Met het hoofd voorover lag hij in hun midden, hun zwaarden naar hem geheven. Het bevel klonk bars boven hen uit en ze drongen naar hem op, maar nog geen twee passen van hem verwijderd stonden ze stil, als bevroren tussen twee maal dwang. Nog eens klonk de opdracht, en nog eens, barser dan voorheen. Niets en niemand verroerde, waarop degeen die hen bewoog van zijn paard sprong om zelf op te knappen wat gebeuren moest. Maar ook hij kon zich er niet toe zetten, hoe duidelijk hij ook wist wat hij wilde. Zo stonden ze, schier eindeloos, tot ze zich uiteindelijk uitgeput overgaven en op hun knieën neerzegen in eerbied.
Schuchter en verwonderd keek hij op. Even liet hij zijn blik gaan over de ruggen en achterhoofden van de mannen die zijn bloed wel konden drinken, en wist toen niets anders te doen dan op te staan en weg te lopen. Dat veroorzaakte het eerste scheurtje in de betovering.