Donderdag 25 Januari. Intervaltraining. Nog 87 dagen tot de marathon van Londen
Al vanaf dinsdag, nog vóór de loopgroeptraining, voelt mijn luchtpijp rauw. Eerst dacht ik daar niet zo over na, maar sinds er gisteren wat hoesten, wat keelpijn en wat snot is bijgekomen maak ik me zorgen. Ik wil niet ziek worden! Ziek zijn is stom!
Toch weet ik maar al te goed dat er een griepepidemie gaande is. Overal in mijn omgeving vallen mensen om. En hoewel ik vind dat mijn lichaam zo’n griepje eronder moet kunnen houden, is dat geenszins een garantie voor blijvende gezondheid.
Ook weet ik dat als ik daadwerkelijk ziek wordt, dat zomaar kan uitlopen op een week of langer koorts, hoesten en niezen, lusteloos in bed en op de bank. Dat is een schrikbeeld waar ik niet vrolijk van word.
Dus heb ik vandaag thuis gewerkt. Bovendien heb ik de gelegenheid te baat genomen om eens bruut uit te slapen, zeker tot 9 uur! Dat moet mijn weerstand toch goed doen.
De dag is hoopgevend verlopen. Mijn neus is open gebleven en ik heb veel harder kunnen werken dan ik op kantoor ooit had kunnen doen, met alle drukte die daar heerst en de vergaderingen die ik er had moeten uitzitten.
Als het tijd is om te gaan rennen doe ik dus alsof mijn neus bloedt in plaats van dat hij op het punt staat te gaan lopen. Ik ga gewoon, ook al voel ik mijn longen zitten en heb ik steeds de drang om mijn keel te schrapen. De griep, hoe erg die ook zal toeslaan, kan me deze intervaltraining niet afnemen.
Het is de eerste intervaltraining van mijn nieuwe, snellere schema. En dat merk ik. Het tempo moet flink omhoog. Over een kilometer mag ik nu nog maar 3 minuten en 35 seconden doen. Dat is snel. Ook moet ik het twaalf keer volbrengen in plaats van acht en krijg ik steeds maar drie minuten pauze.
Het beste is om er maar gewoon aan te beginnen.
Wat zo’n training extra waardevol maakt is dat je toch steeds weer merkt dat je sterker bent dan je denkt. Bovendien leer je van dit soort intensieve inspanningen hoe je lichaam werkt.
Na een paar snelle kilometers begin ik het idee te krijgen dat ik het moordende tempo niet kan volhouden. Ik laat dan ook een beetje lopen door ontspanning in mijn lichaam te brengen. Maar als die bewuste kilometer erop zit, blijk ik keurig op schema te hebben gelegen. Het ging sneller dan ik dacht.
Daarna probeer ik met die ontspanning te spelen. En zo wordt het een heel leerzame oefening, die des te leerzamer is doordat ik het maar liefst twaalf keer mag proberen. Steeds weer hetzelfde, zodat ik echt kan verfijnen wat ik probeer.
Zeker vanaf de achtste snelle kilometer, als ik al langs het kanaal loop dat me in één lange rechte lijn helemaal thuis zal brengen, ben ik hier geconcentreerd mee bezig.
En het werkt. Al wordt het naarmate iedere kilometer vordert natuurlijk steeds moeilijker om die ontspanning te behouden, het lukt me aardig. Ik houd mijn snelheid op peil zonder nog de hoeveelheid kracht te gebruiken die ik in de eerste kilometers nodig had. Dat maakt het lopen zoveel makkelijker.
Deze intervaloefening heeft dus niet alleen effect op mijn lichaam, waar hij toch voornamelijk voor is bedoeld. Hij drukt me ook met mijn neus op een feit dat ik natuurlijk al lang wist, maar wat ik niet altijd in de praktijk breng. Je hoeft helemaal niet zo je best te doen voor snelheid.
Je moet gewoon lekker lopen, ook al ga je kapot!
Wow, heftige training. Topper!
Dank je!
Tja, ik heb nou eenmaal ambities 🙂