De auto reed dwars door een plas en natuurlijk kreeg ik de volle laag. Een plens in mijn gezicht, een plens over mijn jas, een plens op mijn broek. Het was je ergste nachtmerrie op regenachtige dagen. Om dit te voorkomen doe je alvast een stap naar achteren als je voor het rode stoplicht staat, je houdt steeds in de gaten waar de plassen zijn, welke koers auto’s varen, waar het water heen zal gaan. Maar nu ging het allemaal te snel, het was te donker en ik had die plas helemaal niet opgemerkt. Wat deed dat water daar ook midden op de weg. Dat hoort daar niet, dat hoort aan de rand, en mijn douche was dan ook vooral de schuld van die plas. Maar ik was het die de volle laag over me heen kreeg en ik vloekte en vloekte dat het een aard had en het was maar goed dat er geen tere christenzieltjes bij aanwezig waren, want die zouden zich er danig aan hebben gestoord.
Na op deze wijze mijn hart te hebben gelucht liep ik echter gestaag verder. Wat maakte het eigenlijk ook uit. Ik was toch al zeiknat. Die paar extra druppels konden daar weinig aan verergeren. Ik had al veertien kilometer in de regen gelopen, en daar moesten er nog acht aan worden toegevoegd. Voor ik vertrok had ik nog op de buienradar gekeken. Er trok een onafzienbare hoeveelheid blauw over Utrecht, daar zou ik met geen mogelijkheid onderuit komen. En volgens mijn schema moest ik vandaag 22 kilometer rennen, weer of geen weer. Als ik het ook maar een beetje van het weer af zou laten hangen, dan zou ik dat hele schema net zo goed kunnen weggooien en zou er niets terecht komen van mijn training. Vandaag had ik eigenlijk nog geluk. Die 22 kilometer heb ik uiteindelijk afgelegd in één uur en 57 minuten. Vorige week deed ik langer over 20. Ook toen regende het, maar daarbij waaide het nog venijnig. En zelfs toen had ik geluk. Later die avond waren er windstoten die ik nooit goed had kunnen opvangen. Met die windstoten erbij zou ik niet zijn thuisgekomen.
Ik hang dus de bikkel uit. En dat doe ik omdat ik in april de marathon van Rotterdam wil lopen en omdat ik toch minstens ergens in de buurt van de drieëneenhalf uur wil uitkomen. Dan moet je met schema’s werken, en dan moet je erop uit, wat voor weer het buiten ook is. Elke dag weer, na mijn werk, trek ik mijn rentenue aan en loop ik mijn rondje. Nu minstens zes kilometer, drie maal in de week, twee keer elf en één keer 22. En het wordt alleen maar meer. Alleen maar meer. Alleen maar meer. Daarin zit het grote afzien van de marathon. Als ik aan mensen vertel dat ik eens in het jaar een marathon loop, dan zijn ze vaak onder de indruk. 42 kilometer! Ze worden al moe als ze er aan denken. Ze bewonderen me en tegelijkertijd verklaren ze me voor gek. Terecht natuurlijk, maar niet vanwege die 42 kilometer. Is die grote dag eenmaal aangebroken, dan heb ik het in feite al gehaald, dan ben ik over de finish. Die 42 kilometers kunnen er ook nog wel bij. Uit pure overwinningsroes doe ik er nog een schepje bovenop en ren ik een ietsje harder. De marathon is een genot. De ellende en de pijn zitten hem in de training. Juist daar heb ik al mijn doorzettingsvermogen en discipline voor nodig. Juist die training gaat niet vanzelf. Allesbehalve. Elke dag moet ik me er weer toe zetten. Elke stap moet ik nemen. En ik kan je verzekeren, er zitten een hele boel stappen in de weg naar Rotterdam. En een behoorlijk aantal daarvan doen pijn. Vorige week had ik al pijn. En over een paar weken ga ik op zaterdag 30 kilometer lopen, 32 zelfs. Dan zal ik pijn lijden. Pijn.
Nu vraagt u zich natuurlijk af, waarom doe je het dan, idioot! Ga toch op de bank zitten en zeur me niet aan mijn kop over pijn. Dat is een terechte uitroep, want je moet krabben waar het jeukt en pijn is voor de dommen, zeker als ze er zelf om vragen. Maar dan blijken er toch meer factoren mee te spelen. Mijn vetgehalte zit daar trouwens niet tussen, al is het een aangenaam bijeffect dat ik keurig op gewicht blijf, zo zonder er extra moeite voor te doen. Gezond leven hoef ik ook niet per se. Met twee keer in de week vis en veel groente en fruit leef ik vier jaar langer, maar ik zit helemaal niet op vier jaar extra te wachten. Ik rook trouwens ook, dus waar hebben we het over. Wel houd ik daar half februari mee op, om dan een week na de grote dag rustig weer te beginnen. Zo stoppen doe ik na een jaarlijks feestje, waar ik me dan het leplazerus zuip en stoom als een ketter. Daarna is het afgelopen, de zwaarste maand van mijn training. Al rook ik normaal gesproken al niet veel en mis ik het niet echt, toch maakt het die loodzware weken vlak voor de verlossing nog net even zwaarder.
Was het maar vast zover, hoorde ik Lee Towers maar zingen en het startschot knallen. Maar nee, eerst moet ik nog trainen, trainen en nog eens trainen. Wat me elk jaar toch weer lukt. Ik heb me er in vastgebeten, ik voel mijn krachten groeien, steeds word ik sterker en ik vertik het om op te geven. Dus word ik nog sterker. Ik kan steeds harder en steeds beter. Dat is het gevoel waar ik het voor doe. De laatste weken loop ik twee keer een wedstrijd. Een keer een halve marathon en een andere keer een 10 kilometer. Moest ik in de Zevenheuvelenloop de mensen waaraan ik me mat nog voor laten gaan, bij deze wedstrijden blijk ik met de hardlopers mee te kunnen. Ik kan zelfs demarreren en wegblijven, desnoods tegen een straffe wind in. Het is heerlijk om een renner achter je te horen breken waarna je hem snel buiten gehoorsafstand loopt. Het is heerlijk om na een halve marathon nog een sprint naar de streep te trekken. Heerlijk. Dan ben ik sterk.
Op die momenten neem ik me steeds voor om na de marathon te blijven rennen, de zomer door. Het voelt immers zo goed. Daarom doe ik het een paar weken na de grote wedstrijd nog een keertje of twee, maar daarmee is het klaar. Zonder stok achter de deur kom ik die deur niet meer uit. Bovendien komt de zomer er weer aan, met zijn terrasjes, frisse biertjes en witte wijn. Waar zou ik me in zo’n tijd nog druk over maken? Ergens in augustus of september is vroeg genoeg om er weer aan te gaan denken. De lente en de zomer zijn zorgeloze tijden. Doe ons nog maar een rondje en mag ik van jou een sigaret? Zo kan ik in de herfst heerlijk helemaal opnieuw beginnen.