Het was het eerste en enige persoonlijke contact dat ik met mijn vader had, een moment echt tussen ons, met werkelijke communicatie. Het was een heus gesprek, waarin ik het initiatief nam en hij op mij en op mij alleen reageerde, direct en zonder opsmuk. Vreemd eigenlijk dat het me nu pas, zeker veertig jaar later, lukt om daar enige betekenis aan te geven.
Er is overigens nog een herinnering waarin alleen wij met z’n tweeën een rol spelen, maar die wordt slechts gekenmerkt door onbegrip van beide kanten. Dat voorval speelde zich af op een vakantie in het oosten van het land. We waren een eindje gaan rijden met de auto, wat we wel vaker deden in die dagen. Bij die gelegenheden, meestal op een zondagmiddag, verheugde ik me vooral op het tochtje met de pont over de Maas, wat steevast op het programma stond. Daar genoot ik altijd met volle teugen van, en ook nu weer keek ik ernaar vooruit. Maar hoe langer we reden, hoe bezorgder ik werd, want het zag er naar uit dat we helemaal niet over een pont zouden gaan. En uiteindelijk werden mijn ergste angsten bewaarheid, we kwamen weer aan op ons vakantieadres zonder dat we een rivier hadden gezien. Logisch, want vanuit Twente is het ver rijden naar de Maas. Maar ik was een en al verontwaardiging en weigerde uit de auto te komen. Dat was mijn stille manier van protest. Ik wilde met de pont! Waarom zouden we anders uit rijden gaan? Ik zie mezelf nog zitten achter in de Austin Martin van mijn vader, iedereen al verdwenen en alleen hij is er nog, met zijn hoofd in de auto gebogen gebaart hij me geïrriteerd naar buiten te komen. Ik blijf koppig zitten.
Ook anderen hebben hun momenten gehad met hem. Zo hoorde ik veel later van een voorval met mijn broer. In het zwembad had mijn vader hem laten zien hoe je je rug afdroogt door de handdoek op je rug te leggen, hem aan beide zijden vast te pakken en heen en weer te bewegen. Daar ben ik jaloers op, dat had ik ook van hem willen leren. Maar ik heb nooit iets van hem geleerd.
Nog beter waren de onbegrijpelijke aanvaringen die hij had met mijn andere broers en zusters. Zo kwam hij ooit de kamer van mijn oudste broer binnen en zette resoluut de taperecorder af waarop The White Album van The Beatles draaide, met de woorden: ¨Jan, bespaar ons deze muziek!” Geweldig verhaal, ik zou er veel voor over hebben om dat mee te hebben gemaakt.
Of de schuchtere manier waarop hij mijn puberzus vroeg of ze volgend jaar weer mee op vakantie ging. Dat verhaal ken ik trouwens alleen via mijn moeder, die niets dan goeds over hem zegt. De herinneringen van mijn zus zelf zijn een stuk bitterder. En het jaar daarop was er geen sprake meer van vakantie, want toen was hij dood.
Tussen mijn eigen herinneringen vind ik verder alleen nog gebeurtenissen waarin mijn vader en moeder als stel optreden. De gelukkigste daarvan stamt van een uitje op zaterdagmorgen naar de grote stad, waar ze op een rommelmarkt een blikken pistooltje voor me kochten, met dubbele loop en zonder trekker. Op weg naar huis schoot ik alle rode stoplichten op groen. Dat was leuk en ontspannen, uitgelaten zelfs. Tot ik in mijn enthousiasme een groen stoplicht op rood schoot. Ik had beter moeten opletten.
Verder herinner ik me nog twee klappen van hem, welverdiend, een nachtzoen die prikte, twee beelden uit de auto op twee verschillende vakanties, en hij maakte een foto van mij en mijn Franse vakantievriendje, terwijl we samen tegen een muurtje leunden. De foto die dit herinneringsmoment echt zou kunnen bevestigen is verloren gegaan, misschien is hij zelfs nooit afgedrukt.
En dan is er dat ene intieme voorval van onthullend contact, even zijn we vader en zoon, even staan we open voor elkaar. Ik zit aan de keukentafel, een joch van hooguit zes, hij staat bij het aanrecht met zijn grote rijzige rug naar me toe. Het zal de dag zijn geweest van zijn vaders begrafenis en we maken ons waarschijnlijk klaar om naar de kerk te gaan. Hij wast zijn handen, ik strik mijn veters, alle anderen zijn even afwezig. Het is een klein momentje van rust in de hectiek van ons grote gezin waarin ik mijn kans schoon zie om hem de vraag te stellen die me al uren achtervolgt en die ik voor mezelf heb ingestudeerd. “Papa, hoe oud is opa eigenlijk geworden?” Geen idee of hij zich omdraait of dat zijn rug naar mij toegekeerd blijft. Wel kan ik me zijn woorden haarscherp herinneren. Hij zegt: “Tachtig! Is dat oud genoeg?” Hij snauwt die woorden bijna, hij bijt ze me toe en ik schrik me een ongeluk. Zo snel ik maar kan geef ik hem gelijk met een “Ja hoor” en trek me weer veilig terug in waar ik mee bezig ben. Tot mijn grote opluchting beent hij de keuken uit.
Zouden ouders in deze tijd ook zoveel onmacht voelen?
Gelukkig niet. X
Mooi verhaal