Toen ik buiten kwam was er nog maar een sikkel over van de maan. En bovendien kroop er juist een vette wolk voor. Heb ik weer. Is er een maansverduistering en heeft de weerman me beloofd dat ik hem zal kunnen zien, wordt mijn plezier vergald door wolken zomaar uit het niets. Gelukkig kwam het niet zover. Er zat een achterkant aan de wolk en ook de rest bleek geen aaneengesloten front. Zo kon ik het kleine stukje verlichte maan opgelucht kleiner en kleiner zien worden, de rest in een onbestembare gloed. Te vroeg gejuigd, zo bleek. Bijna helemaal uit het zicht van de zon kwamen er ineens wel heel veel wolken voorbij. En er zat meer in het vat waar ze uit tevoorschijn kwamen. Dat zag er grijs en dicht uit, sluierbewolking zonder eind. Ik zei al gedag tegen de maan en bedacht me welk teleurstellend nieuws ik achteraf zou moeten berichten. Maar zie, de sluierbewolking was geen sluierbewolking. Het bleek een reusachtige wolkenvogel die, ademloos door mij gevolgd en terwijl de kerkklokken om beurten twaalf sloegen, met haar machtige wieken in sierlijke bogen naar haar eind alle wolken in een grootse slowmotionbeweging voor zich uitjoeg en de maan weer uitscheet waar ze haar had opgeslokt, in haar spoor een heldere hemel.
Categorieën
-
Meest recente berichten
Recente reacties
Jordy op Wat het betekent atheïst te… Ida op Aan wie de coronapas vergelijk… Cas vanRiel op Aan wie de coronapas vergelijk… Machteld Berkelmans op Aan wie de coronapas vergelijk… Ril Ler op Waarom wij Nederlanders vastho…