Sloof je maar niet zo uit!

Maandag 29 januari. Vaartspel. Nog 83 dagen tot de marathon van Londen

RegenBij gebrek aan paracetamol wat ibuprofen erin, de schrale plekken rond neus en mond ingesmeerd met vaseline, voldoende zakdoeken en water bij de hand, en met al die voorzorgsmaatregelen vroeg naar bed. Dat was het recept gisteravond.

En wonder boven wonder werkte het. Tot een uur of negen heb ik geslapen. In de tussentijd ben ik maar een keer of vier wakker geweest, wat sowieso heel weinig is. Die gelegenheden heb ik aangegrepen om een keer te niezen, te snuiten, te drinken, me even zorgen te maken over of ik opnieuw in slaap zal kunnen vallen, om vervolgens direct weer bewusteloos te raken.

Als ik wakker word zit wel mijn hele hoofd verstopt en zijn mijn ogen stijf dicht geplakt, dus het duurt lang voordat ik de moed bij elkaar geraapt krijg om de dag te laten beginnen en aan het werk te gaan. Ik heb geen idee of ik de signalen van mijn lichaam moet interpreteren als een verbetering of als een verslechtering ten opzichte van gisteren, dus laat ik het allemaal maar gewoon over me heen komen.

Tegen de middag ben ik zo ver opgeknapt dat er geen enkele twijfel bestaat of ik ga rennen vandaag, al ben ik wel blij dat de ergste regen net voorbij is getrokken. Het vaartspel staat weer op de planning, en daar heb ik zin in.

Vorige week heb ik dat veel te serieus aangepakt, zo hoorde ik van Geurt. Je hoeft niet zoveel versnellingen in te passen en het hoeft helemaal niet zo hard te gaan, niet tot 90 procent van je kunnen. Bij het vaartspel moet lekker lopen de boventoon voeren. Geen uitsloverij, waar ik af en toe natuurlijk wel een handje van heb.

De oefening komt uit Zweden en is bedoeld om je voor te bereiden op het punt in de wedstrijd waarop je wilt aanhaken bij een groepje dat op enkele meters voor je loopt. Om het gat naar de achterste lopers te overbruggen moet je dan ook even kunnen versnellen. Maar daarna moet je niet al je kruit verschoten hebben in een idioot snelle sprint, want dan kun je niet aanhaken. Je moet kunnen terugvallen naar ongeveer je eerdere tempo.

Daarom geen lastige dingen vandaag, geen sprints of records. Ik ga gewoon lekker spelen. Wel kies ik een wat sneller basistempo dan vorige week. Toen ging het ronduit langzaam, wat ook te rechtvaardigen was omdat ik die training ongeveer liep als een interval. Nu boots ik een wedstrijd na, en dan moet het toch wat harder.

Ook moet ik spelen met de wind. Als ik hem in de rug heb liggen de versnellingen rond het niveau van een stevige intervaltraining. Als ik hem tegen heb loop ik sowieso al een halve minuut langzamer per kilometer. Eén van mijn versnellingen gaat tegen de wind in en berg op. Dat is meer een intensiteitsverhoging, want echt veel sneller gaat het niet. Maar dat voorliggende groepje had ik er wel mee ingehaald!

En het begint al snel opnieuw te regenen. Maar daar heb ik geen last van. Regen deert me eigenlijk alleen als ik vanuit mijn knus verwarmde woonkamer naar buiten kijk en me bedenk dat ik zo meteen naar buiten moet om te rennen. Als ik eenmaal bezig ben is het wel lekker.

Dit bericht werd geplaatst in Als ik over rennen schrijf, De weg naar Londen 2018. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s