier niet meer vereerd wordt. Zij hebben het leven zo gemakkelijk gemaakt dat die oerkracht niet meer ten volle hoeft worden benut. En dat het evenwicht flink verstoord is wordt overtuigend aangetoond door het feit dat vrouwen tegenwoordig uit alle macht proberen mee te doen in de maatschappij. Het lukt ze nog redelijk ook en ze vinden het zelfs goed zoals het is.

Het evenwicht is een mooie utopie; de pijnlijke werkelijkheid is een mannenwereld.

28-10-2004

Verlangen

Jammer genoeg ligt het toch wat minder makkelijk dan ik mezelf toe wilde geven. Ik kan dan wel zeggen dat ik geloof, en ook nog daadwerkelijk geloven, maar ik heb nu te maken met dit moment, waarop ik helemaal geen contact heb met die God van mij. En er zijn dan misschien wel mogelijkheden te over, ik wil er toch nu op dit moment een zien. Geef me alsjeblieft iets, dan kan ik er wat van maken.

Dat is een groot verlangen onvervuld, nu en alom aanwezig.

Het juiste geloof

Nu blijkt ineens dat ik mijn geloof juist heb gekozen. Op momenten van opkomende depressiviteit helpt het me. Het zegt namelijk dat de mogelijkheden eindeloos zijn. Dus ook de mogelijkheden van mijn gecultiveerde proces zijn eindeloos en het aantal doelen ervoor is eindeloos. Dat is wat ik geloof. Ik kan gerust zijn.

Het enige wat me zou kunnen gebeuren is dat ik het werken ermee saai begin te vinden. En dat zie ik voorlopig nog niet gebeuren.

Rekening

Mogelijkheden bestaan. Onmogelijkheden niet, en daar hoef je dan ook geen rekening mee te houden.

Zelfmoord

Misschien is het een open deur, maar het lijkt me onmogelijk om de reden voor je eigen zelfmoord te bedenken als je geen depressiviteit kent. Zelfmoord ligt immers aan het einde van een hele periode van depressiviteit. Ik kan me zo indenken dat die depressiviteit kan worden veroorzaakt door een bepaald proces in je hoofd dat je hebt gecultiveerd, maar waarvoor je geen echt doel hebt gevonden. Zo’n proces gaat maar door en het slaat op hol omdat je het, door dat gebrek aan doel, geen richting weet te geven. Misschien had het proces ooit wel een doel en heb je het daarvoor met succes gecultiveerd. Misschien heb je het doel zelfs bereikt en heeft het proces daarom ineens minder nut. Maar het afstoppen van zo’n proces lukt niet een twee drie. Het is immers hoogwaardig gereedschap dat je heel goed kent, dat je graag gebruikt en dat je dus maar blijft gebruiken, maar waarmee je nauwelijks meer iets voor elkaar krijgt. Zoiets kan heel deprimerend op je inwerken. Moet je dan helemaal opnieuw beginnen? Is er echt niets waar je het voor kunt gebruiken?

Nee.

Echt niet?

Doel

Het is fijn om een doel te hebben. Met een doel voor ogen denk je verder en kom je ondertussen ook nog allerlei zijweggetjes tegen, waar aan het eind bekende dingen liggen die je ineens vanaf een andere kant kunt bezien. Dat zijn vruchtbare zijweggetjes en het is pret om ze te gaan, maar na het bekende ding nog vanaf een derde of vierde kant te hebben bekeken, kun je weer terugkeren op je schreden en de hoofdweg naar je doel weer bewandelen. Op je weg liggen nog veel meer zijwegen, en uiteindelijk is daar bovendien je uiteindelijke doel, hoe dat er in werkelijkheid ook uit mag zien.

02-10-2004

Ontdekking

Je kunt nooit een gesprek van tevoren volledig doorspreken. Anders kun je bij het bespreken al inlassen dat je er van tevoren ook al zo over gesproken hebt.

Moed

Je toont moed als je jezelf lef laat hebben.

Woorden

Heb het lef om je woorden te gebruiken.

Ongeëvenaard

Het lukt Jaques Brel om in zijn Nederlandstalige liedjes krachtige woorden te gebruiken zonder dat hij erachter verloren gaat. Hij legt ze zelfs zijn wil op en dat maakt die liedjes ongeëvenaard in het Nederlands taalgebied. Je zou er zelfs jaloers van worden op de Walen en de Fransen, omdat die veel meer liedjes van hem hebben in hun moerstaal. Aan de andere kant kunnen we lekker een lange neus maken naar de Engelsen en de Duitsers, omdat die het helemaal met covers moeten doen.

Zonder over de grens te kijken tellen we onze zegeningen. Het zijn er drieeneenhalf in getal. Dat is misschien niet veel, maar ze zijn zo mooi.

Eigen gelijk

Geloof in eigen gelijk is een belangrijke factor in het menselijk bestaan. De vraag komt namelijk op of je er gelijk in hebt dat je leeft zoals je leeft. Die vraag moet je met ja kunnen beantwoorden, anders heb je geen gelijk dat je leeft zoals je leeft. Heb je gelijk dat je zegt wat je zegt? Heb je gelijk dat je doet wat je doet? Je moet ze allemaal met ja kunnen beantwoorden, en toch vinden we mensen die overtuigd zijn van eigen gelijk onprettig in de omgang. Want hoe heb je dan gelijk? Waarom? En waarom misschien toch niet?

Geschokt

Ik ben kwaad, heel erg kwaad. Ik ga ranselrazen. Ik kook mijn werkgever tot pulp, ik koel mijn woede op het bedrijf en ik ga niet liggen. Ik ben schuimbekkend buiten mezelf, maar ik blijf alles helder zien.

Op mijn werk heb ik een collega die haar werk erg goed verstaat. Ze is professioneel, heeft organisatietalent, ze kan mensen motiveren en ze heeft nog natuurlijk gezag op de koop toe. Bepaalde omstandigheden heeft het management er nu toe aangezet om haar effectief te willen degraderen door haar werk te laten doen wat er op dit moment overschiet, alleen maar omdat men er niet van overtuigd is dat ze zo geweldig veel te doen heeft.

Dat is schanddalig. Zo ga je niet met je personeel om! Daar denk je niet eens aan! Als ze niet genoeg te doen heeft, biedt je haar meer geld en zoek je mogelijkheden om haar te promoveren in een baan waarin ze al haar talenten in kan zetten voor je bedrijf. Geef haar een ambitie en ze stijgt boven zichzelf uit. Zo werkt het, niet andersom.

Tripje

Tijdens mijn tripje naar het buitenland is er niets noemenswaardigs voorgevallen, tot ik terug in Nederland de straatdichter tegenkwam, die mij Gods zegen gaf.

Oppassen

Soms spreekt een falsificatie niet de these zelf tegen, maar de verwachting wat betreft de uitkomst van het experiment dat op de these is gebaseerd.

Daar moet je voor oppassen, hoewel het andersom misschien nog wel gevaarlijker is.

Motel

Iemand in de trein had moeite met het woord ‘motel’. Zijn gesprekspartner legde uit: “Dat is een hotel aan de weg.”
“Maar noem het dan geen ‘motel’. Noem het dan ‘hotel aan de weg’, maar noem het geen ‘motel’!”

De gesprekspartner relativeerde. “Lekkere naam is dat, ‘hotel aan de weg’.”

En daarmee was het pleit beslecht. Het alternatief dat werd geboden was niet goed en dat bleek een voldoende argument voor de juistheid van het woord ‘motel’. Maar als het alternatief niet goed is, wil dat niet zeggen dat het woord motel goed is. Motel. Die jongen heeft helemaal gelijk. Motel is een vreselijk woord. Het is een motor hotel verbasterd tot motel en in reeds verbasterde vorm opgenomen in het Nederlandse woordgebruik. Het is dus een verbasterd woord zonder dat het de kans heeft gekregen te verbasteren. Het getuigt van gemakzucht dat men het gebruikt.

Zelf is gemakzucht in de taal mij een gruwel.

Sensatie

Dit weekeinde heb ik een middagje gevaren op een boot van een redelijk formaat. Toen ik weer aan wal stond, voer de boot naast me weg en op dat moment deed zich iets aan mij voor. Terwijl ik zeker wist dat de boot bewoog en niet ik, had ik toch enkele seconden de sensatie dat de wal met mij erop bewoog en niet de boot.

Dat was een wonderlijke ervaring.

Spreekwoordelijk

De spreekwoordelijke lap werkt niet op een stier.

Frans Kellendonk

Met het doel dit stuk te schrijven las ik een verhaaltje van Frans Kellendonk. Ik koos een van mijn favorieten, het verhaal over de kameel en de koning van Frankrijk. Maar zodra ik het las, was ik mijn doel vergeten. Direct als ik Frans Kellendonk lees word ik gegrepen, wat mijn oorspronkelijke doel ook mag zijn geweest. Ik word binnengevoerd en sta versteld in een wonderlijke wereld, perfect gepresenteerd door de zinnen van de tekst. Prachtige zinnen zijn het, stuk voor stuk, met hier en daar een nootje in de krentenbrij, een zin die zo mooi is dat ik er even in bewondering bij stil moet blijven staan. En tot slot word ik weer naar buiten gevoerd door een einde dat beeldend, verrassend en bevredigend is, zonder opdringerig te zijn.

Moed

Het debat in duidelijke termen wat in Nederland gevoerd moet worden is het debat over hoe we als cultuur tussen ander culturen staan. Hoe verhouden we ons ten opzichte van Europa, ten opzichte van de Verenigde Staten, Israël, de Arabische landen, de Islam, China? Hoe staan we tegenover die culturen? Wat vinden we acceptabel, wat willen we weren? Staan we alleen op onze eigen normen en waarden in onze eigen maatschappij, gaan we een stapje verder en kiezen we de aanval als strategie ter verdediging, of laten we komen wat komt? Deze vragen zullen we moeten beantwoorden. De radicale moslims hebben gekozen. De christelijk-democratische fundamentalisten rond de Amerikaanse president Bush hebben gekozen. Wat wij kiezen doet in feite niet terzake, maar als we niet stuurloos willen blijven zullen ook wij als land of volk onze keuze moeten maken. Alleen vergt kiezen veel moed. Wat dat betreft is het jammer dat we in een democratie leven.

Vrijheid van de wil

Je hebt de vrijheid van keuze, maar je kan niet anders dan kiezen.

Je moet iets willen, wat dat betreft is de wil verre van vrij. Waar de wil wel vrij in is, is de keuze tussen verschillende opties. Maar jammer genoeg is de wil lui. Meestal kiest de wil voor het meest voordehandliggende.

Zo. Opgelost.

Probleem

Meestal kom je er achteraf pas achter wat het probleem was wat werkelijk blijkt te hebben bestaan.

Opgestaan uit de oude doos

Tussen aanspreken en aangesproken worden liggen allerhande kloven. Zou je er overheen kunnen? Ben je er overheen? Kom je over deze kloof? Is het werkelijk een kloof wat ik zie? Ik zie niks.

Zekerheid

Geloof en keuze zijn gelijkwaardig. Ze stellen punten vast.

Geloof en keuze zijn niet gelijkwaardig. De punten die je kiest zijn net even standvastiger dan de punten waarin je gelooft.

Keuze schept de enige duidelijke zekerheid.

Verschil

Er is een vervelend verschil tussen de hoeveelheid tijd die ik mezelf in gesprek met mezelf gun om te antwoorden en de tijd die ik mezelf gun als ik in gesprek ben met een ander.

Aanpassing

Ik heb een dezer dagen een aanpassing gemaakt aan een bepaalde tekst, een aanpassing waar ik erg over te spreken ben. De tekst vond ik altijd al veelbelovend, maar nu ineens is die belofte ingelost. Voor zover ik dat nu kan overzien, dat wel, maar desalniettemin ben ik erg tevreden.

Onder ogen

We hebben een totaal verknipt beeld van de werkelijkheid, een ideaalbeeld gevormd naar ons beeld. Dat ideaalbeeld projecteren we op onze hele omgeving met ons recht van het individu. En dit is heel fijn voor dat individu, maar het blijft een verknipt beeld. Er is vrijwel niemand die het onder ogen durft te zien en niemand die er de consequenties uit wil trekken. Het onder ogen zien betekent voor mij in dit geval realiseren dat wij evenmin recht hebben op ons goede bestaan, dat we niet eens recht hebben op bestaan. Het bestaan is een gunst of een vloek die we maar hebben te dragen. De consequentie daarvan is dat alleen het recht van de sterkste werkelijk geldt en dat we niet gelijk zijn aan elkaar. Dat ons bestaan zo sterk en zichtbaar aan elkaar verbonden is doet daar niets aan af.

Overmaat van ramp

Ik ben van de generatie die zich in de jonge jaren heeft bescheurd om Freek de Jonge en zijn onnavolgbaar cabaret, met de vele verhaallijnen en de absurde uitstapjes. Ik vond het overweldigend, toen. Het was overrompelend voor ons die alleen Wim Kan en Toon Hermans gewend waren. Tegenwoordig is er van die overweldiging nog maar bitter weinig over. Ik zie Freek nog wel eens op tv en dan lukt het hem niet eens meer om een glimlach bij me teweeg te brengen, terwijl ik toch heus goedlachs ben. Ik moest dus concluderen dat Freek het voor mij niet meer doet. Tot vanavond.

Deze avond was hij op het journaal, waar hij het laatste taboe zou doorbreken. Op zijn zestigste zou hij nog een taboe doorbreken, met heel gevierd Nederland aan zijn lippen. Daar had ik vanzelfsprekend weinig vertrouwen in. Door omstandigheden miste ik het nog bijna, maar ik was op tijd om het woord dat hij uit zou gaan spreken op te vangen, ik was een en al aandacht, een en al oor. Hij zei het. Hij zei: Liefde.

Liefde! Dat is het taboe dat Freek op zijn zestigste wil doorbreken. Het laatste taboe nog wel! De pretentieuze klootzak! Ik had het woordje graag weer terug zijn bek in geslagen. De blaaskaak! Waar haalt hij het gore lef vandaan! En ik had willen doorgaan met slaan tot ik de laatste rimpel uit zijn gezicht had gebeukt. Maar dat ging niet. Ik zat voor de tv en hij trok zich niets van mij aan. Onverstoorbaar zei hij het nog een keer. Liefde, en hij liep naar een vrouw die daar adorerend naar hem stond te kijken. Ze zoenden, tot overmaat van ramp.

Dilemma

Het enige dilemma is of je er in gelooft of niet.

Niet erg

Blijkbaar valt het niet mee om te denken dat de mens niet meer of beter is dan een slak of een mier, dat die mier of slak niets minder is dan God en dat het dus niet zo erg is als je God dood trapt.

Zijn

Je bent volslagen belachelijk. Maar daar kun je niets aan doen, want je bent nu eenmaal. Je bent ook volslagen irritant.

Relatief en absoluut

Dat alles behalve alles relatief is betekent onder andere dat je kunt bepalen welk vast punt waarden en normen in de samenleving nodig hebben voor een absolute status. Natuurlijk is het daarna ook interessant om te kijken welke waarden plausibel worden als je andere vaste punten neemt en welke vaste punten je nodig hebt om verwerpelijke waarden tot absoluut te kunnen verheffen.

25-08-2004

Lynch

Ik ben weer eens lang op gebleven om Blue Velvet van David Lynch te kijken. Dat is natuurlijk dom, want ik heb de video in mijn kast staan en op RTL5 komen er van die ergerlijke blokken reklame tussendoor. Ondanks dat afval heb ik weer genoten. Het is de geweldige combinatie van de naïviteit van de jonge mensen, de sinistere sfeer die Lynch op weet te wekken met dromen en gordijnen en de bedreigende en onvoorspelbare krankzinnigheid van Dennis Hopper die de film zo spannend maken en leuk om naar te kijken.

Vroeger, toen ik hem voor het eerst zag, in de bioscoop met mijn meisje aan mijn zijde, was de impact van de film nog veel en veel groter. Het was de spannendste film die ik ooit had gezien. Zo’n zelfde impact had ook Wild at Heart, waarin ik, met een ander meisje aan mijn zijde, heen en weer werd geslingerd tussen het bloedigste geweld en de zoetsappigste romantiek. Ook Wild at Heart heb ik laatst weer opnieuw gezien. Ook die blijft schitterend, maar ook bij die film wordt ik niet meer door elkaar geschud.

Ze waren toch leuker toen ik nog zo groen was als gras.

Vreemd

Als mensen dat ene grote beeld, God, afwijzen, hebben ze blijkbaar het idee dat ze dan maar dat andere grote beeld als geloof moeten adopteren, de wetenschap en de rede. Ze gaan niet uit van zichzelf, maar van dat wat er buiten hen voorhanden is.

Dat is toch eigenlijk vreemd, hoe normaal het ook is?

Het wezen

Over de hoofdletter in het woord God bestaat een misverstand. Men denkt dat het een eerbiedigende hoofdletter is, maar die hoofdletter betekent dat het wezen van de goden wordt aangeduid. Zo is het Zijn het wezen van de zijnden dat uitgemaakt wordt door alle zijnden; de Wet is het wezen van de wetten die uitgemaakt wordt door alle wetten. Parallel hieraan staat God voor het wezen van de goden en wordt hij uitgemaakt door alle goden. God kan dus niet zonder goden. Zonder goden bestaat God niet. Monotheïsme is een illusie.

Eindeloos

Het enige wat twee dingen met elkaar verbindt is dat ze allebei bestaan. Een andere samenhang bestaat er niet, dat is wat ik geloof. Vanuit mijzelf gezien is er echter wel degelijk iets wat die twee verbindt. Ze bestaan samen met mij en ik zorg dus voor de samenhang. Ik ben de hogere macht in dit heelal.

Vanuit dit standpunt begin ik te denken. De mogelijkheden zijn ineens eindeloos.

Naar de basis

Soms breekt de werkelijkheid in in mijn gedachten. Deze keer heb ik het zelf veroorzaakt door te reageren op een artikel op internet. Het bewijs hiervoor staat op http://www.stelling.nl/kleintje/387/Geloof.htm. De reaktie die ik terugkreeg was achteraf gezien misschien een reaktie die ik had kunnen verwachten, maar ik had er van tevoren nooit aan gedacht dat ik hem zou krijgen. Hij drukte me met mijn neus op de voldongen feiten van een lezerspubliek. Ik moest terug naar de basis van mijn denken om er een goed antwoord op te kunnen verzinnen.

Het was prettig om een overbekende gedachtengang weer eens helemaal opnieuw te verzinnen, met een kop en een staart. En waarschijnlijk ben ik nog niet eens tot de bodem gegaan. Misschien dat een volgende reaktie dat wel uitlokt.

Respect

Ik ken De Sade eigenlijk alleen van Salo, de film van Pasolini. Dat is een verschrikkelijk heerlijke film, in tegenstelling tot de heerlijk verschrikkelijke films.

Gisteren was er een film op televisie over De Sade. Hij zat in een gesticht waar men hem uit alle macht van het schrijven af wilde houden. Afgezien van wat kleine fragmenten heb ik de film gezien vanaf het moment dat hem al zijn meubels worden afgenomen in een ultieme poging zijn werk te stoppen. Maar hij liet zich niet zomaar het zwijgen opleggen. Met zijn eigen bloed schrijft hij op zijn kleren. Als hij naakt is dicteert hij zijn verhalen. Als zijn tong is uitgerukt schrijft hij met stront op de muren. Hij blijft zijn geschriften en ideeën de wereld in te slingeren, tot aan zijn laatste gebaar toe. Wat een toewijding!
Gedurende de film was ik even heel boos. De priester had opdracht gegeven om de tong van de markies af te snijden. Maar toen het daadwerkelijk gebeurde ging hij de kamer uit en bonkte hij met zijn achterhoofd tegen de deur om het geschreeuw wat minder goed te horen. Ik werd kwaad.

Ga terug die kamer in! Dit is een wraakoefening die je zelf hebt bedacht en uit laat voeren. Als je niet mans genoeg bent om het zelf te doen, onderga het dan tenminste, zoveel respect ben je de man schuldig. Slappe zak!

Het heetst van de strijd

Je had gedacht dat het leuk zou zijn om met mij samen te zijn. Grappig is dat, want wat had je dan precies verwacht? Ik zag onze strijd al van verre aankomen en ik heb mij er inderdaad voor gewapend. Ik wilde dat gevecht aangaan en ik ben het ook aangegaan toen ik voor je koos. Dat het heroïsche gevecht af en toe verzandt in een loopgraafoorlog is geen reden om nu maar allebei op te geven en de soldaten ieder naar hun eigen huis te laten gaan. Het is geen tijd voor pacifisme. We strijden toch immers zo verbeten om gewonnen te worden?

Bijdrage

Als we het over God hebben en over hoe ik invulling zou willen geven aan dat woord, dan komt het mij zeker van pas dat er nog iets buiten de Big Bang en dit universum te denken is. Het komt mij dan van pas dat het mogelijk is dat het daarbuiten nog eens eindeloos op dezelfde voet verder gaat. We weten natuurlijk niet op wat voor voet dat is en daar komen we ook nooit achter. We kunnen alleen maar gissen op grond van het weinige bewijsmateriaal dat we hebben.

Het is die oneindige grootsheid en de daarbijhorende oneindige nietigheid die voor mij een belangrijke bijdrage levert aan de betekenis van het woord God.

Afdruk

Waarom bestaat het woord schuldeloos als het toch niet iets te maken heeft met de schuld, die het als woord in zich draagt maar die het toch ze hopeloos tracht te ontkennen?

Welnu, omdat het woord zijn betekenis kwijt wil in een wereld waarin schuld de werkelijkheid is, terwijl het toch zelf op even veel werkelijkheidswaarde kan bogen. Het enige wat het in deze wereld kan doen is de schuld opzij proberen te duwen, maar daardoor staat het altijd in relatie met die schuld en wordt het er altijd door omringt. Het woord faalt daarom in haar taak van het overbrengen van betekenis. De betekenis van schuldeloos heeft helemaal geen band met schuld. Schuldeloos marginaliseert schuld, doet het verdwijnen in vergetelheid als sneeuw voor de zon. Dat die betekenis is ondergebracht in een samenstelling is al een groot onrecht. Maar dat men het ook nog heeft samengebonden met iets waar het helemaal niets mee te maken heeft en wat binnen die betekenis geen enkele waarde heeft maar die de betekenis nu wel mee definieert, dat is helemaal van de ratten besnuffeld. Nu verdoet die betekenis zijn tijd met zich afzetten tegen wat het werkelijk niet is en blijft er geen tijd over om te zeggen wat werkelijk gezegd wil worden.

Misschien wordt het woord helemaal opgeheven als die betekenis wel recht zou worden gedaan. Misschien opent zich dan wel een hele nieuwe wereld, een wonderbaarlijke wereld. Maar voorlopig moeten we het doen met een slechte afdruk in onze werkelijkheid.

Twee soorten

Er zijn twee soorten mensen. Ik en de anderen.

Van deze twee is de ik veruit het zeldzaamst.

Verslingerd

Dit soort dingen bedenken is een spel waaraan ik helemaal ben verslingerd.

Het is ook zo heerlijk als het gebeurt.

Mijn vriend

Socrates was onschuldig in een schuldige wereld en liet daarmee zien in wat voor wereld we leven.

Jezus was onschuldig en nam ook nog eens al onze schulden op zich. Daarmee maakte hij ons tot schuldenaren. Hij heeft er eentje van ons tegoed en dus kunnen we hem maar beter aanbidden.

Tegen Socrates zeg ik: “Ga heen met je schijnheilige smoel! De wereld is helemaal niet zo schuldig als je ons wilt doen geloven. En je ideaal is helemaal niet zo geweldig als je denkt.”

Jezus is wat opdringeriger, dus die bek ik af: “Heb ik je gevraagd iets van me over te nemen? Geef terug wat van mij is, dief die je bent! Zelf zal ik beoordelen wat het is.”

En vervolgens wend ik me tot mijn vriend Zarathustra en samen maken we ons vrolijk.

Eetbaar

Op deze plaats stond een observatie die de tand van een week niet heeft doorstaan. Medogenloos heb ik hem weggehaald en overgegeven aan de vergetelheid.

Fascinatie

Mijn eigen teksten blijven me fascineren. Ze zeggen precies waar ik het over zou willen hebben. En doen ze dat niet, dan doe ik daar wat aan.

Inspiratie

Dat heeft natuurlijk niets van doen met enige goddelijke inbreng. Je loopt gewoon ergens en dan vind je iets of je komt iets tegen wat leuk is. En met transpiratie probeer je dat dan om te vormen tot iets moois.

Het werkelijke transpiratiegedeelte inspireert me een stuk minder. Als compensatie daarvoor probeer ik altijd weer iets te vinden voor de haken en ogen aan mijn verhalen. Ik blijf de inspiratie zoeken. Probleem daarmee is dat je ook steeds nieuwe deuren opent, nieuwe haken en ogen creëert. Ik blijf hopen op dat ene ding wat een aantal haken en ogen noodzakelijk met elkaar verbindt.

Relatief makkelijk

Ik kwam een groepje tegen met scateboards. Een meisje had het tegen een jongen over een trucje met de plank.

“Het is relatief makkelijk te leren, vind ik.

“Je gaat wel een paar keer flink op je bek, daar niet van, maar het is relatief makkelijk te leren.”

Ik houd ervan als iemand zo praat.

Uitroep

Ik had hem alweer een tijd niet gehoord, de uitroep van “Zie je wel dat de pen sterker is dan het zwaard!”, nadat de boef door een pen was geveld.

We kunnen het er gerust over eens zijn dat dit geen juiste voorstelling is van zaken. Wanneer een pen als zwaard wordt gebruikt is dat de ultieme nederlaag en vernedering van de pen. Smeed je ploegijzers om tot zwaarden.

Maar natuurlijk is dat alles propaganda. Die twee blijven gewoon lekker knokken, ieder op zijn eigen manier en dus buiten het bereik van de ander.

Praktijk en complexiteit

Praktijk is dat men de complexiteit van de gebeurtenissen aanpast aan de complexiteit van het verhaal. Echt stevig kan een verhaal pas worden als die wisselwerking van verhogende complexiteit tot in het uiterste wordt uitgebuit.

Achteruit

Ik zat langs het kanaal naar de omgeving te kijken, toen mijn aandacht werd getrokken door de vlag die achter op een boot wapperde. Die Nederlandse vlag hing halfstok, terwijl ik mij van geen rouw bewust was. Natuurlijk kon het persoonlijke rouw zijn wat hier achter stak, dus ik liet de boot voorbij varen. Ik keek hem na en terwijl hij zich verwijderde viel mijn oog op de naam. Rückwarths, Zwijndrecht. Rückwarths, wat een vreemde naam. Het lijkt Achteruit te betekenen, maar in welke taal? Het doet aan Duits denken, maar dat is het zeker niet. En de manier waarop de eindletters zijn gerangschikt maakt Engels tot kandidaat. Het zal wel Nederlands zijn.

Achteruit, wat een vreemde naam voor een boot, in welke taal dan ook.

Echo

Dat ik een echo ben komt het beste tot zijn recht als ik mensen op straat gedag zeg. Ik echo hun eigen groet terug. Ik ben daar ook heel snel in zodat de echo nog lekker resoneert met het geluid. Het komt zelfs menig maal voor dat de echo nog sneller is dan het geluid. Zodat het net lijkt of het geluid de echo is van de echo. Dan lijkt het heus alsof ik mijn eigen stem gebruik. Zelfs voor mij. Als ik langer met mensen om ga, zijn er meer geluiden, meer echo’s die ik kan combineren tot mijn eigen geluid, maar voorlopig blijven het echo’s. Na een bepaalde tijd is het natuurlijk onvermijdelijk dat ik zo af en toe op een onbewaakt ogenblik iets uit mijzelf zeg, wat dan vaak een afschuwelijke dissonant blijkt te zijn. Dat is logisch zou je zeggen, want mensen moeten toch leren samenspelen en leren gaat gepaard met fouten. Maar ik hou niet van dissonanten en ik hou niet van oefenen. Ik speel de symfonie altijd, altijd is het een uitvoering.

Lawaai

Mensen houden ervan om lawaai te maken. We letten ook niet op het geluid dat we produceren. We voelen ons veilig en dat willen we altijd weer vieren.

Wat moeten katten vreemd van ons opkijken. Zij zullen niets van ons begrijpen. En als wij iets op hen proberen over te brengen, dan zullen we voor hen altijd iets anders zeggen dan we ook maar kunnen denken. Die kat op zijn beurt probeert ons niet eens te begrijpen. En dat is natuurlijk een wijs besluit, want we spreken toch alleen maar wartaal.

Een van mijn katten heeft het ongeluk gehad dat ze alleen door mij is opgevoed. Ze heeft me dus proberen te begrijpen en haar gedrag op mij proberen aan te passen. Het is een erg zenuwachtige kat geworden. Ik wilde dan ook altijd met haar spelen, altijd haar aandacht. Ze is nu een beetje als Christopher (zie Een simpele rekensom). Ook zij ontkomt niet aan mensen en ze moet er dan ook mee leren leven (poezen vind ze zonodig nog enger, behalve natuurlijk haar dochter die helemaal op haar is ingespeeld) maar ze begrijpt niets van die mensen. Ze kan met mij overweg, maar als het even buiten dat patroon komt, dan wordt ze panisch. Voor enige rede is ze niet vatbaar. Zij heeft geen handvat waarmee ze onze wereld aan kan pakken. Dat heeft Christopher op haar voor.

30-07-2004

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s