Verheffende bijzaken

Over Nestor en de adem van L.H. Wiener

Het is altijd weer een groot genot om een boek te lezen van een echte stylist. Zo heb je in de Nederlandse literatuur J. Slauerhoff, Willem Brakman, Frans Kellendonk, Gerrit Krol en Jeroen Brouwers, een rijtje waar L.H. Wiener zich met gemak tussen kan nestelen. Net als deze schrijvers van naam heeft Wiener een superieure stijl, dat heeft hij in zijn verhalen al ruimschoots en overtuigend bewezen. Maar het boek waar we het nu over hebben, Nestor, is niet zomaar een verhaal. Het is een roman, een boek dat de aandacht een stuk langer vast moet weten te houden. Lukt het Wiener ook met een lange adem?

Nestor draait om Victor van Gigch, een schrijver die bezig is met het schrijven van een verhaal. Dat is een verhaal waarmee hij worstelt en dat hij het liefst ontvlucht, maar dat hij toch schrijven moet. De uitgeverij rekent op hem, ze laten zelfs al folders drukken waarin de novelle Nestor wordt aangeprezen. Die novelle gaat over een jongen met een uil, een verhaal dat zijn oorsprong vindt in het verleden van van Gigch. Het is, met andere woorden, een autobiografisch verhaal. En dat is trouwens niet zomaar een wilde aanname, het is een aanname die duidelijke bijval krijgt in het boek, waarin veelvuldig over autobiografische literatuur wordt gesproken. Er is zelfs hard bewijs aan te wijzen. De namen van de verhaalfiguren duiken namelijk ook op in het kaderverhaal, en Van Gigch verspreekt zich zelfs een keer, waardoor een volle identificatie zonder meer gerechtvaardigd wordt. Met het voorbehoud van de literatuur, dat spreekt.

Op internet wordt er trouwens tot vervelens toe over gezeurd dat dit alles ook betrekking zou hebben op L.H. Wiener zelf. Iets wat over het algemeen negatief wordt gewaardeerd. Het wordt afgedaan als navelstaarderij. “Daar heb je Wiener weer, die heeft het over zichzelf. Eigenlijk hebben we genoeg van die privéproblemen. Geef ons maar werkelijke verbeelding in plaats van al dat ge-ik-ik-ik.” Maar mij gaat die identificatie met de auteur te ver. En eigenlijk interesseert het me ook niet. Ik ken die L.H. Wiener niet. Ik ken zijn boeken. En nu zie ik alleen het boek waarin ik lees. Daarin vertelt Van Gigch met horten en stoten het hele verhaal over de jongen met de uil, die hij ooit zelf was. De flarden die we opvangen kunnen we zien als flashbacks van Van Gigch, al zijn ze door hemzelf geregisseerd. En aan het eind van die flashbacks is de jongen, ooit van Gigch zelf, diep diep en doodongelukkig. Hij heeft hoog ingezet. Zijn hoop was groot, zijn bedoelingen nobel, maar alles is mislukt.

Zijn plannen zijn niet zomaar mislukt. Ze zijn uitgelopen op rampspoed, zelfs zijn laatste kleine goede daad. Als lezer kun je je nu voorstellen dat hij door de grond wilde zakken, dat hij lange tijd niet heeft willen bestaan. Trekken we die lijn door naar het kaderverhaal, dan kunnen we zelfs concluderen dat Van Gigch de klap pas te boven kon komen toen hij, al over de vijftig, toch nog twee kinderen kreeg. Dat gaf hem eindelijk een kans. Zonder die kinderen had hij de moed nooit kunnen opbrengen om zijn verleden onder ogen te zien en te schrijven over de jongen met de uil. Voorheen schreef hij verhaaltjes over snoeken, verhalen die hun oorsprong vonden in zijn leven, net als het verhaal van de jongen met de uil, maar dat verhaal doet een stuk meer pijn bij het schrijven.

Het kaderverhaal wordt gepresenteerd als uitvlucht. Van Gigch kan niet onder schrijven uit, maar het is hem onmogelijk om achter elkaar veel beelden uit dat deel van zijn verleden op te roepen. Het lukt hem maar met kleine beetjes tegelijk. Dus vertelt hij ondertussen ook over zijn mislukte relaties, zijn tot twee maal toe mislukt vaderschap, over hoe hij zichzelf afgeschreven heeft als leraar, over de weinig succesvolle schrijver L.H. Wiener, zijn pseudoniem, waarvan in de winkels geen boek meer te krijgen is. En over de twee lichtpuntjes in al zijn duisternis, zijn kinderen. Uitvluchten zijn het, die verhalen, zijpaden, afleidingsmanoeuvres. Maar die afleidingsmanoeuvres geven het boek zoveel te meer diepgang en verheffen het van een novelle tot een ingenieuze roman. Samen met de geweldige stijl van L.H. Wiener maakt dit Nestor tot het beste boek van Nederlandse bodem dat ik de laatste tijd gelezen heb. Jazeker, L.H. Wiener weet raad met de lange adem.

Dit bericht werd geplaatst in Over boeken en getagged met , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s