Op 22 april 2018 liep ik de marathon van Londen. Daar wilde ik een persoonlijk record neerzetten van onder de 2 uur en 55 minuten. In aanloop deed ik iedere dag verslag van mijn trainingen, mijn motivatie, blessures, het weer, de routes en meer. Doneerde je aan GOAL for the Gambia, dan schreef ik ook speciaal voor jou.
Halve marathon op tempo
Zaterdag 13 januari, 99 dagen voor de Marathon van Londen
Het loopt tegen 12 uur in de middag als ik mijn werk aan de vertaling van het werk van Tertullianus over de drie-eenheid laat voor wat het is en me klaar ga maken voor het rennen. Vandaag staat 1 uur en 20 minuten op het programma, in een tempo van 4:09 minuut per kilometer. Dat is best ver en best snel, dus stiekem zie ik er tegenop en vraag ik me af of ik dat wel klaarspeel vandaag, zeker nadat ik gisteravond met Rogier de nodige biertjes heb gedronken. Maar ik laat de gedachte niet op de voorgrond komen en ga me omkleden.
Intussen bedenk ik wat voor route ik kan lopen. Allereerst besluit ik er een halve marathon van te maken. Dat zal iets langer duren dan 1 uur en 20 minuten, maar dat realiseer ik me op dat moment nog niet. Met die afstand heb ik de keuze uit drie routes, waarvan er één al snel afvalt omdat ik daar geen zin in heb. Ik kies voor de saaiste route langs het kanaal, over het industrieterrein, die vervolgens overgaat in een route van 13 kilometer die ik zeker drie keer per week loop. De andere mogelijkheid is leuker, maar heeft allerlei bochten en zelfs stukken off road. Die kan ik beter morgen nemen, als ik verder en rustiger moet rennen. De route van vandaag is rechttoe rechtaan, dat past bij de opdracht van vandaag. Het wordt echt werken.
De eerste kilometer heb ik wat moeite om op gang te komen, maar mijn horloge geeft toch nog aan dat ik er maar 4:10 minuut over heb gedaan. Helemaal niet slecht, bedenk ik me en ik word wat rustiger. Mijn hartslag daalt en nu ik lekker bezig ben gaan de kilometertijden ook flink naar beneden, tot onder de 4 minuten. Ik besluit al snel om te proberen een gemiddelde snelheid neer te zetten van 4:05, want zoiets wil ik toch ook bij de marathon klaarspelen. Maar dat blijkt wat voorbarig. De weinige wind die er had ik de eerste kilometers in de rug, en als ik hem later op de kop krijg komen er de nodige seconden per kilometer bij. Toch weet weet de kilometertijden keurig in de buurt van de 4:10 te houden, behalve als ik op 15 kilometer een brug op moet, dan lever ik meer dan 10 seconden op een kilometer in.
Zulk secondewerk klinkt allemaal niet als vreselijk significant, maar om dat soort marges gaat het wel bij de marathon. Een seconde per kilometer sneller of langzamer betekent maar liefst 42 seconden winst of verlies bij de finish. Met 3 seconden sneller per kilometer kom je al uit op meer dan 2 volle minuten winst. En dat is veel.
De laatste zes kilometer heb ik de wind weer min of meer in de rug, dus kan ik lekker lopen. Bovendien komt de finish in zicht, waardoor ik me minder zorgen hoef te maken over of ik nog iets overhoud. Wel moet ik in de laatste kilometer mijn huis voorbij lopen en nog een halve kilometer doorgaan om precies te eindigen op 21,10 kilometer.
Ik finish in 1:27:09. Dat is een halve minuut sneller dan ik precies een jaar geleden liep bij de halve van Egmond. Het is moeilijk om uit te maken of dat goed is of niet. Vorig jaar liep ik over het strand en door de duinen. Bovendien startte ik redelijk achteraan, waardoor ik veel mensen moest inhalen. Zeker op de smalle duinpaden was dat geen pretje en kostte het tijd. Aan de andere kant was dat een wedstrijd, en wedstrijden halen toch meer snelheid in me naar boven. Vandaag was maar een gewoon trainingsrondje in mijn eentje.
Een trainingsmaat op Strava is in ieder geval onder de indruk. “Mooie trainingstijd!”, reageert hij. “Wordt dat je marathon pace?” Ik reageer dat het dan nog een tandje sneller moet, maar realiseer me later dat ik met deze pace keurig binnen de 2:55 finish. Heel veel sneller hoeft het helemaal niet.
Ik mag dus tevreden zijn over vandaag. En om twee uur ben ik al klaar, dus houd ik ook nog tijd over om snellere en langzamere tölt te gaan oefenen met Sprettur, onze knappe IJslandse pony. Ook die doet braaf zijn best en laat een paar heel mooie pasjes ontzettend langzame tölt zien.
Tijd om te douchen!
Pleisters plakken en stront scheppen
Zondag 14 januari, 98 dagen tot de Marathon van Londen
Het slijten van mijn schoenen gaat altijd weer sneller dan ik verwacht. Mijn huidige paar heb ik toch pas in september gekocht? Maar ik krijg alweer blaren op mijn voeten doordat er slijtplekken zijn ontstaan aan de binnenkant. Gisteren tijdens die halve marathon heb ik zelfs een wondje opgelopen, net achter mijn kleine teen.
Ik heb al nieuwe schoenen besteld, maar die komen morgen pas aan. Dus zal ik de lange duurloop van vandaag gewoon op mijn oude paar moeten lopen. Ik plak een grote pleister op de buitenkant van mijn rechtervoet en nog een aan de binnenkant, want daar voelt het ook niet helemaal lekker.
Voor vandaag heb ik een route uitgekozen van 27 kilometer. Met de snelheid die ik van plan ben aan te houden moet die me 2:30 uur op de straat houden. Ik snijd dan een stuk van drie kilometer af van een route die ik wel vaker loop.
Maar al bij de tweede kilometer gaat het vreselijk mis. Ik loop bijna een halve minuut per kilometer sneller dan gepland, en ik zie niet hoe ik nog veel verder kan vertragen. Ook als ik op kilometer 7 even de wind tegen krijg gaat het lang niet langzaam genoeg, dus zal ik die drie kilometer er weer gewoon moeten aanplakken.
Wel zo leuk ook, want dat ommetje voert me langs Kasteel De Haar en dat is toch altijd weer een mooi gezicht. Verder voert de tocht langs een kanaal, over een industrieterrein, door een park langs de snelweg, door weilanden, langs boerderijen, door weer een park en over een brug die vernoemd is naar Daphne Schippers. Het is mijn favoriete ronde en de zon schijnt op de koop toe.
Als ik na 30 kilometer thuiskom heeft het alles bij elkaar ietsje meer dan twee uur en vijfentwintig minuten geduurd. En het heeft me een dot van een bloedblaar opgeleverd aan de binnenkant van mijn rechtervoet, zo blijkt als ik mijn schoenen uittrek. Gelukkig maar dat ik morgen nieuwe krijg!
Met gisteren mee heb ik dit weekend meer dan 50 kilometer gerend. Over de hele week waren het er net geen 90. Dan zou je toch wel wat rust verdienen. Maar neen, Miriam is ziek en kan niet naar de paarden. En als Miriam niet naar de paarden kan, dan moet ze zowat halfdood zijn, dus neem ik weinig rust, prik de bloedblaar door en rijd naar de wei om uit te mesten, water te pompen, kuil en brokjes te voeren. En wat ponnies te knuffelen natuurlijk, want dat geeft de burger moed.
Terwijl ik de kruiwagen door de wei sleep voel ik dat het steeds langzamer gaat. Ik begin aan het eind van mijn latijn te komen. Maar de mest kan niet blijven liggen. Want ponnies houden niet op met kakken als je hun poep niet opruimt. Dus werk ik gestaag door, zo moet er een einde komen aan het werk.
En dat blijkt. De dag is voorbij, want ik zit op de bank met een slapende kater naast me en ik tik een verhaaltje over pleisters en stront.
Helletocht om de Kralingse Plas
Maandag 15 januari, rustdag. Nog 97 dagen tot de marathon van Londen
In 2003 liep ik mijn eerste marathon. Vóór die tijd had ik wel een paar periodes gekend dat ik regelmatig rende, maar het was de eerste keer dat ik enige ambitie toonde. Hoe misplaatst die ambitie ook was. Want ik liep op dat moment niet verder dan 10 km en bedacht me tijdens zo’n hardloopsessie, waarschijnlijk zo rond kilometer 7, dat, als ik dit zo volhield, die marathon een eitje zou zijn. Volslagen van de ratten besnuffeld!
Ik schreef me in voor Rotterdam en heb daar ook daadwerkelijk voor getraind. Toch zeker een paar keer in de week en in het weekend net wat verder. Een week voor de marathon deed ik een echte proef, 20 km! Dat is een rampenschema en ik hoef nauwelijks te vertellen dat de marathon zelf een uiterst pijnlijke ervaring werd.
Bij kilometer 10 was ik nog vol goede moed. Ik versnelde zelfs en haalde wat mensen in omdat ik vond dat het te langzaam ging. Maar die bravado ging er 15 kilometer verderop, op de Erasmusbrug, definitief vanaf. Daar stond niet alleen Miriam me op te wachten om me aan te moedigen, maar ook de onverbiddelijke man met de hamer.
Die brug is heus niet zo vreselijk hoog, maar het werd een moeizame klim en bovenaan drong het pas echt tot me door dat een marathon niet een simpele optelsom is van vier rondjes van tien kilometer. Een marathon was ineens nog 17 hele kilometers terwijl de 25 kilometer ervoor het beste er al van hadden afgehaald. Met loodzware benen dus, die elke meter, stap voor stap voor stap, zelf moesten afleggen!
Het rondje om de Kralingse Plas werd dan ook een helletocht. In mijn geheugen gegrift staat nog steeds het beeld van een kleine vrouw van boven de 50 die me steeds voorbij kwam stiefelen, waarna ik haar weer inhaalde als ze even ging wandelen. Als iemand me een week ervoor had verteld dat zij even snel kon rennen als ik, dan had ik die persoon voor gek versleten en ik had de voorspelling weggewimpeld. Ik was dan ook verbijsterd dat ik haar niet kon afschudden. Maar ik kon echt niet sneller. Ik kon helemaal niet meer!
Die keer deed ik maar liefst vier uur en elf minuten over de wedstrijd. Maar het jaar daarop schreef ik me opnieuw in. Toen had ik precies dezelfde tijd nodig, maar deelde ik mijn loop beter in en kon ik in de laatste kilometers versnellen. In de daarop volgende jaren haalde ik er steeds tijd vanaf. van 4:11 ging het naar 3:50. Van 3:50 naar 3:45. van 3:45 naar 3:40. Van 3:40 naar 3:25.
Ik ontdekte dat er op internet schema’s te vinden waren waarmee ik me veel beter kon voorbereiden en in aanloop naar de marathon liep ik wedstrijden van 10, 15 en 21 kilometer. Vanaf 14 februari, de verjaardag van een vriend, rookte ik niet en dronk ik nauwelijks. Het werd een serieuze hobby.
Toch stokte de gestaag opgaande lijn bij 3 uur en 15 minuten. Die tijd liep ik in 2012 in Utrecht. Wat ik daarna ook deed, het lukte me maar niet daarbij in de buurt te komen. Steeds bleef ik rond de 3:20 steken. Twee keer leed ik in Leiden, de ene keer met te veel wind, de andere keer in de hitte. Een keer probeerde ik het in Zwolle; het was leuk om daar met gebalde vuisten over de finish te komen, maar de tijd viel tegen. Een keer liep ik de Midwintermarathon in Apeldoorn; het sneeuwde en het is daar toch precies te heuvelachtig voor een scherpe prestatie. Utrecht deed ik opnieuw in 2015, zonder succes.
Mijn doel was heel bescheiden. Ik wilde alleen maar 3:11 halen, een vol uur sneller dan die allereerste pijnlijke keer. Dat beschouwde ik als een eervolle bekroning van mijn marathonloopbaan.
Maar intussen is die ambitie achterhaald. Vanaf einde 2015 ben ik in een loopgroep intensiever gaan trainen en in het voorjaar van 2016 liet ik 3:08 noteren. Toen begon ik zelfs stiekem te denken aan een tijd onder de 3 uur, een droom die ik eind dat jaar definitief liet varen omdat ik me realiseerde dat ik nooit van mijn leven zo hard zou kunnen lopen. Een half jaar later in Rotterdam liep ik de marathon in 2:57:11. En in Londen wil ik daar nog één keertje onderdoor.
Voorlopig dan. In ieder geval voor ik 50 word.
Loopgroep, meer stront en nieuwe schoenen
Dinsdag 16 januari. Nog 96 dagen tot de marathon van Londen
Dinsdagavond is het trainingsavond, dat is vaste prik. Die dag probeer ik op tijd thuis te zijn van mijn werk, zodat ik rond half vijf wat pasta kan eten. Daarna werk ik nog wat en kijk tv tot kwart voor acht, waarna ik me omkleed en naar het park loop, hier precies een kilometer vandaan. Daar komt de dinsdagavondloopgroep bijeen in het Hijgende Hert, de keet bij het hertenkamp die we als thuisbasis hebben.
Maar vandaag loopt het net even anders. Miriam is nog steeds ziek, dus ik ga eerst naar de paarden om de nodige mest te scheppen. Terwijl de rest van de ruinen over het hek aan het snacken zijn recht uit de baal kuil, wat natuurlijk eigenlijk niet de bedoeling is, en Assa, de drachtige merrie, daarbij toekijkt zonder dat ze ergens aan mag komen, drentelt Sprettur een beetje om me heen in de hoop dat hij een brokje krijgt. Als hij vreselijk zijn best doet om wat plas naar buiten te persen, waarvoor hij meestal wordt beloond, haal ik snel even wat voor hem. Dat heeft hij verdiend.
Zo’n paard dat je steeds maar achtervolgt waar je ook gaat met de kruiwagen maakt het uitmesten toch wat leuker. En dat is nodig, want er ligt meer dan gewoonlijk. Miriam was gisteren blijkbaar zo ziek, zwak en misselijk dat ze lang niet alles heeft zien liggen. Het resulteert in twee overvolle kruiwagens, die ik door de modder moet sleuren. Want na een paar droge dagen is het gisteren weer gaan regenen, wat de wei direct in een soort meer heeft veranderd. Maar vandaag heb ik geen zware tocht van dertig kilometer achter de rug, dus is het geen probleem. Ik ben al lang blij dat het alleen maar nat is op de grond en dat het niet ook nog uit de lucht komt vallen.
Door dit uitstapje ben ik veel later thuis dan normaal, dus eet ik minder. Dat ligt straks tijdens het rennen alleen maar zwaar op mijn maag. Tijdens het koken en na het eten moet ik bovendien nog wat werken, want op de wei kreeg ik een telefoontje en een paar mailtjes die niet kunnen wachten. Daar ben ik tot een uur of 7 mee zoet. Nog bijna een uurtje om me op de bank voor te bereiden.
Eenmaal in het park zijn er nog 5 lopers komen opdagen. Dat is mager, maar toch is vrijwel de hele vaste kern van snelle lopers present. En dat is belangrijk, want het opjutten van elkaar is een belangrijk onderdeel van het succes van de snelle dinsdaggroep. Je wordt echt beter van samen lopen.
Eén van hen heeft afgelopen weekend Egmond gelopen en hij moet vertellen hoeveel mensen hij heeft moeten inhalen. Ik weet nog van vorig jaar hoe vervelend dat was op een strand, waar iedereen op het smalle goed begaanbare deel loopt. Als snellere loper zit er dan niets anders op dan er omheen te gaan door het mulle zand.
Een training bestaat uit een aantal vaste onderdelen die Geurt, onze trainer, voor ons heeft voorbereid. Eerst een kilometertje rustig opwarmen, dan wat oefeningen op de plaats die alle spieren in het lichaam activeren. Daarna komen een aantal core oefeningen, dit keer met een elastiek om de voeten. Vervolgens techniek, waarbij Geurt ons een loopstijl probeert aan te leren die zo min mogelijk kracht vergt en zo veel mogelijk snelheid oplevert.
Dan is het tijd voor het gevreesde hoofdonderdeel, de looptraining. Die is elke keer anders, maar bestaat steevast uit series. Dit keer moeten we drie maal tweehonderd meter rennen in ongeveer 42 seconden, met korte pauzes ertussen. Daarop volgt een hele minuut pauze, waarna we zeshonderd meter op tempo moeten rennen. Natuurlijk gaat het ietsje sneller dan hij heeft voorgeschreven, ook dat is vaste prik.
Dat doen we vier keer, en steeds gaat het ietsje sneller. We eindigen met een sprint. Ik vind het fijn dat we die sprint doen op de 600 meter, want op die afstand hoef ik maar één loper voor me te dulden.
Als de afsluitende sprint gaat over 100 of 200 meter, loopt vrijwel iedereen me voorbij. Mijn kwaliteit zit niet in pure snelheid, maar in duur en uithouding. Alleen Wijnand is daarin beter. Die is het afgelopen jaar als loper nog veel harder gegroeid dan ik. Maar hij is dan ook een natuurtalent en zowat 15 jaar jonger, dus ik neem er geen aanstoot aan.
Ik vind het heerlijk in zo’n snelle groep jongens over straat te denderen. Dat genot komt deels van het contrast met hoe ik er steeds weer tegenop zie, omdat ik van tevoren bijna zeker weet dat ik ze niet zal kunnen bijhouden, waarna de tempo’s van 3:30 per kilometer gewoon comfortabel blijken aan te voelen. Ik kom prima mee.
Na de laatste sprint geven we elkaar high fives, een ritueel dat mij vreemd is maar dat toch prettig voelt. We laten ermee duidelijk aan elkaar blijken dat we het samen hebben gedaan en dat we waardering hebben voor de ander en zijn prestatie.
Na de uitloopkilometer rekken en strekken we nog even, waarna de training is afgelopen. Dan ren ik nog even met Geurt mee om mijn nieuwe schoenen op te halen die vandaag binnengekomen zijn. Dat is belangrijk voor de rest van de week. Het moet maar eens gedaan zijn met die blaren.
En het is gedaan voor vandaag. Tijd om te douchen!
Lamlendig
Woensdag 17 januari. Nog 95 dagen tot de marathon van Londen
Grote Lamlendigheid overvalt me als ik thuiskom van mijn werk. Dat kan komen doordat de hele dag mensen aan me hebben getrokken en aandacht van me wilden. Het kan ook zijn dat het virus dat Miriam in zijn greep heeft opnieuw een aanval doet op mijn gestel. Ik nies de hele dag al meer dan anders en op sommige momenten had ik het tegelijk warm en koud. Dat zijn geen goede tekenen.
Zeker na het boodschappen doen slaat hij keihard toe, precies op het moment dat ik mijn renschoenen om moet binden. Het helpt ook al niet dat het winderig is en het misschien gaat regenen, terwijl ik normaal gesproken toch houd van onstuimig weer.
Ik heb helemaal geen zin om naar buiten te gaan! Maar als je toegeeft aan dit soort grillen, dan weet je zeker dat je binnen de kortste ziek wordt. Het lopen houdt mijn weerstand nou juist op peil. Dus kleed ik me om. Op de valreep zet ik nog wel een muts op, omdat ik echt geen zin heb in een hagelbui op mijn blote hoofd.
Het blijkt prachtig weer te zijn. Fris, maar lekker. Toch kan die frisheid mijn lichaam niet werkelijk activeren. Het wordt de langzaamste duurloop die ik de laatste tijd heb gelopen. Wel let ik er op dat ik mijn techniek niet laat verslonzen. Ik loop rechtop met reactief voetenwerk. Dan mag het langzaam gaan.
Zelfs verkort ik de loop van de 19 die ik in gedachten heb naar 15, want het gaat veel trager dan voorzien. Zolang ik maar bij anderhalf uur in de buurt kom, want dat gebiedt mijn schema.
Het is maar goed dat ik besloten heb om nog voor een laatste keer mijn oude schoenen aan te trekken. Met zo’n loop wil ik mijn nieuwe niet inwijden. Die moeten niet het idee krijgen dat ze het alle dagen zo rustig zullen krijgen.
Intervallen
Donderdag 18 januari. Nog 94 dagen tot de marathon van Londen
Het grootste deel van de dag heeft het gestormd, maar als ik van de paarden terugkom, tijd om te gaan rennen, is het vrijwel windstil. Dat is maar goed ook, want er moet snelheid ontwikkeld worden vandaag, en dat gaat beduidend minder goed tegen harde wind in.
Het schema vermeldt 4 maal 2 kilometer met een tempo van 3:49 per kilometer. En dat schema is nog van vorig jaar, dus eigenlijk moet het nog ietsje sneller. Wel neem ik mee in de berekeningen dat ik zojuist door de modder heb geploeterd en dat het griepje nog steeds aan mijn lichaam knaagt. Maar ik ga sowieso van leer trekken.
Daarom doe ik vandaag wel mijn nieuwe schoenen aan. Al bij de inleidende steigerungen voel ik dat ik daar veel soepeler op loop. Dat wordt genieten!
Toch start ik vrij voorzichtig. Na de eerste kilometer geeft mijn horloge aan dat ik er 3:53 over heb gedaan. In de tweede kilometer kom ik lekker in mijn ritme en die gaat dan ook in een keurige 3:43. Zo mag ik het zien.
Nu mag ik drie minuten uitpuffen. In die tijd kan ik precies de spoorbrug beklimmen, wat ik dan dus niet op snelheid hoef te doen. Als ik bijna boven ben merk ik op dat er een fietser me achterop komt. Het zal er om hangen of ze me gaat inhalen voordat ik weer versnel. En als ze dezelfde snelheid aanhoudt als ze nu heeft zal ze me niet kunnen bijhouden.
Het zou makkelijker zijn als ze nog achter me zit als de drie minuten voorbij zijn, maar ik ben er niet gerust op.
En jawel hoor, ze rijdt net een meter of twee voor me als ik weer het startsein krijg. Dus versnel ik tot precies haar tempo, want er is op de brug nauwelijks ruimte om in te halen. Hopelijk geef ik haar geen al te onveilig gevoel, het moet toch raar zijn om zo iemand achter je te aan te hebben.
Als de weg na de brug weer breder wordt ga ik haar alsnog voorbij. “Sorry, je gaat net ietsje te langzaam”, geef ik haar mee, om de spanning te breken. Dan dender ik de helling af, waarop ze me natuurlijk direct weer inhaalt. Fietsers hebben nu eenmaal meer voordeel van bergaf dan hardlopers.
Na de eerste kilometer blijkt dat ze een heel mooie springplank is geweest: 3:34. Bam! Die zit. Maar dat moet ik in de kilometer daarop bekopen. Ik snak naar het einde van de sprint, dat steeds als ik spiek op mijn horloge nog verder weg is dan ik hoop. En ik moet een verval slikken van bijna 20 seconden. Het wordt steeds duidelijker dat de topvorm er vandaag niet is.
De derde twee kilometer doe ik het rustiger aan, maar ook vlakker. Ik heb mijn lesje geleerd. 3:47 om 3:42. Fijn dat ik kan versnellen terwijl ik het toch moeilijk heb.
In mijn daaropvolgende pauze zie ik dat mijn hartslag nauwelijks omlaag gaat. Die blijft in het rood rond de 160, en ook dat is een teken dat ik niet helemaal fit ben. Normaal gesproken is mijn hartslag toch alweer ruim in het grijs als ik aan mijn volgende sprint moet beginnen.
Nog één keer aanzetten en dan is het gedaan. Ook die kilometers kom ik goed door met 3:46 en 3:49, terwijl ik op het laatst toch een brug moet beklimmen. En voor de allerlaatste honderd meter haal ik nog ergens een sprintje vandaan.
Ik ben uitgeteld en mijn linker been doet pijn. Het is een pijn die ik wel vaker heb en die altijd snel weer wegtrekt. Maar nu blijft hij langer hangen, zelfs tot nadat ik thuis mijn schoenen heb uitgetrokken. Maar blijf ik ervan overtuigd dat ik niet ziek ga worden.
Daar heb ik helemaal geen tijd voor! Nog maar 94 dagen tot Londen!
Gewoon lekker lopen
Vrijdag 19 januari. Nog 93 dagen tot de marathon van Londen
Vandaag staat er een rustdag op het programma. Maar morgen kan ik niet lopen omdat ik dan naar een cursus ga van Siggi Mar, wereldberoemd in de IJslanderwereld. Hij gaat me hopelijk meer tips en aanwijzingen geven over hoe ik met Sprettur verder kan komen, nu ik dit jaar de T8 achter me wil laten en wil gaan uitkomen in de T7 en misschien zelfs in de T5. Dan moet ik langzamer en sneller leren tölten en daar kan ik best wat onderricht bij gebruiken.
Maar dat betekent wel dat er vandaag gelopen moet worden, anders raak ik achterop. Als compromis besluit ik een ontspannen loop in te lassen. Ik mag lopen zoals ik wil en hoe hard ik wil, zolang ik maar lekker loop. Daarvoor kies ik het rondje door het Maximapark, iets meer dan 18 kilometer.
Het begint in mineur. In de eerste 5 kilometer krijg ik een stevige hagelbui op mijn hoofd. Maar als die voorbij is word ik getrakteerd op een heerlijk frisse loop onder prachtige wolkenpartijen die worden afgewisseld met blauwe lucht en beschenen door een ondergaande zon.
Er zit een aalscholver in de sloot, er scharrelen meerkoeten en fazanten rond, een kraai met witte strepen op zijn vleugels vliegt voorbij, ik zie een valk bidden in de lucht, een grote zwerm meeuwen stijgt op de thermiek terwijl ze scherp contrasteren met de fel beschenen wolk op de achtergrond. Ik kan het allemaal rustig bekijken, terwijl mijn lichaam geroutineerd en soepel het loopwerk verricht.
Een hardloper die uit een zijstraat komt probeert bij me aan te haken, maar als ik even later omkijk om te zien waar hij blijft, is hij in geen velden of wegen te bekennen. Het mag dan makkelijk gaan, maar het gaat zeker niet langzaam!
Zulke lopen heb ik nodig om me er aan te herinneren dat hardlopen gewoon leuk is. Het voert je langs een overvloed aan beelden en als je lichaam zo getraind is als het mijne worden die beelden alleen maar scherper en prikkelender. De hele wereld om je heen wordt lichamelijk.
In die lichamelijke wereld dompel ik me onder en ik geniet met volle teugen, terwijl ik als afsluiting nog even versnel. Gewoon omdat het zo makkelijk gaat en zo lekker voelt.
Het werk komt zondag wel weer, ongetwijfeld met spierpijn in delen van mijn lichaam die ik bij het lopen nauwelijks aanspan maar die ik bij het paardrijden hard nodig heb om Sprettur onder controle te krijgen. Want in tegenstelling tot bij het hardlopen ligt bij het paardrijden de ‘zone’ nog ruimschoots buiten mijn bereik.
Nu even iets heel anders: tölt met losse teugels
Zaterdag 20 januari. Nog 92 dagen tot de marathon van Londen
Vandaag heb ik andere dingen aan mijn hoofd dan hardlopen.
Dus sta ik om zes uur op om samen met Miriam naar de wei te gaan, waar we in het licht van onze hoofdlampen de trailer aankoppelen, allerlei benodigdheden verzamelen en twee van de ponnies inladen. Dan anderhalf uur rijden naar de stal waar de cursus wordt gegeven en waar de rest van de cursisten zich al hebben verzameld rond koffie en taart. Ieder krijgt drie kwartier ‘s ochtends en een half uur in de middag les van Siggi, een lange blonde IJslander die Engels spreekt maar Nederlands prima verstaat.
De lessen verlopen verbazingwekkend goed. Na ’s morgens vooral gewerkt te hebben aan aandacht van het paard, tölten we in de middagles rondje na rondje over de baan met losse teugel, iets waarvan ik echt nog niet dacht dat we dat konden. Maar verbazingwekkend genoeg gaat het perfect, op het moment na dat Sprettur de bak in wil en een noodstop moet maken.
Dat we de laatste tijd veel hebben geoefend op versnellen en vertragen komt nu heel goed van pas. Daardoor weet ik precies wanneer ik mijn benen moet samenknijpen om het paard in te houden of hem al dan niet subtiel mijn onderbeen moet laten voelen om hem in gang te houden.
Maar dat zijn slechts de meest in het oog springende signalen. Ik kom er steeds meer achter dat paardrijden iets is wat je met je hele lichaamsspanning en -ontspanning doet. Zo communiceer ik steeds beter met het andere lid van het team: Sprettur.
We groeien samen. Een jaar geleden kreeg ik hem de baan niet eens rond zonder in draf te vallen, zo helpt een complimenteuze medecursist me even herinneren. Natuurlijk moeten we nog werken aan zijn houding, maar dat is iets voor later.
En nog een voordeel: ik hoef tegenwoordig helemaal niet meer hard met mijn benen te knijpen, zoals ik deed toen we elkaar nog niet verstonden. En daardoor heb ik morgen ongetwijfeld een stuk minder last van spierpijn bij de lange duurloop die op het programma staat.
Ik heb er nu al zin in.
Een prikkelend frisse dag en de historische bril van Mark Rutte
Zondag 21 januari. Nog 91 dagen tot de marathon van Londen
De zon schijnt, het is net boven het vriespunt en het waait nauwelijks. Op zo’n fris prikkelende dag is het geen straf om 30 kilometer te rennen. Ik besluit dat het perfect weer is voor de kastelen, molens en fortenroute, mijn oudste lange afstandsloop, vernoemd naar de historische gebouwen die ik onderweg tegenkom.
Het blijkt een goede keus, zeker vanwege de polders waar ik doorheen moet. Het stikt in de velden van de ganzen, eenden, koeten, ooievaars en ander gevogelte.
Maar dit keer worden niet alleen mijn zintuigen geprikkeld. Gisteren heb ik drie uur in de auto gezeten op weg naar het oosten van Noord-Brabant en dus heb ik om het half uur het nieuws moeten aanhoren. Daarop was steeds opnieuw te beluisteren dat premier Rutte heeft gezegd dat we ervoor moeten waken historische figuren als JP Coen met onze opvattingen van nu.
Daar ergerde ik me gisteren in de auto al behoorlijk aan, maar nu ik twee en een half uur door het Hollandse landschap loop, met zijn slootjes, riviertjes, kanalen en ijle populieren, kan ik rustig argumenten zoeken voor mijn ergernis.
Het ergerlijke is dat Rutte hiermee een VOC-duit in het zakje doet van de discussie over de JP Coen School die zijn naam wil veranderen. Op die school vinden ze de koene vaderlandsche held niet meer bij hun identiteit passen, aangezien hij in zijn tijd een aantal bepaald onfrisse dingen heeft gedaan.
En nu neemt Mark Rutte, als minister president, standpunt in deze zaak door zijn historicusbril op te zetten. En als historicus moet je inderdaad verre blijven van het beoordelen van historische figuren met hedendaagse ogen, daar heeft Mark een punt. Historici bestuderen historische figuren in hun context en daarbij is het niet nodig om hen te veroordelen of te prijzen. Ze bedrijven wetenschap.
Maar toch slaat Mark Rutte hier de plank volledig mis, omdat het helemaal geen historisch debat is wat wordt gevoerd!
Overigens moet ik wel toegeven dat ik het interview met hem niet heb gehoord en dat ik dus evenveel weet als de gemiddelde radioluisteraar. Maar via die summiere berichtgeving sijpelt zijn mening wel door naar de rest van Nederland en beïnvloedt die zo de discussie. Vandaar dat ik er alleen al op basis van die kennis een mening over kan en mag hebben.
En die mening is dat Rutte het debat vertroebelt. Het gaat hier namelijk helemaal niet over historische figuren in hun context. Het gaat over het eren van die historische figuren. En eren doe je per definitie in het heden, met een hedendaagse bril op.
Toen de school vernoemd werd naar de slachter van Banda, stond men nog veel dichter bij het koloniale verleden. Misschien was Nederland op dat moment zelf nog wel een koloniale mogendheid. Bovendien had men in het suffe Nederland een begrijpelijke heimwee naar de glorietijden van weleer.
Dan is het volkomen logisch dat je een school vernoemt naar JP Coen. Dat is ook niet de eerste de beste. Hij is de stichter van Batavia en hij stelde de handel in nootmuskaat veilig, wat ons heel veel rijkdom heeft opgeleverd. Dat er daarbij her en der een spaandertje is gevallen, dat neem je met alle plezier voor lief. Laat de jeugd maar eens een voorbeeld nemen aan die man!
Maar tijden veranderen, en daarmee ook de brillen waarmee we naar het verleden kijken. En die bril is dus wel degelijk relevant voor de discussie, in tegenstelling tot wat Mark Rutte lijkt te suggereren.
Het is daarom helemaal aan het bestuur van de school zelf om te bepalen of ze nog wel geconfronteerd willen worden met de historische figuur die er door de stoffige bril van de eerste helft van de vorige eeuw uitzag als held en als voorbeeld voor onze jeugd.
Ik wens hen daarbij heel veel wijsheid en ik hoop dat ze zich op geen enkele manier laten leiden door wat onze minister president ervan heeft gezegd.
Nieuw schema zet me direct aan het werk
Maandag 22 januari. Géén rustdag. Nog 90 dagen tot de marathon van Londen
Gisteren heb ik een lange duurloop gedaan, dus vandaag heb ik vrij. Dat zegt tenminste het schema dat ik bij gebrek aan beter nog altijd aanhoud. Ik doe het dan ook rustig aan, neem de tijd voor de afwas en zo dadelijk ga ik koken.
Maar dan, rond kwart voor zes, komt er een mail binnen van Geurt, mijn trainer. Compleet met nieuw schema! Daar zat ik al op te wachten.
Nieuwsgierig open ik het bestand. Bij eerste inspectie valt direct op dat er een paar nieuwe elementen in zitten, zoals het ‘viaduct’ en het ‘vaartspel’. Bovendien bestaat mijn trainingsweek vanaf nu niet meer uit vijf, maar uit zes dagen.
En dat laatste betekent vooral dat ik vandaag helemaal geen vrij heb. Ik moet aan de bak! 1:15 uur vaartspel.
Wat vaartspel is staat er gelukkig bij uitgelegd. Het is spelen met snelheid. Ik moet gewoon lekker lopen en zomaar spontaan een aantal versnellingen van tussen de 300 en 600 meter plaatsen. Dat klinkt als pret.
Maar ik vind het lastig om afscheid te nemen van mijn rust. Ik was er al helemaal op ingesteld om vandaag niet te rennen. Vanaf gisteren heb ik daar al rekening mee gehouden. En dat schema komt wel héél erg op het laatste moment binnen. Een kwartier later en het was écht te laat geweest. Is het dan niet gerechtvaardigd om er vanaf morgen mee te beginnen? Ja toch?
Neen!
Even ben ik in de verleiding geweest, maar ik roep mezelf streng tot de orde en kleed me resoluut om. Om het mezelf gemakkelijk te maken kies ik nog wel de simpelste route die ik ken. Die kan ik gedachteloos lopen. Later zal ik hem nog wel met ongeveer een kilometer uitbreiden om in de buurt van de 1:15 uur uit te komen, maar dan ben ik al lang lekker bezig.
In vijftien kilometer plaats ik 11 kortere en langere, snellere en minder snelle versnellingen. Tussendoor loop ik gewoon lekker verder. Ik vermaak me prima door wat fietsers in te halen op viaducten en ik geef joggers het gevoel dat ze bijna stilstaan.
Op het laatst probeer ik ook nog even een persoonlijk record neer te zetten op een Strava-segment, door heel stevig aan te zetten. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat ik harder zou kunnen lopen.
Nog even uitlopen, een laatste kleine versnelling en ik mag naar binnen. Dan heb ik mijn rustige avond verdiend!
Maar als ik mijn horloge heb gesynchroniseerd, blijkt dat ik het segment van 100 meter ooit maar liefst drie seconden sneller heb gelopen. De tijd van vandaag staat niet eens in mijn top drie! Het kan dus nog véél sneller!
Wie weet kan mijn nieuwe schema daarvoor zorgen.
Steeds sneller, ook al is dat niet de bedoeling
Dinsdag 23 Januari. Loopgroeptraining. Nog 89 dagen tot de marathon van Londen
Het programma waarin het wereldrecord van Dennis Kimetto op de marathon van Berlijn in 2014 wordt geanalyseerd kan ik net niet helemaal afkijken. Gelukkig heb ik mijn feest van herkenning al ruimschoots gehad, hoewel de snelheden die de Kenianen halen, van meer dan twintig kilometer per uur, me volkomen vreemd zijn.
Wel knik ik instemmend als me wordt verteld over het psychologisch prettige punt van de halve marathon, omdat je dan kunt gaan aftellen. Verder ben ik het er helemaal mee eens dat 12 graden de ideale temperatuur is voor een marathon en dat de eerste 30 kilometer van de marathon makkelijk zijn. Terwijl ik ook maar al te goed weet hoe kapot je kunt gaan op die laatste twaalf, zeker als het warmer wordt! Het drinken tijdens het lopen vormt voor vrijwel iedereen een probleem, de haarspeldbochten een ander.
Als ze het gaan hebben over toekomstige wereldrecords, moet ik de deur uit voor de loopgroeptraining die om acht uur begint. Al weet ik ook wel dat die training helemaal niet stipt om acht uur begint. Dan staan we nog te kletsen en op Robert-Jan te wachten. Die komt precies aanlopen als we besluiten weg te gaan, net zoals iedere week.
Geurt leidt ons naar een plek uit de wind, waar we in alle rust onze opwarmingsoefeningen kunnen doen. Ook laat hij ons squats maken, squats op één been, springoefeningen, springoefeningen op één been en eigenaardige loopoefeningen waarbij we met één been de knie optillen en met het andere been de hak, of waarbij we één been stijf vooruit zetten en met het andere de hak tegen de kont gooien.
Vooral die laatste oefening moet er heel vreemd uitzien. Kan iemand het ministerie van rare loopjes bellen? Geurt vertelt dat dit soort oefeningen goed zijn voor de coördinatie. En coördinatie is belangrijk voor de techniek, wat weer van levensbelang is bij de marathon, zeker bij die cruciale laatste twaalf kilometer.
Na nog een paar steigerungen zijn we klaar voor het hoofdgerecht, vier series van twee keer 600 meter in een behoorlijk straf tempo. Dus vier keer heen en terug, waarbij we op het verste punt steeds een pauze krijgen van één minuut, en tussen de series ietsje langer. Maar de lange pauze wordt wel steeds ietsje korter. Die gaat van drie minuten, naar twee-en-een-half, naar twee.
De rust wordt benut om de schema’s door te spreken en over kinderen te praten. Er wordt zelfs een Thule-race gepland, waarmee je alleen mag meedoen met een sportkinderwagen, met een kind erin. Het zijn natuurlijk vrijwel allemaal jonge vaders in de groep.
Tijdens de eerste 600 meter voel ik direct dat ik gisteren geen vrije dag heb gehad, zoals anders op dinsdagen. Het gaat helemaal niet makkelijk, maar ik kom toch keurig mee in de voorste gelederen. Gelukkig gaat de tweede serie al wat makkelijker. Met mijn tempohardheid zit het wel goed.
En natuurlijk gaat het steeds weer wat harder, ook al heeft Geurt ons op het hart gedrukt dat het tempo constant moet blijven. De laatste 600 meter is zeker 15 seconden sneller dan de eerste. Alleen Robert-Jan blijft me daarbij voor. Dat is een sterke beer van een jongen met veel snelheid en ik neem er ruimschoots genoegen mee dat ik hem enigszins kan bijbenen. De rest lopen we op kleinere dan wel grotere afstand.
Maar ik ben toch blij dat ik morgen een rustdag heb. Die kan ik best gebruiken!
Blessuregevoeligheid
woensdag 24 januari. Rustdag. Nog 88 dagen tot de marathon van Londen
Al vanaf november ben ik helemaal blessurevrij.
Natuurlijk voel ik hier en daar wel een pijntje. Mijn rechter hiel is bijvoorbeeld wat gevoelig, ik heb af en toe een blaar en een van mijn onderbenen voelt soms wat eigenaardig. Maar er is niets wat me tegenhoudt bij het lopen. Bovendien doet mijn lichaam in het algemeen een stuk minder pijn dan voorheen als ik in volle training was.
Twee jaar geleden kon ik nauwelijks de trap afkomen als de wekelijkse trainingsarbeid weer opliep richting de 80 kilometer. Nu is dat vrij standaard en heb ik dus geen enkele moeite met traplopen.
Eerder dit seizoen was dat anders. Toen had ik last van mijn voet, waardoor ik een maand of twee veel minder heb gelopen dat ik van plan was. Met die blessure kwam ik in juli thuis, na een van de wekelijkse loopgroeptrainingen waarin ik flink had moeten sprinten. Blijkbaar had ik mijn voet een keer ongelukkig neergezet. Ik voelde direct dat er iets verkeerd zat.
Maar de ernst ervan onderkende ik natuurlijk niet, want zulke dingen gebeuren vaker en meestal voel je er de volgende dag niets meer van. Bovendien wil je gewoon niet dat er iets komt tussen jou en het lopen. Dat stop je weg, je praat er niet over, je denkt er zelfs niet over na. Je merkt het alleen op en hoopt dat het allemaal binnen de perken blijft.
Eind augustus ging het die perken te buiten na een wedstrijd over 10 kilometer. Het was precies de loop die ik vorig jaar niet voluit had kunnen rennen vanwege een slepende knieblessure. Vanaf mei tot september 2016 heeft die me weerhouden van intensief trainen voor de marathon van Boedapest in oktober.
Voor die marathon was ik dan ook veel te slecht getraind en daardoor draaide die missie op een mislukking uit. En dat ik een slechte tijd neerzette – terug bij af op 3:19 – was tot daar aan toe. Het ergste was dat ik met mijn tong op mijn knieën aankwam. Tot de helft ging het eigenlijk best goed en dacht ik dat ik redelijk vormbehoud kon gaan aantonen. Maar in de laatste 10 kilometer zakte mijn tempo volledig in.
En hoe leuk het ook was om langs de Donau te lopen en de stad met koepels en kerken achter het eiland Margit-Sziget vandaan te zien komen, en hoe fijn het ook was om na de marathon in een warm stadsbad weg te zakken, en hoe gezellig het ook was met mijn medelopers, ik had het liever niet gedaan. Als je niet fatsoenlijk kunt lopen, kun je beter gewoon een citytripje boeken. Dan heb je ook geen last van pijn in de benen als je gaat sightseeën.
Het jaar daarvoor was weer alles anders. Toen was ik ineens veel intensiever gaan trainen en had ik regelmatig te maken met kuitspieren en hamstrings die verkrampten. Dat gebeurde zelfs nog een keer tijdens de City Pier City, twee weken voor de marathon. Gelukkig herstelde ik daar heel snel van, onder andere doordat mijn fysiotherapeut droge naalden in mijn benen stak. Dat is een heel eigenaardig gevoel, maar het is wel heel effectief.
Tijdens de marathon van Utrecht realiseerde ik vervolgens eindelijk mijn droom, meer dan een uur sneller lopen dan mijn eerste marathon: 3:08:33.
Ook vóór die tijd heb ik mijn blessures gehad. Ik herinner me nog dat ik veel last had van mijn onderrug toen ik pas begon met langere afstanden. Dat heb ik opgelost door heel anders te gaan lopen, wat nu ‘werken aan je core stability’ zou heten.
Verder staat de keer me nog levendig voor ogen dat het twee weken voor de marathon op een gruwelijke manier in mijn hamstring schoot, toen ik even lekker met een hond aan het spelen was. Die blessure sluimerde al, maar bevond zich nog in de fase van ‘misschien wel, misschien niet’, waarin je er wel rekening mee houdt maar er niet over praat. Aan die fase kwam op dat moment acuut een einde, waardoor ik op de bloedhete tweede paasdag die daarop volgde de hardlopers kon aanmoedigen die langs mijn huis kwamen sjokken. Ik was bijna blij dat ik niet mee hoefde te doen.
En dit seizoen was het dus een teen die me parten speelde. Toen ik eenmaal de ernst van de blessure inzag ben ik er natuurlijk mee naar de fysiotherapeut gegaan. Een keer of vier zelfs. Maar doordat de blessure uitstraalde, tot aan de toppen van mijn tenen, kon ik niet goed aangeven waar het probleem precies zat. Dat lukte me pas toen er alweer twee maanden met afwisselend meer en minder pijn voorbij waren gegaan.
Op mijn precieze aanwijzingen voelde mijn fysio vervolgens een klein bultje op een van mijn tenen, waarna ik ook nog een scan heb laten maken. Maar tegen de tijd dat daar uitkwam dat het een kalkbultje was, had ik alweer veel minder last. Het advies was dan ook om dat dingetje gewoon te laten zitten. En de week erop voelde ik er helemaal niets meer van.
Het vervelende aan dat soort vage langlopende blessures is dat ze me onwillekeurig de angst inboezemen dat ik nooit meer fatsoenlijk zal kunnen hardlopen. Dat spreek ik pas uit als ze weg zijn. Spottend, want ik vind mezelf een zeurpiet. Maar toch maakte ik me er ergens onder het oppervlak zorgen over. Want wat als dit nog veel langer duurt?! Dan kan ik die marathon ook wel op mijn buik schrijven!
Gelukkig is er tot nu toe altijd weer dat mooie moment geweest dat ik opmerkte dat ik al enkele dagen niets meer heb gevoeld en dat ik gewoon lekker loop. Als dat nu, net als vorig jaar, gewoon zo blijft, dan wordt het een loopfeest daar in Londen.
Zeker als het weer een beetje meewerkt.
Soepel lopen, ook al ga je kapot
Donderdag 25 Januari. Intervaltraining. Nog 87 dagen tot de marathon van Londen
Al vanaf dinsdag, nog vóór de loopgroeptraining, voelt mijn luchtpijp rauw. Eerst dacht ik daar niet zo over na, maar sinds er gisteren wat hoesten, wat keelpijn en wat snot is bijgekomen maak ik me zorgen. Ik wil niet ziek worden! Ziek zijn is stom!
Toch weet ik maar al te goed dat er een griepepidemie gaande is. Overal in mijn omgeving vallen mensen om. En hoewel ik vind dat mijn lichaam zo’n griepje eronder moet kunnen houden, is dat geenszins een garantie voor blijvende gezondheid.
Ook weet ik dat als ik daadwerkelijk ziek wordt, dat zomaar kan uitlopen op een week of langer koorts, hoesten en niezen, lusteloos in bed en op de bank. Dat is een schrikbeeld waar ik niet vrolijk van word.
Dus heb ik vandaag thuis gewerkt. Bovendien heb ik de gelegenheid te baat genomen om eens bruut uit te slapen, zeker tot 9 uur! Dat moet mijn weerstand toch goed doen.
De dag is hoopgevend verlopen. Mijn neus is open gebleven en ik heb veel harder kunnen werken dan ik op kantoor ooit had kunnen doen, met alle drukte die daar heerst en de vergaderingen die ik er had moeten uitzitten.
Als het tijd is om te gaan rennen doe ik dus alsof mijn neus bloedt in plaats van dat hij op het punt staat te gaan lopen. Ik ga gewoon, ook al voel ik mijn longen zitten en heb ik steeds de drang om mijn keel te schrapen. De griep, hoe erg die ook zal toeslaan, kan me deze intervaltraining niet afnemen.
Het is de eerste intervaltraining van mijn nieuwe, snellere schema. En dat merk ik. Het tempo moet flink omhoog. Over een kilometer mag ik nu nog maar 3 minuten en 35 seconden doen. Dat is snel. Ook moet ik het twaalf keer volbrengen in plaats van acht en krijg ik steeds maar drie minuten pauze.
Het beste is om er maar gewoon aan te beginnen.
Wat zo’n training extra waardevol maakt is dat je toch steeds weer merkt dat je sterker bent dan je denkt. Bovendien leer je van dit soort intensieve inspanningen hoe je lichaam werkt.
Na een paar snelle kilometers begin ik het idee te krijgen dat ik het moordende tempo niet kan volhouden. Ik laat dan ook een beetje lopen door ontspanning in mijn lichaam te brengen. Maar als die bewuste kilometer erop zit, blijk ik keurig op schema te hebben gelegen. Het ging sneller dan ik dacht.
Daarna probeer ik met die ontspanning te spelen. En zo wordt het een heel leerzame oefening, die des te leerzamer is doordat ik het maar liefst twaalf keer mag proberen. Steeds weer hetzelfde, zodat ik echt kan verfijnen wat ik probeer.
Zeker vanaf de achtste snelle kilometer, als ik al langs het kanaal loop dat me in één lange rechte lijn helemaal thuis zal brengen, ben ik hier geconcentreerd mee bezig.
En het werkt. Al wordt het naarmate iedere kilometer vordert natuurlijk steeds moeilijker om die ontspanning te behouden, het lukt me aardig. Ik houd mijn snelheid op peil zonder nog de hoeveelheid kracht te gebruiken die ik in de eerste kilometers nodig had. Dat maakt het lopen zoveel makkelijker.
Deze intervaloefening heeft dus niet alleen effect op mijn lichaam, waar hij toch voornamelijk voor is bedoeld. Hij drukt me ook met mijn neus op een feit dat ik natuurlijk al lang wist, maar wat ik niet altijd in de praktijk breng. Je hoeft helemaal niet zo je best te doen voor snelheid.
Je moet gewoon lekker lopen, ook al ga je kapot!
Langzamer vallen
Vrijdag 26 januari. Rustige duurloop. Nog 86 dagen tot de marathon van Londen
In mijn vorige schema had ik vrijdag vrij, maar die luxe heb ik niet meer. Er staat een rustige duurloop op het programma van ongeveer anderhalf uur.
Daarbij doet zich een probleem voor dat je misschien niet direct zou verwachten, maar waar ik vaker mee worstel. Ik loop te hard.
Dit keer heb ik mezelf voorgenomen om me redelijk aan de snelheden te houden die mijn trainer heeft voorgeschreven, en vandaag is die snelheid 5 minuten per kilometer. Daar mag ik gerust ietsje van afwijken, maar niet te veel. Die snelheid staat er namelijk niet voor niets. Daar heeft Geurt een bedoeling mee. Dus probeer ik mezelf de hele loop door te corrigeren.
Maar die correcties mogen niet ten koste gaan van mijn techniek. Mijn stapfrequentie wil ik niet aanpassen en bijgevolg moet de traagheid uit mijn staplengte komen. Die probeer ik kleiner te maken.
De grootte van mijn stappen bepaal ik weer met de stand van mijn lichaam. Ik hel naar voren, zodat ik voorover in de volgende stap val. Hoe meer ik voorover hel, hoe groter mijn stappen worden. Snelheid minderen is dan ook vooral een kwestie van balanceren.
Zo rond de dertiende kilometer vind ik eindelijk een goed evenwicht, waarbij ik ook mijn voetenwerk reactief en voorwaarts gericht kan houden. Dat heeft wat voeten in de aarde gehad!
En morgen wordt het helemaal erg. Dan moet ik nog veel langzamer.
Lang en langzaam langs de Vecht
Zaterdag 27 januari. Lange duurloop. Nog 85 dagen tot de marathon van Londen
Gisteravond zijn de sluizen dan toch opengegaan. Terwijl ik op de bank zat met een kater gezellig tegen me aan gevlijd, begon ik te niezen en waren de zakdoekjes ineens niet meer aan te slepen.
En in bed kon ik nauwelijks door mijn neus ademen. Dat moest door mijn mond, waardoor mijn keel geïrriteerd raakte en het van hoestbui naar hoestbui ging. Toen ik rustiger werd, verweefde dat gevecht om adem zich met een vreemde droom over muren, hellingen en hoeken waar ik zelfs toen ik nog sliep geen touw aan kon vastknopen.
In de ochtendschemer word ik dan ook uitgeknepen wakker, met zulke zware oogleden dat ik nog lang niet de moed heb om ze definitief open te doen en op te staan. Dat geeft me wel de tijd om rustig na te denken over de opdracht van vandaag. Een lange duurloop van twee uur en vijftien minuten.
Mijn hele lichaam verzet zich tegen het idee. Maar ik heb geen koorts, dus er is geen reden om te verzaken.
Op basis van de loop van gisteren en de snelheid die ik vandaag moet aanhouden bereken ik dat mijn route zo’n 25 kilometer lang moet zijn. Op mijn telefoon zoek ik de laatste training op over die afstand. Die voerde langs het kanaal naar Breukelen en langs het kanaal weer terug.
Zo rond een uur of tien sleep ik me uit bed. Voordat ik ga rennen moet ik ook nog langs de bakker, ik moet wat vertaalwerk doen en er is vanochtend een mailtje gekomen van Frank, de hoofdredacteur van StraatNieuws, met wat teksten die ik moet nakijken.
Als ik dat programma heb afgewerkt, inclusief een pot koffie, voel ik me ietsje beter, al houdt het niet echt over. Ik maak me klaar. En dit keer neem ik ook een flesje water mee om te compenseren voor al het vocht dat uit mijn neus komt lopen.
De eerste kilometers gebruik ik om mijn snelheid te bepalen. Dan blijkt dat ik me gisteren voor niets zorgen heb gemaakt. Ik ren gewoon heel erg rustig en dan kom ik vanzelf uit op een tempo van zo’n 5:20 a 5:30 per kilometer. Dat voelt gewoon heel comfortabel.
En dat is ook precies de bedoeling, zo heeft Geurt me afgelopen dinsdag uitgelegd. Dit is vooral een krachttraining voor de bovenbenen, maar wel een waarvan je heel snel weer herstelt. Juist daarom moet het niet veel rapper gaan.
Als ik in Maarssen aankom besluit ik mijn route te verleggen. De route langs het kanaal heen en terug is te saai voor dit tempo. Ik neem de weg langs de Vecht. Die is ietsje langer, wat het bijkomende voordeel zou kunnen hebben dat ik geen extra lus hoef in te bouwen.
Aan het eind blijkt dat tot op de meter en tot op de minuut uit te komen, als ik precies voor mijn huis, zonder één enkele omweg te hebben genomen, mijn horloge stilzet na 2:15:15 uur en op 25,0 kilometer. Dat is bijna eng!
En ook op een andere manier is het een gouden greep. Het is heerlijk om langs het water te lopen, langs de buitenplaatsen van de rijken uit de zeventiende eeuw. Zeker met wind mee lijkt het wel lente. Dat er tussen de winterklokjes ook al krokusjes uitkomen versterkt dat gevoel, net als de twee futen die elkaar midden op de rivier al het hof aan het maken zijn.
Zelfs als ik op de terugweg de aantrekkende wind tegen krijg blijft het lekker. Volkomen ontspannen maak ik mijn kleine, bijna huppelende pasjes. En af en toe leeg ik mijn neus. Voorzichtig, om mijn keel niet te bezeren.
Sloof je maar eens niet zo uit!
Maandag 29 januari. Vaartspel. Nog 83 dagen tot de marathon van Londen
Bij gebrek aan paracetamol wat ibuprofen erin, de schrale plekken rond neus en mond ingesmeerd met vaseline, voldoende zakdoeken en water bij de hand, en met al die voorzorgsmaatregelen vroeg naar bed. Dat was het recept gisteravond.
En wonder boven wonder werkte het. Tot een uur of negen heb ik geslapen. In de tussentijd ben ik maar een keer of vier wakker geweest, wat sowieso heel weinig is. Die gelegenheden heb ik aangegrepen om een keer te niezen, te snuiten, te drinken, me even zorgen te maken over of ik opnieuw in slaap zal kunnen vallen, om vervolgens direct weer bewusteloos te raken.
Als ik wakker word zit wel mijn hele hoofd verstopt en zijn mijn ogen stijf dicht geplakt, dus het duurt lang voordat ik de moed bij elkaar geraapt krijg om de dag te laten beginnen en aan het werk te gaan. Ik heb geen idee of ik de signalen van mijn lichaam moet interpreteren als een verbetering of als een verslechtering ten opzichte van gisteren, dus laat ik het allemaal maar gewoon over me heen komen.
Tegen de middag ben ik zo ver opgeknapt dat er geen enkele twijfel bestaat of ik ga rennen vandaag, al ben ik wel blij dat de ergste regen net voorbij is getrokken. Het vaartspel staat weer op de planning, en daar heb ik zin in.
Vorige week heb ik dat veel te serieus aangepakt, zo hoorde ik van Geurt. Je hoeft niet zoveel versnellingen in te passen en het hoeft helemaal niet zo hard te gaan, niet tot 90 procent van je kunnen. Bij het vaartspel moet lekker lopen de boventoon voeren. Geen uitsloverij, waar ik af en toe natuurlijk wel een handje van heb.
De oefening komt uit Zweden en is bedoeld om je voor te bereiden op het punt in de wedstrijd waarop je wilt aanhaken bij een groepje dat op enkele meters voor je loopt. Om het gat naar de achterste lopers te overbruggen moet je dan ook even kunnen versnellen. Maar daarna moet je niet al je kruit verschoten hebben in een idioot snelle sprint, want dan kun je niet aanhaken. Je moet kunnen terugvallen naar ongeveer je eerdere tempo.
Daarom geen lastige dingen vandaag, geen sprints of records. Ik ga gewoon lekker spelen. Wel kies ik een wat sneller basistempo dan vorige week. Toen ging het ronduit langzaam, wat ook te rechtvaardigen was omdat ik die training ongeveer liep als een interval. Nu boots ik een wedstrijd na, en dan moet het toch wat harder.
Ook moet ik spelen met de wind. Als ik hem in de rug heb liggen de versnellingen rond het niveau van een stevige intervaltraining. Als ik hem tegen heb loop ik sowieso al een halve minuut langzamer per kilometer. Eén van mijn versnellingen gaat tegen de wind in en berg op. Dat is meer een intensiteitsverhoging, want echt veel sneller gaat het niet. Maar dat voorliggende groepje had ik er wel mee ingehaald!
En het begint al snel opnieuw te regenen. Maar daar heb ik geen last van. Regen deert me eigenlijk alleen als ik vanuit mijn knus verwarmde woonkamer naar buiten kijk en me bedenk dat ik zo meteen naar buiten moet om te rennen. Als ik eenmaal bezig ben is het wel lekker.
Duelleren op de kilometer
Dinsdag 30 januari. Loopgroeptraining. Nog 82 dagen tot de marathon van Londen
‘We gaan lekker veel lopen’, zegt Geurt, onze trainer, als we de kanaalboulevard op komen, een prachtig, breed, glad en kaarsrecht stuk asfalt waar alleen fietsers en wandelaars mogen komen. Bovendien staan er om de 100 meter mooie paaltjes waar we tijdens het lopen precies aan kunnen zien hoe ver we zijn, waardoor het een ideale plek is om te trainen. Geurt loodst ons er dan ook regelmatig heen.
‘Hè vervelend’, grappen wij. ‘Lopen! Precies waar we zo’n hekel aan hebben!’
Als we onze loopoefeningen hebben afgewerkt – hoge knieën, hakken-billen, lange benen, loopsprongen, doorversnellen, alles erop en eraan – kondigt Geurt de eerste oefening aan van het hoofdprogramma. We beginnen met honderd meter dribbelen, dan versnellen we en lopen we tweehonderd meter hard, daarna dribbelen we weer honderd meter om de hartslag omlaag te krijgen, waarna we opnieuw tweehonderd meter hardlopen, dan volgt nog een keer honderd meter dribbelen, en tot slot draaien we bij het paaltje van 700 meter direct om en rennen het hele stuk in een constant tempo van ongeveer vier minuut per kilometer terug.
In de pauze die op deze oefening volgt speculeren we al over de tweede opdracht. ‘Nog een keer tweehonderd hardlopen en een honderd meter dribbelen er bovenop?’, opper ik. ‘En dan een kilometer terug in het constante tempo.’ Maar dat blijkt pas de derde oefening te zijn. Eerst doen we nog een keer hetzelfde maar dan met driehonderd meter hardlopen in plaats van tweehonderd. Waarna we 900 meter terug moeten. Tot slot lopen we nog drie keer driehonderd meter met bijbehorende dribbels, en 1300 meter terug.
Alles doen we keurig zoals aangegeven door Geurt. Behalve die vier minuut per kilometer op de stukken terug, daar komen we niet eens bij in de buurt. Vooral de laatste langere afstanden loop ik samen met de grote sterke Robert-Jan vooraan. Het gaat steeds harder, omdat we elkaar geen centimeter willen toegeven.
Op de finale halve kilometer probeer ik hem met speldenprikken kapot te maken. Ik weet dat ik beter ben op de lange afstanden, alleen is dit bepaald geen lange afstand en hij heeft een zeer sterke wil. Hij bijt zich vast en laat niet los. Daarom moet ik hem vóór de laatste tweehonderd meter slopen, anders ben ik het haasje. Maar zelf loop ik ook op mijn top, en echt versnellen kan ik niet meer. Dus weet hij me in de laatste honderd meter alsnog van zich af te schudden.
Maar het voelt niet als verlies. Het voelt als een speels duel tot het uiterste, waar we allebei plezier aan beleven. En voor dat plezier hebben we elkaar nodig. Bovendien kan ik in de race opnieuw in praktijk brengen wat ik afgelopen donderdag heb geleerd bij de intervaltraining. Ik vermijd de verkramping van mijn bovenlijf als het tempo sneller wordt. Ik blijf de ontspanning zoeken en dat maakt het lopen zoveel prettiger. Het is iets wat ik met mijn hersens wel wist, maar wat ik met mijn lichaam echt moest ontdekken.
En achteraf moet ik constateren dat we op de lange afstanden minstens even snel of zelfs sneller hebben gelopen dan in de sprints. Dat had Geurt vast niet in gedachten toen hij de oefening bedacht. Al had hij natuurlijk ook best zelf kunnen bedenken dat dit zou gebeuren.
Mijn toptijd op een warme dag in april
Woensdag 31 januari. Rustdag. Nog 81 dagen tot de marathon van Londen
De marathon van Rotterdam afgelopen jaar verliep voor mij vrijwel perfect. Al begonnen we de dag met de vervelendste beginnersfout die je op Dag M kunt maken: we namen niet voor de zekerheid een trein eerder.
Natuurlijk waren we keurig op tijd op het station, we konden ons zelfs makkelijk wat vertraging veroorloven. En natuurlijk was het behoorlijk druk op het perron toen we aankwamen, dat verontrustte ons allerminst. Want dat was te verwachten op een dag dat er 45.000 lopers naar Rotterdam afreizen. Tot zover niets bijzonders aan de hand.
Tot de trein aankwam. Die bleek slechts te bestaan uit één treinstel. Eén!
En we pasten er met z’n allen in, al vergde dat heel veel duwen en proppen. De zitplaatsen waren al wel vergeven, en wij kwamen niet verder dan het balkon, waar het zo vol was dat we onze armen nauwelijks konden bewegen. Tegen beter weten in wachtten we op het moment dat de deuren zouden sluiten en we vertrokken. Maar die droom spatte uiteen toen werd omgeroepen dat de trein te vol zat en dat wij ook wel begrepen dat we op deze manier niet kon vertrekken.
Blijkbaar was het andere treinstel dat de NS in de planning had ergens blijven steken. En dus moesten we zeker een half uur wachten op de volgende trein. Dat werd een ruim half uur waarin ik me behoorlijk druk maakte en waarin natuurlijk nog veel meer treinreizigers op het perron arriveerden. Zoiets bouwt op. Ik zag me al achteraan aansluiten in het startvak en mijn toptijd al vervliegen.
Gelukkig vertrok de volgende trein uiteindelijk wel. Ook daarin stonden we op het balkon, maar er was nog best wat ruimte om te ademen. Bovendien konden we lekker sarcastische opmerkingen over de NS uitwisselen met medereizigers, wat toch altijd een fijne uitlaatklep is. En het was een uitgelezen gelegenheid om op te scheppen over mijn verwachte eindtijd, wat me een aantal prettig bewonderende oh’s en ah’s opleverde.
Het volgende probleem was dat ik in Rotterdam maar een half uur de tijd had om van het station naar de start te komen, me klaar te maken, te rekken, te strekken, in te lopen. En dat is natuurlijk verre van ideaal. Dat wil je niet afraffelen, dat wil je rustig doen.
Het ergste was nog dat ik, om tijd te winnen, in de trein alvast van schoenen was gewisseld. Alleen had ik mijn veters niet strak genoeg vastgemaakt, wat ik pas merkte toen ik al kilometers onderweg was en er eigenlijk niets meer aan te doen was. Want stoppen om te strikken is dan geen optie meer.
Gelukkig kon ik op het traject van het station naar de Coolsingel nog redelijk inlopen. Ook was ik op tijd in het startvak, waardoor ik nog uitgebreid naar de wc kon, en stond ik mooi vooraan klaar toen Lee Towers zijn “You’ll Never Walk Alone” aanhief, wat ik door de slechte akoestiek overigens nauwelijks heb kunnen horen.
Daar stonden we dan klaar, in het zonnetje. Zondag 9 april 2017 werd zowat de mooiste dag van het hele voorjaar. De dagen ervoor was de temperatuur veel lager, de dagen erna ook. Maar tijdens de marathon steeg het kwik naar meer dan 20 graden. En dat terwijl 12 tot 15 graden ideaal is. Gelukkig viel het startschot redelijk vroeg, om 10 uur, zodat het in het begin tenminste nog redelijk koel was.
De eerste twee kilometer liep ik op een tempo van iets onder de vier minuten. Daarna liet ik me ietsje terugzakken naar rond de 4:10. Dat was ook ongeveer mijn plan geweest. Ik pakte daar vast een paar seconden terwijl ik nog fris was, om vervolgens te consolideren.
Mijn trainingsschema was gemunt op een tempo van 4:15, wat me precies onder de drie uur had gebracht. Maar een goed verlopen testloop en een mooie tijd op de halve marathon tijdens de City Pier City-loop in Den Haag hadden me zeker gemaakt van mijn zaak. Ik wilde rond de 4:10 blijven lopen.
Tijdens de ronde over Rotterdam Zuid ging alles helemaal naar wens. Ik liep lekker en hield het tempo prima vol. Geen last van benen, blaren, hitte of iets anders. Het was vooral genieten van de mensen, de atmosfeer, de frisheid, het mooie weer en Miriam stond op 15 kilometer en op de Erasmusbrug om me aan te moedigen en me het broodnodige gelletje toe te stoppen.
Zo ging het tot maar liefst kilometer 34, toen ik de Boszoom op draaide in zuidelijk richting. Net daarvoor, in de schaduw ten noorden van de Kralingse Plas, had ik al wel mijn eerste momenten gekend waarop het tempo niet meer helemaal vanzelfsprekend voelde. Maar die kleine inzinkingen had ik overwonnen. Op de Boszoom kwam ik echter vol in de zon te lopen, met alle wind tegen die er was.
Dat was ook precies het moment waarop de temperatuur merkbaar begon op te lopen. En dat had zijn impact. Ik moest temporiseren, of ik wilde of niet. Bovendien bereikte de irritatie van de huid onder mijn oksels mijn bewuste aandacht, wat het lopen nog eens extra lastig maakte. En toen ik na twee kilometer die vervloekte Boszoom kon afdraaien, een moment waar ik reikhalzend naar had uitgekeken, bleek daar niet veel meer schaduw te zijn.
Maar ik klampte aan en stortte niet in. Ik liet het tempo nauwelijks verder zakken dan 4:20. En met elke pas die ik zette hoefde ik minder ver te lopen naar het einde. Door die laatste kilometers heb ik me heen gebeten, op karakter.
Geurt had me op 30 kilometer aangemoedigd en deed dat weer op ongeveer 41. Hij vertelde me achteraf dat ik er de eerste keer nog fris had uitgezien en dat mijn techniek nog helemaal in orde was. Toen ik opnieuw langs kwam lopen had ik mijn armen wijd en liep ik lang zo effectief niet meer. Ook vertelde hij dat hij zijn longen uit zijn lijf had geschreeuwd om me aan te moedigen. Maar ik heb hem niet gehoord.
Niets drong nog tot me door. Ik wilde alleen naar die finish, waar een beloning op me lag te wachten in de vorm van een geweldig persoonlijk record van 2:57:11, meer dan 10 minuten sneller dan mijn vorige toptijd.
En natuurlijk de felicitaties van Miriam, mijn broer, nichtje en schoonzus. Die had ik verdiend! Net als plaats 410 in de Marathon Ranglijst 2017 in het februarinummer van Runnersworld, dat zojuist bij de mensen in de bus is gevallen.
Te veel gevraagd
Donderdag 1 februari. Intervaltraining 2x(2x3000m) Nog 80 dagen tot de marathon van Londen
Dit is gekkenwerk, zeg ik bij mezelf als ik naar mijn startstreep loop. Ik moet vandaag vier maal drie kilometer rennen in 3:45 per kilometer. Maar onder dat gemompel in mezelf heb ik er alle vertrouwen in. Dat komt helemaal goed.
Toch blijkt het te veel gevraagd. Ik kan het tempo niet bijbenen en het verval is gigantisch. De laatste kilometer is vrijwel driekwart minuut langzamer dan de eerste. Als ik helemaal leeg over de finish kom ga ik nog langzamer dan ik gemiddeld liep op de marathon van afgelopen jaar.
Ik weet niet precies waaraan ik dit debacle moet wijten. Er zijn zoveel factoren die een rol kunnen spelen.
De wind is een makkelijke zondebok. Die was op de weg terug vanuit Maarssen toch venijniger dan ik had verwacht. Was ik maar de andere kant op gelopen, dan had ik hem in de moeilijkere tweede serie mee gehad.
Natuurlijk kan het ook de waardeloze opbouw van de oefening zijn geweest die me heeft genekt. De eerste kilometer gaat veel te snel omdat ik al in het begin mijn best doe om de snelheid te halen. Pas in de derde kilometer loop ik op het gewenste tempo, maar dat komt ook doordat ik dan wat moe begin te worden.
Verder kan het liggen aan het duel dat ik afgelopen dinsdag nog heb uitgevochten met Robert-Jan. Geurt schudde daarover al zijn hoofd en zei dat we nog helemaal niet zo hard moesten lopen in deze fase van onze training. Hiermee kon hij vandaag zijn gelijk wel eens hebben gehaald.
Dan is er het taaie slijm dat ik de afgelopen dag proef en ruik en dat ik in de pauzes steeds van achter mijn neus vandaan moet halen. Het is een overblijfsel van mijn verkoudheid en het zal er waarschijnlijk voor zorgen dat ik de komende dagen flink ga hoesten. Dat begint nu zelfs al, wat mijn uithoudingsvermogen niet ten goede komt.
Ook ben ik vandaag, tegen mijn gewoonte in, vroeg gaan rennen, zelfs zonder eerst te ontbijten. Vandaag gaan we namelijk naar het filmfestival van Rotterdam, voor drie films en dim sum in de pauze. Daar wil ik mijn schema best op aanpassen, maar of dat mijn prestaties verbetert is de vraag. Minstens is het een extra variabele.
Tot slot kan het natuurlijk ook gewoon komen doordat ik nog niet goed genoeg getraind ben voor dit soort inspanningen. Maar eigenlijk wil ik daar niet aan geloven. Ik zou dit gewoon aan moeten kunnen.
Over drie weken staat dezelfde oefening opnieuw op het programma. Dan neem ik revanche.
Een moment van zwakte
Vrijdag 2 februari. Rustige duurloop. Nog 79 dagen tot de marathon van Londen
Het is een van die dagen waarop ik perfect kan rechtvaardigen dat ik niet ga rennen. Het lukt me zelfs om het zo te draaien dat mijn spijbelen voordelig is voor mijn training.
Geurt heeft zelf gezegd dat ik niet elke week ten koste van alles alle zes de trainingen hoef af te werken. Zolang de loopgroeptraining, de lange duurloop en de intervaltraining er maar niet bij inschieten, mag ik af en toe best één van de andere trainingen laten schieten, als dat zo uitkomt.
En vandaag komt het uit. Doordat ik gisteren vrij was, is er veel werk blijven liggen dat vandaag gedaan moet worden. Dus ben ik vanaf het moment dat de wekker gaat steeds aan het rennen om alle afspraken te halen en al het werk af te krijgen. Tegen de tijd dat ik in mijn auto stap ben ik geestelijk alvast doodmoe.
Maar in die auto rijd ik dan nog niet naar huis. Ik rijd naar de paarden om ze eten te geven en mest te ruimen. Dat laatste kan soms best rustgevend zijn, maar niet als het zoveel heeft geregend als de laatste tijd. De wei is op veel plekken veranderd in een modderpoel waar ik de volle kruiwagen nauwelijks doorheen getrokken krijg. En hoewel de ponnies zelf voor de nodige entertainment zorgen, is de lol er volkomen af tegen de tijd dat ik de tweede lading leegkieper op de mesthoop. En als ik rond half zeven eindelijk van de auto naar huis loop kan ik alleen nog maar sloffen. Ook in mijn lichaam zit geen greintje energie meer.
Terwijl ik zo naar huis loop probeer ik me voor te bereiden op het rennen dat ik zo meteen moet gaan doen. Maar als ik daar aan denk komt ook de vermoeidheid van gisteren nog eens bij me terug. Ik herinner me hoe fysiek afgepeigerd ik op de bank zat nadat ik had gedoucht. Dan weet ik mezelf er bijna van te overtuigen dat het beter is om nu te rusten.
Als ik gisteren zo vermoeid was, dan moet er bijna wel iets mis zijn. Sowieso hoort er rust in een training te zitten en die rust moet ik pakken als ik denk dat ik hem nodig heb. Me over de kop lopen heeft geen zin, dan kom ik mezelf alleen maar harder tegen. Nu rusten betekent dat ik er morgen weer frisser tegenaan kan. Dan kan ik de hele week weer met frisse moed hardlopen. En Geurt heeft toch zelf gezegd dat het best kon.
Eenmaal onderweg heb ik er, in tegenstelling tot vorige week, helemaal geen moeite mee om het tempo laag te houden. Ik moet me zelfs wat oppeppen als blijkt dat ik over de eerste kilometer maar liefst zes minuten heb gedaan. Maar daarna komt het ritme er in en loop ik lekker. Ik ben er tevreden mee dat ik mijn zwakke moment heb overwonnen. In de marathon zullen die momenten er ook zijn en ook die moet ik doorkomen. Zo maak ik mezelf weer wat harder voor de wedstrijd.
Maar me echt inspannen doe ik niet. Ik kijk wel uit. En als ik thuis kom trakteer ik mezelf op een portie pasta waar je eng van wordt.
Eigenwijze Katerloop
Zaterdag 3 februari. Korte duurloop. Nog 78 dagen tot de marathon van Londen
Vandaag zijn mijn gedachten tijdens het hardlopen vooral bij mijn kater, Ramses, ook wel Houdini genoemd. Vanochtend heb ik hem buiten gelaten.
Dat is voor het eerst nadat hij acht weken binnen heeft gezeten. Voorafgaand aan die periode liet hij vooral zichzelf buiten. Eén keer, toen hij net een dag of vier bij mij was, maakte hij een deur open en wurmde hij zich vervolgens door het wc-raam. Het was natuurlijk heel dom van mij dat ik dat raam op een kier had laten staan, maar eigenlijk had ik er niet eens aan gedacht om het te sluiten.
De eerste dagen die daarop volgden zat hij nog in de buurt. Hij is zelfs nog een keer binnen geweest om te eten. Maar daarna vond hij zijn weg naar een buurt waar hij eerder had gewoond, niet zo heel ver hier vandaan. Vanuit zijn vroegere huis kregen we foto’s van hem toegestuurd. Daarom ben ik daar gaan zoeken met zijn oude baasjes, een renmaat uit mijn loopgroep en zijn vrouw. Zij moesten hem wegdoen omdat hij jaloers werd op hun dochter, die hij een klap verkocht als hij de kans kreeg.
Hij bleek inderdaad in die buurt rond te hangen. Desgevraagd hadden verschillende mensen hem gesignaleerd, zonnend bij de fietsenstalling of rondsluipend door de bosjes. En net toen we op het punt stonden het op te geven en naar huis te gaan, kwam er een oude buurman aan fietsen met het nieuws dat hij Ramses zojuist even verderop onder een auto had zien zitten. En daar zat hij inderdaad.
Vervolgens heb ik hem toch zeker weer drie dagen binnen kunnen houden. Want alweer had ik hem onderschat. Dit keer brak hij door een hele stellage heen die ik voor het kattenluik had gebouwd. Die stellage bestond uit een grote plank, een zware computer, een volle koffer en nog meer zware dingen. Het kattenluik zelf zat bovendien op slot. Maar Ramses is een sterke kater in de kracht van zijn leven. En als hij een missie heeft zal hij die uitvoeren ook. Zijn missie op dat moment was uitbreken.
Na die uitbraak heeft hij ruim drie weken op straat geleefd. Ik ging elke dag kijken in zijn buurt en ik heb hem ook daadwerkelijk een paar keer gezien. Zelfs heb ik hem te eten gegeven, terwijl hij onder een auto zat en ik op een paar meter afstand bleef. Benaderen kon ik hem niet, want we waren nog verre van vrienden. Ook ben ik er weer wezen zoeken met zijn vroegere baas, mijn loopmaat, maar ook dat had geen succes.
Nog een geluk dat we die eerste succesvolle keer dat we waren gaan zoeken een paar mensen in de buurt hadden aangesproken. Zij zouden opletten of ze hem zagen. En één van hen meldde zich om te zeggen dat Ramses regelmatig door het kattenluik zijn huis binnenkwam. We vroegen hem om dat kattenluik zo af te stellen dat een kat wel naar binnen, maar niet naar buiten kan. En uiteindelijk berichtte hij me dat er een kat die aan alle beschrijvingen voldeed opgesloten zat in zijn achterkamer.
Intussen had ik alle kieren en gaten van mijn eigen huis gebarricadeerd en dichtgeschroefd. Wat me er de dagen die daarop volgden overigens niet van weerhield om steeds vreselijk ongerust te zijn of mijn huis wel stevig genoeg was om de kater binnen te houden. Desnoods zou hij gaan tunnelen om te ontsnappen.
Maar mijn huis heeft het gehouden. Houdini werd weer gewoon Ramses.
Dat is nu dus 8 weken geleden. En in de tussentijd is onze verhouding langzaamaan steeds beter geworden. De eerste weken vluchtte hij direct achter een gordijn als ik ook maar in de buurt kwam. Maar al snel kon ik hem aaien als hij aan het eten was en schoot hij net wat minder schichtig langs me heen. Een paar dagen na de jaarwisseling, nota bene nadat ik meer dan een week op vakantie was geweest, kwam hij zelfs bij me op de bank liggen en kon ik hem daar aaien. Weer later begon hij mijn schoot een goed plekje te vinden, daar lag hij steeds als ik thuis aan het werk was. De laatste dagen kon ik zelfs rekenen op een zeker aantal kopjes.
Maar hij bleef verlangen naar buiten. Dus vandaag, na acht weken binnen zitten, heb ik de plank weggehaald die met zo’n 15 schroeven voor het kattenluikgat zat. Onder grote belangstelling heb ik die er één voor één uit gehaald. En toen de plank eenmaal los zat, opende ik de deur helemaal en liep ik voor Ramses uit naar buiten. Die kwam me maar heel onwennig achterna.
Minstens twee uur heeft die onwennigheid geduurd. Hij zat op een muurtje, met zijn neus in de lucht, zijn ademhaling onrustig snel. Een paar katten kwamen kijken naar hun nieuwe buurtgenoot, waar hij ongerust naar loeide. Toen ging hij op onderzoek uit. Net voordat ik ging lopen is hij nog even bij me binnen geweest, wat me hoopvol stemt. Vrij snel daarna is hij weer weggegaan, op avontuur.
En nu maak ik me dus zorgen. Natuurlijk is het mogelijk dat hij ervoor zal kiezen om zo af en toe weer lekker warm bij mij op de bank te komen liggen, half over me heen en genietend van de aandacht en het kroelen. Maar het zit er ook best in dat hij opnieuw terug gaat naar de buurt die hij van vroeger kent, waar hij een kater van aanzien was. Hij weet immers de weg.
Die gedachten spoken rond in mijn hoofd terwijl ik mijn uurtje rennen op onbezorgd tempo afwerk. Zou hij, of zou hij niet. Hij zal vast niet. Hij zal toch wel. Had ik maar, dan was het. Als hij nou, dan doet hij. Maar als hij, dan. Ik kan altijd, al gaat hij dan. Maar ik heb het niet meer in de hand, dus het heeft geen enkele zin om scenario’s te bedenken. En dus probeer ik het te laten rusten en me te concentreren op mijn lichaam. Maar dat lichaam doet toch wel wat het moet doen, daar heeft het mij niet voor nodig.
Als ik terugkom is er nog geen Ramses te zien en er zijn ook geen brokjes weg uit zijn bakje. Mijn grootste hoop is gevestigd op de innerlijke kater, want ik heb hem natuurlijk niet met volle buik naar buiten gestuurd. Binnenkort zal hij toch wel honger krijgen.
Als ik in de namiddag terug kom van het paardrijden is het bakje wél leeg. Dat is goed nieuws, al kan ik er natuurlijk niet zeker van zijn dat het Ramses is geweest die het heeft leeggegeten. Ik houd me maar vast aan de gedachte dat hij ook een nacht is weggeweest toen zijn oude baasjes hem voor het eerst buiten lieten uit hun nieuwe huis. Toen is hij toch ook teruggekomen. Die eigenwijze kater.
Loopmaat voor één dag
Zondag 4 februari. Wedstrijd over 25 km. Nog 77 dagen tot de marathon van Londen
Al na vijf kilometer verlies ik mijn loopmaat van vandaag. Robert-Jan moet afhaken met een blessure aan zijn enkel. Daar had hij al over verteld in het startvak. Bijna was hij niet eens gekomen vanwege een paar pijntjes, één in de kuit en een ander in de enkel. En na vijf kilometer blijkt dus dat hij vandaag inderdaad beter thuis was gebleven.
Gelukkig vind ik na ongeveer 15 kilometer een nieuwe partner. Die komt me voorbij als de laatste klim is begonnen en we de wind ineens pal tegen hebben. Daar krijgt iedereen het moeilijk, en dan ligt het er maar aan hoe je je pijn kunt verbijten.
Zojuist heb ik al twee Menzis-jongens opgeraapt. Die waren me rond de 12 kilometer voorbij komen draven in het kielzog van een aantal politielopers, die ik nu in de verte nog zie lopen. Maar ook ik heb het nu moeilijk in mijn eentje. En juist dan komt hij voorbij. Als hij op gelijke hoogte komt steek ik nog mijn duim omhoog, als teken dat ik zijn tempo bewonder en dat hij vooral zo door moet gaan. Maar ik blijk te kunnen aanhaken, waarbij het me heel goed van pas komt dat ik in de afgelopen weken het vaartspel heb gespeeld. Even niet je eigen tempo lopen, maar aanzetten.
Samen rennen we naar boven en houden we de snelheid er redelijk in. Vanuit het achterveld komt nog een loper ons versterken, maar die blijft voornamelijk achter ons rennen. Eenmaal bovenop de berg, zo rond de 18 kilometer, lijkt mijn kompaan het even moeilijk te hebben. Zelf zet ik vol goede moed de pas er in, waardoor ik een gaatje sla. Maar ik moedig hem aan: “Kom op, vanaf hier is het alleen nog naar beneden!” Hij heeft me naar boven gesleurd met zijn krachtige passen, dus ik ben niet van plan hem hier achter te laten. Hij reageert op mijn roepen en haalt me weer bij. Hij komt zelfs voor me lopen. De andere loper kan het gaatje niet overbruggen en we zijn weer alleen.
Door het tempo dat we aanhouden komt het politiegroepje steeds dichterbij. We maken zelfs de aansluiting, en op dat moment lijkt het er even op dat mijn loopmaat de luwte van het groepje wel fijn vindt en zich er in wil nestelen. Zelf loop ik naar de kop, waar ik hoor hoe moeilijk ze het er hebben. “Nee, dit gaat te snel”, hoor ik al snel. Ze laten lopen en ik ben weer in mijn eentje. En in mijn eentje krijg ik het opnieuw zwaar.
Maar gelukkig meldt mijn medestander zich al snel. Hij heeft de politie gelaten voor wat die is en we denderen naar beneden, waarbij we het ene groepje na het andere oprollen. Sommigen proberen in onze slipstream mee te gaan, waardoor we af en toe de kop vormen van een wat groter groepje. Maar uiteindelijk blijven we opnieuw alleen over.
Op de laatste driehonderd meter, als we de streep al zien liggen, moet ik hem een paar meter geven. Maar we hebben er een mooie loop op zitten, en daar feliciteren we elkaar na de finish hartelijk mee.
Precies dit soort onverwachte gebeurtenissen zorgen ervoor dat het steeds weer spannend is om naar wedstrijden te gaan. En als ik thuis kom ligt er ook nog een kater op de bank. Het kan niet mooier.
Gewend aan racen
Maandag 5 februari. Herstelloop. Nog 76 dagen tot de marathon van Londen
De wedstrijd van gisteren was natuurlijk helemaal geen echte wedstrijd. Geurt had ons gezegd dat we vooral niet op marathontempo moesten gaan lopen. In deze fase van onze training moeten we dit soort evenementen gebruiken om onszelf opdrachtjes te geven en die keurig uit te voeren. Bijvoorbeeld de tweede helft harder lopen dan de eerste, of iedere 5 kilometer ietsjes sneller gaan.
Sinds ik me donderdag zo stuk beet op het intervallen, heb ik me voorgenomen beter naar Geurt te luisteren en soms zelfs gewoon te doen wat hij zegt. Zeker nu ik minstens 100 trainingskilometers per week maak lijkt me dat een goed idee. En dus had ik me gisteren voorgenomen om te starten op een tempo van 4:30 per kilometer, waarna ik er dan iedere vijf kilometer 5 seconden vanaf zou halen. En dan aan het eind natuurlijk alle remmen los.
En zowaar heb ik me ook nog redelijk aan dat plan gehouden, al startte ik net wat sneller. De eerste 10 kilometer heb ik in ieder geval lekker rustig gelopen, zonder me op enige manier in te spannen. Pas vanaf ongeveer kilometer 12 ging ik net ietsje beter mijn best doen, vooral vanwege het groepje met Menzis- en politiejongens dat me inhaalde en dat ik liever niet helemaal uit het oog verloor.
Vanaf 15 kilometer ging het dan weer wat langzamer, maar dat kwam vooral door de berg en de wind. De intensiteit ging omhoog, en daar gaat het toch om. En op het laatst, samen met mijn loopmaat die na wat onderzoek William blijkt te heten, gingen inderdaad alle remmen los.
Deze opbouw van mijn race kan mogelijk verklaren hoe het kon gebeuren dat ik relatief makkelijk iedereen voorbij liep in die laatste kilometers, hoewel uit de video’s van de finish blijkt dat nog behoorlijk wat lopers goed konden meekomen.
Het kan namelijk zijn dat ik aan het einde van de wedstrijd, toen ik er dan toch nog een race van maakte, simpelweg niet tussen renners van mijn eigen klasse liep, William daargelaten die zichzelf vermoedelijk onderschat.
Sowieso was ik al gestart in startvak B, aangezien ik mijn startnummer had overgenomen van iemand anders, en bovendien had ik de eerste tien kilometer lopen flierefluiten. Daardoor had ik de mensen laten gaan waar ik normaal gesproken tussen hoor te lopen. Het tegenargument dat de mensen waar ik tussen kwam te lopen me toch nog konden bijhouden kan ik weerleggen door erop te wijzen dat ik er een zware trainingsweek op heb zitten. Anders was ik nog frisser geweest en had ik ze mijn hielen laten zien.
Het is een mogelijkheid.
Aan de andere kant wordt de Asselronde veel gebruikt in de training naar een marathon. Dus lopen er daar veel mensen met volle benen van het trainen, die de race, net als ik, precies even anders aanvallen dan een reguliere wedstrijd.
En zo is mijn verklaring nog sneller ondergraven dan hij was opgebouwd, en stort hij direct volledig in elkaar. Het enige wat me overblijft om te zeggen over de uitslag is dat ik met relatief weinig moeite toch nog ben uitgekomen op plaats 155 van de 2618 lopers. Dat zullen veel mensen best goed vinden. En bovendien heb ik lekker gelopen.
Maar als ik echt iets waardevols wil zeggen over mijn plaats in een rangschikking zal ik toch gewoon mijn best moeten doen. Wat ik hierboven bazel zijn dus alleen maar hersenspinsels van iemand die er aan gewend is dat wedstrijden echte wedstrijden zijn, zonder terughoudendheid, tot op het bot en met het mes op tafel.
Dit voelt gewoon onwennig.
Maar al was het dan geen echte wedstrijd en al heb ik me niet helemaal leeg gelopen, het was ook geen normale training! Het ging over de afstand van een lange duurloop, maar dan een stuk sneller. In feite was het een duurloop en vaartspel in één.
En dus hoef ik vandaag dat vaartspel niet te spelen. Vandaag loop ik gewoon rustig mijn rondje om de spieren wat los te gooien. Dan kan morgen de week weer losbarsten.
Hebben en overhouden
Dinsdag 6 februari. Loopgroeptraining. Nog 75 dagen tot de marathon van Londen.
Geurt wil vandaag wat meer snelheid in de training brengen, zeker omdat Wijnand komend weekend uitkomt bij het Nederlands kampioenschap op de 10 kilometer in Schoorl. Maar het vriest, dus mag het ook weer niet al te hard gaan. Het compromis dat daar uitrolt is 5 maal 5 keer 200 meter in ongeveer 40 seconden. 30 seconden pauze binnen de series en 3 minuten of minder er tussenin.
Zelf hobbel ik achteraan mee in het kleine groepje. Ik verlies nog net de aansluiting niet. Want weer doe ik precies wat Geurt me opdraagt en meng ik me niet in de onderlinge wedstrijdjes die hier en daar toch ontstaan. Het moet vlot gaan maar vooral op souplesse. “Je moet het gevoel hebben dat je er nog makkelijk 200 meter achteraan kunt plakken”, zo luidt het advies. En dat zou me wel lukken. Zelfs 800 meter zou nog wel gaan.
Maar ik ben blij dat dat niet hoeft. Want die snelle kilometers moet ik donderdag weer gaan lopen en dit keer wil ik daar graag wat kracht voor overhouden.
Perfectie zou ik wel willen
Woensdag 7 februari. Rustdag. Nog 74 dagen tot de marathon van Londen.
Net als vrijwel iedereen die begint met lopen had ik bij mijn eerste marathon nauwelijks nagedacht over mijn techniek, landde ik gedachteloos op mijn hak en besteedde ik geen aandacht aan mijn houding.
Maar dat is door de jaren heen nogal veranderd. De eerste aanzet die ik daarvoor maakte, toch zeker zo’n 13 jaar geleden, was eigenlijk het vastzetten van mijn rug, waar ik in die tijd steeds maar weer doorheen ging. Daar had ik steeds veel pijn en ongemak van, waardoor ik het me gewoon niet meer kon permitteren om er geen aandacht aan te besteden. Dus spande ik tijdens het lopen alle spieren aan die in mijn onderrug en buik zaten. Sindsdien vangen die de klappen op, wat tegenwoordig vaak een ‘stevige core’ genoemd wordt. Toen heeft me dat even wat spierpijn opgeleverd, maar last van mijn rug heb ik niet meer gehad.
Bovendien maakte deze wijziging alle veranderingen mogelijk die ik later heb doorgevoerd. Zo raakte ik in 2012 onder invloed van natural running. Aanvankelijk heel voorzichtig. Ik kocht een paar schoenen die wat minder demping op de hak hadden, omdat ik het gevoel had dat die demping me meer in de weg zat dan dat ik er voordeel van had. Wat kan daar mis gaan, zou je zeggen.
Maar zo’n andere schoen heeft een geweldige impact op hoe je rent. Dat moest ik weer helemaal opnieuw leren, hoe gek dat ook klinkt. Ik wist nauwelijks meer hoe ik mijn voeten moest neerzetten. Ik begreep het gewoon niet meer. Ik heb kilometers lopen worstelen, heel bewust van mijn hoe ik liep, terwijl ik steeds maar weer iets anders probeerde. Zo loopt het wel goed. Nee, toch niet. Iets anders proberen. Ja. Hee, ik loop weer anders. Wat doe ik nu? Ik kreeg maar niet uitgevogeld wat ik moest doen.
Daarvoor had ik een paar clinics nodig, beide van David van der Linden van Slim Lopen. De eerste was gewoon een workshop bij een sportwinkel in Utrecht. Van David leerde ik dat je de voet eigenlijk plat moet neerzetten en dat je niet hoeft af te zetten met je voorvoet, iets waar ik zelf nooit op was gekokmen. Daaruit vloeide direct voort dat je de voet recht onder je neerzet. Vervolgens val je eigenlijk gewoon voorover en vang je jezelf op, waardoor je snelheid maakt.
Dat is de pure natural running-techniek. Na nog een cursus van David van der Linden in de bossen bij Mierlo kocht ik geheel platte schoenen en daar heb ik ook een paar marathons op gelopen, al moet ik zeggen dat het daarop nooit sneller is gegaan dan die in Utrecht aan het begin van 2012. Records heb ik er dus niet op gebroken.
Maar het was wel een perfecte manier om me heel bewust te maken van mijn techniek. Alles moet op dat soort schoenen namelijk kloppen, anders komen de klappen veel te hard aan. Want je hebt geen demping in de schoenen. Je voelt alles. En dat was weer iets dat ik meenam naar de voorlopig laatste fase in mijn ontwikkeling.
Sinds ik bij Geurt ben gaan trainen ben ik veel sterker geworden. Ik heb veel meer kracht in bovenbenen, kuiten en voeten. En daardoor kon ik ook steeds meer op mijn voorvoet gaan lopen. Met die voorvoet vang ik tegenwoordig de klappen op. Ik klauw ze net iets voor me in de grond, waarna ik er pas op ga leunen als ik er met mijn zwaartepunt boven ben. En dan lanceren ze me direct voor de volgende stap.
Zo voelt rennen rennen heel natuurlijk aan en vlieg ik met zo min mogelijk inspanning over de weg. Mijn voorvoet lanceert mijn hele lichaam, mijn knie gaat omhoog waardoor het onderbeen als vanzelf ontspannen naar voren gaat, precies naar de juiste plek net voor me. En als die voorvoet eerst onderzoekend de grond raakt is de hele keten van mijn lichaam, van die voorvoet via de hiel, kuiten, bovenbenen, dijen, buik, rug naar de armen, voorbereid op de volgende sprong in de loop, alles precies in balans en geformeerd rond de core, waar alle verandering al die jaren geleden dus mee is begonnen.
Zo heb ik mijn lichaam in de loop van de tijd veranderd in een geoliede renmachine, waar alles op zijn eigen spanning staat, zijn eigen taken uitvoert, zijn eigen banen beschrijft en zo bijdraagt aan een soepele tred. Al is er natuurlijk altijd wel een onderdeeltje dat net iets beter kan worden afgesteld.
Pijn die ik nog niet ken
Donderdag 8 februari. Testloop. Nog 73 dagen tot de marathon van Londen.
Als ik thuiskom van mijn werk start ik even snel de computer op om te kijken hoeveel pauze ik tussen de kilometers mag nemen bij mijn intervaltraining. Maar als ik het schema open, blijkt dat er helemaal geen intervaltraining op het programma staat voor vandaag. Vandaag is het tijd voor mijn eerste testloop. Zestien kilometer op marathontempo.
Dat betekent dat ik heel snel een mentale omschakeling moet maken, want de lichamelijke inspanning die ik ga leveren is van een heel andere orde dan die waarop ik me heb voorbereid.
Ik zet de gedachte aan de interval resoluut uit mijn hoofd en breng me voor de geest wat een testloop nou is en wat ik dus van mezelf moet verwachten. Wat ga ik in het komende ruime uur precies testen? Dat is niet of ik 16 kilometer op marathontempo kan lopen. Dat lukt me wel als ik een beetje mijn best doe.
Wat ik werkelijk wil testen is of ik dat tempo ook redelijk makkelijk kan volhouden, en of ik na die zestien kilometer het gevoel heb dat ik zonder problemen nog een kilometer of tien door kan gaan. Eigenlijk moet ik de testloop fluitend kunnen rennen.
Dus doe ik, eenmaal omgekleed en buiten op straat, een paar steigerungen om mijn hartslag steeds even omhoog te jagen. Ook dat is nog steeds mentale voorbereiding op wat ik ga doen. Ik ga rennen op het hoogste tempo dat ik langdurig kan volhouden.
Als ik een paar kilometer onderweg ben blijkt dat ik het benodigde tempo vandaag niet kan ontwikkelen zonder al te hard mijn best te doen. Het gevoel dat mijn tong met een snelheid 4 minuten per kilometer na zestien kilometer op mijn knieën zal hangen weerhoudt me ervan om echt aan te zetten.
Toch is mijn hele schema ingesteld op dat tempo, wat me over een hele marathon onder de 2:50 zou brengen, een prestatie die ik maar wat graag wil leveren. Alleen is een hele marathon lopen op een tempo van 4 minuut per kilometer een heel zware opgave. Daar doordringt deze testloop me nog eens goed van.
Als ik met het toch nog keurige tempo van 4:05 per minuut de laatste kilometers afleg, komt er een uitspraak van Geurt bij me boven drijven. Die zegt regelmatig dat er niets zwaarder is dan een hele marathon volle bak lopen. En deze uitspraak versmelt in mijn hoofd met wat ik weet over het werelduurrecord op de fiets van Bradley Wiggins: een uur lang volle bak fietsen levert een bijna ondraaglijke pijn op.
Dan realiseer ik me heel helder dat het tempo waarop ik nu loop me bij de marathon een pijn gaat opleveren die ik nog niet ken. En hoe harder ik wil, hoe ondraaglijker de pijn zal zijn.
Ik heb nog iets meer dan tien weken om uit te vinden hoeveel ik daarvan kan verdragen.
Even klagen!
Vrijdag 9 februari. Korte duurloop. Nog 72 dagen tot de marathon van Londen.
Ik heb er de pest in! Het is een lange drukke week geweest op het werk. Ik heb net twee kruiwagens mest uit een wei gehaald, met kuil gesleept en water gepompt in een snijdend koude wind. Ben ik eindelijk thuis, moet ik boodschappen gaan doen. En ik moet gaan uitkijken naar Ramses, die sinds dinsdag weer spoorloos is.
Sowieso zorgt dat laatste er de afgelopen dagen voor dat ik een pesthumeur heb. Want het zag er zo goed uit nadat hij een paar keer thuis was gekomen van zijn nachtelijke avonturen en op de bank had liggen maffen. En die pest wordt nog verergerd doordat ik helemaal niet weet waar hij is. Vandaag is hij opnieuw nergens te bekennen als ik op mijn fiets rondjes rijd in de buurt waar ik hem de vorige twee keren heb gevonden, terwijl ik de donkerste plekken verlicht met mijn hoofdlamp.
En als ik dan thuiskom met een volle boodschappentas en zonder Ramses mag ik niet eens eten gaan koken. Ik moet eerst nog gaan hardlopen. Het is maar een uurtje op een makkelijk tempo, maar op dit moment is de berg van gecumuleerde dingen die ik doen moet bijna te hoog om daar ook nog eens hardlopen bovenop te stapelen.
Hardlopen moet altijd maar uitkomen. Hardlopen moet er altijd tussendoor. Het is een constant moeten. Wat er ook aan de hand is, waar ik ook heen ga, wat ik ook gedaan heb, hoe ik me ook voel, hoe dan ook, ik moet ook nog even hardlopen.
Daar kies ik natuurlijk zelf voor. Want er is verder niemand die me dwingt. Niemand drukt een pistool tegen mijn hoofd en roept dat ik moet gaan rennen. Ik doe het helemaal zelf. Alleen maakt dat de druk niet kleiner. Dat maakt hem misschien zelfs groter. Want ik moet niet alleen gaan rennen, ik moet er ook nog zelf voor zorgen dat ik ga rennen. Zelfs dat kan ik niet aan iemand anders overlaten.
Bovendien sneeuwt het!
En als ik dan heb gerend – want dat doe ik natuurlijk gewoon, en als ik eenmaal bezig ben gaat het lekker op een mooi constant tempo – moet ik verdomme ook nog dit stukje schrijven!
Mag dan nu dan eindelijk het weekend beginnen!?
Van positief naar negatief
Zaterdag 10 februari. Snelle duurloop. Nog 71 dagen tot de marathon van Londen.
Geprezen zij de wijsheid van Geurt. Dat denk ik als ik op marathontempo door het Maximapark dender terwijl ik de ene na de andere sukkelende draver voorbij zoef. De snelheid die ik donderdag niet haalde voelt nu heel comfortabel aan. Ik moet me zelfs inhouden.
En dat komt dus doordat Geurt twee dagen na de testloop deze snelle duurloop heeft ingepland. Ook nu moet ik marathontempo aanhouden. Maar nu hoef ik geen rekening te houden met strategisch of tactisch geneuzel over wat ik moet overhouden en hoe lang ik moet lopen. Nu is het tempo mijn opdracht en die opdracht moet ik gewoon uitvoeren.
Onder die dwang blijkt dus dat ik me er helemaal niet voor over de kop hoef te lopen.
Vanochtend vervloekte ik Geurt nog, omdat hij me twee dagen na de testloop met alweer zo’n snelle training heeft opgezadeld. En was de testloop nog 16 kilometer, nu moet ik twintig kilometer volmaken. Dus dit is de zwaardere dag.
Maar het loopt gesmeerd en ik ben blij dat ik loop. Daarbij is het een geluk dat het vandaag nauwelijks waait.
Jammer genoeg komt er na 10 kilometer flink de klad in dat positieve gevoel. Dan moet ik temporiseren en komen er soms twintig seconden per kilometer bovenop. Het tempo volhouden lukt gewoon niet meer. Ik kan alleen maar aanklampen en zo goed mogelijk op mijn techniek en ontspanning blijven letten. Gewoon doorlopen dus, ook al krijg ik een vreselijk positieve split om mijn oren.
Terwijl ik zo aan het worstelen ben troost ik me met de gedachte dat het in deze fase van de training ook helemaal niet gesmeerd hoort te lopen. Ik train er juist voor om beter te worden, dus over een paar weken zal het sneller gaan. En bovenop die verbetering zal het geweldige contrast met deze week me nog eens een extra boost geven. Dus dit is één en al investering in de toekomst.
Ik ga voor de negatieve split in mijn training.
Dat doet de wind
Zondag 11 februari. Lange duurloop. Nog 70 dagen tot de marathon van Londen.
Als ik thuiskom van mijn lange duurloop ben ik helemaal afgepeigerd. Het had een makkelijke training moeten worden, een mooie kans om lekker uit te rusten van alle vermoeienissen, terwijl ik door de weilanden en langs het kanaal loop. Maar de wind is spelbreker.
De wind laat me geen moment met rust. De ene keer waait hij vanaf de zijkant, zodat ik mezelf continu moet corrigeren. Dan weer krijg ik hem hele stukken pal van voren in mijn smoel. In het open land kan ik soms tegen hem in leunen. Maar dat klinkt comfortabeler dan het is, want ondertussen moet ik veel meer kracht zetten om vooruit te komen dan de bedoeling is.
In de rug heb ik hem ook een heel stuk. Dat is fijner, zou je zeggen, heerlijk wind mee. Maar lopen is geen fietsen. Harde wind in mijn rug betekent dat ik moet afremmen en daardoor komen de klappen op mijn bovenbenen veel harder aan.
En dan zijn er nog de stukken waar alle vormen door elkaar heen waaien, door de turbulentie die tussen de gebouwen heen speelt. Dan valt er helemaal geen pijl te trekken op waar hij vandaan komt, het ene moment van voren, dan even helemaal geen wind, dan van de zijkant en dan weer heel ergens anders vandaan. Langzaam maar zeker sloopt het me.
Bij de lange duurloop heeft de wind veel impact. Omdat je rustig loopt en minder op spanning staat laat je makkelijker met je sollen. Tegelijk kan die wind heel lang met je sollen, omdat je zo ver moet. Er zijn maar een paar gelegenheden waarbij wind nóg erger is. Eén daarvan is de snelle duurloop. Als je dan wind tegen hebt is het vrijwel onmogelijk om je snelheid te halen. En uit meewind krijg je vervolgens niet zoveel voordeel dat je het verlies kunt compenseren. Dus het is alsnog maar goed dat deze wind er gisteren niet was.
Maar het allerergste is toch wel harde wind bij een wedstrijd, als je een recordpoging wilt wagen. Met veel wind, uit welke hoek hij ook waait, kun je dat record gevoeglijk vergeten.
Het is maar een spelletje
Maandag 12 februari. Vaartspel. Nog 69 dagen tot de marathon van Londen.
Het begint al in de eerste kilometer, met het meisje dat uit een zijstraat komt en precies in mijn kielzog aansluit. Dat vind ik heel bewonderenswaardig van haar. Want al is het tempo waarin ik loop voor mij comfortabel, het is niet voor iedereen weggelegd. Even houdt ze me ook keurig bij, maar dan is ze niet opgewassen tegen mijn kleine en vrijwel onmerkbare versnelling. Het spel is begonnen.
Even later hebben de twee fietsers al een tijdje voor me gereden als ik me realiseer dat ze het perfecte doelwit zijn. Ik versnel en langzaam komen ze dichterbij. Pas over een paar honderd meter zullen ze de weg moeten oversteken, waar ik gewoon aan deze kant blijf, dus ik heb nog meer dan genoeg tijd om ze bij te halen.
Langzaam maar gestaag maak ik de afstand tussen mij en hen kleiner en kleiner. En als ik dan eindelijk de aansluiting maak, versnel ik nog een beetje, want er is weinig leukers dan de verbaasde en ietwat beteuterde uitdrukkingen te zien verschijnen op gezichten van fietsers als ik ze voorbij loop.
Op het volgende rechte stuk van mijn etappe doe ik hetzelfde met een hardloper die zo’n honderd meter voor me uit rent. Mijn versnelling doet mij geen pijn, maar brengt me heel snel bij hem. Het enige verschil met de fietsers is dat ik inhoud voordat ik hem voorbij ga. Want ik gun hem de fijne gedachte niet, hoe misplaatst ook, dat ik het tempo waarin ik hem inhaal niet kan volhouden. Het snelheidsverschil tussen ons is sowieso aanzienlijk.
Op een van de laatste stukken ben ik net te laat om twee meisjes op hun fiets bij te halen. Ze zijn nog maar een meter of tien van me verwijderd en ik hoop dat ze, net als ik, na de sluis het fietspad langs het kanaal zullen nemen. Dan krijg ik alle kans om ze te verschalken en wil ik achter ze gaan rennen om me de laatste paar honderd meter mee te laten sleuren. Maar helaas, ze rijden rechtdoor en dus laat ik ze gaan.
Het vaartspel van vandaag wordt zo een zorgeloze exercitie, die me weer helemaal oplaadt voor de komende week. Dat had ik even nodig.
Mijn heupen en de gouden race van Kjeld Nuis
Dinsdag 13 februari. Loopgroeptraining. Nog 68 dagen tot de marathon van Londen.
Geurt heeft een een stuk of vijftien pilonnetjes op korte afstand achter elkaar gezet, zodat we kleine stappen moeten nemen om tussen elk trainingshoedje een voet te kunnen zetten. Daarna komen een stuk of zeven hoedjes die net wat verder uit elkaar staan. En tot slot zijn er nog eens vijf waar je behoorlijk lange passen voor moet nemen.
“Ren er maar doorheen”, zegt hij, “steeds met hetzelfde ritme. En als je bij die laatste pilonnen het idee hebt dat je veel te grote passen moet nemen om goed uit te komen, dan doe je iets verkeerd.” Zojuist heeft hij ons uitgelegd dat je je heupen iets naar voren moet brengen om je stappen groter te maken. Dan gaat dat vanzelf.
En om nóg grotere stappen te maken moet je je heupen nóg verder naar voren brengen en iets meer naar voren leunen. Dan maak je nog een extra valbeweging en worden je passen weer groter. Zo ga je dus vanzelf ook sneller, zonder dat je kracht hoeft te steken in die versnelling.
Dat is iets wat ik altijd al gebruik in mijn techniek, maar Geurt benadrukt nog eens dat we niet zozeer moeten letten op onze voeten. “Concentreer je op je heupen”, zegt hij meermaals. “Voel wat er gebeurt in je lichaam als je ze naar voren brengt.” En dat doe ik.
Het is een heel natuurlijke beweging die ik inderdaad steeds gebruik bij het hardlopen. Maar door me zo op te concentreren op dit ene onderdeel wordt me nog eens extra duidelijk hoe het grote mechaniek in elkaar steekt. Ik voel wat het naar voren drukken van mijn heupen teweeg brengt in mijn hele lichaam, terwijl die specifieke beweging anders altijd opgaat in het geheel van bewegingen die ik maak.
Nu maak ik mijn heupen tot de ster van de avond.
Als we daarna series van drie kleine snelle rondjes moeten lopen, met korte pauzes en een lange uitloop na de laatste ronde, komt heel goed van pas wat ik zojuist heb gemerkt. Vooral bij die lange uitloop concentreer ik me weer op mijn heupen, gecombineerd met het ontspannen van mijn schouders. Het maakt het lopen makkelijk, ook al hebben we er al een paar rondjes op zitten.
Een goede techniek helpt juist als je er doorheen zit. Zeker als je moe bent kan het je redding zijn. Dat heeft vanmiddag ook Bart Veldkamp me nog verteld toen hij de gouden race op de 1500 meter van Kjeld Nuis analyseerde. Nuis was vrijwel de enige die de hele race door zijn techniek op orde hield. Hij bleef in de goede houding en juist daardoor kon hij door de verzuring heen zijn snelheid vasthouden.
En vooral van de techniek moet ik het hebben. Ik ben intussen 49, dus de kracht gaat er langzaam maar zeker vanaf. Toch moet ik die mannen van halverwege de 30 of jonger bijhouden. Dus wat ik kwijt raak door mijn leeftijd moet ik helemaal compenseren met een zo soepel mogelijke tred die zo min mogelijk moeite kost. En dan is het nog net iets fijner afstellen van zo’n belangrijk onderdeel als mijn heupen meer dan welkom.
Uit zichzelf bewegende bodybuilderkuiten
Woensdag 14 februari. Rustdag. Nog 67 dagen tot de marathon van Londen.
“Menig bodybuilder zou er jaloers op zijn”, zegt Pepijn, de jongen die mijn kuit masseert. “Die hebben vaak moeite om hun kuiten zo goed gespierd te krijgen als die van jou.” Hij vertelt vervolgens iets over de drie spieren waaruit de kuit bestaat, waardoor ze op een kalfspoot gaan lijken als ze goed getraind zijn. En dat is bij mij heel keurig ontwikkeld, terwijl er bij veel andere mensen nog een soort los bobbeltje tussen blijft zitten.
Of in ieder geval iets dergelijks. Ik kan hem niet helemaal volgen, want zoveel weet ik natuurlijk niet van spieren.
Dat mijn kuiten de vergelijking kunnen doorstaan met die van bodybuilders streelt op een of andere manier heus mijn ijdelheid wel. Maar tegelijk weet ik ook dat de snelle Kenianen onder andere zo hard kunnen lopen doordat ze juist niet van zulke stevige en zware kuiten hebben. Het klinkt dus misschien leuk, maar in feite ik heb er alleen maar last van.
Aan de andere kant heb ik die goed ontwikkelde spieren in mijn kuiten nodig om mijn voorvoetlanding te kunnen maken. En die is weer heel belangrijk voor mijn hele techniek. Dus wens ik maar niet dat ik ze niet had.
Dan komt Ron binnen, de head honcho fysiotherapeut van Velofit, die me altijd masseert en die nog even bezig was met iemand anders toen ik binnenkwam. Na een hand en een innemende glimlach begint hij over de twee spieren waar de kuit uit bestaat, wat direct in tegenspraak is met de drie waar Pepijn het net over had. Uit de fysiotherapeutenpraat die daarop volgt blijkt dat ze allebei gelijk hebben, wat ik als leek natuurlijk niet helemaal begrijp.
Ron neemt mijn soepelere rechterkuit onderhanden. Dat is het makkelijke werk, zoals hij zelf zegt. En dus heb ik even de luxe dat mijn beide benen simultaan worden gemasseerd. Wat overigens ook wel een paar momenten oplevert dat het aan beide kanten flink zeer doet. Zeker als Pepijn in mijn linkerkuit de spier vindt die gisteren ook al gevoelig was, dan moet ik flink doorbijten. Maar ik houd mijn benen ontspannen. Om die pijn gaat het me nou juist. Van mij mag het best nog wat harder.
En tot slot wijst Ron zijn collega nog op wat er gebeurt als ze mijn benen even helemaal met rust laten. Dan treden fasciculaties op, zoals ze blijkbaar heten. Het zijn de onwillekeurige samentrekkingen van de spieren in mijn benen. Ik ken ze wel. Als ik in bed lig leg ik wel eens mijn handen op mijn kuiten en dan voel ik dat die vrijwel doorlopend in beweging zijn. Maar nu vraag ik me vooral af hoe je dat moeilijke woord in hemelsnaam zou moeten spellen, fasciculaties.
De twee fysiotherapeuten, de een volleerd en de ander waarschijnlijk een stagiair, kijken in ieder geval gebiologeerd toe. En ondertussen vertellen ze elkaar fysiotherapeutverhalen. Met fasciculaties heb je geen haardvuur nodig.
Als de sessie veel te snel is afgelopen neem ik me voor om in aanloop naar de marathon elke woensdag terug te komen. Met een weekomvang van meer dan honderd kilometer is dat ook helemaal geen overbodige luxe. Misschien moet ik bovendien volgende keer een heel uur reserveren. Dan kan het toch net wat grondiger gebeuren, en het is nog gezellig ook.
Vertrouwen geeft een opsteker
Donderdag 15 februari. Intervaltraining. Nog 66 dagen tot de marathon van Londen.
Voordat ik eraan begin lijkt 12 keer 1 kilometer in het vlijmscherpe tempo van 3:35 een vrijwel onmogelijke opdracht, al heb ik het drie weken geleden ook een keer gedaan. Zo goed voel ik me vandaag niet en het vertrouwen is de laatste tijd ver te zoeken. Maar ik blijk me voor niets zorgen te maken, want eindelijk beleef ik weer eens een echt goede dag!
Zeker, een kilometer op dat tempo is geen fluitend wandelingetje in het park. En de twee minuten pauze die ik tussen elke kilometer krijg is steeds net wat korter dan ik me zou wensen. Maar alle lessen die ik de afgelopen tijd heb geleerd slepen me vandaag glansrijk door deze test heen.
Alleen op de eerste kilometer loop ik net wat te verkrampt, ondanks wat ik mezelf steeds op het hart heb gedrukt. Maar alle andere 11 sprints gedraag ik me zo ontspannen mogelijk. Mijn heupen vooruit, mijn bovenlichaam rechtop, mijn benen in een zo perfect mogelijke lange pas. Dan is een kilometer altijd te overzien, want voor je het weet is er een halve voorbij en dan hoef je alleen nog maar de tweede helft.
Maar de belangrijkste factor is een splinternieuwe ontdekking. Naarmate de training vordert dringt het steeds helderder tot me door dat ik gerust vertrouwen mag hebben in mijn snelheid. Ook als het makkelijk en eigenlijk te langzaam aanvoelt, dan nog hoef ik niet harder. Mijn snelheid is goed, dus er is geen noodzaak om te proberen er krampachtig nog een schepje bovenop te doen. Zelfs de gedachte daaraan is irrelevant.
Die ontdekking geeft me de rust in mijn hoofd om me helemaal te concentreren op hoe ik loop. En dat resulteert uiteindelijk in 12 kilometers die bijna allemaal onder de 3:35 zijn afgelegd. Een vrijwel perfecte uitvoering. En na twee weken waarin ik het steeds net niet kon bolwerken is dat een heel mooie opsteker!
Bruggen als viaducten
Vrijdag 16 februari. Langzame duurloop. Nog 65 dagen tot de marathon van Londen.
Blijkbaar wil Geurt het er echt bij me inrammen. Mijn lichaam moet gewend raken aan hoge snelheid in combinatie met grote vermoeidheid. Dit keer wordt dat nog eens bemoeilijkt doordat het licht bergop gaat, en daarna weer bergaf.
Toch staat vandaag een langzame duurloop op het programma, en daar ben ik maar wát blij mee! De intervaltraining van gisteren heeft zo zijn sporen nagelaten in mijn benen. Die voelen stram en stijf. Het hardlopen gaat helemaal niet soepel en het lukt me dit keer dan ook makkelijk om langzaam te lopen.
Dat moet ik anderhalf uur volhouden, maar dat is geen probleem, hoogstens irritant. Het is een kwestie van doorlopen. Alleen staat er bij vandaag nóg iets op het schema dat ik van Geurt heb gekregen: ‘viaduct 4 x snel’. En dat ‘viaduct’ wil zeggen dat ik in mijn loop vandaag een paar flinke versnellingen moet plaatsen. Ik moet heel hard een brug op rennen, dat is 1, en er daarna direct weer zo hard mogelijk vanaf, dat is 2. Datzelfde moet ik vervolgens nog een keer doen bij een andere brug.
Negen kilometer lang kijk ik er vreselijk tegenop en vraag ik me af hoe dat nou toch moet. Want gewoon rennen gaat al stroef, hoe moet ik dan in hemelsnaam nog versnellen?! Tegen een brug omhoog nog wel!
Om van dat verschrikkelijke vooruitzicht verlost te zijn besluit ik een brug eerder als viaduct te bestempelen dan ik oorspronkelijk van plan was. En terwijl ik de helling op snel, blijkt natuurlijk dat hard lopen veel makkelijker is dan het sukkeldrafje van daarnet. Als je snelheid maakt spant je lichaam zich samen in de juiste vorm en werkt het perfect.
De snelheid van gisteren benader ik niet op die kilometer omhoog en omlaag. Maar dat is ook niet nodig. Het gaat om het gevoel. Twee kilometer verderop doe ik hetzelfde bij de volgende brug. Daar voelt het hardlopen zonodig nog lekkerder.
En dan zijn er nog wat extra kilometers om uit te lopen. Ik moet die anderhalf uur immers volmaken. Bovendien wil ik vandaag zeker 18 kilometer rennen, zodat ik alvast voorbij de zestig kilometers kom in deze week. Dan zit een weekomvang van 90 misschien nog in het vat, met de lange duurloop van zondag nog in het verschiet. Morgen valt er tussenuit, want dan ga ik op cursus met Sprettur. Daar kijk ik ook naar vooruit.
Over de rand van wat we kunnen
Zaterdag 17 februari. Even er tussenuit. Nog 64 dagen tot de marathon van Londen.
We scheuren over de baan, Sprettur en ik. Nog nooit heb ik hem zo hard laten tölten, terwijl zijn takt toch zo goed blijft. Want daar gaat het om bij tölt, om takt. Tölt is een viertaktgang. Tussen elke pas zit een gelijke tijdsduur. Takketakketakketakketakke, gaat het.
Door de oefeningen die we zojuist samen met Siggi Mar hebben gedaan zit het paard vol energie. Zelf zet ik tegelijkertijd mijn schroom overboord en zo worden we samen tot het uiterste gedreven.
Ik ben vaak te voorzichtig, heb ik van Siggi te horen gekregen. En inderdaad behoud ik het liefst de controle. Dat zit in mijn aard, terwijl ik soms ook gewoon op mijn paard moet vertrouwen. Als ik weet wat ik van hem wil, mag ik best iets méér van hem vragen. Dat wil Sprettur dan heus wel voor me doen. Alleen zo kunnen we steeds beter vorm geven aan ons team.
En dus versnellen we. In de bochten probeer ik hem met al mijn hulpen – benen, buik, teugel, spanning – in te houden, maar op de rechte stukken knallen we vooruit. zonder enige terughoudendheid. En dat geeft een geweldig gevoel, een gevoel van energie, snelheid en eenheid.
Vorig jaar had ik nog nauwelijks iets aan de lessen van Siggi. Het was wel gezellig en je bent toch een dagje lekker met je paard bezig. Maar de oefeningen begreep ik vaak niet helemaal. Bovendien kon ik Sprettur toen nog maar nauwelijks in de juiste gang houden en soms ging hij er gewoon met me vandoor. Of hij vloog uit de bocht als hij daar zin in had, met zijn eigenwijze hoofd.
Maar intussen is Sprettur veel sterker geworden door alles wat Miriam met hem doet. Daarnaast ben ik me veel meer bewust van hoe ik op een paard moet zitten en hoe ik met hem moet communiceren. Dat heb ik voor het grootste gedeelte weer geleerd van mijn andere lerares, Wendy, die me door het seizoen heen regelmatig les geeft in de aftandse bak die we bij onze wei hebben liggen.
En nu begint alles in elkaar te grijpen. Daardoor heeft Siggi ineens iets om mee te werken. Dus drijft hij ons over de rand van wat we al kunnen en laat hij ons nieuwe dingen zien.
Daarbij is het frappant om op te merken dat ik dit nooit zo had kunnen doen als ik niet intensief was gaan hardlopen. Door dat hardlopen ken ik elk spiertje in mijn lijf en hoef ik niet heel erg na te denken over hoe ik de ene aanspan en de andere loslaat.
Doordat ik daar niet over hoef na te denken kan ik me veel meer richten op wat die spieren als collectief moeten uitstralen. En daardoor kan ik veel meer op gevoel paardrijden dan ik anders ooit gekund zou hebben. En paardrijden is één en al gevoel. Als je het met je verstand probeert te doen ben je altijd te laat. Met je verstand zet je misschien de grote lijnen uit, maar als het erop aankomt moet je lichaam het opknappen.
Maar ook mentaal is het een wisselwerking. Zo komt het vertrouwen dat ik donderdag heb ontdekt op een heel nieuwe manier terug terwijl ik met Sprettur over de baan race. Laat maar gaan, zo besluit ik helemaal tegen mijn aard in. Dat gaat wel goed. Dan kan ik me ondertussen bezig houden met de vorm.
En ongetwijfeld neem ik het vertrouwen dat ik vandaag opdoe weer terug mee naar het rennen op twee benen. En zo heb ik dan wel een dagje vrij van mijn marathontraining, maar ook hier word ik sterker van en het brengt me dichter bij mijn doel.
Kleine ongemakken op een prachtige dag
Zondag 18 februari. Lange duurloop. Nog 63 dagen tot de marathon van Londen.
Omdat ik gisteren niet heb gelopen moet ik nu natuurlijk de lange duurloop doen. Maar met het heerlijke zonnige winterweer van vandaag is dat helemaal geen straf. Het belooft een pleziertochtje te worden.
En dat is het ook. Ik neem een route met zoveel mogelijk parken en weilanden, dus er is van alles te zien: ganzen, eenden, koeten, witte en blauwe reigers, zwanen, allerlei mezen, vinken, noem het allemaal maar op. Met als hoogtepunt natuurlijk Kasteel De Haar, dat fel afsteekt tegen de blauwe lucht.
Overal is het druk met mensen die wandelen met hun kinderen, in groepjes of gewoon lekker met z’n tweeën. Ik haal nog behoorlijk wat hardlopers in. Op één na, die mij inhaalt. Maar dat is Luuk uit mijn loopgroep en die is met een intervaltraining bezig.
Omdat ik een dag vrij heb gehad voel ik me uitgerust en beweeg ik me zonder enige moeite tussen dit alles door. En zo lijkt het uit te lopen op een heerlijke tocht, waar vrijwel niets over te vertellen valt.
Maar intussen is de onderkant van mijn rechter grote teen wat geïrriteerd geraakt van mijn afzet. Dat los ik terloops op door mijn techniek net even wat aan te passen, waardoor het tenminste niet erger wordt. Maar het blijft soms opspelen, wat het lopen precies wat oncomfortabeler maakt.
Erger is dat even verderop mijn darmen beginnen op te spelen. In een verlaten en winters bos zou ik daar geen twee minuten over nadenken en direct de struiken in duiken, maar in het Maximapark op een mooie dag valt daar niet aan te denken. Ik zal alles mee naar huis moeten nemen en er zijn momenten dat ik het daar best moeilijk mee heb.
En dan op een kilometer of vier voor het einde geeft mijn horloge ineens heel groot aan dat de batterij bijna leeg is, zodat ik niet meer goed kan zien hoe lang ik aan het lopen ben. Ik vervloek het ding en hoop maar dat hij het tot het einde toe volhoudt.
Op die laatste kilometers begin ik ook echt buikpijn te krijgen. Dat heeft weer zijn impact op hoe ik loop, zodat ik ook mijn teen weer extra voel. En voor de troost kijk ik dan op mijn horloge, maar daar kan ik weinig van aflezen.
Gelukkig doet mijn horloge het nog als ik hem aan het begin van mijn straat uitzet. En als ik dan eindelijk opgelucht op het toilet mijn schoen en sok uittrek, is het al met al toch een heerlijke dag geweest waar ik met plezier op terugkijk.
Ietwat vreemd is het wel
Maandag 19 februari. Vaartspel. Nog 62 dagen tot de marathon van Londen.
“Dertig kilometer!? Ben jij gek?”, roept Consuela, het hoofd van de financiële afdeling als ik haar vertel wat ik gisteren heb uitgespookt. En als ik er dan ook nog aan toevoeg dat ik zes keer per week train en zo’n honderd kilometer per week maak, is ze helemaal de weg kwijt.
Het is niet dat ze geen voordelen ziet. Want zoveel hardlopen is goed tegen de stress. Bovendien kun je gewoon eten wat je wil zonder dikker te worden en dat spreekt haar zeer zeker aan. Dus neem ik nog een hap van mijn Mars, om het vuurtje nog een beetje op te stoken. “Ik stop me bij elke gelegenheid helemaal vol”, vertel ik haar, “maar lichter dan nu ben ik sinds mijn tienerjaren niet meer geweest.”
Toch zijn de nadelen die ze ziet groter dan de voordelen. “Jij hebt natuurlijk geen kinderen”, geeft ze aan. “Ik zou niet weten waar ik de tijd vandaan moest halen.” Bovendien zou ze zich helemaal dood vervelen. Ze heeft wel eens 25 kilometer gelopen, maar daar was ze na een kilometer of tien al helemaal klaar mee. En toen moest ze er nog eens vijftien.
Als je het zo bekijkt is het misschien ook een beetje vreemd dat ik helemaal geen last heb van verveling tijdens die enorme stukken die ik moet hardlopen. Maar ik heb nooit bezwaar gehad tegen repeterende handelingen en ik heb altijd al gehouden van herhaling en van ogenschijnlijke eentonigheid. Niet voor niets bleef ik jarenlang geboeid door steeds dezelfde trajecten waar ik iedere dag vanuit de trein opnieuw mijn ogen geen moment vanaf kon houden.
Misschien is hardlopen ook makkelijker als je gefascineerd wordt door details, die elke keer weer anders zijn omdat je steeds weer andere dingen ziet in hetzelfde beeld. Daardoor kan ik elke route keer op keer rennen zonder dat die me de keel gaat uithangen.
Maar er zijn ook de details in mijzelf. Zo word ik vandaag tijdens het vaartspel getroffen door hoe mijn houding, door de kleine versnellingen die ik steeds plaats, zoveel compacter blijft dan hij gisteren was, hoewel ik vandaag echt niet heel veel sneller loop.
Dat moet ik bij de volgende lange duurloop nog eens onderzoeken. Want het is heus niet zo dat ik bij lange duurlopen mijn lichaam maar wat laat aanmodderen. Ook dan zit alles strak in het keurslijf, maar misschien toch net wat minder dan vandaag. En al helemaal minder dan bij een intervaltraining.
En zo is er iedere dag wel een detail waar ik door word getroffen en waardoor ik niet uitgekeken raak op wat ik aan het doen ben. En ik kan me heus wel voorstellen dat mensen daar ietwat raar naar kijken. Als het al niet volkomen vreemd is, dan is het toch minstens een licht narcistisch trekje dat je zo kunt opgaan in wat je eigen lichaam presteert.
Vieren dat we hard kunnen lopen
Dinsdag 20 februari. Loopgroeptraining. Nog 61 dagen tot de marathon van Londen.
Het begint altijd redelijk rustig, maar in stappen gaat het sneller en sneller, en meestal met minder pauze bovendien. Zo ziet de opbouw van de trainingen van Geurt er over het algemeen in grote lijnen uit.
En deze keer is geen uitzondering. We lopen 1200 meter. Daarvan gaat de eerste 400 meter in 12 kilometer per uur, de tweede in 13 kilometer per uur en de laatste in vrij tempo. Dat is lekker even inkomen zonder dat we ons hoeven in te spannen.
Maar dan lopen we hetzelfde stuk weer terug en beginnen we met 13 kilometer per uur. Opnieuw heen beginnen we bij 14 kilometer per uur, en tot slot, als we nog een laatste keer terug lopen over het heerlijk gladde nieuwe asfalt langs het kanaal, beginnen we bij 15 kilometer per uur, versnellen we naar 16 en dan naar meer. We hebben wind mee, dus dat gaat lekker makkelijk, vertelt Geurt ons nog als hij aanzet op zijn fiets.
De pret begint pas echt als we op het laatste stuk nog eens versnellen. Ik kan er vrijuit van genieten, want 400 meter is niet veel met de intervaltraining van donderdag in gedachten. Ik kan de snelheid vieren en op dat hoogtepunt voel ik de geïrriteerde plek op mijn grote teen die ik van zondag heb overgehouden openbarsten en leegvloeien. Maar dat gaat naadloos op in de climax die we met z’n allen beleven, acht renners die alles geven en Geurt op de fiets.
Als toetje mogen we daarna nog in één tempo anderhalve kilometer terug lopen, de brug op en de brug weer af. Ook dat gaat steeds harder. Eerst loopt Luuk nog voor me, Joop komt voorbij stiefelen in zijn typerende pas, maar tegen de helling op neem ik de kop. Op de brug zit Wijnand nog vlak achter me, die overneemt als we naar beneden gaan. Ik voel de meters in mijn benen kruipen maar laat hem niet helemaal van me weglopen, en net voor de meet komt Michiel me nog in een moordend tempo voorbij, zoals alleen Michiel dat kan.
Zo mag zo’n training nog niet half zo zwaar zijn als een interval, maar dat is ook niet nodig. Dit is vooral genieten van wat we samen kunnen. We kunnen met z’n allen heel hard lopen en het geeft een kick om dat ook samen te doen. Daarom zijn die high fives aan het eind ook zo gemeend en bevredigend.
Het wonderlijke lichaam
Woensdag 21 februari. Rustdag. Nog 60 dagen tot de marathon van Londen.
Voor mijn kuiten is het vandaag niet zomaar een rustdag, maar een dubbele. Dat zegt Ron tenminste, terwijl hij en zijn stagiair Pepijn weer flink staan te kneden. En omdat ze het blogje van vorige week hebben gelezen houden ze zich vooral niet in. Zo heeft Pepijn een plekje in mijn knieholte gevonden dat erg pijnlijk is als hij er stevig op drukt. Dat plekje heeft natuurlijk ook een naam, die je zelfs op twee manieren kunt uitspreken. Maar ik ben ze allebei vergeten.
En met z’n drieën verwonderen we ons over het menselijk lichaam, met als lichtend voorbeeld de achillespees. Dat blijkt namelijk niet zomaar een pees te zijn. Dat zijn er wel drie! En daar zijn ze net pas achter gekomen. En als ze nu nog, in 2018, eeuwen na De Anatomische Les, nog van dit soort dingen aan het lichaam kunnen ontdekken, dan geeft dat volgens Ron toch te denken over het lichaam.
Maar in feite vinden we het ook weer niet zó verwonderlijk dat ze nu nog details ontdekken. Want op de plaatjes die in de behandelkamer hangen mogen alle spieren en pezen dan wel keurig uit elkaar te houden zijn, maar als je echt gaat snijden om te kijken hoe het er in werkelijkheid uitziet, dan is het net een biefstuk van de slager. Dan valt er verdraaid weinig aan te zien.
Sterker nog, als je bij je schouders een gat in de huid zou maken en daar aan het spierweefsel zou gaan trekken, dan komt gewoon alles mee, tot aan de spieren en pezen in je voeten toe. Gesteld natuurlijk dat die allemaal keurig los zouden laten van botten en huid. Het punt dat Pepijn hier maar mee wil illustreren is dat alles met alles verbonden is en dat er nauwelijks onderscheid is te maken.
En in die onoverzichtelijke vleesbrij hebben ze nu dus vastgesteld dat de achillespees uit drie stukken bestaat, die ieder vastzitten aan de drie verschillende spieren van de kuit.
Dat is heel knap, maar achteraf verbaast het ons eigenlijk ook al niet dat de achillespees ingewikkelder in elkaar steekt dan eerder werd vermoed. Want die pees moet vreselijk veel taken uitvoeren. Het in feite de verbinding tussen de voet en het lichaam. Alles wat de voet uitvoert moet daar dus langs, via zo’n dunne pees van amper anderhalve centimeter breed.
En als renner weet ik maar al te goed hoeveel een voet moet doen en hoe goed die met het hele lichaam moet samenwerken. Dat ding moet sterker zijn dan wat ook in het lichaam, maar tegelijk zo flexibel en veelzijdig als maar kan. Dat moet dan toch wel een wonderpees zijn!
Voor Ron zijn dit soort ontdekkingen in ieder geval reden te meer om gefascineerd te blijven door het lichaam, dat zo ingewikkeld in elkaar steekt en toch zo soepel functioneert. En als het kapot is repareert het zichzelf nog op de koop toe! Kom daar maar eens om bij een auto!
Als fysiotherapeut houdt hij zich ook precies bezig met het ondersteunen van dat zelfherstellend vermogen van het lichaam. En op dit moment doet hij wat dat betreft goed werk voor mijn kuiten. Want door te masseren hebben die dus niet zomaar een dagje vrij, maar voelt het als twee.
Vorige week bleek de dag erna inderdaad dat de massage me veel goed had gedaan. En voor morgen hoop ik natuurlijk weer hetzelfde. Want dan staat de interval op het programma met vier keer drie kilometer. En dat is die intervaltraining waarbij ik een paar weken geleden voor het eerst helemaal stuk ging, het begin van een moeilijke periode in mijn training.
Die moeilijke periode hoop ik voorgoed achter me laten, dus morgen moet het echt anders. En daar kan ik best een dagje extra rust voor gebruiken.
Op zoek naar revanche
Donderdag 22 februari. Intervaltraining (4x3km). Nog 59 dagen tot de marathon van Londen.
Het stressniveau loopt vandaag op naar ongekende hoogten. Vanaf de vroege ochtend tot de late middag is het bikkelen geblazen. Het rondje lopen met collega’s in de pauze laat ik schieten, omdat ik nog bergen werk moet verzetten. Steeds komen er vragen tussendoor van mensen die van mijn werk afhankelijk zijn en de techniek laat me meermalen in de steek, waarna ik het uitbulder van frustratie. Iedereen laat me maar even met rust, want het zou niet de eerste keer zijn dat ik iets kapot maak.
Dan zit ik maar net op tijd in de auto om zo’n honderd kilometer verderop in een studio een video op te nemen, waarvoor ik me net niet goed genoeg heb kunnen voorbereiden en waarvoor ik ook de spanning niet voldoende uit mijn lijf kan verbannen. Waarschijnlijk wordt het de slechtste video die ik ooit heb gemaakt.
Weer thuis zet ik direct de computer aan om nog wat laatste dingen af te maken, wat laatste zaken klaar te zetten en wat laatste mails te versturen. Pas daarna mag de automatische antwoorder aan. Nog even boodschappen doen, even naar de kat kijken en dan eindelijk omkleden om me klaar te maken voor een belangrijke training waar ik al dagen naar uitkijk: de interval.
Ik wil heel graag dat het goed gaat. Het lijkt cruciaal dat het goed gaat, want nu heb ik de kans om definitief het negatieve gevoel uit te poetsen dat ik drie weken geleden heb opgedaan en dat sindsdien aan mijn motivatie heeft geknaagd. Nu is de tijd om daarmee af te rekenen, maar ik ben er allesbehalve gerust op. En daarom moet die stress echt uit mijn lichaam.
Door stress reageert het net even anders, zet ik anders aan, verkramp ik anders, loop ik anders. Wat dat betreft is het lichaam net een paard. Als je daar gespannen of gestresst op gaat zitten, wordt het net zo gespannen als jij en kun je er met geen mogelijkheid meer mee communiceren. Stress maakt het lichaam onberekenbaar. Dus al die bijgedachten kan ik niet gebruiken, zeker niet bij deze interval.
Ik loop een halve kilometer in, doe een paar oefeningen en wat steigerungen. Het helpt dat ik me al langer dan vandaag onbewust op dit moment heb voorbereid. Sowieso weet ik dat ik de vorige keer veel te snel ben begonnen, en dat wil ik deze keer anders doen. Vooral bij de start moet ik mijn rust bewaren.
Na nog even wat diep ademhalen en dan versnel ik op hoop van zegen. Tegelijk druk ik de rondeknop van mijn horloge in. Ik ben weg.
Ik kies een tempo dat me lekker ligt maar dat tegelijk behoorlijk aan de snelheid is. Over de eerste kilometer blijk ik wel bijna vijf seconden langer te doen dan de richttijd toelaat, maar dat maakt me niet ontevreden. De stress is weg.
Ik ben aan het rennen. Nu gaat het niet meer om tijd. De tijd is bijzaak. Het gaat om de combinatie van een hoog tempo en goed blijven lopen, steeds drie kilometer ver.
De hele training kijk ik nauwelijks op mijn horloge, behalve als hij aangeeft dat er weer een kilometer op zit. En dan blijkt steeds dat ik keurig in de buurt zit van wat ik moet lopen. Soms gaat het zelfs iets te snel en mag ik het rustiger aan doen, wat me opnieuw een dosis zelfvertrouwen geeft. En waar ik drie weken geleden als een gebroken man bekaf en uitgeblust het laatste stuk aflegde, zet ik nu nog eens extra aan.
Zo moet het! Vrijuit en alles onder controle.
Ploeteren en op de been blijven
Vrijdag 23 februari. Heuveltraining door de sneeuw. Nog 58 dagen tot de marathon van Londen.
In de weersvoorspellingen voor de Eifel waren afgelopen tijd steeds zonnetjes te zien. En dat betekent eigenlijk steevast goed rij- en loopweer. En we komen hier om paard te rijden en te rennen. Samen rijden we overdag, en daarna trek ik mijn renschoenen aan om nog even flink wat heuvels op en af te lopen over de bospaden in de buurt.
Die zonnetjes zijn overigens geen voorwaarde. Want over regen doen we ook helemaal niet moeilijk. Ook dan maken we onze tochten te paard. We trekken gewoon een goede regenjas en regenbroek aan, dan heb je geen last van de nattigheid. Bij het rennen moet je dan rekening houden met wat zompige plekken en plassen, maar over het algemeen zijn de paden hier stevig genoeg om niet helemaal onbegaanbaar te worden.
Kou is al helemaal geen belemmering. Tijdens het paardrijden doen we dan een paar lagen over elkaar aan, dikke sokken, handschoenen, een muts onder onze helm. Na een uur of twee voel je je voeten natuurlijk niet meer, maar dat hoort er bij. En lopen in de kou vind ik al evenmin erg. Ik herinner me dat ik vorig jaar over stijf bevroren paden liep, die helemaal glinsterden in het licht van mijn hoofdlamp. Dat was een magische ervaring.
En rond afgelopen jaarwisseling waren we hier ook nog. Toen heb ik een avond door een besneeuwd landschap gelopen, alleen bijgelicht door de maan. De volgende dag trotseerde ik een sneeuwstorm, bikkel die ik ben. Bomen bogen over het pad onder het gewicht van de sneeuw zodat ik me er een weg doorheen moest banen. Op andere plekken zakte ik tot mijn knieën weg in de sneeuw. Maar dat gaf allemaal niets, want het is heerlijk om door pasgevallen sneeuw te rennen.
En dit keer zagen we dus alleen maar zonnetjes in de weersvoorspellingen, wat perfecte condities beloofde. En heuveltraining past natuurlijk uitstekend in de voorbereiding voor de marathon. Dus ik had er wel oren naar dat we hierheen zouden gaan. Graag! Even helemaal ontspannen en tijd genoeg om te rennen. Wat kan er mooier zijn?
Maar al net na Verviers zagen we de eerste sneeuw langs de kant van de weg liggen. Eerst een klein plekje onder een stel bomen. Had ik het wel goed gezien? Ja, want daar is nog een plekje. En dat werd steeds meer naarmate we hoger kwamen. Steeds maar meer en meer. En hier op onze eindbestemming, op de grens tussen België en Duitsland, is het vrijwel helemaal wit.
Maar het is geen verse sneeuw. Het is sneeuw van een paar dagen oud, die een beetje is weggedooid, weer is aangevroren, weer wat gedooid, aangevroren. Op sommige plekken ligt er nog heel veel, net ernaast is de grond al zichtbaar. Het is harde sneeuw, sneeuw met een ijslaagje, afgewisseld met spekgladde stukken. Waar er doorheen is gereden of gelopen zitten de sporen er onverbiddelijk in geëtst. Vooral het profiel van tractorbanden is keihard.
En er is nauwelijks over te lopen. Ik probeer het toch en neem een vrij makkelijke route. Maar ik kom nauwelijks vooruit. Elke stap is weer een nieuwe uitdaging, nergens is de ondergrond hetzelfde. Hier zak ik diep weg in de sneeuw, daar glijd ik uit, dan weer verzwik ik bijna mijn enkels op de harde stukken. En op de plekken waar de sneeuw weg is, is de ondergrond omgewoeld en keihard. Zelfs daar kan ik niet op vertrouwen. Het enige wat ik kan doen is voortploeteren en op de been blijven.
Na meer dan anderhalf uur en nog geen 15 kilometer kom ik uitgeput en verkleumd aan bij ons huisje. Ik neem me voor om de komende dagen op het asfalt te blijven. Dat is jammer, want daar kom ik hier niet voor. Maar dit is echt geen doen.
Over het asfalt is ook geen straf
Zaterdag 24 februari. Lange duurloop. Nog 57 dagen tot de marathon van Londen.
De paarden blijken veel beter te kunnen omgaan met de ondergrond dan ik, al is het ook voor hen niet ideaal. Grote stukken draven gaat niet, maar hier en daar kunnen we echt wel een stevige versnelling plaatsen. We galopperen zelfs even door het open veld.
Het laatste stuk van de rit rijden we vol in de wind. Daar is het maar goed dat ik drie jassen aan heb, twee paar sokken en een buff voor over mijn gezicht. Bovendien ben ik maar wat blij dat ik vannacht heb bedacht dat ik mijn dunne handschoenen best onder mijn dikke aan kan doen. Dat scheelt een stel bevroren vingers.
Thuisgekomen lunchen we en in het uurtje nietsdoen dat daar op volgt weet ik een dutje te doen. Dat was nodig, omdat ik vannacht nauwelijks heb geslapen. In bed voelde ik steeds de vermoeidheid in mijn benen die ik heb overgehouden aan die onvoorspelbare ondergrond van gisteren.
En het was helemaal niet de bedoeling dat ik me zo zou inspannen, want de loop van gisteren was in feite maar een herstelloopje na de intervaltraining van donderdag. Daar baal ik van in bed. Het enige positieve wat ik er in mijn slapeloosheid uit weet te halen is dat mijn voetenwerk tenminste zo subtiel is dat ik over hoge sneeuw kan rennen zonder dat ik door het bovenste ijslaagje heen breek. Dat kun je niet doen als je keihard op je hak neerkomt.
Gisteren kon ik maar een paar meter zo lichtvoetig lopen, want al snel was de sneeuw weer vertrapt en platgereden. Maar vandaag mag ik me helemaal uitleven, want nu neem ik het asfalt. Ik heb een route uitgestippeld die me alleen over wegen voert waar ook auto’s rijden en die daardoor sneeuwvrij zijn. En met 25 kilometer moet ik zeker twee en een half uur vol kunnen maken.
De eerste keer dat ik deze route liep, een paar jaar geleden, was ik helemaal aan het eind van mijn latijn toen ik thuiskwam. Ongetwijfeld was ik toen minder goed getraind dan nu, maar ik zal in de eerste kilometers ook wat te overmoedig zijn geweest. Dan voert de route vooral langs de Our, en dus is er niet heel veel hoogteverschil. Het venijn zit hem pas in de tweede helft, als ik een paar stevige heuvels over moet. En die eerste keer zal ik ook daar mijn tempo hoog hebben willen houden, waardoor het hoogteverschil me helemaal leeg kon trekken.
Maar vandaag doe ik het rustig aan. Het is de lange duurloop en dus moet ik gewoon in het groen blijven. Daar heb ik intussen zoveel ervaring mee dat ik ook op de hellingen geen spoor van ongeduld laat zien. Ik maak gewoon mijn pasjes, één voor één. Op de rechte stukken zijn die al niet heel erg groot, maar omhoog zijn ze ronduit klein.
Ondertussen mag ik genieten van een helder koude en winderige dag in de Eifel. Die ligt er fotogeniek bij onder een blauwe lucht met daarin een gestaag ondergaande zon. Ik hoef alleen maar te kijken, en af en toe een foto te nemen. Zo kom ik vanzelf weer thuis.
Geen vakantie vandaag
Zondag 25 februari. Heuveltraining. Nog 56 dagen tot de marathon van Londen.
Ik maak er het beste van hier in de heuvels. Als ik niet over de bospaden mag lopen, dan doe ik een training die ik thuis nooit kan doen. Het enige parcours dat me daarvoor beschikbaar staat is een route door het dorp richting Schönberg en dan de heuvel op terug. Dat wil ik twee keer doen, dan kom ik wel aan anderhalf uur lopen, zo schat ik in.
Maar als in Schönberg blijkt dat ik pas een kwartiertje onderweg ben, besluit ik al snel het rondje drie keer te doen. Op één of andere manier spreekt dat me nog meer aan dan twee keer. Geen idee waarom. Misschien omdat twee keer niet genoeg is om het echt een stevige training te maken.
Dus ik maak het allemaal drie keer mee. De snijdende wind op de heuvelkam, waar ik de buff voor over mijn hoofd trek; de buizerd die van de elektriciteitsdraden afsuist en over het land glijdt; de twee blaffende honden achter een hek, een takje op de weg en een paar meter verderop wat ondefinieerbaar rood spul; een troep mussen druk tjilpend in een heg; twee meer dan manshoge sneeuwpoppen, één staat gevaarlijk scheef en van de andere is het hoofd nog maar flinterdun doordat de rest is weggesmolten; het laatste huis van het dorp met daarna het bord einde Amelscheid; de steile afdaling waar ik mijn pas op moet aanpassen naar een haklanding; de Our met de doorwaadbare plaats en het beetje bevroren smeltwater waar ik niet over moet uitglijden; de helling waar bovenop Schönberg begint; de aanhangwagen met daarop “Der Alte Schmiede”; de scherpe bocht naar rechts waarna de twee kilometer lange klim begint; het interactive verkeersbord dat glimlachend aangeeft dat ik 9 à 10 kilometer per uur ga; het stuk van de klim waarop ik de zon recht van voren krijg, behalve de derde keer want dan is hij net achter de heuvel verdwenen; de top van de klim en de daaropvolgende afdaling; de afslag terug naar Amelscheid, vanwaar ik twee keer lekker uit kan lopen en de derde keer een lekkere eindsprint inzet.
En natuurlijk ren ik drie keer de twee kilometer omhoog, in een gestaag maar vlot tempo. De derde keer doe ik er nog een heerlijk schepje bovenop.
Koudestress en spijbelen
Maandag 26 februari. Wandelen en uit eten. Nog 55 dagen tot de marathon van Londen.
Een paar maanden geleden vond ik honderd kilometer per week nog een flinke afstand, die ik toen nog maar een paar keer had bereikt. Dat waren topweken, waarin ik veel lange afstanden maakte en waarna ik de kuiten ook echt wel voelde. Maar nu zie ik terloops dat ik afgelopen week ook weer de 100 heb gehaald. Alleen heb ik nu niets bijzonders gedaan en hebben mijn benen niets te klagen.
Dat betekent dat ik het volume nog wel wat kan opvoeren. Daar ben ik klaar voor, maar vandaag begin ik daar niet mee. Vandaag ga ik niet eens rennen. Nog geen stap.
Natuurlijk hebben we al wel onze kilometers op het paard achter de rug, al is het lang niet zoveel als we hier normaal gesproken rijden. In een week Eifel kan de kilometerstand voor het paardrijden met gemak oplopen tot rond de 120 kilometer. Maar dan zitten er ritten tussen van wel 30 tot 50 kilometer, en daar valt dit keer niet aan te denken. Daar is het veel te koud voor.
Vandaag laat de zon zich zelfs nauwelijks zien. Het sneeuwt en de wind is weer opgestoken. De weerapp belooft ons temperaturen die niet boven de -5 graden uitkomen en dat de gevoelstemperatuur bij -15 zal blijven steken.
Maar zo vreselijk blijkt het allemaal niet te zijn. De 6 lagen kleding op mijn bovenlijf houden de warmte goed vast. En als we de bossen in gaan en daar stukken kunnen draven is het eigenlijk best lekker. Twee reeën schieten voor ons over het pad. Het sneeuwt af en toe en soms schijnt de zon door de bomen.
Na ongeveer een uur begint de kou toch door mijn handschoenen heen te trekken. En dan is er al snel geen houden meer aan. Vrijwel het enige gevoel dat zich aan me voordoet is pijn in mijn vingers. Gelukkig kunnen we weer een lang stuk omhoog draven, zodat ik me op de weg moet concentreren om de best begaanbare stukken voor Sprettur uit te zoeken.
Maar het laatste stuk moeten we toch weer in stap door het open land, waar de wind vrij spel heeft. Dan voert het verlangen naar het warme huisje de absolute boventoon. Ik probeer mijn handen af te schermen van de wind, maar ik kan de teugels niet zomaar loslaten. De buff voor mijn gezicht is eigenlijk veel te dun. Maar hoe koud ik het ook heb, het is altijd nog erger dat Sprettur geschoren is. Dus als we eindelijk bij het huisje aankomen moeten we er eerst voor zorgen dat hij een deken om krijgt, zodat hij het tenminste lekker warm heeft. Want ponnies gaan altijd voor mensen.
Als dat dan ook voor elkaar is, de spullen zijn opgeruimd en de paarden staan te eten, mogen we eindelijk naar binnen, waar we onze handschoenen maar met moeite uit krijgen, mutsen af, jassen uit om de warmte toe te laten. Dan kunnen onze lichamen tijdens de lunch de koudestress van zich afzetten.
De afgelopen dagen ging het ook ongeveer zo. Dan ging ik na de lunch nog even verder opwarmen, waarna ik me langzaamaan ging klaarmaken voor het rennen. Maar dat doe ik dit keer niet. Vandaag nemen Miriam en ik het er van. We gaan samen wandelen door het besneeuwde bos om daarna schnitzel te eten in Der Schwarzer Mann, een zeer typisch Duitse uitspanning bij een klein wintersportgebied. Mag het een keer? We hebben toch immers vakantie!?
Twaalf keer omhoog
Dinsdag 27 februari. Alternatieve loopgroeptraining. Nog 54 dagen tot de marathon van Londen.
Mijn benen voelen zwaar, mijn ademhaling is gejaagd en mijn hartslag bereikt zijn top als ik op de helling een eenzame boom tegenkom. Om de bocht zie ik dat de helling nog een heel stuk verder omhoog gaat, maar ik houd het voor gezien. Van de boom maak ik een finish.
Ik draai om en loop weer naar beneden, naar de rivier om daarna opnieuw omhoog te hollen. Weer loop ik tot aan de boom, en dan begint er zich langzaamaan een plan te vormen in mijn hoofd.
Ik doe de oefening op de steilste sneeuwvrije helling in de wijde omtrek, die vanaf het bordje einde Amelscheid in een halve kilometer veertig meter omlaag duikelt naar de Our. Afgelopen zondag ben ik de weg drie keer afgedaald, en nu wil ik hem nog veel vaker beklimmen.
Ik ga hem twaalf keer omhoog, bedenk ik me, in series van vier. De eerste drie keer van de serie ren ik tot de finishboom, die op bijna driehonderd meter staat met vijfentwintig meter hoogteverschil. De laatste keer van de serie neem ik het volgende steile gedeelte er ook nog bij, dat ik de eerste keer te ver vond. Dat is vijftien meter hoger in tachtig meter.
Als ik de eerste serie achter de rug heb besluit ik, geheel in de geest van Geurt, dat ik het steeds zwaarder ga maken. De tweede serie moet sneller en ik mag beneden niet meer uitgebreid op adem komen. En de laatste serie ren ik drie keer naar het hogere punt, waarna ik in de allerlaatste loop van deze hele sessie helemaal tot aan het dorp naar boven ren.
Dat plan werk ik gestaag af. Ik begin bij de rivier. Het eerste vrij vlakke gedeelte loop ik rustig om in te komen. Bij het kruis van de op zestienjarige leeftijd overleden Raymund begint de oefening echt en versnel ik. Ik baal ervan als er op dat eerste stuk auto’s voorbij komen. Die mensen zien me dan in een sukkeldrafje naar boven hobbelen. Waarom zou je jezelf dat aandoen, moeten ze denken.
Dan kunnen ze beter net wat later komen, als ik echt aan het stompen ben op het steile gedeelte. Zo, die is stevig bezig! Ook al verklaren ze me ook dan voor gek. Want de zon gaat onder en het is echt heel erg koud, vooral als ik in een rustig tempo weer naar beneden loop.
Terwijl ik naar boven ren heb ik overigens geen last van de kou. Dat moet in een krachtige pas. Verend op de voorvoet en tegelijk met veel kracht uit de bovenbenen, het bovenlijf actief meewerkend en alles stabiel bij elkaar gehouden door een stevig middenrif. Daarbij let ik er goed op dat ik mijn hartslag onder controle houd, want ik moet het wel volhouden tot helemaal bovenaan.
Zeker doordat ik steeds weer naar beneden moet, duurt het allemaal een stuk langer dan de afgesproken anderhalf uur. Thuisgekomen heeft Miriam dan ook stevige honger. Dus ga ik snel douchen om op te warmen en daarna bakken we pannenkoeken.
Een heel pak aan pannenkoeken bakken we, en die eten we allemaal op. Miriam ontploft bijna, maar ik heb niet eens extreem veel gegeten. Dat blijft toch één van de grootste voordelen van het rennen.
Altijd die voorspellingen!
Woensdag 28 februari. Rustdag. Nog 53 dagen tot de marathon van Londen.
Op de lange weg terug van de Eifel naar Utrecht, de twee paarden achter in de trailer, hoor ik steeds maar weer het weerbericht. De wind gaat flink aantrekken morgen
Dat zorgt voor een gevoelstemperatuur van zo’n -15 graden, zo houdt de weerman ons voor. Maar dat kan me niet zoveel schelen, want dat ben ik gewend de laatste dagen. Ik maak me zorgen over mijn schema.
Morgen is namelijk de dag van mijn testloop over een halve marathon. Vorig jaar viel die volkomen in het water door een storm. Met de wind op de kop kwam ik toen nauwelijks nog vooruit. En dat vond ik op dat moment erg leuk, want het is heel heftig om in zulk onstuimig weer te lopen. Maar als testloop was het waardeloos.
En datzelfde dreigt nu dus weer te gebeuren. Misschien moet ik het schema ietwat aanpassen en morgen gewoon lekker 15 tot 20 kilometer gaan hollen, zonder iets te moeten of te willen. Dan zien we vrijdag of zaterdag wel of ik nog in ben voor een test.
De belangrijkste testloop is toch die over 30 kilometer. En die staat pas over een paar weken op het programma.
Wedstrijdjes zonder winnaars
Donderdag 1 maart. Duurloop. Nog 52 dagen tot de marathon van Londen.
Als ik het koninginnerondje in het Maximapark op kom, loopt er precies een renner voorbij die ongeveer even snel gaat als ik. Niets is zo stimulerend als dat! Dus wordt mijn pas nog verender en mijn afzet krachtiger.
Hij loopt een tiental meter voor me en ik kan zijn pas dus uitgebreid bekijken en vergelijken met die van mij. Ik heb een iets hogere frequentie dan hij. Hij komt net wat meer met zijn hak op de grond dan ik, maar hij heeft wel erg lichte schoenen. Hij loopt makkelijk en helemaal niet verkeerd. En al snel heeft hij me in de smiezen, dat zie ik aan hoe hij soms zo onopvallend mogelijk half omkijkt.
Zelf loop ik op een heel comfortabel tempo. Op advies van Geurt in eigen persoon heb ik de testloop gelaten voor wat hij is. Er staat niet alleen te veel wind, maar het is ook te koud om zo snel te gaan. Bovendien loop ik volgende week de City Pier City in Den Haag, dus dan doe ik al een snelle halve marathon.
Ik zou dan ook met gemak kunnen versnellen, maar ik laat de loper nog even bungelen. Als ik hem inhaal wil ik hem ook wel echt voorbij lopen, want eigenlijk heb ik niet zo’n zin om een praatje met hem te gaan maken. Tenzij hij er echt een wedstrijd van wil maken.
Maar net als ik me opmaak om eens lekker uit te halen, slaat hij linksaf een sportpark in. De flauwerd!
Even verderop richt ik mijn aandacht dan maar op een zwerm spreeuwen. Ik ben mateloos gefascineerd door de typische kronkel- en zwenkbewegingen die de beestjes samen maken, maar ik wil mijn lopen er ook weer niet voor onderbreken. Daar is het te koud voor, dus loop ik eerst half en later vrijwel helemaal omgedraaid, om de vogels in de gaten te kunnen houden.
En als ik zo achter me loop te kijken, merk ik de loper op die me achterop komt en die net iets sneller lijkt te lopen dan ik. Het zou zomaar dezelfde loper kunnen zijn van net, die weer uit zijn sportpark vandaan is gekropen! Helemaal zeker kan ik daar niet van zijn, maar in ieder geval concentreer ik me weer op mijn lopen. Want wie het ook is, ik ben niet van plan om het hem makkelijk te maken mij in te halen.
In de kilometer die daar op volgt heb ik steeds het idee dat hij me op de hielen zit en ik verwacht elk moment dat hij me gaat inhalen. Maar als ik dan eindelijk een bocht bereik waarin ik op mijn beurt onopvallend achterom kan kijken, blijkt de afstand tussen ons groter te zijn geworden. Dat geeft de burger moed.
Maar helemaal afschudden kan ik hem ook niet in het tempo waarin ik loop. Dus als ik een viaduct onderdoor ga en voor even uit zijn gezichtsveld raak, doe ik er een schepje bovenop. Eerst lekker met wind mee en daarna met volle wind tegen. Dat moet hem toch op grotere achterstand zetten.
Maar als ik de laatste kilometer van het rondje inga en ik opnieuw achter me kijk, lijkt hij nog steeds op een driehonderd meter van me vandaan te lopen en heb ik dus hoogstens honderd meter op hem gewonnen. Moreel lijkt er voorlopig nog geen winnaar aan te wijzen.
De laatste halve kilometer van het rondje op het Lint gaat vol tegen de wind in, dus doe ik nog eens mijn best. Maar als ik nog eens omkijk om de afstand te meten, loopt er ineens iemand een tiental meter achter me! Gelukkig is het niet dezelfde, want deze heeft een oranje jack aan terwijl de ander donker gekleed was. Maar dat wil niet zeggen dat deze jongen me wel zomaar mag inhalen!
Dus knal ik weer tegen de wind in om het hem zo moeilijk mogelijk te maken. Ik sla af van het Lint richting het Castellum, het plastieken Romeinse fort. En hij komt me achterna, dus misschien wordt het dan toch nog spannend. Maar dan zie ik dat hij even later net een andere richting op gaat dan ik en loop ik helemaal alleen naar huis.
Langzaam versus snel
Vrijdag 2 maart. Korte duurloop. Nog 51 dagen tot de marathon van Londen.
De langzame duurloop met ‘viaducten’ is de perfecte gelegenheid om het verschil tussen langzaam en snel lopen aan een grondig onderzoek te onderwerpen. Er lijkt namelijk een groot verschil tussen de twee te bestaan, terwijl mijn verstand dat niet direct accepteert. Tijdens mijn snelle loop voelt het dan wel alsof alles op zijn plek valt, maar ik heb toch zeker niet het idee dat ik slordig loop als ik langzaam ga. Verre van zelfs.
En dat blijkt als ik rustig over het fietspad langs het kanaal ren. Ik schenk keurig aandacht aan mijn passen. Ik zorg ervoor dat mijn been ver genoeg naar voren zwaait, dat ik goed op mijn voorvoet neerkom, die veert door en terug. Mijn core is aangespannen en die brengt de kracht van mijn benen perfect over naar de rest van mijn lichaam. Mijn houding is juist, mijn passen regelmatig. Ik laat echt niet alles zomaar hangen en wapperen.
Maar ik voel ook de kleine onregelmatigheden, de kleine verstoringen, soms net eventjes uit het perfecte evenwicht, waardoor er steeds kleine, bijna onmerkbare correcties nodig zijn. En die zijn niet meer te bespeuren als ik op de Prins Clausbrug versnel. Snelheid brengt mijn lichaam in een natuurlijk evenwicht.
Als ik hard loop is er geen enkele aarzeling meer, geen enkele verstoring van het ritme, alles is aangespannen en in evenwicht. Wat dat betreft is lopen niet anders dan fietsen. Ook dat is makkelijker als je sneller gaat. En natuurlijk wist ik dat wel, maar het is goed om het nog eens goed aan den lijve te voelen.
Nodig meer wedstrijden
Zaterdag 3 maart. Snelle duurloop. Nog 50 dagen tot de marathon van Londen.
Het is een ware verlossing als ik eindelijk mijn klokje mag stilzetten en niet meer hoef te rennen. Het afgelopen uur is een martelgang geweest en ik ben totaal gesloopt. Toch heb ik maar anderhalf uur op tempo gelopen. De laatste drie kilometer heb ik het daarna rustig aan gedaan.
Met de snelle duurloop die vandaag op het programma stond dacht ik een soort herkansing te krijgen voor de testloop. Ik had er speciaal een route voor uitgekozen waarbij de oostenwind vooral van de zijkant komt, zodat ik er zo min mogelijk last van zou krijgen.
Maar na zes kilometer, als ik de brug van Maarssen ben overgestoken en naar het zuidoosten loop, blijkt dat ik me heb misrekend. De wind heeft daar vrij spel en die speelt niet in mijn voordeel. En dat gaat zo nog zeker 12 kilometer door. De eerste kilometers neem ik mijn verlies als een vent en probeer gewoon goed te lopen. Maar langzaamaan breken de vlagen, die me bijna stilzetten, toch mijn moraal.
Van tevoren was ik zo optimistisch. Ik wilde in anderhalf uur tijd tegen de 23 kilometer lopen. In ieder geval wilde ik het beter doen dan mijn vorige halve marathon, die ik in januari heb gelopen. Als ik van die tijd een halve minuut zou kunnen afsnoepen, dan ben ik best tevreden, zo dacht ik gretig.
En ik begin ook keurig op schema. Niet te snel, zodat ik me niet opblaas. Maar al snel loop ik ongeveer het tempo dat ik bij de marathon ook wil aanhouden. Ik schat in dat ik dat tempo vandaag geen halve marathon zal volhouden, maar dat geeft niet. Er mogen best wat seconden per kilometer bovenop komen.
Maar met die wind komt er al snel een halve minuut per kilometer bij. En meer, tot wel en hele minuut. En zelfs als ik eindelijk opnieuw een brug ben overgestoken en minder last heb van de wind, kan ik het ritme niet meer vinden. De snelheid is helemaal uit mijn lichaam en ik krijg hem er met geen mogelijkheid meer in. In plaats van de glorieuze 23 kilometers in anderhalf uur worden het er een schamele twintig.
En dat doet het ergste vermoeden voor de City Pier City van volgende week. Daar wilde ik mijn persoonlijk record op de halve marathon van vorig jaar aanvallen en misschien zelfs onder de 1:22 duiken. Maar nu ik zit uit te puffen van de duurloop van net lijkt dat volkomen onmogelijk.
Ook daar wordt windkracht 4 voorspeld. En het parcours mag dan redelijk gunstig liggen ten opzichte van de windrichting, zeker als er wat beschutting is op de laatste vijf kilometer, maar na vandaag vertrouw ik mijn inschattingsvermogen niet meer zo erg als het op wind aankomt
.
Tijdens het douchen bedenk ik me nog dat ik in het laatste deel van mijn training veel meer wedstrijden moet gaan inplannen. Alleen wedstrijden kunnen me echt voorbereiden op een wedstrijd. Alleen bij wedstrijden doe ik het zelfvertrouwen op dat ik nodig heb voor een marathon in 2:55 of sneller. En zonder die wedstrijden krijgt dat zelfvertrouwen veel te makkelijk een knauw van een simpele training als die van vandaag.
Wat wedstrijden betreft maak ik volgende week alvast een mooi begin.
Even gewoon genieten
Zondag 4 maart. Utrechtse Heuvelrug Trail. Nog 49 dagen tot de marathon van Londen.
Na zo’n dag als gisteren moet je niet bij de pakken neerzitten, dat vind ik tenminste. En vanochtend besluit ik mezelf daarom eens goed te trakteren. Ik ga de Utrechtse Heuvelrug Trail lopen, die geweldig mooie route door bos en hei hier vlakbij. Dat is een soort vakantie van de wind, want als ik van Rhenen naar Driebergen loop heb ik de hele weg de wind in de rug.
Sowieso heb ik nog een trail tegoed, aangezien lopen door het bos over onverharde paden er afgelopen week in de Eifel nauwelijks van is gekomen. Dus is dit een uitgelezen kans om wat van die schade in te halen. En nu het ook nog lekker weer lijkt te worden, zijn alle ingrediënten aanwezig voor een heerlijke lange hardloopsessie.
Ik laat mijn muts en buff, de afgelopen weken standaard in mijn uitrusting, gewoon thuis. Dat blijkt een goede keuze, want als ik in Rhenen uit de trein stap is het er zowat warm. Binnen de drie kilometer moet ik zelfs al even stoppen om mijn jack uit te trekken. Dit ben ik niet meer gewend! Waar is die snerpende koude ineens gebleven?
Het lijkt verdorie wel lente! Het bos ruikt heerlijk, het gras geurt, de vogels fluiten, het zonnetjes schijnt, wandelaars zeggen massaal ‘Hoi’ en ‘Goedemiddag’, trailers die me tegemoet komen wensen me veel plezier, en in de tweede helft doe ik hetzelfde met de mensen die nog meer dan twintig kilometer moeten.
Dit is niet zomaar een traktatie, dit is pure verwennerij! Ik vind het gewoon jammer als de dertig kilometer erop zit en ik Station Driebergen Zeist in het vizier krijg.
Maar dan ben ik toch zowat drie uur bezig ben geweest. Bovendien begin ik stilletjes aan honger te krijgen en mijn water is bijna op. Tijd om terug te keren naar de echte wereld.
Helemaal perfect
Maandag 5 maart. Vaartspel. Nog 48 dagen tot de marathon van Londen.
Ik weet intussen heus wel dat het weer nu even uit een ander vaatje tapt, maar ik ben er nog steeds niet helemaal op voorbereid als ik in rentenue de deur uit stap. Het is dan ook een heerlijke verrassing dat ik geen enkele moeite hoef te doen om warm te blijven terwijl ik wacht tot mijn horloge genoeg satellieten bij elkaar heeft gezocht voor een goede plaatsbepaling. De afgelopen weken stond ik daarbij steeds te kleumen met mijn rug in de wind. Nu kan ik me rustig voorbereiden op het vaartspel.
Daar begin ik heel voorzichtig mee, want ik wil niets forceren na de dertig kilometer van gisteren. Maar mijn eerste versnelling gaat me zo makkelijk af dat ik niet alle vaart laat varen als ik terugneem. Het basistempo gaat een stuk omhoog.
En terwijl ik zo lekker loop dringt het pas echt goed tot me door wat voor perfect weer het is. Het waait nauwelijks, dus vormt de wind nauwelijks een obstakel als ik hem tegen krijg. De temperatuur is aangenaam, zodat mijn spieren lekker soepel aanvoelen. Maar het is ook koel genoeg, waardoor ik mijn overtollige warmte makkelijk kwijt kan.
Wat is het heerlijk om in deze omstandigheden te lopen. Als dit toch eens het weer zou kunnen zijn wat we hebben als we in Londen door de straten rennen! Hoe perfect zou dat zijn!
Maar 10 graden, niet te vochtig, weinig wind en ook nog een open lucht is te veel gevraagd, dat weet ik heus wel. In de tweede helft van april kan hier in Nederland de temperatuur al behoorlijk oplopen. En als het niet warm is, dan is het nat en winderig.
Of druilerig. En dat zou nog te prefereren boven de andere twee alternatieven. Als ik dan toch dit perfecte weer niet krijgen kan.
Verder leg ik me natuurlijk keurig neer bij wat de weergoden me maar voor de voeten zullen werpen op die dag in april. Het heeft weinig zin om me daar druk over te maken, aangezien het weer iets is waar ik geen enkele invloed op kan uitoefenen. Waarbij ik overigens wel wil aantekenen dat het weer omgekeerd juist een allesbepalende invloed heeft op mij, en dat voelt toch een heel klein beetje aan als onrecht.
Maar wie weet heb ik geluk en wordt het een dag als vandaag. Vandaag gaat het lekker. Vandaag vlieg ik over het asfalt. Vandaag voelt lopen heerlijk. Al begrijp ik zelfs vandaag niet waar ik komende zondag de kracht vandaan moet halen om onder de 1:22 te lopen op de halve marathon.
Vol aan de bak
Dinsdag 6 maart. Loopgroeptraining. Nog 47 dagen tot de marathon van Londen.
Je hebt dagen dat we het wat rustiger aan mogen doen bij de dinsdagavondtrainingen. Maar je hebt ook avonden dat we vol aan de bak moeten van Geurt. En het vermoeden bestond al dat de training van vanavond in die laatste categorie zou gaan vallen. Want de afgelopen weken hebben we vanwege de kou niet op hoge snelheid getraind, en nu de temperatuur wat is opgelopen zullen we dat moeten inhalen.
Het begint al als Geurt zijn elastieken tevoorschijn haalt. Die moeten we om onze voorvoeten doen, waarna we er brede passen mee moeten maken, spreidsprongen, één been omhoog in stevige stand. Dat zijn oefeningen die we morgen gaan voelen.
Intussen komt Wijnand bij me staan om de plannen voor de CPC-loop van zondag door te nemen. Hij heeft namelijk ook een startbewijs gekregen en dus kunnen we hem samen lopen. Zijn ambitie is alleen wat scherper dan die van mij. Hij wil graag onder de 1:20 duiken, wat mij nog even te hoog gegrepen lijkt. Maar als we elkaar tijdens de wedstrijd willen helpen, zullen we allebei voortvarend van start moeten gaan, anders haalt hij het nooit.
Even houd ik de boot af en laat het voorstel op me inwerken. Maar terwijl we vreemde en zware passen maken met die elastieken om onze voeten, bedenk ik me dat ik helemaal niets te verliezen heb. Ik heb alleen maar te winnen. En wat maakt het uit als ik ergens onderweg moet lossen, dan heb ik het in ieder geval geprobeerd. Dus die ambitie is nu afgesproken.
Vervolgens mogen we een paar keer enkele tientallen seconden heel snel op de plaats rennen met dat elastiek als verzwarende factor, om daarna direct evenzoveel seconden te sprinten. Dat geeft opnieuw aan wat Geurt vandaag van plan is. Want de twee onderdelen, de oefeningen en het loopgedeelte, sluiten meestal naadloos op elkaar aan.
We verhuizen inderdaad naar de Prins Clausbrug, waar we getrakteerd worden op allerlei combinaties van traplopen in een hoog ritme met hoge knieën en in hoog tempo omhoog de brug op rennen, continu aangemoedigd door Geurt die wil dat we tot het laatste toe dóór blijven gaan. Dit behoort tot de zwaarste oefeningen die we kennen.
En als toetje mogen we dan ook nog eens achthonderd meter flink hardlopen. ‘Ergens tussen sub-maximaal en maximaal in’, wat effectief natuurlijk gewoon maximaal betekent.
En alleen de snelste jongens van de groep zijn komen opdagen. Wijnand, Koen, Luuk, Robert-Jan en Joop, dus er is geen mogelijkheid je een keer in een tweede groep te verstoppen. Het is aanhaken of achterblijven. En dat is natuurlijk heerlijk trainen. Voor die inspanning kom ik naar deze sessies.
Voor dat, en natuurlijk voor advies van Geurt. Die raadt me aan om deze week het volume wat terug te schroeven om me optimaal voor te bereiden op de halve marathon van zondag. Morgen heb ik een rustdag, donderdag geen 12 keer één kilometer maar 15 keer 200 meter. En dan vrijdag nog 40 minuten lekker rustig rennen. Meer niet.
Hij heeft er vertrouwen in, zegt hij. Laat ik hem daar dan ook maar in volgen.
Lopen voor Pa Mondou
Woensdag 7 maart. Rustdag. Nog 46 dagen tot de marathon van Londen.
Er zijn intussen meer dan 50 dagen voorbijgegaan sinds mijn eerste blogpost over mijn training. En in de tussentijd heb ik ruim 750 kilometer afgelegd. Daarmee heb ik aan mijn techniek en mijn duurvermogen gewerkt. Ik heb een aantal pieken en wat dalen gekend. Ik heb zon, regen, wind, sneeuw en kou getrotseerd. Ik heb kortom hard gewerkt en het kan gewoon bijna niet anders of ik ben in de tussentijd een beter loper geworden.
Ook schrijf ik er elke dag over, en ik hoop dat jullie mijn posts leuk vinden. Alleen waar doe ik dit allemaal voor? Natuurlijk om op de marathon een goede tijd te lopen. Maar zeker ook voor het goede doel waar ik voor loop, GOAL for the Gambia.
Maar dan blijft de vraag waarom ik dit specifieke doel sponsor, want er zijn heel veel doelen waar je voor kunt lopen. Eindeloos veel goede doelen zelfs. En ik moet toegeven dat het voor een groot deel toeval is dat me nu inzet voor een aantal kinderen in Gambia.
Ik kreeg de kans om de marathon van Londen te lopen van een vriendin van me die vrijwilliger is voor GOAL for the Gambia. En toen ik van haar hoorde wat deze organisatie daar doet en hoe hard de vrijwilligers en vooral de lokale medewerkers zich inzetten om kinderen een veel betere kans te geven in het leven, toen wilde ik me daar best voor inzetten.
Als basisvoorziening ondersteunen ze bijvoorbeeld een kliniek die zo’n 10.000 mensen bedient en die voorheen zonder gediplomeerde mensen werkte, geen geneesmiddelen had en geen uitrusting voor eerste hulp. Nu is dat er allemaal wel en is de situatie dus voor heel veel mensen stukken verbeterd. Gezondheid is de basis van alles, en die is een stuk verbeterd door de kliniek.
Maar de mensen willen vanzelfsprekend ook nog iets doen met hun gezondheid. Ze willen een beter leven, ze willen leren, ze willen kansen creëren, in staat worden om verder te komen in het leven. En daar zijn scholen voor nodig.
Die vriendin van me raakte betrokken toen ze een school in Gambia bezocht waar kinderen in de meest smerige omstandigheden naar de wc moesten. Daar kon ze wat aan doen door zich in te zetten voor GOAL. Ze hebben er dan ook een eigen kleuterschool gesticht, de Bantangba Nursery School, en ze sponsoren nog vijf andere scholen.
Daarnaast ondersteunen ze meer dan 300 kinderen van allerlei leeftijden, zodat die naar school kunnen. Vijf pond per maand zorgt er al voor dat zo’n kind onderwijs krijgt. Daarvan wordt het schoolgeld betaald, het schooluniform, boeken, een boekentas en, niet onbelangrijk maar wel onbetaalbaar, een paar schoolschoenen.
Zo zijn er nog meer initiatieven die direct ten goede komen aan de mensen. En er blijft geen cent aan enige strijkstok hangen. Want juist doordat het zo’n kleine organisatie is kunnen ze precies laten zien waar het geld naartoe gaat en hoe het wordt besteed. En dus weet ik zeker dat het geld dat ik ophaal niet opgaat aan reisjes naar Gambia van de vrijwilligers. Die gaan er wel regelmatig op bezoek, maar dat betalen ze uit eigen zak. Het geld zorgt er direct voor dat een heel groot aantal mensen het beter krijgt.
Daarnaast is het een geruststelling dat ze niet met grote aantallen Westerse vrijwilligers naar Afrika trekken om de mensen aldaar te vertellen wat ze moeten doen. Want dat weten die mensen zelf wel het beste, daar hebben ze geen wijsneuzerige Europeanen voor nodig. Er worden lokale mensen in dienst genomen en opgeleid. Zo behandel je ze als partners en krijg je tegelijk niet van die rare situaties als de laatste tijd in het nieuws zijn geweest met hulporganisaties.
Maar dat zijn allemaal argumenten van het hoofd. Fijn om te hebben, maar niet iets om voor te gaan rennen. Wat me werkelijk over de streep trok waren de berichten die ik kreeg via facebook, vanuit de scholen zelf. De kinderen maakten spandoeken voor me en gingen ermee op de foto. En die foto’s stalen mijn hart op een grandioze manier. En niet alleen omdat het over mij ging.
En dan is er nog Pa Mondou Bojang, een 19 jarige jongen die ook bij wil dragen aan de gemeenschap en die je op de foto ziet bovenin deze post.
Pa Mondou wilde bij de Brufut marathon 22 kilometer rennen, om geld in te zamelen voor GOAL. Maar hij werd per ongeluk ingeschreven bij de 10 kilometer. Ik heb hem direct gesponsord, want ook al kon hij minder lopen dan de bedoeling was, hij verdient het sponsorgeld als hij iets wil doen voor de jongere kinderen, die daardoor dezelfde kansen kunnen krijgen als hij.
Bovendien volg ik graag zijn voorbeeld en loop hard voor GOAL for the Gambia. En willen jullie hem en zijn kleinere landgenoten dan sponsoren? Dan ga ik verder met het schrijven van stukjes over rennen, want er komen ongetwijfeld nog spannende dagen aan waar veel over te vertellen valt.
Alvast bedankt!
Gevoel voor de grens
Donderdag 8 maart. 200 meters. Nog 45 dagen tot de marathon van Londen.
Vandaag ontwikkel ik vijftien keer snelheid op 200 meter. Dat doe ik in park Oog in Al, waar we tijdens de loopgroeptrainingen ook regelmatig 200 meters lopen. Daardoor weet ik precies waar de start is en ook precies waar de 200 meter eindigt.
Op voorhand lijkt vijftien keer veel. Maar tijdens de twee kilometer inlopen tel ik eens tot vijftien, waarbij me opvalt dat ik al heel snel bij de vijf aankom. Dat betekent dat ik al op één derde ben. Daarna ben ik al binnen drie keer over de helft, en eenmaal over de helft is er geen kunst meer aan. Dus nee hoor, 15 keer is niet veel.
Bovendien hoef ik steeds maar 200 meter. Dat is even aanzetten, wat doorlopen, de laatste meters doorbijten en een paar meter uitlopen. Minuut pauze.
Eenmaal begonnen ontwikkel ik aan beide kanten van de baan al snel een routine tijdens de pauze. Aan de kant waar ik de ruimte heb, wandel ik een halve minuut verder en dan draai ik om. Als de teller op 50 komt heb ik daardoor nog wat meters om te dribbelen voor ik weer met mijn 200 begin. Aan de andere kant kan ik niet doorlopen, omdat er een weg met veel fietsers ligt. Daar wandel ik twee keer de brug op en neer voordat ik begin met dribbelen.
Zo deel ik het allemaal keurig in delen op en schieten de 200 meters er snel doorheen. Een paar keer krijgt de routine wat meer kleur doordat er een jogger het park in komt. Die krijgt dan honderd meter voorsprong, waarna hij of zij een mooi doelwit vormt en alsnog rap wordt ingehaald. Twee keer doe ik hetzelfde met een fietser, wat nóg leuker is.
En ondertussen krijg ik steeds ongeveer 40 seconden de tijd om mijn snelle loop te analyseren. Zondag moet ik natuurlijk snel maar soepel lopen, en nu oefen ik steeds op de grens van soepel naar geforceerd. Soms ga ik er net overheen, dat moet ik niet doen. Andere keren loop ik perfect, en dat gaat helemaal niet zo veel langzamer. Ik probeer het gevoel voor die grens nog eens goed in me op te nemen, zodat ik het mee kan nemen naar zondag.
Zondag is het zaak om me in het begin niet gek te laten maken. Maar ik moet vooral ook niet te langzaam starten, want dat haal ik aan het eind nooit meer in. Bovendien hoef ik met mijn conditie helemaal niet voorzichtig aan te doen. Ik mag best wat risico nemen.
Met mijn conditie is helemaal niets mis.
Als ik na de vijftiende en laatste 200 meter loop uit te puffen, draait er juist nog een jogger mijn kleine parcours op. De gelegenheid om daar nog eens op volle snelheid langsheen te sprinten laat ik dan natuurlijk niet aan me voorbij gaan. Eén klein extraatje kan toch geen kwaad? En ik moet toch die kant op voor de twee kilometer uitlopen.
De duivel en het detail
Vrijdag 9 maart. 40 minuten benen losgooien. Nog 44 dagen tot de marathon van Londen.
Net voordat ik me ga omkleden om een laatste keer te rennen als voorbereiding op de halve marathon van zondag, krijg ik een bericht van Wijnand, die zondag ook loopt. Hoe laat nemen we de trein, wat voor shirt doen we aan, gaan we tassen afgeven of niet?
Wat een vragen met nog bijna twee dagen te gaan!
Normaal gesproken bedenk ik me dit soort dingen pas op z’n vroegst de avond van tevoren. En nu moet ik eerlijk bekennen dat ik nog niet eens zeker weet hoe laat zondag de start zal zijn. Gisteren heb ik alleen toevallig gezien dat die vorig jaar om half drie plaatsvond.
Internet geeft zekerheid. Ook dit jaar valt het startschot om half drie. Dat geeft ons zondag zeeën van tijd. Uit de losse pols bedenk ik me dat we daar zeker anderhalf uur nodig zullen hebben om om te kleden en in te lopen, dus om 12 uur vertrekken is vroeg genoeg. De wedstrijd loop ik natuurlijk in mijn Run-Inn shirt. En ik meld Wijnand dat we onze tassen daar kunnen afgeven, want dat is allemaal uitstekend geregeld in Den Haag.
Maar er blijken meer opties te zijn dan dat. Want ik kan ook kiezen voor een mouwloos shirt, laat Wijnand me weten. Daar had ik niet eens aan gedacht. En ik zet het ook maar gewoon uit mijn gedachten. ‘The devil is in the detail’, bericht hij me nog, maar zondagochtend is het vroeg genoeg om die details uit te werken. Nu ga ik even veertig minuten rennen.
Onderweg zie ik Geurt staan bij een groepje mensen die trappen op en af aan het springen zijn. Ik ken de oefeningen wel die we daar soms moeten doen, en waarschijnlijk staan ze ons dinsdag ook te wachten.
“Laat ze werken Geurt!”, roep ik. Hij zwaait naar me, en vraagt zich vervolgens luidop af of ik vandaag niet een rustdag zou moeten hebben. Dat was inderdaad ideaal geweest. Maar morgen gaat Miriam met Sprettur zijn eerste endurancewedstrijd rijden over 20 kilometer. En daarbij moet ik natuurlijk voor groom spelen. Rennen gaat er morgen dan ook niet van komen, dus moet dat vandaag.
Niet het hele leven draait om míjn wedstrijden, zo is het nu eenmaal.
Stoutste dromen
Zaterdag 10 maart. Rustdag voor de CPC. Nog 43 dagen tot de marathon van Londen.
Ik heb slechte herinneringen aan de City-Pier-City-loop in Den Haag en ik heb zeer goede herinneringen. De eerste keer dat ik naar de residentie afreisde om er te rennen, twee jaar geleden, kreeg ik na drie kilometer last van mijn hamstring. Nog even liep ik door, maar al snel moest ik opgeven. Het was nog een geluk dat ik snel herstel van dat soort blessures, want het was maar een paar weken voor de marathon.
Vorig jaar liep ik daarentegen de halve marathon van mijn leven. Van tevoren had ik vanuit de loopgroep de opdracht gekregen om onder de 1:25 te rennen. Voorzichtig als ik was beloofde ik ze in ieder geval onder de 1:26 te duiken, terwijl ik in mijn stoutste dromen hoopte om de grens van 1:24 te doorbreken.
Twee weken ervoor had ik een wedstrijd over 10 kilometer gelopen die nog stevig in mijn systeem zat. Daar was ik heel snel begonnen, en dat tempo had ik goed kunnen vasthouden. Daardoor wist ik dat 4 minuten per kilometer redelijk comfortabel aanvoelde, wat ik naar Den Haag meenam in mijn bagage.
Opnieuw startte ik snel, wat overigens veel mensen doen doordat ze helemaal gespannen in het startvak hebben staan stuiteren. Daar ben ik geen uitzondering op. Ik schrok er dan ook van dat de eerste kilometertijd op 3:43 uitkwam. Maar het lopen voelde prima, dus liep ik door. Pas kilometer vijf ging in meer dan 3:50.
Ik wilde zo lang mogelijk hard lopen, waarna ik altijd nog comfortabel op die vier minuten per kilometer kon gaan zitten. Wat je in het begin hebt gewonnen geef je dan niet meer af.
Na tien kilometer moest ik inderdaad temporiseren op die vier minuten. Daar zat ik vervolgens soms net wat boven, soms net wat onder. Maar pas de eenentwintigste kilometer van de wedstrijd werd het echt zwaar. En toen kon ik hem met mijn tanden op elkaar uitlopen.
De laatste vijf kilometer hadden we vorig jaar wat last van de wind. En dat zal dit jaar waarschijnlijk hetzelfde zijn. Maar wat ik me vooral van het evenement herinner is dat ik heel makkelijk liep, soms zelfs aan kop van een groepje jongens die onder de 1:20 wilden lopen. Daar kon ik op dat moment best vrolijk van worden, al begreep ik dat ik nog wat zou gaan inleveren.
Maar heel veel leverde ik niet in, waardoor mijn stoutste dromen nog niet stout genoeg bleken. Ik eindigde in een keurige tijd van 1:22:32. Gemiddeld had ik 3:55 per kilometer gelopen, wat ik op dat moment bizar snel vond. Ik was er gewoon stil van.
Morgen wordt het weer minder mooi dan het vorig jaar was. Het gaat regenen, maar gelukkig is de voorspelling van windkracht 4 gematigd naar windkracht 3. Daar moet ik tegenop kunnen boksen in de laatste kilometers.
Maar ondanks dat ik nu beter getraind heb dan het afgelopen jaar, lijkt de tijd van de vorige keer nog altijd bizar snel en buiten bereik. Ik laat het daarom maar aankomen op het wedstrijdgevoel. Want een wedstrijd brengt toch vaak meer in me boven dan ik verwacht. En van tevoren kan ik me daar gewoon geen enkele voorstelling van maken.
Hier kan ik mee verder
Zondag 11 maart. De CPC halve marathon. Nog 42 dagen tot de marathon van Londen.
De eerste kilometers loop ik samen met Wijnand. Het gaat soepel en snel, het loopt heerlijk. Mijn horloge vertelt me dat we rond de 3:50 per kilometer gaan. Voor mij is dat prima. Maar voor Wijnand lijkt me dat aan de langzame kant, want hij wil onder de 1:20 lopen. Toch maant hij me tot rust als ik probeer te versnellen. Niet erg. Dit tempo voelt lekker en kost me nauwelijks moeite.
Maar dat verandert natuurlijk. Ergens rond de zes kilometer begin ik te vermoeden dat ik Wijnand al snel zal moeten laten gaan. Dat is misschien maar beter ook, dan kunnen we allebei onze eigen race lopen. Op zeven kilometer maak ik het officieel en loopt hij inderdaad een paar meter van me weg. Nog tot kilometer 9 zie ik hem voor me lopen. Daarna raakt hij uit zicht.
Het weer is schitterend. We hebben een fijne temperatuur en nauwelijks last van de wind. Terwijl de voorspellingen steeds onheilspellend zijn geweest, met regen en windkracht vier. Maar het is een prachtige dag. Als onze trein het station van Den Haag binnenloopt lijkt de zon zelfs door te breken. Gaan we het dan verdomme nog warm krijgen!?
Maar het is prettig dat de poncho’s die we hebben meegebracht om droog en warm te blijven in het startvak in onze tassen kunnen blijven. We zijn vroeg, dus ongeveer drie kwartier voor de start gaan we rustig wat kilometer kilometer inlopen met wat steigerungen aan het eind. Nog steeds heb ik geen idee hoe mijn lichaam een snelle halve marathon moet gaan lopen. Ik weet dat het kan, alleen begrijpen doe ik het niet.
Maar als we de startstreep voorbij zijn neemt mijn lichaam het over. Die begrijpt het wel.
Het is vervelend dat mijn horloge niet gelijk loopt met de kilometerborden langs de weg. Ik krijg steeds pas een kilometertijd door als we daar honderd meter of meer voorbij zijn. En als ik achteraf die kilometertijden vergelijk met die van Wijnand, dan blijkt dat ik in het begin veel sneller heb gelopen dan ik dacht.
Het 10 kilometer-bord bereik ik als er net 38 minuten voorbij zijn. Dat geeft wel aan dat ik een lekker tempo loop, maar na 12 kilometer moet ik toch ineens behoorlijk toegeven. Ik kan het strakke schema niet meer volhouden en ik moet gaan betalen voor de snelle eerste kilometers. Die kosten me nu steeds seconden boven de vier minuten. Zeker als we rond de 15 kilometer de boulevard van Scheveningen op moeten klimmen, gaat de rondetijd omhoog.
Maar gelukkig begint de finish in zicht te komen. Vanaf de pier is het nog maar zo’n vijf kilometer.
Dit zijn overlevingskilometers voor mij. Ik snak werkelijk naar het eind, en ik moet alle zeilen bijzetten om niet in te zakken. Hierbij helpt het werkelijk om me te concentreren op het neerzetten van mijn voeten. Als ik keurig op mijn voorvoet land en me goed laat doorrollen, dan blijft mijn snelheid op peil. Maar zelfs dat werkt de laatste kilometer niet meer. De verzuring is enorm en ik heb nauwelijks meer gevoel in mijn benen. Er komen me ook steeds meer lopers voorbij rennen terwijl ik zelf maar hier en daar een enkeling opraap.
Als dan eindelijk de finish werkelijk in zicht is, moet ik nog behoorlijk doorrennen om net op tijd te komen voor een tijd onder de 1:23. Op mijn tandvlees houd ik krap één seconde over.
Dat is een mooie troost. Als ik over die hele minuut heen was gegaan, dan was de teleurstelling compleet geweest.
1:22:59 blijft een uitstekende tijd waar ik trots op mag zijn. Daarnaast is het een tijd waar ik verder mee kan richting de marathon. Gelukkig maar, want dat is en blijft natuurlijk het ware en enige doel.
Als ik Wijnand tegenkom in het finishgebied blijkt die een geweldige 1:19:40 op de klok te hebben gezet. Dat maakt de dag helemaal goed, want het is voor het eerst dat er iemand van de club onder de 1:20 loopt. En dat is een ware mijlpaal.
Plannen voor een extra halve marathon
Maandag 12 maart. Herstelloop. Nog 41 dagen tot de marathon van Londen.
Vandaag voel ik mijn kuiten. En om die wat los te schudden loop ik een rustig rondje, waarbij ik nog eens lekker kan reflecteren op de wedstrijd van gisteren. Want ik heb veel geleerd tijdens de CPC.
Achteraf was het bijvoorbeeld niet verstandig om mee te gaan met Wijnand. En ik wist eigenlijk wel dat hij te snel was voor mij en dat zijn ambitie niet de mijne was. Maar aan de andere kant was het ook wel weer een uitdaging die ik niet kon afslaan. Ik moest het maar gewoon proberen, want, zoals ik al eerder schreef, ik had er niets mee te verliezen.
Ik heb het geprobeerd. En het is dan wel op een fiasco uitgelopen, maar desondanks heb ik mijn tijd nog behoorlijk binnen de perken kunnen houden. Bovendien kun je alleen je grenzen opzoeken door te proberen wat je niet kunt. En het leren kennen van die grenzen is in deze fase van mijn training van niet te onderschatten waarde.
Ik kijk dus zonder spijt en met trots terug op wat ik gisteren heb gedaan. Maar als ik de race moet analyseren, dan kom ik tot de conclusie dat ik onevenredig veel heb betaald voor de snelle eerste kilometers. Ik leverde elke kilometer zowat tien seconden in op het schema dat me bij een persoonlijk record had gebracht.
En dat persoonlijke record lag echt wel binnen de mogelijkheden. Gesteld dat de moeilijke laatste kilometers een betaling waren voor de eerste snelle, dan had ik voor de ideale race minder tijd moeten pakken in het begin. Ik had een vlakke race moeten lopen, met zowat vanaf de eerste kilometer – in ieder geval vanaf de tweede – een constant tempo van 3:52 à 3:55. Dan zou ik aan het eind nog over moeten hebben gehad om naar een tijd onder de 1:22 te sprinten.
Aan die koude berekening heb ik natuurlijk niets meer als het op de CPC van gisteren aankomt. Die loop heb ik gebruikt voor een ander experiment en daar ga ik dus niet meer over zeuren. Maar ik moet ook toegeven dat ik toch wel heel graag naar Londen zou willen afreizen met een persoonlijk record op de halve marathon in mijn tas. Dat voel ik heel sterk.
Dus zit er niets anders op dan mijn ervaring van gisteren mee te nemen naar een volgende wedstrijd. Waarbij me ook weer in herinnering komt dat ik vorig jaar naar de CPC kwam met de ervaring van een wedstrijd van twee weken daarvoor, en dat ik die ervaring heel goed kon gebruiken.
Dus heb ik me nu ingeschreven voor de Halve van De Haar, een halve marathon die tweede paasdag wordt gelopen bij Kasteel De Haar. Dat voelt op één of andere manier fijn, omdat De Haar bekend terrein is waar ik regelmatig langs loop op mijn lange route. Ik wil graag door die tuinen rennen.
Waarbij ik overigens wel moet toegeven dat het geen ideaal scenario is, want de wind heeft vrij spel in velden rondom Haarzuilens, waar het parcours doorheen voert. Het was zoveel beter geweest als ik naar Den Haag was gekomen met al een halve op zak.
Maar het is niet anders. Als het op dat moment ook maar enigszins in de buurt van goede omstandigheden komt, dan is mijn enige doel er een PR te rennen. Met minder ben ik niet tevreden en liefst duik ik onder de 1:22. Daar zal al mijn concentratie naartoe gaan. Al mijn ervaring wordt gekanaliseerd om dat doel te bereiken, en geen medeloper die me er vanaf zal kunnen houden.
Als dat lukt, dan gaat die sub 2:55 op de marathon er ook komen.
Allemaal wedstrijden
Dinsdag 13 maart. Loopgroeptraining. Nog 40 dagen tot de marathon van Londen.
De wedstrijdkoorts heeft hevig toegeslagen in de groep. Wijnand en ik hebben natuurlijk afgelopen zondag een wedstrijd gehad. Auke loopt komende zondag de hele marathon in Utrecht en vrijwel ieder ander loopt een andere afstand bij dat evenement. Zeker drie lopen de halve, waarvan er één hem loopt als voorbereiding op een marathon in april. En dan zijn er nog die zondag de tien en de vijf lopen.
En omdat ze zelf zo goed weten wat wedstrijden zijn, hebben ze ook intens meegeleefd met die van ons. Vrijwel iedereen feliciteert me daarom met mijn tijd. En dat kan ik hebben, want ik ben intussen, nu het allemaal wat is ingedaald, ook best behoorlijk trots op mijn race. Met een verkeerde uitgangspositie heb ik me toch goed staande weten te houden en heb ik een alleszins mooie eindtijd neergezet.
Maar ik sta nog steeds vierkant achter mijn besluit om op 2 april nog een halve marathon te lopen. Gelukkig steunt Geurt me daarin. Volgens hem kan dat nog makkelijk drie weken voor de marathon. Bovendien is hij sowieso een fervent voorstander van veel wedstrijden lopen als voorbereiding. En nu begrijp ik eindelijk precies wat hij daarmee bedoelt.
Zo voor de hand ligt dat blijkbaar niet. Achteraf kon ik het zelf ook nooit helemaal vatten, en als ik tegen Auke vertel dat ik meer wedstrijdervaring wil voor ik naar Londen ga, oppert hij dat het misschien nuttig is omdat je dan weer precies weet hoe het is om in een startvak te staan. Nee, dat is het niet, het gaat om het lopen zelf, breng ik daar tegenin. Daarop denkt hij dat het erom gaat dat je de eerste kilometers in de drukte moet lopen en al zigzaggend mensen moet inhalen.
Maar dat is het ook niet. Het gaat om het leren kennen van je eigen tempo in een wedstrijd. Dat kun je niet simuleren in een training, omdat een wedstrijd altijd meer spanning met zich meebrengt. Ik kan het niet helemaal precies aan hem overbrengen. Maar dat is niet erg, want hij heeft niets meer aan deze kennis. Hij moet komende week al aan de bak.
Hopelijk voor hem zwakt de voorspelling voor zondag nog af van windkracht 4 naar windkracht 3, net zoals dat afgelopen week gebeurde. Dan nog wordt het met drie graden misschien net iets te koud voor een marathon. Maar Auke is een bikkel, dus die moet dat kunnen hebben.
Hij verlaat ons na de inleidende oefeningen en we wensen hem allemaal heel veel succes. Hopelijk heeft de marathon van Utrecht een app waarmee ik zijn race kan volgen. Hij wil graag onder het uur lopen, en het zou heel mooi zijn als hem dat gaat lukken.
Verder zou je bijna vergeten dat we tussen al dat geklets door over tijden, afstanden, evenementen, prestaties, verwachtingen, voorspellingen, tactieken en het weer ook nog moeten hardlopen. Wijnand en ik moeten het rustig aan doen. We mogen niet aan kop komen, zo waarschuwt Geurt. Maar daar hebben we ook helemaal geen behoefte aan. Mijn benen voelen zwaar en zeker mijn linkerkuit is nog stijf.
Toch houden we het tempo er nog best goed in en laten we de andere jongens niet ver van ons weglopen. Maar ik ben wel blij dat Geurt de snelheid niet dramatisch opjaagt. Van mij mag het vandaag allemaal best even wat rustiger.
Veel eten en toch zo licht als een veertje
Woensdag 14 maart. Rustdag. Nog 39 dagen tot de marathon van Londen.
Vanochtend zag ik de oude weegschaal die ik van Jip heb geërfd onder mijn wasbak staan, en ach, waarom er niet weer eens op gaan staan? En terwijl ik daar op de weegschaal stond, bleek dat ik ooit ruim 10 kilogram meer heb gewogen. Waar heeft dat dan allemaal gezeten!?
Nu begrijp ik ook beter waarom verschillende mensen die ik weer tegenkwam nadat ze me al een tijdje niet hadden gezien de opmerking maakten dat ik er afgetraind uitzie. “Ik train dan ook best veel”, zeg ik daar dan altijd maar op, terwijl ik me bedenk dat ze vast op Facebook hebben gezien dat ik hardloop. En dan is het wel zo netjes om daar een opmerking over te maken.
Maar dat ik ooit nog eens echt 72 kilogram zou wegen, dat had ik niet gedacht. Ik heb altijd meer tegen de tachtig gewogen en 76 kilogram vond ik al weinig. Maar dit komt natuurlijk mooi van pas, want alles wat ik mee moet sjouwen bij de marathon maakt me langzamer.
Overigens ben ik nu, na het avondeten, alweer enkele kilo’s zwaarder dan vanochtend. Want zoveel trainen heeft als geweldig bijkomend voordeel dat ik me helemaal afgeladen vol kan vreten zonder aan te komen. Ik hoef me op geen enkele manier in te houden, en dat doe ik dan ook niet. Er kan altijd nog wel wat bij.
Dat was er overigens direct ook de oorzaak van dat ik ooit meer dan tien kilo zwaarder was. In die tijd stopte ik na de voorjaarsmarathon met rennen om het in september of oktober weer eens op te pakken. Want in de zomer wilde ik niet rennen, maar biertjes drinken op het terras.
Ik hield dus wel op met bewegen, maar niet met het vele eten. En daar werd ik dan al heel snel heel vadsig van. Nu ren ik al enkele jaren het hele jaar door en dat heeft zijn uitwerking niet gemist.
Om dat te vieren eet ik zo meteen nog een zak cassavechips leeg. Ik kan het hebben.
Tevredenheid slaat toe
Donderdag 15 maart. Intervaltraining. Nog 38 dagen tot de marathon van Londen.
Ik voel mijn kuiten heus wel als ik de eerste drie kilometer op tempo loop. Het is weer intervaldonderdag, dus hierna moet ik er nóg drie. Maar ik heb niet alleen stijve kuiten meegebracht van de halve marathon in Den Haag. Ik heb ook weer meer geleerd over mijn tempohardheid.
Want wat ik nu steeds maar drie kilometer hoef vol te houden, waarna ik even heerlijk op adem mag komen, dat liep ik afgelopen zondag de eerste zeven kilometer in een constant tempo. En zeker vijf van die zeven kilometer ging dat zonder pijn of moeite. Dan hoef ik er nu toch ook geen punt van te maken?
Dat voelt eindeloos ver weg van de eerste keer dat ik dit deed, toen het helemaal mis ging.
Ik verleng de afstanden hier en daar zelfs. Want daarmee voltooi ik misschien net een segment op Strava. En met dit tempo verwacht ik keurig in de top tien te komen. Het voelt ook nog steeds lekker, dus die paar meter kunnen er wel bij.
Achteraf is het dan natuurlijk zuur om te merken dat de synchronisatie niet goed is gegaan en dat ik die extra meters voor niets heb gemaakt. Over drie weken heb ik weer een kans.
Tijdens de vierde 3 kilometer kom ik Auke tegen die zijn laatste training voor de marathon aan het afwerken is. Hij doet snelle tweehonderd meters, dus hij rent me keihard voorbij en laat me dan lopen. We wensen elkaar succes. Ik hem met de marathon, hij mij met mijn resterende 250 meter.
De laatste kilometer probeer ik te versnellen, tegen de verzuring in. Deels om het tempo te halen wat me is opgedragen, deels om te kijken wat er waar is van het verhaal dat je door harder te gaan extra reserves aanspreekt.
Het laatste merk ik niet, maar ik kom uit op een keurige 3:47. Daar neem ik graag genoegen mee. Na het uitpuffen loop ik een kilometer uit en het zit er weer op voor vandaag. Nu mag ik tevreden met mezelf op de bank gaan hangen.
De enige remedie
Vrijdag 16 maart. Duurloop. Nog 37 dagen tot de marathon van Londen.
In tijden als deze is hardlopen mijn redding. De afgelopen twee dagen heb ik 9 à 10 uur aan een stuk gewerkt, afwisselend heel intensief geconcentreerd, en in volkomen chaos waarin er allerlei onnodige brandjes geblust moesten worden die uitsluitend veroorzaakt werden door slechte communicatie. In ieder geval slurpen ze energie.
Dus als ik thuis kom ben ik in gedachten bezig het hele bedrijf te reorganiseren, terwijl ik tegelijk aan het schaven ben aan het pretentieuze verhaal over Stephen Hawking en het gevaar van gewapende kunstmatige intelligentie dat ik gisteravond en vanochtend heb geschreven, en dat ik daarna op video heb opgenomen. Wat ik daar nu ook aan verander, het is een gepasseerd station dat al lang en breed op Youtube staat.
De enige remedie tegen zulke drukte in mijn hoofd is rennen. En gelukkig hoef ik vandaag geen versnellingen, geen intervallen, geen fratsen, gewoon rechttoe rechtaan rennen. Anderhalf uur rennen en verder niks.
De eerste helft ben ik overtuigend met iedereen aan het praten, werk ik de veranderingen verder uit, voeg ik nog wat woordjes en gebaren toe aan de tekst. Maar geleidelijk aan wordt dat minder en minder, tot ik gewoon lekker aan het lopen ben, op een fijn tempo, soms met de wind mee, soms tegen de wind in.
Gewoon lekker lopen. Wat zou ik zonder moeten?
Nieuwsgierig naar het verhaal over Stephen Hawking en het gevaar van gewapende AI?
Volle tegenwind
Zaterdag 17 maart. Lange duurloop. Nog 36 dagen tot de marathon van Londen.
De temperatuur is gezakt en de wind is aangetrokken. Maar ik ga rennen zoals gepland. Wel haal ik mijn muts en thermoshirt weer tevoorschijn, die ik allebei eigenlijk nog maar pas geleden heb opgeborgen.
De enige andere voorzorgsmaatregel die ik neem is dat ik mijn lange ronde andersom loop dan ik gewend ben. Dat is een aanpassing op het allerlaatste moment, als ik al onderweg ben. Zulke beslissingen gaan heel spontaan en zonder veel poespas.
Op deze manier zal ik de laatste kilometers minder last hebben van de wind dan als ik mijn route loop zoals normaal, zo is mijn verwachting. Daarnaast zou ik minder kilometers volle tegenwind moeten hebben.
Maar volle tegenwind kan ik niet ontlopen. Net nadat ik kasteel De Haar voorbij ben, op 14 kilometer, krijg ik de volle laag in het open veld. Daar trek ik mijn muts ver over mijn gezicht en gedachteloos buffel ik door. Zo meteen moet ik nog een heel stuk open veld richting de snelweg, waar ik ook veel tegenwerking verwacht. Daarna hoop ik vooral beschut te lopen.
Mijn voorspellend vermogen laat me weer eens compleet in de steek. Het volgende stuk open veld valt heel erg mee, de beschutting daarentegen behoorlijk tegen. Het tweede gedeelte van mijn loop gaat dan ook consequent een stuk langzamer dan het eerste.
En ik ben echt blij dat ik morgen geen wedstrijd heb tijdens de Utrecht Marathon. Onder het lopen haal ik herinneringen op van de marathon in Leiden, toen er ook zoveel wind stond. Daar liep ik de eerste helft heel goed en ik begon te rekenen op een mooie eindtijd. Maar de tweede helft was een martelgang waarin ik snel meer dan alle gewonnen tijd weer prijsgaf.
Ik zie de bijna onoverbrugbare stukken dijk nog voor me waarop ik tegenwind had, met een bocht in het vizier die me verlichting zou moeten brengen. Steeds hoopte ik dat ik nu verder beschut zou lopen, en steeds kwam er weer zo’n vreselijk deel waarin ik veel te veel van mijn energiereserves moest aanspreken.
Intussen wens ik zowat de hele weg in stilte de mensen sterkte toe die morgen wel moeten lopen. Dat zullen ze nodig hebben.
Respect Auke!
Zondag 18 maart. Korte duurloop. Nog 35 dagen tot de marathon van Londen.
Vandaag is het marathondag in Utrecht. Jammer genoeg verlaat ik de stad al erg vroeg. Vandaag heeft Miriam een endurancewedstrijd in Kootwijk en daar moet ik natuurlijk langs de kant staan om water en brokjes aan te reiken. Bovendien moet er bij de finish een deken klaarliggen en eventueel een emmer water met sponzen om te koelen.
Anders dan bij mensen worden paarden heel erg goed in de gaten gehouden bij duurwedstrijden. Ze worden voorgekeurd, de hartslag mag niet te hoog zijn na de finish en ze worden uitgebreid nagekeurd. Pas als alles goed is worden ze in de uitslag opgenomen. En voor koudbloedige kleine ijslanders is het een stuk lastiger om dat allemaal goed te krijgen dan voor grote warmbloedige arabieren.
Ik ben dus de hele dag in touw, maar ik let via de app van de Utrecht Marathon intussen goed op wat er aan de hand is in Utrecht. Als eerste is Wijnand aan de beurt met zijn 5 kilometer. Die wordt vierde met een voor hem teleurstellende tijd.
Pas sinds een paar jaar kun je mensen helemaal live volgen bij grote evenementen. Je krijgt via de site of de app om de 5 kilometer steeds door wat ze hebben gelopen, de tijd, de gemiddelde snelheid, de verwachte eindtijd, alles erop en eraan.
Zo hebben mijn loopmaten mij vorig jaar gevolgd en zo volg ik hen. En ondertussen appen we onderling over de tijden. Zo ontstaat er een heerlijke spanning rond zo’n wedstrijd met allemaal mensen die meeleven. Bovendien kun je het als deelnemer allemaal nalezen als je bent gefinisht.
Als de marathon begint houdt mijn telefoon er mee op. Vanochtend had ik hem nog opgeladen, maar nu geeft hij ineens aan dat hij bijna leeg is, waarna hij vrijwel meteen op zwart gaat. Dat is niet normaal. En ik kan in de auto van Miriam ook de stekker niet vinden, terwijl ik vanochtend zelf toch keurig het juiste draadje in mijn tas heb gestopt voor dit soort eventualiteiten.
Paniek! Vloekend en tierend kijk ik overal, haal ik alles overhoop, zelfs haar tas en kan het bijna niet geloven dat ze zoiets uit de auto haalt. Dat doe je toch niet! Waar anders heb je het nodig!? Als ik haar weer tegenkom om Sprettur water voor te houden, wat hij niet drinkt, vertelt ze me dat het gewoon in een kastje moet liggen waar het altijd ligt, maar waarin ik natuurlijk niet heb gekeken.
De de halve en hele marathons zijn al onderweg, en de eerste tijden zijn binnen. Koen loopt fantastisch op de halve en Auke ligt prima op schema voor de drie uur. Door naar het volgende groompunt, waar ook Miriam veel eerder aankomt dan ik had verwacht. Sprettur heeft achter grote paarden aan gegaloppeerd. Uit ervaring weet ik dat daar heel weinig aan te doen is. Gelukkig hoeft hij maar 22 kilometer.
De tijden blijven binnenkomen. Koen blijft gaan als een speer. Op tien kilometer zit hij in het tweede groepje. Luuk ziet hem lopen en stuurt een foto van hem door, waarop we hem op de rug kijken. Maar zijn loopstijl is zo bekend dat het geen twijfel lijdt wij hij is.
Auke zit dan in het groepje bij de hazen van 3:00 uur. Dat houdt hij mooi vol.
Terwijl ik bezig ben met het klaarzetten van de spullen aan de finish, finisht Koen in een prachtige tijd van 1:22:59, precies dezelfde tijd als ik liep vorige week. Maar mijn tijd werd gelopen in vrijwel optimale condities, terwijl het vandaag koud is en winderig. Daar bleek mijn telefoon ook niet tegen bestand. Die moet wel zijn uitgevallen doordat ik de start van Miriam en Sprettur filmde. Hij houdt niet van koude.
Auke houdt vol op het schema van onder de drie uur.
Als Miriam en Sprettur binnenkomen zijn we weer even hard bezig met hartslag meten, dekens, koelen, controle bij de dierenarts. De hartslag van Sprettur zit precies binnen de norm, dus we mogen door. Alles opruimen, andere deken om, eten, drinken. Dan de nakeuring, waar hij ook goed doorheen komt.
Op 30 kilometer moet Auke toegeven. Zijn gemiddelde tempo is nu 4:23, wat lager is dan bij de vorige doorkomsten. Maar dit is wel precies het gedeelte waar ze flinke tegenwind hebben, dus het hoeft niet zoveel te zeggen.
Ik ben vreselijk benieuwd naar hoe het verder gaat, maar juist nu rijden wij naar huis en ik moet aan het stuur. Dus geef ik Miriam de opdracht om steeds mijn telefoon in de gaten te houden. Op 35 kilometer is zijn tempo nog steeds 4:23. Hij houdt dus vol, maar geeft ook wat toe op het schema van 3:00 uur. Waarschijnlijk heeft hij de hazen moeten laten gaan.
Het blijft spannend. Op 40 kilometer is het tempo omlaag gegaan naar 4:47 minuten per kilometer. Hij houdt nog steeds vol maar geeft wel toe. Ik voel met hem mee. Ik weet hoe vreselijk zwaar die laatste kilometers kunnen zijn, hoe zwaar je benen aanvoelen, hoe dichtbij de finish lijkt maar tegelijk zo ver weg.
Miriam houdt de app nu aan. De eindtijd van 3:00 uur tikt voorbij. Zijn verwachte eindtijd tikt voorbij. Auke heeft het heel zwaar nu. Ik voel de pijn bijna fysiek in mijn benen. Hij finisht op 03:03:17. Het tempo was in de laatste twee kilometer omlaag gegaan naar 5:20. Wat moet dat pijn hebben gedaan!
Maar het blijft een fantastische prestatie. Hij had getraind voor een tijd tussen de 3:05 en 3:15, en dan is dit een geweldig resultaat. Dat hij stiekem hoopte op een tijd onder de 3 uur doet daar niets aan af. Zeker in deze condities!
Nadat we thuis zijn gekomen ga ik die condities ook nog even proeven. Ik heb vrijwel mijn hele duurloop tegenwind en ik vind het vreselijk. Respect Auke!
Goed humeur
Maandag 19 maart. Duurloop. Nog 34 dagen tot de marathon van Londen.
Na twee moeilijke loopdagen gaat het vandaag ineens weer helemaal fijn. Dat komt waarschijnlijk doordat ik er nu een flinke pas in zet, iets wat afgelopen dagen juist niet de bedoeling was.
Misschien moet ik het ook maar toegeven, ik heb het niet zo op dat trage lopen. Het is dat die lange langzame duurlopen nodig zijn om mijn mijn lichaam te laten wennen aan de langdurige inspanning en om mijn vetverbranding op gang te brengen. Ook kracht bouw ik ermee op, maar verder ben ik er niet dol op.
De snellere duurlopen zijn veel leuker. De frisheid buiten, waar de bijtende kou nu vanaf is, verleidt me vandaag om net ietsje harder te gaan dan de opdracht. Er staat nog wel een stevige wind die me hier en daar behoorlijk op de korrel neemt, maar het echte venijn is er vanaf en op de meeste stukken tegenwind knal ik er gewoon in hetzelfde tempo tegenop.
En zo wordt het een speels tochtje van zo’n anderhalf uur met verende en energieke passen. Even lekker wat mensen voorbij lopen. En als ze toch proberen aan te haken, dan breng ik hun de tong op de knieën zonder zelf ook maar een druppeltje zweet te morsen.
Ik vermaak me opperbest.
Een nieuwe kijk op wedstrijden
Dinsdag 20 maart. Loopgroeptraining. Nog 33 dagen tot de marathon van Londen.
Geurt zegt altijd dat we meer wedstrijden moeten lopen, dat zijn we van hem gewend. Maar tijdens het uitlopen specificeert hij het vanavond ook daadwerkelijk, en dat levert me beter inzicht in wat ik al dacht te begrijpen.
Eerst vertel ik hem dat ik de Midwintermarathon maar een vreemde wedstrijd vond, waarin ik de eerste 10 kilometer op zijn aanraden heb lopen flierefluiten. Ik wil wel wedstrijden lopen, zeg ik, maar ik ben meer op zoek naar wedstrijdritme waarmee ik mijn grens leer kennen.
Maar dan maakt hij me duidelijk dat hij niet bedoelt dat we zomaar hier en daar een enkele wedstrijd meer zouden moeten lopen. Zeker in de voorbereiding voor de marathon moeten we heel véél meer wedstrijden lopen. Eigenlijk om de week één.
En dat is voor mij ineens een heel nieuwe benadering.
Die wedstrijden hoef ik dan heus niet allemaal voluit te lopen. Ik kies er maar een paar uit waar ik echt voor de dag wil komen en op die wedstrijden pas ik mijn trainingsschema van die week aan. Dat doe ik ongeveer om de zes weken, en bij die gelegenheden zal dan ook blijken dat ik steeds beter word.
De rest van de wedstrijden loop ik dan zoals ik de Midwintermarathon liep; ik geef mezelf wat opdrachtjes en verder doe ik vooral ervaring op met mezelf voorbij laten lopen, een zeer belangrijke maar onderschatte vaardigheid bij het marathonlopen.
Als zulke wedstrijden in de buurt zijn kan ik er zelfs heen hardlopen en achteraf naar huis. Dat geeft een heel andere beleving van deze wedstrijden en zo gebruik ik ze veel meer als training. Ik had Geurt hier altijd wel zo over horen praten, maar het fijne begreep ik er niet van. Tot nu eigenlijk, nu alle puzzelstukjes ineens op hun plek vallen.
Jammer genoeg is het voor dit jaar te laat. Nu heb ik nog één wedstrijd, en daar moet ik optimaal presteren om met een PR op zak naar Londen te kunnen afreizen. Dus zal deze nieuwe benadering van wedstrijden geduldig moeten wachten tot volgend jaar.
Angst en rust
Woensdag 21 maart. Rustdag. Nog 32 dagen tot de marathon van Londen.
De spanning begint toch te stijgen nu. Het duurt nog net iets meer dan een maand voor ik in Londen aan de start moet verschijnen, en dus kriebelt het. Zou ik in staat zijn om die ambitieuze tijd echt op de klok te zetten?
Ik kan er nog steeds niet in geloven, maar het vertrouwen begint wel te komen. Dat is een vreemde dubbele gewaarwording.
Aan de ene kant wil het er maar niet in dat ik zo hard zal kunnen lopen over de volle 42 kilometer. Het tempo van tussen de 4 minuten en 4:05 per kilometer is zo vreemd snel, dat ik er moeite mee heb om me voor te stellen dat ik dat vol kan houden. Een paar jaar geleden lukte me dat niet eens tien kilometer aan een stuk.
Het beangstigende daarbij is dat ik iedere stap in die marathon, zonder uitzondering, individueel moet gaan zetten. En zoals het er nu naar uitziet, ga ik de eerste kilometers onder de vier minuten lopen. Maar als dat een inschattingsfout blijkt te zijn en ik houd het niet vol, dan is het ineens genadeloos ver. En door de mand vallen is in de laatste kilometers een pijnlijke aangelegenheid die geweldig veel tijd kost.
Daar komt het ongeloof vandaan. Ik ben bang.
Maar tegelijk ben ik me ervan bewust dat ik in fitheid verder sta dan vorig jaar. Ik heb er maanden van intensief trainen op zitten. Ik heb meer kilometers gemaakt dan ooit. Alleen dit jaar zit ik al boven de 1000 kilometer, met een weekgemiddelde van tegen de 100. En daarin zitten niet alleen duurkilometers, maar ook versnellingen, korte en lange intervals, wedstrijden en hoogtemeters.
Ik heb me gewoon heel goed voorbereid.
Bovendien kan een tempo van 4:10 me nu helemaal niet angstig meer maken. Dat moet ik zelfs vrij makkelijk kunnen volhouden, iets wat me vorig jaar nog onhaalbaar leek en wat me ook niet lukte. Dus kan het niet anders dan dat er een flinke verbetering in zit ten opzichte van de 2:57 van afgelopen keer.
En op de dag zelf komt er bovenop die training en die fitheid nog eens wedstrijdspanning en -motivatie. Daarmee moet ik gewoon tot veel meer in staat zijn dan ik ooit zou kunnen geloven.
Daar begin ik zo zoetjesaan op te vertrouwen. Dat maakt me weer rustig.
Het enige wat me af en toe zorgen baart is een wat zeurende pijn in mijn linker been, die nog het meest lijkt op zenuwpijn. Misschien wijst dat erop dat ik een ietsje overtraind raak. Maar de pijn hindert me nauwelijks bij het rennen en het eind komt in zicht, dus negeer ik het voorlopig nog even.
Jammer genoeg was ik te laat met boeken voor een massage vandaag, dan had ik het er met Ron over kunnen hebben. Maar voor volgende week staat de afspraak al in de agenda, dus dan kunnen we dit uitgebreid bespreken. En nu heb ik een rustdag, wat toch ook wel weer eens fijn is.
Op marathontempo
Donderdag 22 maart. Testloop. Nog 31 dagen tot de marathon van Londen.
Eindelijk is de vloek op testlopen opgeheven dit jaar. Steeds ging het mis, om wat voor reden dan ook, maar vandaag is er geen vuiltje aan de lucht. Het is mooi weer, met toch wat wind zodat de condities realistisch niet helemaal perfect zijn.
Dit keer blijf ik doorlopen op marathontempo als ik eenmaal op gang ben. Dan blijkt dat ik inderdaad beter getraind ben dan bij de vorige testlopen. Ik loop comfortabel. Al moet ik tegen de wind in af en toe wat tijd inleveren, ik behoud mijn snelheid. Ook als ik de tien kilometer voorbij ben, de vijftien en zelfs de twintig.
Natuurlijk gaat het aan het eind niet meer zo makkelijk als in het begin, maar dat hoeft me niet te verontrusten. Ik zit in een zware trainingsperiode en dat is bij de wedstrijd uiteindelijk wel anders. Dan heb ik een weekje getaperd. Dan ben ik topfit en bovendien uitgerust.
De opdracht voor vandaag is overigens om 25 kilometer te rennen op marathontempo, maar ik knoop er nog twee kilometer aan vast. Op die manier ben ik tenminste nog maar een overzichtelijke 15 kilometer van de marathonfinish verwijderd. Als ik in Londen niet met mijn krachten ga smijten, dan moet ik die ook nog goed kunnen doorkomen.
Het is allemaal een kwestie van strategie en indelen van de wedstrijd. Het grote rekenen is begonnen. Waar ligt mijn grens, met welk tempo gaat het goed en met welke versnelling blaas ik mezelf op.
Ik denk dat ik vandaag weer waardevolle informatie heb vergaard.
Veeleisend
Vrijdag 23 maart. Korte duurloop. Nog 30 dagen tot de marathon van Londen.
Na de testloop van gisteren had ik verwacht dat ik het vandaag zwaar zou krijgen. Dat ik stijf en stram zou zijn. Dat ik moe zou zijn. Dat dertien kilometer eigenlijk te veel zou zijn.
Maar tegen alle verwachting in loop ik een heerlijk rondje. Geen last van mijn benen, geen last van stijve spieren, geen last van vermoeidheid. Niks van dat alles. Ik versnel nog wat, omdat het kan en omdat het lekker voelt.
En natuurlijk omdat ik morgen niet hoef te rennen. Want morgen heb ik weer een cursusdag met Sprettur. Daar kijk ik naar vooruit, want ik ben vreselijk benieuwd wat ik nu allemaal weer ga leren. Jammer dat ik zo weinig aan oefenen toekom.
Maar de marathontraining eist nou eenmaal vrijwel al mijn tijd op, en ik kan simpelweg niet alles tegelijk.
Töltende Sprettur en mijn houding
Zaterdag 24 maart. Cursus met Sprettur. Nog 29 dagen tot de marathon van Londen.
Voordat de zomer begint zet Siggi nog wat bij me in de week. Hij laat me vanuit galop terugnemen naar tölt. In eerste instantie lukt me dat niet. Naar de letter van de opdracht zit ik achterover en probeer Sprettur wat in te houden, maar het gaat een paar keer helemaal mis.
Gelukkig heeft Siggi gezien wat er precies mis ging en hij vertelt me dat ik mijn handen met de teugels helemaal moet losdenken van mijn zit. Die twee moeten helemaal onafhankelijk van elkaar bewegen. Dat begrijp ik, en als ik het nog een keer probeer ben ik veel losser in mijn bovenlijf, dat in eerdere pogingen samen met mijn zit vast zat. Nu speel ik met de spanning en begrijpt Sprettur me veel beter. Hij gaat vanuit galop keurig in tölt.
Deze overgang blijkt achteraf een eerste stap te zijn richting telgang. Die wil ik dolgraag met Sprettur proberen, maar dat is toch echt iets voor volgend jaar. Op z’n vroegst.
‘s Middags op de buitenbaan rest het Siggi voor dit jaar alleen nog om wat puntjes op de i te zetten. Eerst moet ik Sprettur buigen en gevoelig maken, maar daarna concentreert hij zich op mijn houding. Ik moet rechtop zitten, vooruit kijken naar waar we heen gaan. Want ik leid onze combinatie en Sprettur let op mij. Als ik maar een beetje zit rond te kijken kan ik van hem toch ook niet verwachten dat hij geconcentreerd blijft.
Nu moet ik alleen mijn voeten nog recht houden en niet optrekken. Dan zijn we er klaar voor om deze zomer de juryleden van de verschillende wedstrijden te gaan overtuigen. Sprettur heeft er in ieder geval zin in. Hij takketakt in een geweldig tempo over de baan.
Het is echt wel bijzonder te merken hoe we in de afgelopen maanden vooruit zijn gegaan, eigenlijk vrijwel zonder te oefenen. Want al mijn tijd is in de marathontraining gaan zitten. Maar ik denk nog steeds dat de twee elkaar versterken en dat de tijd die ik in de ene bezigheid steek me ook sterker maakt voor de andere.
Dus voor de marathontraining is dit geen verloren dag. Bovendien stort mijn loopmaat voor één dag intussen geld voor GOAL for the Gambia, het goede doel waarvoor ik loop. Dus heb ik des te meer motivatie om me morgen weer op mijn 32 kilometer te storten.
Zag je die man voorbij komen?
Zondag 25 maart. Lange snelle duurloop. Nog 28 dagen tot de marathon van Londen.
Vanochtend dacht ik nog lekker rustig kilometers te gaan maken vandaag. Maar het schema heeft een verrassing voor me in petto. Ja, ik moet twee-en-een-half uur rennen. Maar niet op drenteldreuteltempo. Neen! Ik mag er de pas in zetten!
Dan realiseer ik me dat ik in de snelle week zit. Daarin laat Geurt me eerst een testloop doen, vervolgens een heel snelle duurloop en daarna nog met een iets minder snelle duurloop, waarmee hij aantoont dat die tempo’s allemaal eigenlijk niets voorstellen.
De testloop van afgelopen donderdag is geslaagd. De heel snelle duurloop heb ik gisteren overgeslagen, maar vandaag staat die redelijk snelle maar lange op het programma. Ik schat snel in dat mijn lange route niet lang genoeg zal zijn, dus plak ik er nog een stukje langs de Vecht aan vast. Dat moet voldoende zijn.
Geurt blijkt gelijk te hebben. Dit tempo stelt niets voor. Het wordt een heerlijke tocht waarbij ik me niet hoef in te houden, waarbij ik af en toe te snel loop en af en toe te langzaam, terwijl ik allerlei fietsers en vooral veel skaters inhaal.
“Mamma, zag je die man die net voorbij kwam?” “Ja, die liep snel he!” Dat is altijd fijn om te horen. En dan weten ze nog niet eens dat ik er al zo’n 27 kilometer op heb zitten.
Aan het eind heb ik overigens echt wel moeite om het tempo vol te houden, maar dat hoort erbij. Het is ook niet zo dat ik de afgelopen tijd niets gedaan heb. Deze 34 kilometer zet het weektotaal op 108, ook al heb ik dat dagje gespijbeld.
En zo is dit een week geworden van positieve signalen. Ik begin er echt zin in te krijgen!
Zonder paspoort geen marathon
Maandag 26 maart. Langzame duurloop. Nog 27 dagen tot de marathon van Londen.
Zodra ik thuiskom begin ik met zoeken naar mijn paspoort. Ik weet dat het in huis is, maar in mijn achterhoofd ben ik toch al plannen aan het maken om het te vervangen. Want al twee weken kan ik het nergens vinden. En al is het niet echt kwijt, als ik niet weet waar het ligt kan ik het ook niet gebruiken om in Engeland te komen.
Zonder paspoort geen London Marathon! Dus ik pak het systematisch aan. Ik begin bij de jassen in de gang. Daarna wil ik het bureau doorzoeken, dan de banken, de keuken, de bijkeuken en tot slot de eerste verdieping. Dat ding moet toch ergens zijn!
De afgelopen dagen heb ik de jassen al een paar keer gecontroleerd. Maar ik heb het hele huis al gehad, dus alles moet opnieuw.
Ik tast nog eens goed in zakken waarvan ik weet dat er niets in zit en verdring het gevoel van wanhoop. Maar als ik de jas controleer die ik de hele winter heb gedragen als ik naar de paarden ging, dan voel ik ineens iets kartonnerigs door de stof heen. Er moet nog een extra zak zitten in de jas. Vaag komt er iets bij me terug.
Als ik die binnenzak eindelijk vindt is mijn reis verzekerd. Tot mijn grote opluchting ligt mijn paspoort nu namelijk weer op de plek waar het hoort te liggen. Dat is tenminste één zorg van mijn schouders. Dan rest me alleen nog nieuwe schoenen kopen en het laten bedrukken van t-shirts met het logo van GOAL for the Gambia.
Voor dat laatste heb ik royal blue shirts nodig. Een gewoon shirt en een singlet, zodat ik op de dag zelf kan kiezen. Helaas hebben ze het logo alleen als png-bestand aangeleverd, zodat het niet echt high-res op het shirt zal komen te staan. Bovendien zal de verf waarschijnlijk dekkend zijn, waardoor de shirts op de bedrukte plekken hun luchtigheid verliezen.
Dat wordt zweten op mijn borst en rug, maar daar moet ik maar mee leren leven. Er zijn ook mensen die voor hun goede doel de marathon lopen in een konijnenpak Dus wat dat betreft heb ik niets te klagen.
Teruggefloten
Dinsdag 27 maart. Alternatieve loopgroeptraining. Nog 26 dagen tot de marathon van Londen.
Vanavond ga ik naar een concert, dus dit keer kan ik niet naar de loopgroeptraining. Dat is irritant en jammer, maar er is niets aan te doen. Toch kan ik natuurlijk niet helemaal verzaken, dus ik vraag aan Geurt wat er vanavond op het menu staat.
Het recept dat ik van hem krijg is heel makkelijk te onthouden, maar ik schrijf het toch op een klein papiertje. Dan hoef ik dadelijk niet na te denken tijdens het rennen en kan ik me helemaal concentreren op snelheid.
Het schema is heel geurtiaans opgebouwd. Het bestaat uit steeds langere series van kortere loopjes met steeds minder pauze. Perfect om even lekker wat tempo te maken.
Als ik het papiertje uit mijn zak vis als ik eenmaal weer thuis ben, blijk ik toch nog te weinig pauze te hebben genomen tussen de 200 meters op het laatst. Kan ik dan helemaal niets goed doen? En vervolgens wil mijn horloge ook nog niet synchroniseren met mijn telefoon. Zou er iets met de servers van Garmin aan de hand zijn? Ik probeer het later nog een keer.
Overigens heeft Geurt me vandaag ook uit het hoofd gepraat dat ik komende maandag bij de Halve van De Haar een persoonlijk record op de halve marathon ga lopen. Volgens hem is het niet de bedoeling dat ik nu mijn training nog op een andere wedstrijd aanpas.
22 april is de dag waar het om gaat, en voor dat argument ben ik erg gevoelig.
Dus ga ik maandag eerst rustig naar de start lopen. Dan ongeveer op marathontempo die halve afwerken, zeker niet sneller. En daarna loop ik op mijn dooie akkertje uit naar huis. Dat is ongeveer 10 kilometer.
Met 40 kilometer gaat dat een goed bestede tweede paasdag worden.
Het fabulakopje en de popliteus
Woensdag 28 maart. Rustdag. Nog 25 dagen tot de marathon van Londen.
Zoals ik vorige week al had beloofd heb ik vandaag een goed gesprek met Ron, de fysiotherapeut die mijn benen masseert.
Mijn kuiten zijn verrassend soepel. Meestal moet ik wel wat pijn verbijten als hij ze losmaakt, maar vandaag is er weinig aan de hand. Alleen als hij bij de popliteus in mijn linker knieholte komt, het plekje waar Pepijn een paar weken geleden zo’n plezier mee had, voel ik me ongemakkelijk. Maar Ron heeft daar verder geen aandacht voor. Want het doet maar heel weinig bij het lopen, zo vertrouwt hij me toe.
Bovendien heeft hij er geen tijd voor, want ik heb hem gevraagd om ook nog mijn schenen te behandelen.
Mijn schenen zijn heel andere koek dan mijn kuiten. Hoe hoger hij komt hoe meer pijn het doet. En als hij bijna bij mijn knie is aangekomen kan ik een zucht niet inhouden. ‘Welkom bij de scheenbeenmassage’, glimlacht Ron.
Voor hij begon heb ik hem verteld van de soort van zenuwpijn die me vorige week parten speelde. Die is nu gelukkig een stuk minder geworden, maar soms speelt hij toch nog op. En Ron is de aangewezen persoon om me hierover gerust te stellen. Dat doet hij terwijl hij zich uitleeft op mijn linker scheen.
Hij vertelt over het fibulakopje. Als dat een beetje vast komt te zitten veroorzaakt het die pijn waar ik het over had. Dat komt regelmatig voor bij hardlopers. Daar hoef ik me geen zorgen over te maken, zolang het maar wegtrekt en niet nog dagen aanhoudt. Als dat wel zo is, dan moet ik aan de bel trekken en maakt hij het kopje persoonlijk weer los.
Het komt erop neer dat er weinig aan de hand is en dat ik gewoon door kan lopen. En dat is eigenlijk alles wat ik van hem wil horen. Het is normaal, het gaat voorbij, ga maar gewoon verder waar je mee bezig was.
Dat laat ik me natuurlijk geen twee keer zeggen.
Wat is anderhalve minuut allejezus kort!
Donderdag 29 maart. Intervaltraining. Nog 24 dagen tot de marathon van Londen.
Even uithijgen, wat rondlopen, een paar keer op mijn horloge kijken en dan is er al een minuut voorbij. Mijn ademhaling snel helemaal onder controle krijgen, weer 15 seconden weg. Op 1:20 in de juiste richting draaien en klaarmaken, op 1:27 beginnen met dribbelen en dan is het heel snel 1:30. Knop in en rennen!
De vorige keer dat ik twaalf keer 1 kilometer liep had ik nog twee minuten pauze. Dat gaf precies wat meer adem en rust, waardoor ik die kilometer weer vol kon aanvallen. Maar vandaag sluipt er toch wat krampachtigheid in, misschien ook doordat ik af en toe wat last van mijn darmen heb. Desondanks probeer ik steeds zo soepel mogelijk te lopen. Ik pin me zelfs niet helemaal vast op dat tempo van 3:35. Met 3:38 stel ik me ook best tevree.
Ik vermoed dat de lichte krampacht er de oorzaak van is dat aan het eind van de tiende kilometer een spier onderin mijn kuit in een licht krampje schiet. Ik weet hem te ontzien door de voorvoet minder te gebruiken, maar dat komt mijn snelheid niet ten goede.
De elfde kilometer gaat weer beter, maar daarin geef ik me niet helemaal vol, zoals de 3:41 aangeeft die op mijn klok verschijnt als de hij er op zit. En ik had nochtans een mooi doel om naartoe te rennen, in de vorm van een jogster die voor me liep. Maar blijkbaar was dat geen uitdaging genoeg.
In de laatste kilometer speelt de kuit weer op. Ik wil niets forceren, dus breek ik de training voortijdig af. Het kost wat overtuigingskracht om zo dicht bij de meet op te geven, maar het is de enige juiste beslissing. Vandaag hoef ik niets te bewijzen.
Gelukkig is de jogster, die ik opnieuw heb ingehaald, blijkbaar ergens afgeslagen, want ze komt me niet voorbij als ik mijn kuit sta te masseren. Ik geloof niet dat het een ernstige blessure is, maar het is natuurlijk wel een kleine nederlaag en ik heb liever niet dat zo iemand daarover kan gaan lopen gniffelen.
Achteraf blijkt dat er drie weken geleden ook al zo’n interval met anderhalve minuut pauze op het programma stond. Maar die heb ik toen niet gelopen omdat ik me met tweehonderdjes voorbereidde op de City-Pier-City loop. Nu vind ik dat jammer, want ik ben benieuwd hoe me dit was afgegaan als ik erop was voorbereid.
Daar zal ik niet achter komen, want over drie weken ben ik de laatste hand aan het leggen aan mijn training en doe ik een ander soort interval. Ik moet dus wachten tot volgend jaar.
Voor nu is het alleen belangrijk dat ik mijn kuit weer in topvorm krijg voor het weekend. Wel vreemd dat die opspeelt nadat hij nog pas gisteren is verwend door Ron.
Ondankbare rotkuit!
Om mijn kuit te ontzien
Vrijdag 30 maart. Langzame duurloop. Nog 23 dagen tot de marathon van Londen.
De hele dag heb ik die spier in mijn kuit gevoeld, die me gisteren tot opgeven dwong. Ik ben er dus allerminst gerust op en ik ben er helemaal niet zeker van dat het verstandig is om vandaag te gaan rennen. Want wie weet doet het meer slecht dan goed.
Aan de andere kant hebben allerlei fysiotherapeuten me bij dit soort kleine spierblessures altijd verzekerd dat ik er gerust mee kan doorlopen. Zolang ik niets forceer is het helemaal niet zo erg als het lijkt. Het is zelfs goed om in beweging te blijven.
Bovendien weet ik nog van de vorige keren dat ik heel snel van die verkrampte spieren genees. Dat is binnen een paar dagen gebeurd.
Dus trek ik mijn renkleren en renschoenen aan en dribbel ik een paar pasjes om te testen. Dat gaat al beter dan toen ik het net op mijn bergschoenen probeerde. Dat had ik niet lang kunnen volhouden.
Het moet er maar van komen, dus loop ik de straat op en begin te rennen. Een beetje aarzelend en helemaal bereid om er direct mee op te houden als ik het idee krijg dat de pijn erger wordt van het lopen.
Natuurlijk voel ik voel die spier heel duidelijk zitten, dat is geen verrassing. Maar echte last heb ik er niet van. Ik kan mijn voorvoet zelfs prima gebruiken en technisch goed lopen. Daar ben ik blij mee.
Toch neemt dat de zorg niet weg, want het kan natuurlijk goed zijn dat die spier het de eerste drie of vier kilometer keurig uithoudt, maar dat hij dan pas pijn gaat doen. Dan moet ik er alsnog mee ophouden en zowat een uur teruglopen. Daar heb ik helemaal geen zin in.
Dus houd ik het tempo heel gematigd en loop ik voorzichtig. Maar dat is natuurlijk niet vol te houden. Als ik een paar kilometer ver ben, begin ik meer zelfvertrouwen te krijgen. Het gaat eigenlijk best lekker. De schroom gaat er vanaf. En al voer ik de ‘viaducten’ die op het schema stonden niet uit, de anderhalf uur wil ik wel volmaken.
En als ik zo rond het uur een schip langszij krijg op het Amsterdam-Rijnkanaal, dan is het me gewoon onmogelijk om me te laten inhalen. Die versnelling gaan mij en mijn verkrampte spier heel soepeltjes af. Eigenlijk is er niets aan de hand.
Die spier is gewoon wat gevoelig en dat blijft hij ongetwijfeld nog wel even. Maar ik maak me er geen zorgen meer over. Morgen krijgt hij een dag rust, omdat ik Miriam weer moet bijstaan op een wedstrijd. Maar dan moet hij er twee dagen vol tegenaan.
Tussen hoop en vrees
Zaterdag 31 maart. Groomverplichtingen. Nog 22 dagen tot de marathon van Londen.
Zoals wel vaker in deze traingingsperiode moet ik het lopen even laten voor wat het is om aan andere verplichtingen te voldoen. In Epe vindt de laatste endurancewedstrijd van Sprettur en Miriam plaats, over 23 kilometer. Ik moet daarbij assisteren.
Hierna is Sprettur zelfs klasse twee gerechtigd, dus in het najaar zou hij langere wedstrijden kunnen gaan lopen. Maar nu breekt voor hem het baanseizoen aan. Op de baan mag hij, samen met mij, gaan laten zien wat wij in de tussentijd allemaal geleerd hebben.
Maar dat is allemaal voor na de marathon. En voor die marathon ontving ik net mijn startnummer. Ik ben nummer 53821. Dat laat doorschemeren hoe massaal het evenement in Londen is.
En dat brengt direct ook weer een zorg bij me naar boven die altijd in me sluimert. Wat als ze me geen goede startplaats geven, en ik de eerste tien kilometer tussen de langzamere mensen loop? Dan is het onmogelijk om een snelle tijd neer te zetten.
Natuurlijk heb ik wel opgegeven dat ik 2:55 wil lopen, dat mijn PR onder de drie uur ligt en dat ik dat onlangs gelopen heb, dat ik zes dagen per week train. Maar daar kan ik geen enkele garantie aan ontlenen. En ik kom pas te weten waar ik start als ik mijn startnummer ook daadwerkelijk ga ophalen, op 21 april, de dag van tevoren. Dan is er sowieso niets meer aan te doen.
Het enige wat ik er aan kan doen is zo goed getraind mogelijk in Londen verschijnen. En dat ben ik van plan!
Generale van de generale
Zondag 1 april. Lange duurloop. Nog 21 dagen tot de marathon van Londen.
Over drie weken ben ik al klaar met de marathon en is er niets meer aan te veranderen. Dan ben ik ofwel een baas, ofwel een sukkelaar. Dat ligt er maar helemaal aan of ik een überbaas wil zijn en snel start, of dat ik genoegen neem met gewoon baas.
En blaas ik mezelf dan op of ben ik sterk genoeg?
Morgen is de generale repetitie bij Haarzuilens. In die halve marathon rond Kasteel de Haar wil ik het überbazentempo van 4:00 minuut per kilometer aanhouden, om te kijken hoe dat voelt in een wedstrijd. Als ik dat makkelijk 21 kilometer kan volhouden, dan weet ik weer meer dan ik vandaag weet.
Vandaag loop ik de generale van de generale. Ik heb een route uitgestippeld naar het evenemententerrein die minstens twee kilometer korter is dan de route die ik gewoonlijk neem. Daardoor hoef ik morgen maar negen kilometer heen en terug te lopen in plaats van twaalf en ik denk dat ik mezelf daar morgenmiddag dankbaar voor ga zijn.
De opspelende spier in mijn rechterkuit voel ik nog steeds zitten, maar minder dan vrijdag, terwijl ik toch harder loop. In Vleuten, op iets meer dan zes kilometer, heb ik even een momentje dat ik bang ben dat het helemaal verkeerd gaat. Er gaat een vervelend schokje door mijn achilleshiel, maar voordat ik erop kan reageren is het alweer voorbij.
Dat is even schrikken, maar verder heb ik er geen last meer van. Dus deze generale gaat alvast goed. Op naar morgen.
Meer geld nodig
Maandag 2 april. Even over de sponsoring. Nog 20 dagen tot de marathon van Londen.
Niet alleen de training gaat goed, er komt ook geld binnen voor GOAL for the Gambia, het doel dat ik sponsor in Londen. We hebben nu ongeveer 500 pond opgehaald.
Dat is fijn, want het is hard nodig, maar het is nog lang niet genoeg. De verschillende scholen, de kliniek en de studenten die direct van sponsoring afhankelijk zijn kunnen nog veel meer geld gebruiken.
Dan gaat het om simpele dingen, zoals het opnieuw pleisteren van de muren van een school, of het ommuren ervan. Maar wat dacht je van drie studenten die een plaats hebben gekregen op de universiteit en die in september mogen beginnen. Ze worden alleen niet direct gesponsord, dus ligt het er maar aan hoeveel geld er is of ze ook daadwerkelijk kunnen gaan studeren.
Kijk op deze site hoe je geld doneert en hoe je deze slimme jonge mensen naar de universiteit stuurt en dus verder helpt in het leven.
Mocht je dat te ingewikkeld vinden, geef me dan een seintje. Als je het bedrag naar me overmaakt, dan zorg ik ervoor dat er evenveel Ponden naar Gambia gaan als jij Euro’s aan mij geeft.
Veertig kilometer rennen op een dag
Maandag 2 april. Heen, Halve van De Haar, terug. Nog 20 dagen tot de marathon van Londen.
Als er één dag is waarvoor ik donaties verdien, dan is het deze wel. Het is een echte trainingsdag waarop ik keihard werk en veel kilometers maak, inclusief wedstrijd waarbij ik dingen te weten wil komen. En het persoonlijke record op de halve marathon heb ik helemaal uit mijn hoofd gezet, wat toch eigenlijk ook kudo’s verdient.
Rond een uur of 11 vertrek ik van huis met een rugzak om. Daarin veel drinken, een banaan, een paar repen peperkoek en extra kleren. Als ik al ruim een halve kilometer op weg ben, moet ik nog even terug, want ik ben een plastic poncho vergeten voor in het startvak. Daarmee blijf ik lekker warm na het inlopen.
Naar Haarzuilens lopen brengt de kilometerstand vandaag alvast op 9,5. Als ik aankom is Michiel vrijwel de eerste die ik zie. Hij is aan het rekken, strekken en inlopen. Zo meteen gaat hij de 10 kilometer lopen en bovendien vertelt hij me dat de dag goed is begonnen voor de Run-Inners. Wijnand heeft de 5 gewonnen.
Ik ben net te laat voor de prijsuitreiking, maar ik kom Wijnand nog wel tegen. Die heeft tactisch gelopen, vertelt hij. Hij is lekker achter de koploper blijven hangen en is er op de laatste kilometer als een speer vandoor gegaan. Zo win je een wedstrijd!
Als wij even later zijn weggeschoten juicht Michiel me toe vanaf de kant. En in de gauwigheid weet hij me ook nog te vertellen dat hij tweede is geworden op de 10 km. Dat maakt het Run-Inn-succes compleet. Jammer genoeg ben ik zelf dan al kansloos, want er zijn een paar mensen heel ambitieus van start gegaan. Bovendien ik ga vandaag niet voor de prijzen.
Het veld is al vrij snel uit elkaar geslagen. Als we wind mee hebben probeer ik een groepje te bereiken dat voor me loopt. Dat lukt uitstekend, maar helaas verpulvert het als ik er ben en we een bocht omgaan tegen de wind in. Dat moet ik dan alsnog alleen opknappen. Voor me loopt een man die ik vrijwel tot het einde toe bij me in de buurt zal hebben. Meestal loop ik voorop, maar hij zal eerder binnenkomen en met de eerste plaats in onze leeftijdscategorie gaan strijken.
Op ongeveer vier kilometer komt een jongen in een blauw shirt me voorbij scheuren. Maar hij zet niet door en ik kan bij hem aanhaken. We zullen nog zeker 10 kilometer bij elkaar lopen, het ene stuk ik voorop, dan weer hij. Hij houdt me uit de wind op een zwaar stuk door de polder. Op zestien kilometer halen we echter een jongen in die we al zo lang in het oog hadden en die maar heel langzaam dichterbij kwam. En zij vinden elkaar en gaan er met z’n tweeën vandoor. Ik kan niet volgen al loop ik op dat moment wel mijn snelste kilometer.
Voor die ongemerkte versnelling moet ik betalen! Vanaf 18 kilometer krijg ik het zwaar. We zijn net weer het terrein van Kasteel De Haar opgelopen en komen nu op een zandweg. Daar kan ik minder goed mee omgaan dan mijn medelopers. Bovendien begin ik nu te merken dat ik geen rust heb gehouden voor deze wedstrijd. Mijn kilometertijden zakken ineens van rond de 4 minuten naar rond de 4:20.
Ik kan het niet meer bolwerken. Mijn categoriegenoot profiteert daar optimaal van en komt me voorbij. Ik moet hem laten gaan en op ongeveer één kilometer voor de meet word ik ook nog verschalkt door twee andere renners. De rest ligt gelukkig te ver achter om me nog te kunnen inhalen.
Ik finish als achttiende in 1:25:05.
Dat is natuurlijk een tijd waar ik mee kan werken. Vermenigvuldigd met twee kom ik hiermee op de marathon ver onder de 2:55 uit. Alleen mag ik 22 april natuurlijk niet zo dramatisch instorten, want dan ben ik nog niet op de helft. Het zwaarste gedeelte moet dan nog komen.
Aan de andere kant heb ik dan natuurlijk een week rust gehad en die dag heb ik ook geen tien kilometer extra gelopen. Dat zal behoorlijk schelen, dat weet ik wel. Maar voor mijn gemoedsrust was het toch beter geweest als ik vandaag het tempo op peil had kunnen houden. Morgen zal ik met Geurt bespreken wat dit precies betekent.
Bij de garderobe komt ik de volgende Run-inner tegen, Remco, die net een keurig PR heeft gelopen op de halve marathon. We kleden ons om en dan stapt hij op de fiets. Dat zit er voor mij niet in, ik moet nog teruglopen en daar kijk ik helemaal niet naar vooruit. Mijn voetzolen doen pijn en af en toe heb ik kramp. Maar er is niets aan te doen, ik moet toch echt naar huis.
Net buiten het terrein begin ik maar met lopen, voorzichtig, landend op mijn hakken, langzaam, heel langzaam. Dit wil ik eigenlijk niet nog kilometers doen, maar gelukkig kom ik na een kilometertje of zo in een modus waarmee ik kan leven. Die brengt me gewoon thuis, al gaat het niet snel.
Onderweg komt er nog een verbaasde medeloper langsfietsen. ‘Jij plakt er nog een stuk aan vast’, roept hij me toe. ‘Alles voor de marathon’, antwoord ik. Hij steekt zijn duim omhoog.
Fijn dat zo iemand kan waarderen wat ik doe.
Gewoon weer op kop
Dinsdag 3 april. Loopgroeptrainging. Nog 19 dagen tot de marathon van Londen.
Na al die kilometers van gisteren zie ik best op tegen de training van vandaag. Ik weet niet of mijn benen het tempo wel zullen willen volgen dat we vanavond gaan rennen. Ze zijn nog wat zwaar en ik voel ook nog een prikje in mijn kuit. Maar het is natuurlijk geen optie om thuis te blijven. Dan ga ik maar een keer lekker rustig achteraan hollen.
Geurt blijkt er overigens helemaal niet te zijn vanavond. Die heeft een weekendje Terschelling gehad en is nog op de terugweg. Dat vind ik jammer, want ik had graag het resultaat van gisteren met hem besproken. Nu mis ik de de bevestiging van hoe ik die laatste drie kilometer van de halve marathon interpreteer.
Gelukkig heeft hij het recept voor deze avond doorgegeven aan Wijnand. Die vertelt ons dat we flink wat kilometers gaan maken. Alsof ik die tekort kom in mijn schema! Maar goed, we gaan aan de slag.
Er blijkt een schema te liggen met steeds kortere afstanden op steeds grotere snelheid. We beginnen bij 2,4 kilometer in een lekker tempo van van 4:10. Voordat we van start gaan zie ik nog op tegen de afstand, maar als we eenmaal bezig zijn is dat eigenlijk geen punt.
Daarna moeten we twee kilometer lopen in een tempo van 4:00, 1,6 kilometer in 3:50, 1200 meter in 3:40, 800 meter in 3:30, en tot slot nog vijf tweehonderd metertjes, opnieuw oplopend in snelheid.
En het gaat me verrassend goed af! Die eerste 2,4 kilometer loop ik achteraan met Robert-Jan, die gisteren ook een halve marathon heeft gelopen en die er daarna nog 12 kilometer bovenop heeft gedaan. We vertellen elkaar dat we het vandaag waarschijnlijk niet zullen kunnen bijbenen.
Maar verrassend genoeg zitten we allebei steeds vooraan, als we niet op kop lopen. Wij zijn dat lange werk gewend.
En in feite hebben we het aan Wijnand te danken dat het relatief makkelijk gaat. Als we staan uit te hijgen van de laatste 200 meter vertelt die ons namelijk dat die eerste 2,4 kilometer helemaal niet op het oorspronkelijke schema van Geurt stond. Die heeft hij er eigenhandig bij gemaakt. En precies die paar kilometers in dat rustige tempo gaven mij de gelegenheid om op gang te komen.
En sommige anderen werden er alvast een beetje door uitgeput, zodat ze mij er later niet uit konden lopen. Zo werkte dat extraatje aan twee kanten in mijn voordeel en dat van Robert-Jan.
Lachen om de pijn
Woensdag 4 april. Rustdag. Nog 18 dagen tot de marathon van Londen.
‘Even gitaar spelen op je spieren’, zegt Kay, terwijl ik lig te vergaan van de pijn. Hij heeft met zijn sterke handen een pijnlijke plek te pakken in mijn rechter kuit en die masseert hij genadeloos.
Kay is een imposante verschijning die alleen op woensdagavond benen masseert bij mijn fysiopraktijk Velofit. Gelukkig wist ik ongeveer wat me te wachten stond toen ik een afspraak met hem maakte, want ik had al een keer bij hem op de tafel gelegen. Toen vertelde hij over de massieve beenspieren van baanwielrenners, waar hij als één van de weinigen doorheen kon masseren. Dan heb je kracht in je handen.
Die kracht zet hij nu in voor een goed herstel van mijn benen. Dat is nodig, want mijn rechter kuit is de afgelopen week veel te gespannen geweest, wat vorige week donderdag al begon bij de intervals.
Het levert mij wel een paar momenten op dat ik nauwelijks weet waar ik het zoeken moet en dat de pijn zich uitstrekt van mijn voeten tot en met mijn billen. Want verstoppertje spelen is er bij Kay niet bij. Hij vindt de gevoelige spieren feilloos en als hij er een te pakken heeft laat hij die niet zomaar weer los.
Vreemd genoeg moet ik er vooral om lachen. En we maken direct een afspraak voor volgende week.
Verwaarloosd paard
Vrijdag 6 april. Duurloop. Nog 16 dagen tot de marathon van Londen.
‘En? Nog gereden?’ Zo luidt een bericht van Miriam dat op me wacht als ik thuiskom van een soepel rondje rennen in schitterend weer.
Vanmiddag na het werk heb ik de paarden verzorgd, wat inhoudt dat ik anderhalve kruiwagen mest afvoer, dat ik een badkuip vol water pomp, kuil in de netten doe en dat ik de paarden hun voer geef. En op vrijdagmiddag als de zon schijnt is dat ook een perfecte gelegenheid om even met Sprettur het bos in te gaan.
Voor mij is het ontspannend, en Sprettur heeft zijn lichaamsbeweging weer gehad. Bovendien zijn we zo op een leuke manier samen bezig, wat goed is voor onze teambuilding.
Maar ik moet ook nog anderhalf uur rennen vanavond. En als ik dan eerst nog ga rijden, duurt het zeker tot 10 uur voor ik eindelijk kan eten en ben ik pas om twaalf uur klaar met al mijn taken voor vandaag. Dat is te veel voor een dag die zo heel vroeg begon. Daar heb ik gewoon geen zin in.
Dus verwaarloos ik Sprettur en laat ik hem grazen, al heb ik een stukje appel voor hem als ik aankom en kroel ik hem regelmatig als hij in de buurt komt.
‘Niet gereden’, moet ik dan ook terugsturen, wat teleurstellend is voor Miriam. Die had gisteren het eventuele ritje van vandaag al in de week gelegd door me te berichten dat ze Sprettur had beloofd dat ik vandaag met hem het bos in zou gaan. ‘Zijn oogjes begonnen te glimmen’, schreef ze er nog achteraan.
Maar ze moet niets beloven wat ze niet zelf waar kan maken, daar zijn Sprettur en ik het roerend over eens met elkaar. Toch wordt het ook voor hem tijd dat die marathontraining eindelijk voorbij is. Dan heb ik tenminste weer tijd om eens flink met hem door het bos te crossen.
Maar als ik loop, dan loop ik toch graag
Donderdag 5 april. Intervaltraining. Nog 17 dagen tot de marathon van Londen.
Ik begin te verlangen naar het einde van al deze trainingsarbeid. Vandaag zie ik er echt tegenop om de straat op te gaan en vier keer drie kilometer te rennen. Daar had ik tot nu toe nog geen last van.
Misschien komt het doordat ik het gevoel heb dat ik niet meer zo heel veel kan doen aan mijn conditie of kracht. Het gaat nu niet meer om opbouwen. Het gaat alleen nog maar om puntjes zetten op de i en om het bijhouden van wat ik al kan. Er zijn geen momenten meer waaruit ik grote voldoening haal of waarop ik grote ontdekkingen doe.
Maar het kan ook komen doordat ik de laatste maanden vrijwel geen dag vrij heb gehad en dat ik er nu toch echt wel moe van begin te worden. De training loopt op zijn laatste benen en vooral psychisch begin ik het zwaar te vinden.
Ik houd me er maar aan vast dat ik al over iets meer dan een week kan gaan afbouwen. Dus doe ik mijn nieuwe wedstrijdbroek aan, die ik net heb gekocht en waarin ik gelletjes kwijt kan, en ik stap de straat op.
Het inlopen rek ik nog wat, maar uiteindelijk besluit ik dat het er toch van moet komen. Ik versnel naar het gewenste tempo van 3:45 per kilometer en dat probeer ik vol te houden.
Twee keer drie kilometer heb ik daar moeite mee, want dan heb ik de wind pal tegen langs het kanaal. Maar in Maarssen mag ik omkeren, en op de weg terug hoef ik helemaal niet zoveel moeite te doen om op snelheid te blijven. In de laatste kilometer doe ik er nog een klein schepje bovenop.
Dat voelt dan toch wel weer heel erg lekker.
Lenteloop
Zaterdag 7 april. Lange duurloop. Nog 15 dagen tot de marathon van Londen.
Volle terrassen, vlinders in de berm, reigers die lawaai maken bij een nest hoog in de boom, parende kraaien, een fuut heeft iets lekkers voor een andere fuut, kibbelende meerkoeten rennen als bezetenen achter elkaar aan over het water, hordes motorrijders op de weg, wielrenners, veel wielrenners, brullende en knetterende oldtimers, de geur van barbecue, heel veel bootjes op de vecht, mensen die in hun voortuin werken, ze staan hun heg te sproeien of zitten rustig te lezen, een ooievaar in een weiland.
En natuurlijk de zon die nu ineens echt warm is. Daar moet ik aan wennen tijdens het lopen.
Net als vorig jaar komt die zon precies in het weekend van de marathon van Rotterdam. Maar volgens de huidige weerberichten blijft het morgenvroeg in Rotterdam vrij lang nog ietsje bewolkt en wordt het net niet zo warm als vandaag. Met beduidend minder wind.
Dus de omstandigheden lijken nog redelijk mee te vallen. Iedereen die hem morgen loopt heel veel succes!
Hart onder de riem
Zondag 8 april. Lange duurloop. Nog 14 dagen tot de marathon van Londen.
Drie kilometer voor het einde voel ik mijn krachten wegstromen. Ik heb het idee dat het tempo inzakt en dat ik me over de meet moet gaan slepen. Maar als mijn horloge de kilometertijd doorgeeft blijk ik zelfs te snel te lopen. Dat valt mee.
Het is vreselijk warm geweest tijdens mijn loop. Die voerde alweer langs de vecht, maar nu waaide het nauwelijks en heb ik twee uur in de volle zon gelopen. Bovendien maak ik met deze laatste paar kilometers de 140 vol voor deze week. Het is de eerste keer in mijn leven dat ik die aantik.
Als ik dan eindelijk mijn laatste kilometer van deze week heb volgemaakt, toch weer sneller dan de op één na laatste, staan een paar buren voor hun deur te praten. Ik ga binnen even snel wat water en sportdrank halen, dan sluit ik me bij hen aan.
De afgelopen dagen bleven de donaties uit de straat binnen stromen. Nog tijdens mijn loop van vandaag zijn er twee bijgekomen. Ik ben overweldigd door hun bijdragen.
Natuurlijk zien zij me, zoals nu, steeds weer op pad gaan en terugkomen, de ene keer wat meer uitgeput dan de andere. Maar dat maakt geld geven toch nog steeds allerminst vanzelfsprekend. En terwijl ik sta uit te puffen en te zweten steken ze me nog een hart onder de riem ook.
Superburen!
Maar dit schept natuurlijk wel verplichtingen. Nu moet ik die 2:55 helemaal halen, anders kan ik maar beter verhuizen.
Het weer in Londen
Maandag 9 april. Langzame duurloop. Nog 13 dagen tot de marathon van Londen.
Het begint nu echt dichtbij te komen, want 22 april staat al in de voorspellingen van mijn weerapp. En ik geef toe, het zegt niet veel over het weer dat we daar in werkelijkheid gaan krijgen, aangezien voorspellingen pas zo’n drie dagen van tevoren enigszins betrouwbaar worden. Maar ik kan het niet nalaten ernaar te kijken en mijn plannen erop aan te passen.
De temperatuur is alvast goed. Die 15 graden wordt in dit scenario pas rond een uur of vier bereikt, dus daar hoef ik me geen zorgen over te maken. Dan ben ik al binnen. De temperatuur waarin ik loop ligt rond 11, 12 of 13 graden en dat is perfect.
Het lijkt ook wat bewolkt te worden. Maar het is wel rustig weer, wat alweer perfect is. Ook voor de toeschouwers op de terrassen. Al is er kans dat de luchtdruk vrij hoog is, een onderschatte factor bij het hardlopen. Je moet toch door al die lucht heen, zeker als er wat wind staat.
Windkracht drie is het minste waar ik rekening mee moet houden. Minder zou fijn zijn, maar wanneer is het nou helemaal windstil? De windrichting is helaas niet optimaal. Het parcours gaat van Greenwich Park naar St. James’s Park, dus we lopen hoofdzakelijk in oostelijke richting. Het beste zou daarom een wind zijn uit het zuidoosten of het zuiden.
Maar ik ga er vanuit dat ik aan de noordkant van de Thames redelijk in de beschutting van de gebouwen loop, zodat ik daar niet heel veel last zou moeten hebben van de wind. Een zuidwesten wind zou wat dat betreft vervelender zijn.
Het zwaarste gedeelte ligt nu tussen de 10 en 15 kilometer. Dan heb ik de wind namelijk precies op de kop. Maar in die fase van de wedstrijd ben ik nog heel flexibel, dus dat moet overkomelijk zijn.
Al met al ben ik helemaal niet ontevreden met het weer zoals dat nu voorspeld wordt. Maar natuurlijk is morgen weer alles anders, en overmorgen opnieuw, er is geen pijl op te trekken. In ieder geval is er voorlopig nog geen aanwijzing dat er een Rotterdamachtige hittegolf aan zit te komen, en daar houd ik me maar even dankbaar aan vast.
Voldoende weerstand
Dinsdag 10 april. Loopgroeptraining. Nog 12 dagen tot de marathon van Londen.
We gaan vandaag werken aan de weerstand”, zegt Geurt na het inlopen. “Speciaal voor Sander en Robert-Jan.”
Volgende week wordt de aandacht verlegd naar snelheid, maar dan mogen wij alleen meedoen met het inlopen. Daarna moeten we ons gaan voorbereiden op onze marathons, Londen en Enschede.
Aan de weerstand werken blijkt best zwaar te zijn. Vooral de inleidende oefeningen zijn niet mals. We moeten met onze rug tegen een betonblok aan gaan zitten, met onze bovenbenen horizontaal.
De eerste keer doen we dat een halve minuut, en dan sprinten we een heuveltje op. De tweede keer blijven we 40 seconden zitten, weer die heuvel op. De derde keer moeten we 15 seconden het ene been optillen, dan 15 seconden het andere been, en weer die heuvel op. Daar begint het zwaar te worden. De laatste keer stappen we 40 seconden in die houding. En ik kan je verzekeren, dat voel je!
Alles voor de weerstand!
Dan gaan we lopen. Ongeveer 800 meter doen we steeds, met steeds dat kleine heuveltje er in. En het gaat op een behoorlijke snelheid, al benadrukt Geurt ons dat we vooral op de souplesse moeten letten. Dat ben ik inmiddels gewend in al mijn intervaltrainingen, dus dat zit wel snor, maar ik wil ook de anderen niet te ver voor me uit zien lopen.
Een paar keer moet ik ze laten gaan, maar tegen dat we vier van de zes achthonderd meters hebben afgelegd, met steeds kortere pauzes ertussen, begin ik mensen in te halen die in de eerste rondes nog voorop liepen. De echt snelle jongens, zoals Wijnand en Michiel kan ik de laatste ronde niet bijbenen, maar dat is ook helemaal niet nodig. Ik blijf vooral op mijn souplesse letten.
Tot slot moeten we nog een kortere afstand helemaal voluit. Dan mogen anderen voorop, dat is niet mijn ding.
Met het besluit van deze training is nu echt de laatste week van de intensieve voorbereiding aangebroken. Volgende week is er nog de uitzwaaitraining, een niet te missen evenement. Daarna is het vooral taperen.
Maar voor ik die laatste week inga wil ik nog even met Geurt praten over de halve marathon van vorige week. Dat is er afgelopen keer niet van gekomen omdat hij er toen niet was.
Geurt stelt me helemaal gerust. Ik hoef me inderdaad geen zorgen te maken over die mindere drie laatste kilometers. Mijn volume is goed, dus daar kan niet niet aan gaan liggen. En ik bespreek ook nog mijn aanvalsplan voor de marathon. Ik wil tussen de 4:03 en 4:05 gaan lopen, vertel ik. Maar dat relativeert Geurt. Van hem mag ik ook met 4:10 beginnen. Dan haal ik het ook nog wel.
4:10?! Daar word ik echt niet meer bang van! Dat houd ik wel vol.
Maar het uiteindelijke plan zullen we pas zo’n drie dagen van tevoren afspreken, als we weten wat voor weer het wordt. Ten opzichte van gisteren is de verwachting weer bijgesteld. De wind is aangewakkerd naar windkracht 4 en komt nu vanuit het zuiden. Ook is het ietsje warmer geworden. Nog steeds geen pijl op te trekken dus.
Maar het gesprek met Geurt geef wel rust. Ik hoef niet zo snel van start. Ik kan mijn race opbouwen en zelfs een negatieve split behoort tot de mogelijkheden. Zo zie ik ineens veel minder op tegen die 42 kilometer lopen.
Dat hoeft blijkbaar niet. Ik heb er immers goed voor getraind!
Presteren, schoonspringen en Jeffrey Hoogland
Woensdag 11 april. Rustdag. Nog 11 dagen tot de marathon van Londen.
Terwijl ik naar de fysiopraktijk fiets om gekneed te worden door Kay, herinner ik me wat Geurt gisteren over me zei. Ik had verteld dat ik deze laatste week nog zeker 100 kilometer zou gaan lopen, wat nogal wat verbazing opwekte. Maar Geurt bleef gedecideerd.
“Sander is heel belastbaar”, zei hij. “Bovendien houdt hij van hardlopen.”
Op beide punten heeft hij gelijk, al moet ik zeggen dat de pijn in mijn linkerbeen niet is opgehouden en soms zelfs wat te veel wordt. Maar voor een marathon trainen doet altijd pijn, dat is helemaal niets bijzonders.
Dat hij zo over me spreekt zegt in mijn ogen iets over het vertrouwen dat hij in me heeft. Ik ben blij met dat vertrouwen en het spiegelt ook het vertrouwen dat ik in hem heb als coach. De opdracht die we volgende week samen voor mij gaan uitdenken zal ik keurig uitvoeren, juist omdat ik erop vertrouw dat hij niet meer van me vraagt dan ik aankan, maar zeker ook niet minder.
Hij weet wat ik kan en wil niets liever dan me zien presteren.
De massage van Kay is vervolgens vooral onderhoud. Het is geen martelsessie, zoals vorige week. Terwijl hij mijn kuiten onderhanden neemt, waarbij ik heus wel een paar keer een flinke wegtrekker krijg, hebben we het vooral over de keren dat we kapot zijn gegaan. Ik op de marathon, hij op een lange fietstocht en in een bergrit.
Maar geen van beiden kunnen we op tegen een vriend van hem in het baanwielrennen. Die kon na een rit niet meer op zijn benen staan, wat mij weer deed denken aan Jeffrey Hoogland, die eerder dit jaar in Apeldoorn wereldkampioen werd op de kilometer.
En laat Kay het nu precies over die Jeffrey Hoogland hebben. “Wat een held”, zeg ik. Want ik heb diepe bewondering voor wat Hoogland daar liet zien, zo nietsontziend sprinten, zo doorgaan tot werkelijk alles pijn doet, tot je niets meer kunt, tot het absolute naadje.
Daarmee wereldkampioen worden, dat is een heldendaad.
Maar het doet ook wel wat met je lichaam, brengt Kay daar tegenin. Je maakt er dingen mee kapot en hij betwijfelt of het verstandig is om zo met je lichaam om te gaan. Die opmerking doet mij weer denken aan de drukker die ik zaterdag ontmoette, toen ik een t-shirt liet bedrukken met het logo van GOAL for the Gambia.
Die drukker vond hardlopen leuk om te doen, maar hij moest altijd eerst een vreselijk grondige warming-up doen, anders konden zijn spieren het niet aan. Voor hardlopen had hij namelijk de verkeerde sport beoefend toen hij jong was, vertelde hij, schoonspringen. Blijkbaar geeft die duikplank je benen bij het springen steeds zo’n opdoffer dat er allemaal kleine scheurtjes ontstaan die nooit meer weggaan.
Met mijn spieren is daarentegen alles in orde, oordeelt Kay vlak voordat ik wegga. “Ik voel wel dat je er iets mee hebt gedaan”, zegt hij. “Maar er is niet veel aan de hand.”
Daar kan ik de laatste week mee in.
De allerlaatste intervaltraining
Donderdag 12 april. Intervaltraining. Nog 10 dagen tot de marathon van Londen.
Ik zeg het nog maar eens: wat is anderhalve minuut pauze allejezus kort! Ik krijg net tijd om op adem te komen en dan is er al een minuut voorbij. Dan even wandelen en ik moet weer vertrekken.
Het grote verschil met twee weken geleden is dat ik nu tweeduizend meters loop, tegen toen duizend. En dat betekent dat ik nu op hetzelfde aantal kilometers maar vier keer zo’n korte pauze heb, tegen toen 11 keer.
En al heb ik in een training als deze in totaal beduidend minder pauze, toch heb ik veel liever een dag als vandaag. Die pauzes zijn er alleen maar om je te pesten. Steeds kijk ik er heel erg naar uit, ik snak ernaar op de laatste paar honderd meter, en ik ben er heel erg blij mee als ik ze bereik. Maar ik heb er weinig aan, want ik moet alweer gaan rennen.
De eerste kilometer probeer ik niet op mijn horloge te kijken, dat lukt tot ongeveer 800 meter, daarna krijg ik op één kilometer een melding dat ik net ietsje te langzaam loop. De tweede kilometer kijk ik al op 300 meter. Nog 700 meter te gaan tot de pauze. Op snelheid blijven, soepel blijven lopen, op snelheid blijven. Nog 500 meter met tegenwind. Soepel blijven lopen. Nog driehonderd! De laatste tweehonderd meter gaan op karakter. De laatste honderd zijn loodzwaar, maar ik zet aan, want ik wil niet iemand zijn die tien meter van tevoren afhaakt. Doorgaan, doorgaan, doorgaan, doorgaan… Eindelijk pauze. Wat een bevrijding!
Maar het is een te korte pauze. Ik moet alweer door naar de volgende tweeduizend meter. Door! Door! Door!
Even moeilijk
Vrijdag 13 april. Rustige duurloop. Nog 9 dagen tot de marathon van Londen.
Een heel simpele duurloop blijkt zo aan het einde van de trainingsperiode nog een behoorlijke opgave. Tot een kilometer of zeven doet mijn been ongemakkelijk zeer en moet ik er moeite voor doen om gebalanceerd te blijven lopen. Dat zorgt ervoor dat het niet prettig gaat.
Rond kilometer negen begin ik ook nog honger te krijgen en dat helpt allerminst. Voordat ik kon gaan lopen moest ik de paarden nog voeren en uitmesten, dus het is wat later geworden.
Zo wordt anderhalf uur toch nog best lang.
Daarnaast krijg ik het vermoeden dat mijn horloge me hier en daar voor de gek houdt. Kilometers lijken veel langer dan normaal en volgens mijn horloge loop ik langzamer dan ik zelf ruw inschat. Dat vermoeden wordt natuurlijk gestaafd door de laatste wedstrijden, toen het ding ook al niet nauwkeurig bleek. Ik begin er ernstige twijfels over te krijgen.
Gelukkig staan er bij de marathon over het algemeen kilometerbordjes langs de route, al zouden dat in Londen ook best wel eens mijlbordjes kunnen gaan zijn. In ieder geval hoef ik niet alleen op mijn horloge te vertrouwen.
De onnauwkeurigheid van het ding kan zelfs in mijn voordeel uitpakken, omdat ik gewend ben harder te lopen dan ik in werkelijkheid hoef. En dan kan het alleen maar meevallen. Toch is het na de marathon misschien toch tijd om eens naar een nieuw horloge om te zien.
Als ik dan toch eindelijk thuis kom ben ik uitgeblust. Gelukkig heb ik niet heel rap hoeven lopen, zodat ik hier snel van zal herstellen. Ruim voor de duurloop van morgen.
Wel moet ik nog mijmeren over waarom ik me zo lamlendig voelde tijdens het lopen, en dat kan nog best aan de sluimerende hooikoorts liggen. Die loert weer op een kans om door te breken. En ik voel me de laatste dagen ook wat slomer en heb meer moeite met wakker worden. Dat zijn vaak tekenen aan de wand.
Gelukkig wordt die hooikoorts op de dag van de marathon sowieso gecompenseerd door een stoot adrenaline. Dus daar maak ik me geen zorgen over. Het kan hoogstens de komende week verpesten.
Laat het nog maar een weekje of twee wegblijven.
Zo verschijn ik aan de start
Zaterdag 14 april. Vlotte duurloop. Nog 8 dagen tot de marathon van Londen.
Zo stroef en moeilijk als het gisteren ging, zo soepel en makkelijk gaat het vandaag. Voor ik het weet ben ik op tien kilometer en de overige zestien boezemen me geen enkele weerzin in. Als ik bij Breukelen de Vecht ben overgestoken, gooi ik er nog en schepje bovenop. Omdat het kan en omdat het lekker voelt.
Pas in de laatste kilometers breekt de zon door en wordt het ietsje warmer. Zoals het er nu ineens naar uitziet is dat overigens een realistisch scenario voor volgende week zondag. Want de vooruitzichten voor Londen zijn nu lekker zonnig met een temperatuur die ‘s middags de twintig graden aantikt.
Tegen die tijd ben ik al binnen, neem ik aan, maar jammer genoeg lijkt het geen comfortabele 14 graden te worden. Natuurlijk kan er nog steeds een boel veranderen, want er zit er nog een week tussen nu en dan. Maar het begint allemaal toch wat nauwkeuriger te worden.
Wat in ieder geval buiten kijf staat is welk t-shirt ik ga dragen tijdens de marathon. Op weg naar de wei haal ik het op bij de drukkerij. Het logo van GOAL for the Gambia staat er beter op dan ik had durven hopen, maar het is wel kleiner dan ik had verwacht.
Hoe dan ook, er is niets meer aan te doen, dit is het t-shirt waarmee ik ga rennen.
Morgen of overmorgen zal ik het tijdens de training een keer aandoen om het uit te proberen. Wie weet zijn er plekken waar het schuurt of op een andere manier irriteert. Daar kom ik graag achter voordat ik op 30 kilometer ineens niet prettig meer kan bewegen. Ik denk al een plek te voelen bij de oksels.
Voor de start smeer ik sowieso rijkelijk met de beste vriend van lopers, vaseline. Daar heb ik meer dan voldoende van.
Ik voel me sterk
Zondag 15 april. Vlotte duurloop. Nog maar één week tot de marathon van Londen.
Vandaag ren ik mijn allerlaatste lange duurloop voor de marathon. Hierna ga ik rusten, want, zoals Geurt altijd zegt, de marathon win je in bed. Dat schijnt een uitspraak te zijn van Gerard Nijboer, toch niet de eerste de beste, al is zijn beste prestatie een zilveren medaille.
Als ik diezelfde uitspraak vandaag tegen tegen mijn wielrijdende buurman bezig, vertelt hij me dat het een bekende wieleruitspraak is. ‘De Tour win je in bed.’ Er zal sowieso iets in zitten dus.
Maar voordat ik naar bed mag, moet ik eerst nog 26 kilometer rennen, om de 110 kilometer vol te maken deze week. Daarvoor neem ik dezelfde route als gisteren, langs de Vecht, door Maarssen en Breukelen, langs wat kastelen en molens, buitenplaatsen en een stukje kanaal. Het is een mooie route en op het keerpunt ben ik over de helft, dat vind ik fijn.
Vanochtend heeft het geregend, dus de grond is vochtig. En dat merk ik als de zon doorbreekt. Dan wordt het vrijwel direct onaangenaam warm, waardoor het zweet me over de wenkbrauwen gutst. Als de voorspellingen uitkomen blijft me dit in Londen in ieder geval bespaard, want het gaat de komende dagen niet regenen. Alles krijgt goed de kans om op te drogen, met volle zon en 25 graden op woensdag, donderdag en vrijdag.
Voor deze laatste duurloop heb ik me voorgenomen om gewoon lekker te lopen, zonder me extra in te spannen of in te houden. Ik wil de training vooral met een goed gevoel afsluiten. En het valt niet tegen! Op de heenweg gaat het alvast een stuk sneller dan gisteren. Maar dat komt ook door de wind, die is namelijk gedraaid. Nu heb ik op de heenweg vooral wind mee en dat vertaalt zich in snelheid.
Maar ook op de terugweg blijf ik het tempo er goed inhouden. De laatste kilometers versnel ik nog wel even, omdat ik de hete adem in mijn nek voel van mezelf van gisteren, toen ik een stevige eindspurt had.
Maar ik laat me niet inhalen vandaag. En tegelijk laat ik me niet gek maken, ik neem de regie volledig in handen. Ik ga niet te snel, ik blaas mezelf niet op, maar ik houd mijn vroeger ik op keurige afstand.
Ik voel me sterk! Precies het gevoel waarmee ik de laatste week in wil.
Roep eens wat!
Maandag 16 april. Korte en rustige duurloop. Nog 6 dagen tot de marathon van Londen.
Mijn rustweek is begonnen, maar vandaag merk ik daar natuurlijk nog weinig van. Overdag moest ik gewoon nog bijkomen van een weekend waarin ik meer dan 50 kilometer heb gelopen. En na het werk moet ik nog 10 kilometer rennen. Dat is wel minder, maar ook weer niet dramatisch veel minder dan vorige week maandag, toen ik dertien kilometer in een trager tempo deed.
Overigens draag ik bij het lopen vandaag voor het eerst het t-shirt van GOAL for the Gambia. Het is een hele opluchting om te merken dat het perfect past. Het knelt nergens, het zit niet te strak, het logo voelt niet zweterig. Er is helemaal niks op aan te merken. Na de loop leg ik het in de week in water, dan is het daarna helemaal klaar om mee naar Londen te gaan.
Vanaf morgen barst de rustweek echt los. Dan mag ik niet meedoen met het looponderdeel van de loopgroeptraining. En vooral donderdag is een keerpunt. Dan geen uitputtende intervaltraining meer voor mij, maar een licht loopje van een half uur. Dat zal mijn lichaam op waarde moeten weten te schatten.
En tot slot, waaraan ik pas echt goed merk dat de laatste week is ingegaan, heb ik mijn dieet aangepast. Geurt heeft al een paar weken geleden uitgebreide instructies gestuurd naar iedereen die een marathon loopt dit jaar. Daarin staat dat ik maandag, dinsdag en woensdag koolhydraatarm moet eten. Dat betekent dus veel groenten als courgette, tomaat, groene paprika en ui, met wat kip.
Dat is even wennen. Pas vanaf donderdag mag ik me helemaal gaan volstouwen met volkorenpasta en zoete aardappel. Daar kijk ik alvast naar vooruit. Heerlijk!
En op mijn werk heeft mijn hardlopende collega, die op afstanden tot 16 kilometer veel sneller is dan ik, zich laten verleiden tot een voorspelling van wat ik ga presteren. 2:53:38, zegt hij. En als ik daar onder duik, verdubbelt hij zijn inzet.
Als meer mensen nou wat roepen, dan heb ik misschien de neiging om mijn renplan voor zondag daarop aan te passen.
Uitzwaaitraining
Dinsdag 17 april. Inlopen loopgroeptraining en nog een klein rondje. Nog 5 dagen tot de marathon van Londen.
Geurt zit nog op Terschelling vanwege lekker weer, dus we hebben het schema van tevoren gekregen. Het is een opeenstapeling van heel snelle vierhonderd en tweehonderd meters. Snelheid, snelheid, snelheid, daar gaat het vandaag om.
Tijdens het inlopen mag ik een paar keer vertellen dat ik vrijdag vlieg, dat we zaterdag een hotel hebben en dat Miriam met flessen sportdrank en gelletjes langs de kant zal staan. Ook dat het warm wordt en dat ik me heb voorgenomen om het drinken niet af te raffelen maar er goed aandacht aan te besteden. Ik vertel het graag meerdere keren, want ik kan maar heel zelden praten over rennen met mensen die ook echt begrijpen waar ik het over heb.
Robert-Jan en ik hoeven vandaag alleen in te lopen. We doen de squats mee, dan springen we nog wat en na de steigerungen zijn we klaar. Zij gaan sprinten en wij krijgen heel veel welgemeend succes van ze mee. Dat doet goed. Dat kunnen we gebruiken!
Robert-Jan, die zondag in Enschede loopt, vertelt dat hij nog drastischer is met zijn koolhydraat-arme menu dan ik. Hij ontbijt met smoothies van rooie bieten en appeltjes, hij eet sla en geen enkele boterham. Dat lukt mij gewoon niet.
Maar allebei moesten we, tot onze grote spijt, deze week de taart laten staan waar mensen op het werk op trakteren, want het lijkt wel alsof ineens iedereen jarig is. Terwijl we normaal gesproken met alle liefde twee of drie stukken opscheppen. Dat rennen we er toch wel weer vanaf.
Wat kijken we uit naar donderdag, dan mogen we weer schransen.
Robert-Jan gaat zondag proberen onder de drie uur te rennen. Vorig jaar in Rotterdam heeft ook een poging gewaagd, maar toen ging hij stuk. Dit keer heeft hij veel completer getraind, vertelt hij. Bovendien is hij mentaal sterker geworden. En de marathon is ook een mentaal spel.
Dat kan ik alleen maar beamen. Dat is het zeker. En ik heb het idee dat ik de afgelopen maanden mentaal eveneens heel veel sterker ben geworden. Dat moet ook wel, met het volume aan kilometers dat ik heb gelopen dit jaar. Gemiddeld heb ik zo’n vijftig kilometer per maand meer gedaan dan vorig jaar. En toen was ik al zo goed getraind.
Terwijl we richting de auto van Robert-Jan lopen, spreken we allebei het vertrouwen uit in zondag. Maar we gaan vooral lekker lopen. En tot slot wensen we elkaar heel veel succes. Van iemand die zo precies weet voor welke uitdaging je staat, is dat heel waardevol.
Als hij afslaat naar zijn auto, dan loop ik nog een rondje om. Aan de overkant van het kanaal zie ik de anderen aanzetten voor het volgende sprintje. Ze gaan er enthousiast vandoor, dus klap ik voor ze. Dat hebben ze verdiend!
Zorgen
Woensdag 18 april. Rustdag. Nog 4 dagen tot de marathon van Londen.
Nu ben ik me vooral heel erg zorgen aan het maken over het weer. In de voorspellingen wordt het verdorie steeds warmer in Londen. Het is inmiddels al 22 graden met een wolkje. En dat wolkje betekent dat het ietwat drukkend gaat zijn.
De windrichting was steeds zuidoost, wat voor mij gunstig is. Dan heb ik aan de noordkant van de Thames geen last van de wind en zelfs wat voordeel. Zeker met een windkracht 3. Maar nu is dat veranderd naar een zuidwesten wind met kracht 4! Het moet niet gekker worden!
Ik houd me eraan vast dat het vorig jaar in Rotterdam ook warm was, en dat heb ik ook redelijk goed doorstaan. Maar dit jaar ben ik in Londen, wat betekent dat 10 uur een uur later is dan in Nederland. De ellende stapelt zich op.
Maar aan de benen zal het niet liggen. Ron en Pepijn nemen ze om de beurt helemaal onderhanden, van boven tot onder en van voor naar achter. Alles is lekker soepel. Bovendien begin goed uitgerust te worden.
Dus alle zorgen ten spijt, ik wil gewoon gaan rennen!
Zelfgekozen pijn
Donderdag 19 april. Rustig kort loopje. Nog 3 dagen tot de marathon van Londen.
Als ik in de stad loop op zoek naar cadeaus voor de vrienden in Cambridge waarbij we morgen gaan logeren, belt Geurt me op. Eerder had ik hem in een berichtje gevraagd of hij vandaag tijd heeft om het wedstrijdplan door te spreken.
Hij is het er helemaal niet mee eens dat ik door de stad loop te banjeren. ‘Jij mag daar helemaal niet zijn, niet in de stad en je mag al helemaal niet stadten’, knort hij. Rennen mag ik wel even, maar verder moet ik met mijn benen omhoog gaan zitten, drinken bij de hand, liest met mijn ogen dicht.
In ieder geval heeft hij nu tijd voor me, en we spreken af dat ik het stadten zo snel mogelijk afmaak. Daarna kom ik naar hem toe.
Net voordat ik bij hem aanklop komt er een mail binnen van de organisatie van de London Marathon. Het is een ‘Important weather update for Race Day’. Het lijkt met 23 graden Celcius de warmste marathondag ooit te gaan worden, zo vertelt de mail. Het vorige record stond op 22,2 graden en is nu nog in handen van 1996 en 2007.
Goed om te weten.
Maar Geurt weet me op te beuren. Hij geeft aan dat ik goed genoeg getraind ben om dit aan te kunnen. We spreken af dat ik gewoon volgens plan van start ga, op een tempo van 4:10. Dat moet ik vol kunnen houden. Ik moet er alleen wel heel goed op letten dat dit de eerste 25 à 30 kilometer heel makkelijk aanvoelt. Als ik er eerder moeite voor moet gaan doen, is het toch nodig om mijn tempo aanpassen.
Dan moet het maar een volgende keer maar gebeuren, maar daar gaan we niet vanuit. Ik ga het gewoon doen!
Hij geeft me nog een paar gelletjes mee, twee die ik zonder water kan nemen en drie met cafeïne. Vanaf 20 kilometer moet ik er elke vijf kilometer een nemen. En op 20 en 30 kilometer paracetamol slikken, dan blijf ik soepeler lopen.
Maar ondanks dat zal de laatste 15 à 10 kilometer vanzelfsprekend pijn doen. Dan is het een kwestie van doorzetten, houdt hij me voor. Voor die pijn heb ik nou eenmaal gekozen toen ik marathons ging rennen. En dat weet ik intussen maar al te goed.
Die neem ik toch maar mee
Vrijdag 20 april. Loslopen. Nog maar 2 dagen tot de marathon van Londen.
Ik prop alles in de koffer, mijn broekje, rensokken, shirt met het logo van GOAL for the Gambia, gelletjes, potje vaseline dat ik voor de marathon in Boedapest heb gekocht, onderbroekjes, normale sokken, een trui, t-shirts, toiletspullen, boek, laptopje, kabeltjes voor telefoon, horloge en laptop, adapter voor de stopcontacten in de VK. De koffer gaat maar nét dicht.
Daarnaast heb ik ook alles bij me, paspoort, boarding passes, pinpas, credit card, treinkaart, mail waarmee ik het startnummer kan ophalen. Niks vergeten! Dan kan ik rustig een paar uur rondlopen om me te bedenken wat ik allemaal toch nog vergeten ben.
Waarna mijn oog vrijwel direct op mijn renschoenen valt, die nog op de vloer liggen rond te slingeren. Misschien moet ik die toch ook maar meenemen. Dus koffer weer open, laptop boek en toilettas eruit, schoenen erin, alles er bovenop. Maar nu lukt het met geen mogelijkheid meer om de rits dicht te krijgen. Het boek en de laptop zullen bij Miriam in de tas moeten.
Vanmiddag om tien voor drie vliegen we op Stansted. Om half twaalf in de trein. Nu is het tien over half tien. Zal ik nu nog even veertig minuten gaan lopen om de stress uit het lichaam te verdrijven?
Koffer weer open.
De marathon is morgen pas
Zaterdag 21 april. Startnummer ophalen. Morgen ren ik de marathon van Londen!
Langzaamaan begin ik een idee te krijgen van de schaal van de London Marathon. En dan nog gaat die me de pet waarschijnlijk te boven en zal ik morgen verrast worden.
De Underground zit tjokvol met mensen die naar de Expo gaan, schreeuwende stewards op de perrons stuwen rijen dik aan reizigers richting de de juiste treinen of naar de uitgang van het station die naar de Expo voert. En dit is nog niet eens Race Day!
Gisteren hebben Jo en Martin verhalen verteld over vorige jaren. En daardoor is bij mij het schrikbeeld ontstaan dat ik zomaar achter groepen langzamere mensen kan komen te zitten, waar ik met geen mogelijkheid langskom en dat het na het startschot nog een half uur kan duren voordat ik van start mag, ook al zit ik in de snelle groep.
Maar ze vertellen ook over de wildenthousiaste mensenmassa die elke loper massaal vooruit schreeuwt, op werkelijk elke centimeter van het parcours. Er zal geen rustig moment zijn in de drie uur dat ik loop.
Toen ik in Utrecht het perron op stapte werd ik nerveus omdat ik de wedstrijd goed wilde lopen, vanwege de warmte en de wind. Maar nu begint ook om nog allerlei andere redenen de spanning op te lopen. Ik weet gewoon niet wat ik moet verwachten. Zal ik mijn race kunnen lopen zoals ik wil, of moet ik dat maar op mijn buik schrijven en lekker gaan genieten van de ervaring?
Daarom sluit ik het allemaal helemaal uit! Weg met die gedachten! Ik heb mijn startnummer, ik heb mijn chip, ik heb alles wat ik nodig heb om te starten. Dus morgen ga ik van start en dan zie ik wel wat ik moet doen of niet moet doen, of ik sneller of langzamer wil, of het moeilijk wordt of niet, of die menigte angstaanjagend is of opbeurend. Dat zijn zorgen voor morgen! Nu kan me dat niets schelen!
We gaan lekker in het gras liggen naast de Cutty Sark, we slenteren door Greenwich Park, we eten iets lekkers op een markt. We gaan rustig naar ons hotel (dat overigens veel verder weg is dan ik had gedacht, maar als we inchecken blijken we er als verrassing een bustocht naar de start bij te krijgen, dus dat maakt veel goed), Ik spelt rustig mijn startnummer op mijn shirt, voorzie mijn schoen van een chip, we gaan lekker veel eten, lezen, en dan lekker slapen.
En de marathon? Die is morgen pas!
Race Day!
Warm!
Druk! Heel druk! Wat een gigantisch evenement is dit!
Nu ga ik mijn tas inleveren en dan ga ik naar de start.
Ik ben heel benieuwd!
Finish!
Ik heb het geprobeerd. Tegen beter weten in. En ik heb het nog lang volgehouden ook! Tot 32 kilometer zat ik prima op schema.
Maar toen werd het echt te warm en hield ik het niet meer vol. Ik heb geconsolideerd op een tempo van ongeveer 4:50, zodat ik niet helemaal in zou storten.
Maar wat een evenement! Wat een mensen, wat een enthousiasme en wat een goede sfeer onder de lopers!
Ik heb ervan genoten!
Nagenieten
Maandag 23 april. Toerist uithangen. 1 dag ná de marathon van Londen.
Lopen gaat prima vandaag, als ik tenminste eenmaal op gang ben. Dus kunnen we Cambridge in om te punteren op de Cam, om King’s College te bezoeken, fudge te kopen en fish and chips te eten.
Ik hoef niet aan rennen te denken, niet aan schema’s, niet aan wedstrijden, niet aan trainen, ik mag alleen alle beelden van gisteren aan me voorbij laten trekken.
Het begint tot me door te dringen dat het toch een behoorlijk goede prestatie was, ook al heb ik mijn doel van 2:55 bij lange na niet gehaald.
Maar vandaag hoef ik zelfs daar niet aan te denken. Vandaag ben ik tourist en loop ik nog op een soort wolk.
Morgen, na de reis naar huis begint de analyse. Want die moet natuurlijk nog wel gebeuren. Zeker als wat!
Warm, warmer en nóg warmer
Zondag 22 april. Race Day!
Na het inlopen sta ik met een paar andere renners in de schaduw van een reclamebord. Het is de enige schaduw die in ons startvak te bekennen is, en daar maken we dankbaar gebruik van.
Het is zo’n twintig minuten voor de start en anderen lopen nog hun rondjes. Ook zijn er al die hun plaatsje vooraan veiligstellen. Het gesprek naast me gaat over richttijden. ‘Mine is out the window’, zegt er iemand. Anderen knikken. Zelf kijk ik opnieuw met enig afgrijzen en ongeloof naar de scherpe schaduwen van hekken en mensen en laat ik het felle licht op me inwerken. Het gaat echt heel erg warm worden vandaag!
Toen ik vanochtend de gordijnen opentrok zag ik al dat er geen wolkje aan de lucht was. Er hing alleen een lichte nevel tussen de gebouwen, maar dat was ongetwijfeld te wijten aan het vroege tijdstip. Zelfs op dat moment hoopte ik nog op de beloofde lichte bewolking die was beloofd in de voorspellingen. Ik maak het zo vaak mee dat in de vroegte de zon schijnt, waarna de lucht geleidelijk aan dichttrekt.
Maar van dichttrekken was nog geen enkele sprake toen we na het ontbijt naar buiten kwamen om plaats te nemen in de bussen die ons naar de start zouden brengen. De dunne trui die ik had aangetrokken over mijn loopshirt had ik niet nodig. Bovendien was de grond nat, waaruit bleek dat het afgelopen nacht geregend heeft. Dat doet weinig goeds vermoeden voor de luchtvochtigheid.
Sindsdien is er zowat twee uur voorbij, maar er is niets veranderd, behalve dat het alweer een stuk warmer is geworden. En dus moet ik mijn collega loper naast me gelijk geven. Mijn tijd zou het raam uit moeten. Alleen ben ik nog niet bereid dat toe te geven. Ik ben toch aan mijn stand en aan mijn volgers verplicht om in ieder geval een poging te wagen! Ze hebben toch niet voor niets geld gedoneerd aan mijn goede doel!
Dus wijzig ik mijn plan niet wezenlijk, maar maak ik het wel een stuk strakker. Want wil ik aan het eind nog overhebben, dan zal ik mezelf in het begin moeten sparen. Dus neem ik me voor om echt niet sneller te gaan lopen dan een tempo van 4:10 per kilometer. Dat moet ik lang kunnen volhouden, en als het allemaal meezit kan ik aan het eind versnellen. Zo niet, dan blaas ik mezelf in ieder geval niet op.
Dat betekent wel dat ik de schaduw van het reclamebord moet verlaten om mezelf te verzekeren van een goed plaatsje vooraan in het startvak. Dan hoef ik tenminste geen kracht te verbruiken om al die mensen in te halen. Die kracht kan ik wel anders gebruiken.
De jongen waar ik naast sta als de klok langzaam richting het startsein van de koningin kruipt vertelt me dat hij zijn plan voor een tijd onder de drie uur ook nog niet heeft opgegeven. Het is zijn tweede marathon. De vorige, in Amsterdam, heeft hij gelopen vrijwel zonder te trainen en toen deed hij er iets langer over dan drie uur. Nu heeft hij heel veel getraind. Hij heeft het over 100 mijl per week, wat neerkomt op 160 kilometer.
Daar ben ik van onder de indruk, en ik vertel hem dat het hem met zo’n training wel gaat lukken. Maar dan blijkt zijn onervarenheid met de marathon. Hij denkt namelijk dat hij na zes mijl meer zal weten. Terwijl je na zes mijl nog helemaal niets weet. Je weet pas echt iets na 20 mijl en zelfs dan is wat je weet volstrekt onzeker.
Na de start verlies ik hem al vrij snel uit het oog. Hij loopt langzaam van me weg en ik doe geen enkele moeite om hem bij te houden. Ik houd mijn pas rustig, mijn adem onder controle. Ik probeer zo weinig mogelijk moeite te doen. En dat lukt heel goed. Het is verbazingwekkend hoe makkelijk het tempo me afgaat. Die week rust heeft wonderen gedaan.
Het eerste uur werkt mijn interne koelsysteem geweldig. Ik let er wel op dat ik drink bij de vele drinkposten die de London Marathon rijk is. De eerste is op zo’n drie mijl van de start, maar daarna is er zowat elke mijl wel één. En ze serveren het water in flessen. Dat drinkt veel comfortabeler dan uit de bekers die ze in Nederland serveren. Met bekers krijg je nauwelijks iets binnen omdat het er allemaal overheen klotst terwijl je rent.
Daarnaast stellen de flessen me in staat om het zweet gecontroleerd van mijn gezicht te spoelen. Het is nog niet nodig om mezelf helemaal nat te sproeien, en ook hoef ik nog geen toeren uit te halen om bij de douches te komen die hier en daar op het parcours staan opgesteld. Die zijn heel erg koud en dat voelt niet prettig aan.
Maar dat verandert gaandeweg. Zo rond 11 uur, als ik een uur onderweg ben, kom ik de eerste plek tegen die onaangenaam warm is. Het is maar een korte sensatie, maar de momenten van warmte volgen elkaar daarna steeds sneller op. Tegen die tijd is de temperatuur opgelopen naar 23 graden.
Dan krijg ik ook mijn maat uit het startvak weer in het oog. Ik haal hem een stuk makkelijker in dan ik had verwacht. Ik probeer hem nog een hart onder de riem te steken, want hij zit goed op schema voor een tijd onder de drie uur. Als hij dit volhoudt haalt hij het makkelijk. ‘You’ll be alright’, vertel ik hem, ‘your training was good enough.’ Maar dan ben ik hem voorbij en zijn antwoord versta ik niet. Alleen uit zijn toon begrijp ik dat hij zelf zo zijn twijfels heeft. Ik zal hem ook niet terugzien.
Halverwege de race, net nadat ik de Tower Bridge ben overgegaan, zie ik op de officiële klok een tijd staan die ruim onder de 1:29 zit. Ik zit dus nog redelijk in de buurt van mijn schema, maar het wordt nu allemaal toch wat moeilijker. Ik houd het tempo nog een aantal kilometer vol, tot op Isle of Dogs. Maar als ik Canary Wharf weer inloop moet ik steeds tien seconden toegeven.
Daar lopen we even tussen hoge gebouwen en dus in volledige schaduw. Dat blijkt een werkelijke verademing. We kunnen er even bijkomen van de warmte. Maar we moeten de zon weer in, en dat vervult me met tegenzin. Het is een teken dat de warmte nu werkelijk aan me begint te vreten. Vanaf nu probeer ik ook zoveel mogelijk de kant van de straat te nemen waar schaduw is. Ik heb liever schaduw dan de ideale lijn, alweer een teken aan de wand.
Op 32 kilometer is de droom definitief voorbij. Ik voel dat ik drastisch tempo moet minderen wil ik mezelf niet helemaal opblazen. Vanaf dat moment zijn er nog maar een paar prioriteiten in mijn leven. Koelen en soepel blijven lopen zijn de belangrijkste, maar genieten van de feestelijke atmosfeer is er zeker ook een. Tempo houden is weggevallen.
Vanaf nu laat ik ook geen druppel water uit de flesjes meer verloren gaan. Ik probeer niet te veel te drinken, omdat meer water vooral klotst in mijn maag. Dat betekent alleen maar dat ik meer water overhoud om over mezelf uit te gieten. Ook douches sla ik niet meer over, ik loop er vol doorheen. Op 38 kilometer komt er heel even een piepklein wolkje voor de zon. Het is maar een kort moment van schaduw, maar ik weet ervan te genieten.
Mijn nieuwe houding ten opzichte van de race blijkt te werken. Aan het verval komt een eind. Ging ik eerst langzaam richting de 5 minuten per kilometer, in de veertigste weet ik dat weer om te buigen naar 4:50. Dan begin ik ook weer mensen in te halen die het nu werkelijk zwaar beginnen te krijgen. Er zijn op dat laatste stuk zelfs mensen die wandelen of stilstaan. En verbazingwekkend weinig mensen halen me nog in. Blijkbaar heeft iedereen om me heen het zwaar.
In de laatste kilometer krijg ik een lichte krampaanval in mijn rechterkuit, maar die weet ik beperkt te houden. Door de haklanding te gebruiken kan ik mijn kuit al lopend gestrekt houden, waardoor de pijn niet echt doorzet. Maar voor een versnelling heb ik mijn voorvoeten nodig en dus weerhoudt die kramp me er wel van om voluit richting de finish te sprinten. Toch een kleine anticlimax.
In feite gaat de race zo uit als een nachtkaars. Maar wat ben ik blij dat ik over de finish ben! En wat ben ik intens tevreden over wat ik heb gedaan. ‘I deserve that!’, zeg ik tegen de vrouw die me mijn medaille gaat omhangen. Ze feliciteert me van harte.
Een overweldigende ervaring
Zondag 22 april. Race Day!
Op ongeveer tien kilometer rennen we Greenwich in. Ik herken de straten waar ik gisteren samen met Miriam ook heb gelopen. Als we nu rechts afslaan moet daar de Cutty Sark liggen. Ik heb me er altijd al op verheugd om daar omheen te lopen in de marathon.
Maar tegelijk houd ik het publiek in de gaten. Dat staat aan beide kanten rijen dik te juichen voor iedereen die voorbij komt. Ergens in die massa moet Miriam zich bevinden. Hadden we maar afgesproken aan welke kant ze zou gaan staan, nu moet ik om beurten links en naar rechts de massa afspeuren.
Dat blijf ik geconcentreerd doen, totdat ik haar enthousiast zie springen met haar armen omhoog. Ze is niet te missen! Ik zwaai en lach. Ik ben blij dat ik haar heb zien lachen en springen. Nu kan ik me weer helemaal richten op de race.
Maar in feite is het bijna onmogelijk om mijn aandacht erbij te houden. Al die mensen leiden me af van waar ik mee bezig ben. Er is zoveel om naar te kijken dat de kilometers zomaar ongemerkt voorbij gaan. Alleen helemaal in het begin staat het publiek niet schouder aan schouder. Vanaf een kilometer of 8 helemaal tot aan de finish staat het rijen dik lawaai te maken.
Hoe verder ik kom, hoe moeilijker het wordt om me ook maar ergens op te concentreren. Rond 13 mijl moeten Jo en Martin staan. Ik probeer ze te zoeken, maar ik merk dat mijn gedachten er niet bij zijn. Door het gejoel van de kant, de drukte op het parcours, de gebouwen en uitzichten, de warmte, door alles bij elkaar is het een overweldigende ervaring.
Ook de lopers om me heen dragen bij aan de sfeer. We proberen elkaar niet in de weg te lopen, en als het me bij een waterpunt even niet lukt om naar de kant te gaan voor een flesje, krijg ik er een van een medeloper. Die heeft er een extra aangenomen om weg te geven. Zelf kan ik het flesje weer doorgeven aan iemand anders. Zo houden we elkaar gehydrateerd.
Op 27 kilometer heb ik alweer afgesproken met Miriam. We zijn nu op Isle of Dogs, maar het lukt me niet meer om te zoeken. Gelukkig is ze er zomaar ineens. Ze staat voor de hekken en stopt me een fles sportdrank toe. Het gelletje dat ik ook had besteld valt bij de overdracht op de grond. Maar dat is niet erg, want er worden er ook uitgedeeld. Ik kom niets tekort.
Sowieso merk ik dat ik had moeten oefenen met die gelletjes. Ik raak buiten adem als ik ze inneem, omdat ik even niet kan ademen terwijl ik ze wegslik. Er moet ook nog water achteraan, dus loopt de ademachterstand sneller op dan ik had verwacht. Dat moet de volgende keer beter kunnen. Ook had ik moeten oefenen met het innemen van paracetamol. Beide keren dat ik twee van die pillen in mijn mond probeer te doen valt de tweede op de grond.
Tegen de tijd dat ik aankom bij mijl 23 ben ik ver opgebrand. Maar ik probeer toch weer in het publiek te kijken of ik daar Jo en Martin niet kan ontwaren, met hun zoontje Billy. Steeds dwalen mijn gedachten af, moet ik uitkijken waar ik loop, moet ik een flesje water aannemen, loopt er iemand in een vreemd pak voor me, haalt een toeschouwer vreemde toeren uit.
Maar net op het nippertje dringt het tot me door dat in de hoge schreeuw die ik al een paar seconden hoor de naam Sander valt te herkennen. Ik kijk achter me en daar zie ik Jo filmen en zwaaien tegelijk. Ik zwaai terug. Jammer genoeg is het te laat om de poster te zien die de kinderen van de Bantangba Nursery School hebben gemaakt.
Nog maar zes kilometer te gaan. Dat is vergelijkbaar met het kortste loopje dat ik thuis doe. Sowieso ben ik de resterende kilometers al een tijdje aan het afmeten aan de routes die ik thuis loop. Eerst was er 10 kilometer te gaan, over de spoorbrug en via het industrieterrein terug. Dan acht, over de Prins Clausbrug. Nu is het nog maar zes kilometer, het kleine rondje via de overzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal. Nog vier kilometer, ik ben al ruimschoots op het fietspad aan de overkant. Nog drie, bijna bij de brug die me weer aan deze kant zal brengen. Zo vermengen mijn trainingskilometers zich met de chaos om me heen.
Ik loop in een roes. In de laatste kilometer wordt die bijna doorbroken door de kramp in mijn rechterkuit. Maar de mensen schreeuwen me voort. Ook zelf moedig ik mezelf aan. Nu niet meer opgeven, nu laat ik me niet meer tegenhouden, houd de controle. Dat werkt.
Het is zonde dat het publiek op het allerlaatste stuk het een beetje laat afweten. Ik probeer ze nog op te peppen door met mijn armen te zwaaien, maar ze reageren nauwelijks. Zeker op de tribunes vlak voor de finish is het rustig. Door de kramp kan ik ook niet meer sprinten om ze te enthousiasmeren.
Maar ik kan er niet bij stilstaan, want daar is de finish al. Dan mag ik de armen in de lucht steken, ik heb het gehaald! Ik mag gaan rusten, ik mag in de schaduw gaan lopen, ik hoef helemaal niets meer.
Eenmaal de lijn gepasseerd loop ik wat wankelend verder en verschillende mensen vragen of het goed met me gaat. Ja, het gaat goed met me. Er is niets aan de hand. Ik heb alleen een marathon gelopen in de hitte, meer is het niet.
Ik krijg een medaille, een tas met een finisher t-shirt en een fles drinken, waar ik dankbaar gebruik van maak. Het is prettig om zo rustig te lopen, de roes duurt voort. Ik zie een lange man onder een heuphoog hek doorkruipen, maar het lukt hem nauwelijks om door zijn knieën gaan, ook hij heeft net een marathon gelopen. We lachen en feliciteren elkaar met onze prestaties.
Ik praat nog even met een Fransman die ook last van de hitte heeft gehad. Hij komt uit het zuiden, zegt hij, dus hij is wel wat gewend. Maar niets kon ons voorbereiden op wat we vandaag hebben meegemaakt. Toch hebben we het gehaald! En het was fantastisch. We schudden elkaar de hand voordat ik doorloop naar de vrachtwagen waar ik mijn tas kan terugkrijgen. Ik ben de eerste die hem komt halen en dus word ik ook daar uitgebreid gefeliciteerd. Ik laat het maar wat graag over me heenkomen.
‘s Avonds, als alles echt voorbij is, bedenk ik me dat ik de Cutty Sark in het voorbijkomen helemaal niet heb gezien. Ik was met heel andere dingen bezig, en dus is het maar goed dat we gisteren al om die klipper heen zijn gelopen.
Bovendien is de marathon geen toeristische trip. Maar een trip is het zeker.
Op naar nog meer marathons!
Dinsdag 1 mei. Kort rustig loopje. 9 dagen na de marathon van Londen.
Ik kon het niet laten. Terwijl ik mezelf nog zo had voorgenomen om twee weken volledige rust te nemen, zoals Geurt heeft bevolen.
Maar het weer is zo goed nu, ik ben lekker vroeg thuis en ik heb zo’n zin om te lopen. Een heel klein eindje van 6 kilometer kan toch geen kwaad? Bovendien kan ik dan direct mijn Londens finisher shirt uitproberen.
En wat loopt het fijn en soepel! Mijn hele lichaam veert mee op het ritme. Er is geen enkel pijntje dat me in de weg zit, ik zou nog veel harder kunnen lopen. Maar ik let er goed op dat mijn hartslag keurig in het groen blijft, en zelfs dan haal ik een zwaar hijgende jogger in alsof hij stilstaat.
Terwijl ik langs het kanaal loop laat ik nog even de beelden van de marathon voorbij komen. De massa’s lopers en juichende mensen. Afgelopen week heb ik de ervaring kunnen laten bezinken en tot nu toe blijft het goede gevoel overheersen. Het hele feest dat de marathon was had ik voor geen goud willen missen. Dat was een geweldige ervaring die ik me altijd zal blijven herinneren.
Bovendien heb ik goed gelopen, dat besef ik me ook terdege. Onder de omstandigheden had ik het nauwelijks beter kunnen doen. De klap van de hitte heb ik goed kunnen opvangen en dat kon ik alleen doordat ik zo goed getraind had. Daardoor ging ik niet volledig stuk op de laatste kilometers, wat veel andere mensen wel is overkomen.
Maar nu ik weer voel hoe soepel mijn lichaam zich beweegt moet ik toch ook keihard bekennen dat de teleurstelling over de tijd net zo werkelijk is als de voldoening over het evenement. En die tijd staat keihard overal genoteerd: 3:04:03. Onder de omstandigheden misschien een fantastische tijd, maar wel bijna zeven minuten langzamer dan mijn tijd in Rotterdam vorig jaar. Terwijl ik veel beter in vorm ben dan toen.
En dat steekt!
Er zit dus niets anders op dan doorgaan voor een betere tijd. Deze vorm moet ik de komende maanden vasthouden. Dus vanaf volgende week ga ik weer minstens vijf dagen in de week rennen. Mijn eerste wedstrijd, een 15 kilometer, staat alweer gepland op 3 juni. Dan verwacht ik te profiteren van de post marathon prestatiepiek en dus moet mijn persoonlijk record aan flarden gaan. Daarna staan er een paar tien kilometers gepland, waarbij ik minstens één keer onder de 37 minuten wil duiken.
En zo blijf ik rennen. Eerst nog vier of vijf keer in de week, gewoon omdat ik het leuk vind en voor het vormbehoud. Maar na de vakantie in juli ga ik de training weer intensiveren. Want dan ga ik weer vol in de aanloop naar de volgende marathon!
Daarbij moet ik me er overigens wel rekenschap van geven dat ik niet zo monomaan kan trainen als ik de afgelopen maanden heb gedaan. In de tussentijd wil ik namelijk ook verder komen met Sprettur. Ik wil onze band als team versterken, ik wil een beter ruiter worden, meer van hem en mezelf vragen, meer wedstrijden rijden in hogere proeven.
Dat betekent dat de looptraining regelmatig wordt onderbroken door wedstrijden, trainingen en lessen in tölt, draf, galop, sterkere achterhand, houding, binnenbeen, takt, drijven, niet met de teugels maar met de zit. Maar dat hoeft niet te resulteren in mindere prestaties. Er blijft genoeg tijd over om te rennen.
Ik ben al op zoek naar een goede marathon uit in het najaar. Eindhoven is een kansrijke kandidaat, maar het kan er ook zomaar een worden in Duitsland. In ieder geval wordt het een niet al te drukke marathon, waarbij ik hoop op rustig en aangenaam najaarsweer met een temperatuur van een graad of 14.
Dan gaat mijn PR van afgelopen jaar alsnog uit de boeken daar kun je op rekenen. En dan maak ik voor volgend jaar een afspraak met de marathon bij Myvatn op IJsland. Want er is meer dan genoeg leven na Londen!