Kunst

De kunst heeft me altijd geïnteresseerd. Niet alleen vanwege de kunstwerken zelf, maar evengoed vanwege het raadsel van de kunst. De vraag naar wat kunst eigenlijk is is een vraag die mij regelmatig bezighoudt. Ik heb er zelfs ooit iets over geschreven, maar dat werk is verloren gegaan, zoals dat heet. Natuurlijk is er al heel veel over kunst gezegd en is het maar heel de vraag of ik daar iets zinnigs aan toe zou kunnen voegen. Het kan zijn dat ik dat niet kan en dan zal dit betoog uit louter herhalingen bestaan, maar dat zijn dan wel mijn eigen herhalingen en die zullen nooit hetzelfde zijn als de herhalingen van anderen. Laat dat voor mij en voor u een troost zijn.

Voor mij zijn er globaal drie vormen van een kunstwerk, misschien vier. Het eerste is het kunstwerk dat door de kunstenaar wordt gemaakt. Het tweede is het werk zoals dat op zichzelf bestaat, het derde is het werk zoals het door de toeschouwer wordt beleefd. De eventuele vierde vorm, toch ook belangrijk als je over kunst praat, is het werk in de kunstgeschiedenis, het werk dat wordt beschouwd door de insiders, de kunstgeschiedkundigen, kunstliefhebbers en dilettanten. Alleen al het feit dat er vier verschillende vormen zijn – en waarschijnlijk zou je er nog meer kunnen onderscheiden als je een beetje je best doet – zorgt ervoor dat het nadenken over kunst verschrikkelijk ingewikkeld wordt, en buitengewoon interessant.

Laat ik met de simpelste verschijningsvorm beginnen, in ieder geval die verschijningsvorm waar het minst over te zeggen valt en waarvan het zelfs hoogst discutabel is of het wel een verschijningsvorm is, het kunstwerk op zichzelf. Het ding zelf, an sich. Mij lijkt het duidelijk dat het kunstwerk zelf in feite helemaal geen kunst is. Kunst bestaat alleen in een omgeving. Pas als het gezien, gelezen, gehoord, geproefd, gevoeld wordt, of als er over wordt geouwehoerd, dan pas kan iets kunst zijn. Toch bestaan alle kunstwerken als ding an sich, een schilderij op een zolder, nog onontdekt, een symfonie die niet gespeeld wordt, een vergeten roman of zelfs niet gepubliceerd, een gedichtenbundel die niet gelezen wordt maar in een rugzak zit tussen de onderbroeken en de sokken. Het is geen kunst, het zijn dingen. Ze hebben alleen de potentie voor op andere dingen, hoewel andere onberoerde dingen natuurlijk ook potentie hebben. Is een vergeten nijptang nog wel een nijptang? Is een hamer wel een hamer als er geen spijker mee in de muur wordt geslagen? In potentie wel. Een hamer is in potentie wel degelijk een hamer, iets wat een schilderij niet licht waar zal kunnen maken. Een schilderij an sich is in potentie een kunstwerk, een potentieel kunstwerk, iets wat kunst zou kunnen zijn als iemand de moeite zou nemen om het op te merken.

Hieruit komt direct een belangrijk kenmerk van kunst naar voren. Kunst moet beleefd worden, beleefd door een toeschouwer. Maar aan die toeschouwer zijn we nog niet toe. Het kunstwerk komt namelijk niet uit het niets. Het is ontstaan, het is gemaakt, vervaardigd en daar is een kunstenaar aan te pas gekomen. Maar zo gauw we de kunstenaar in beeld krijgen, weten we dat we een stap hebben overgeslagen. En dan heb ik het over de kunst in een groter perspectief, de traditie waarin die kunstenaar werkt, de tijd waarin hij werkt, zijn voorgangers, zijn leermeesters. Die traditie zit in de kunstenaar als die het kunstwerk bedenkt en vervaardigt. Die traditie maakt onderdeel uit van de kunstenaar en dus ook van het kunstwerk, net zoals de jeugd van de kunstenaar, zijn trauma’s (Ik heb overigens geen zin om iedere keer ‘hij of zij’ te zeggen, omdat daar de tekst bepaald niet mooier van wordt. Ik heb het dus over zijn, hij en hem, mannelijk enkelvoud, maar daar bedoel ik zeker niet mee dat de kunstenaar niet evengoed een vrouw kan zijn. Dit is mijn keuze) zijn geluk, zijn kijk op de wereld om hem heen, zijn pijn, zijn verrassing en verwondering. De traditie maakt dus onderdeel uit van een complex waar ook normen, waarden, gedachten, voorbeelden, geschiedenis en wat al niet meer deel van uitmaken. Over dat complex valt hier weinig meer te zeggen dan dat het bestaat en dat het grote invloed uitoefent op de kunstenaar en dus op het kunstwerk. Voor elke kunstenaar is het namelijk anders en het zou nog weer anders kunnen zijn.

Het complex bestaat dus, en het heeft invloed. De kunstenaar put er uit als hij schept. Want scheppen is wat een kunstenaar doet. Herscheppen misschien, maar scheppen niettemin. Uit zijn eigen persoon, zijn bewustzijn, zijn ik schept de kunstenaar, met behulp van het materiaal dat tot zijn beschikking staat.

Soms levert dit scheppen kunst op die ook nog als kunst wordt gewaardeerd. Dat dit zo is zou bewijzen dat de kunstenaar in feite alleen het werk schept en dat het publiek het tot kunst verheft. Het publiek dat het kunstwerk beleeft maakt er uiteindelijk kunst van. Zonder publiek geen kunst, hoe kunstig ook. De kunstenaar kan het publiek proberen te bespelen, en de meesters hierin zijn vaak grote kunstenaars. Bespelen is immers zeker een kunst. Ineens wordt er iets herkend. En omdat de kunstenaar in de traditie staat weet hij hoe hij de aandacht moet trekken en omdat hij in een kunsttraditie werkt wordt hij als kunstenaar herkend. Hoewel sommigen kunstenaar worden zonder dat talent is het dus heel vanzelfsprekend dat het publiek de kunst als kunst en de kunstenaar als kunstenaar herkent, maar dat doet niets af aan de functie van het publiek. Kunst is namelijk gemaakt voor een publiek. Waar zou je anders kunst voor maken? Voor jezelf? Dat is ook een publiek, alleen wat beperkt. Iedere kunstenaar kun je wel érgens betrappen op een publiek.

Het publiek, de mensen die de kunst zien, horen, lezen, ervaren, moeten worden getroffen. Aangenaam of onaangenaam, verrast of zich herkennend. Met een doffe dreun of door een langzaam indringend gevoel. Getroffen moet het worden, liefst ergens midden in een roos. Of het als waarheid of leugen wordt beschouwd, mooi of lelijk, hard of heerlijk, dat doet niet ter zake. Je hebt nu eenmaal veel verschillende kunst. Grote kunstwerken zijn in feite gewoon werken waardoor een grote groep mensen getroffen wordt en die daardoor veel aandacht krijgen. Kunst blijkt nu dus uit een aantal factoren te bestaan die ik niet allemaal tegelijk kan overzien. Het is daarom vrijwel noodzakelijk dat ik standpunten inneem. Maar als ik een standpunt inneem, een plaats vanwaar ik de kunst beschouw, dan treedt er direct een vervorming op Wie weet laat het begrip kunst zich echter juist herkennen in die vervormingen, dus voor vervorming ben ik niet bang.

Een van de standpunten die ik in kan nemen is de gedachte dat het publiek het kunstwerk maakt en dat we eigenlijk dus helemaal geen kunstenaar nodig hebben. Je zou zelfs een zonsondergang kunst kunnen noemen (voor de overzichtelijkheid laat ik hier de eventuele goddelijke kunstenaar buiten beschouwing). Men wordt door die zonsondergang geraakt, en zo wordt het publiek zelf de kunstenaar dat zijn eigen kunst schept, waar het maar wil en waar het die ervaring van kunst maar tegenkomt. Ik vraag mij af of er iets op tegen is om zo naar kunst te kijken, hoewel er toch iets mis mee is, alleen al vanwege het feit dat een zonsondergang natuurlijk is en niet kunstmatig.

Een ander standpunt dat ik in zou kunnen nemen is de blik op wat nu geen kunst wordt genoemd. Nu wordt het niet tot de kunst gerekend, maar is die status wel zo vast? Als het publiek bepaalt wat kunst is, dan is die status helemaal niet vast. Alles wat nu geen kunst is kan kunst worden en andersom. Bovendien is een konterfeitsel dat door niemand dan door één persoon wordt bewonderd evengoed kunst. Alleen komt het niet in de boeken en in de kunstgeschiedenis, niet in de canon.

Met die canon moet overigens wel degelijk terdege rekening worden gehouden als men het over kunst heeft. Kunst, dat is Da Vinci, Rembrandt, Van Gogh, Matisse, Picasso, Duchamps, Dostojevski, Flaubert, Beethoven, Wagner, Tjakowski. Dat is kunst! Dat wordt al tijden door iedereen erkend. Zij hebben mensen in hun tijd versteld doen staan, geshockeerd, verbijsterd, aangenaam verrast. Zij staan vermeld in ieder boek over kunst en kunstkenners hebben zich over hun werken gebogen en er veel zinnige dingen over gezegd. Toch betwijfel ik of hun werken ons dichter bij het wezen van de kunst kunnen brengen. In mijn ogen bedekken ze alleen de essentie met hun genie en het is vooral de kunstgeschiedenis die ons met hen overdondert. Wat dat betreft ken ik een aardig verhaaltje. Ooit was er een programma op tv waarin kunstkenners waren uitgenodigd om over kunst te praten. Tot slot, om hun kennis in de praktijk te testen kregen ze een uitvergroting te zien van een klein deel van een aantal schilderijen. Vervolgens moesten ze raden van welke schilder het was. Matisse en Van Gogh werden er redelijk goed uitgehaald, zo stel ik me voor. Daarna zal het minder geworden zijn, maar iedere misser was steeds wel aanleiding om ergens over te praten. Ook bij de laatste uitvergroting noemden ze nietsvermoedend hun grote namen, maar toen bleek dat de redactie van het programma hen een poets had gebakken. In volle glorie werd ons een jongetje met een traan getoond. Kitsch ten top en bovendien geen stuiver waard. De heren en dames kenners schamperden er dan ook lustig op los, maar dat werd weer niet geapprecieerd door iemand uit het publiek. Waarom zo minachtend, was zijn vraag. Hij vond het mooi!

En het is inderdaad een goede vraag. Waarom zo minachtend? Die man, misschien was het een vrouw, had een goed punt te pakken. Want die kenners bepalen helemaal niet wat kunst is, al vormen ze een belangrijk en invloedrijk publiek. De ervaring bij de individuele leden van het publiek bepaalt of iets kunst is of niet. De kunstervaring bepaalt dat, zo zou ik bijna zeggen. Je zou zelfs kunnen beweren dat de kunstgeschiedenis het eindstation is en de dood van het kunstwerk. Voordat je tegenwoordig een kunstwerk ziet, heb je er al zoveel gelul over moeten aanhoren dat het van tevoren al helemaal is verpest. Soms moet je bij zo’n schilderij zelfs een bandje afluisteren waar alles op wordt verklapt. Ga maar eens naar het Lam Gods in Gent. Elke verrassing wordt daar stelselmatig de kop ingedrukt.

Toch moeten we die kunstgeschiedenis niet te hard afvallen, want als eindstation levert het toch ook weer vruchtbare bodem op, compost, voeding voor nieuwe kunst. Mensen met vaardigheden en verrassende ideeën reageren immers vaak op hun voorgangers. Ze kennen hun klassieken, ze zetten hun eigen werk in positie ten opzichte van die klassieken. De groten onder hen zullen weer even verrassen, shockeren, verrukken, voordat ze de geschiedenis ingaan en iedereen op hen wordt voorbereid.

En gelukkig is er nooit een laatste kunstenaar.

Dit bericht werd geplaatst in Algemene zaken en getagged met . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s