Gisteravond laat stapte ik het huis uit van mijn vroegere huisgenoot. Hij woont nog steeds op hetzelfde adres, dus zo kon het gebeuren dat ik daar een vroegere buurman tegenkwam, een Marokkaan van tegen de dertig. Hij stond te wankelen op zijn benen alsof hij aangeschoten was, hij herkende me en sprak me aan. Het begon natuurlijk met gekeuvel. Hij vertelde dat hij ooit in het huis had gewoond waar ik net uit vandaan kwam. Dat wist ik. Wij hadden het namelijk volledig uitgewoond gekregen nadat die voltallige Marokkaanse familie, waarvan hij de oudste zoon is, was verhuisd naar een paar deuren verderop. Het stond me nog levendig bij hoeveel werk we in dat huis hadden moeten steken om het weer bewoonbaar te maken.
Al snel bleek dat de jongen iets op zijn lever had. Hij begreep het niet. “Weet je wat ik niet begrijp aan Nederland? Dat is dat ik geen voorrang krijg. Waarom krijg ik geen voorrang?” Hij begreep het echt niet. Hij liet zijn handen zien en mompelde iets over werk en ik vermoed dat hij zijn handen ooit bezeerd had. Een kronkel in een van zijn vingers zou daar op kunnen wijzen, maar ik heb ook wel vingers gezien die van nature zo krom waren en prima functioneerden. Bij mij borrelde er in ieder geval als vanzelf en onwillekeurig de nodige vooroordelen naar boven. Een ongetwijfeld werkloze Marokkaan die voorrang wil en een excuus heeft om niets uit te voeren. Ha! waar heb ik dat eerder gehoord! Ik bleef echter diplomatiek en ik kapte hem niet direct af, want je weet maar nooit met zo’n dronken Marokkaan. Voor je het weet wordt hij agressief en dan weet je niet wat er kan gebeuren. Hij ging dan ook door. “Ik begrijp echt niet dat ik als Jood geen voorrang krijg. Andere Joden krijgen dat wel. Waarom is dat?”
Dat kon ik niet direct volgen. Hij was Marokkaan. Waar haalde hij nu ineens die Jood vandaan? Na wat heen en weer gepraat drong het tot me door dat Joden en Arabieren allebei semieten zijn. Het woord ‘semiet’ is echter via het woord ‘antisemitisme’ vooral een synoniem geworden van Jood. Zijn gedachtengang was natuurlijk dat hij ook een semiet was, ook een Jood net als die ander Joden. Waarom werd hij dan niet zo behandeld? Met die verklaring had ik goed kunnen leven, maar zelf was hij er niet tevreden mee. “Ik ben Jood. Een Marokkaanse Jood. Ik ben Jood.” Toen begon het bij me in te zinken, deze wereldbeeldkrenkende waarheid. Hij was een Jood uit Marokko, een Marokkaanse Jood.
Een Marokkaanse Jood, wie heeft daar nu ooit van gehoord? En hij was een verontwaardigde Marokkaanse Jood. Je kon Joden toch makkelijk herkennen! Overal zie je Joden, iedereen pikt de Joden er overal zo uit, maar hij werd niet als Jood herkend, nooit. Iedereen zag hem als Marokkaan en alleen als Marokkaan. Wat was dat toch, waarom werd hij niet herkend? Waarom werd hij niet erkend?
Ik kon hem alleen maar zeggen hoe het zat. Eén etiket is voor ons meestal genoeg. Hij was al Marokkaan en dan kijken we niet verder meer. Daarnaast had ik nooit ook maar rekening gehouden met de mogelijkheid dat er zoiets zou kunnen bestaan als Marokkaanse Joden. En ik denk dat het met het overgrote deel van de Nederlanders zo is gesteld. Het is voor ons zowat een contradictio in terminis, de Marokkaanse Jood. Maar hij was er een. Ze bestaan. Marokkaanse Joden. Het schijnen er nog best veel te zijn ook.