Er zat een vogeltje te zingen op de nok van een dak. Ik hoorde hem al van verre en terwijl ik aan kwam lopen bleef hij uit volle borst zijn best doen, zodat ik langzamerhand kon lokaliseren waar hij zat, tot zijn kleine en fiere silhouet zich voor me aftekende tegen de avondlucht. Voor het huis bleef ik drentelen en dralen. Ik kon me niet losmaken van zijn lied, dat ging van laag tot hoog via kwetteren richting tjilpen over korte fluiten naar lange gieren in elk denkbare variant en combinatie. Geen enkele keer tot hij wegvloog, naar zijn volgend optreden, heb ik hem kunnen betrappen op een herhaling. Aan mijn oren bood hij het eindeloze arsenaal.
Categorieën
-
Meest recente berichten
Recente reacties
Jordy op Wat het betekent atheïst te… Ida op Aan wie de coronapas vergelijk… Cas vanRiel op Aan wie de coronapas vergelijk… Machteld Berkelmans op Aan wie de coronapas vergelijk… Ril Ler op Waarom wij Nederlanders vastho…