Donderdag 8 februari. Testloop. Nog 73 dagen tot de marathon van Londen.
Als ik thuiskom van mijn werk start ik even snel de computer op om te kijken hoeveel pauze ik tussen de kilometers mag nemen bij mijn intervaltraining. Maar als ik het schema open, blijkt dat er helemaal geen intervaltraining op het programma staat voor vandaag. Vandaag is het tijd voor mijn eerste testloop. Zestien kilometer op marathontempo.
Dat betekent dat ik heel snel een mentale omschakeling moet maken, want de lichamelijke inspanning die ik ga leveren is van een heel andere orde dan die waarop ik me heb voorbereid.
Ik zet de gedachte aan de interval resoluut uit mijn hoofd en breng me voor de geest wat een testloop nou is en wat ik dus van mezelf moet verwachten. Wat ga ik in het komende ruime uur precies testen? Dat is niet of ik 16 kilometer op marathontempo kan lopen. Dat lukt me wel als ik een beetje mijn best doe.
Wat ik werkelijk wil testen is of ik dat tempo ook redelijk makkelijk kan volhouden, en of ik na die zestien kilometer het gevoel heb dat ik zonder problemen nog een kilometer of tien door kan gaan. Eigenlijk moet ik de testloop fluitend kunnen rennen.
Dus doe ik, eenmaal omgekleed en buiten op straat, een paar steigerungen om mijn hartslag steeds even omhoog te jagen. Ook dat is nog steeds mentale voorbereiding op wat ik ga doen. Ik ga rennen op het hoogste tempo dat ik langdurig kan volhouden.
Als ik een paar kilometer onderweg ben blijkt dat ik het benodigde tempo vandaag niet kan ontwikkelen zonder al te hard mijn best te doen. Het gevoel dat mijn tong met een snelheid 4 minuten per kilometer na zestien kilometer op mijn knieën zal hangen weerhoudt me ervan om echt aan te zetten.
Toch is mijn hele schema ingesteld op dat tempo, wat me over een hele marathon onder de 2:50 zou brengen, een prestatie die ik maar wat graag wil leveren. Alleen is een hele marathon lopen op een tempo van 4 minuut per kilometer een heel zware opgave. Daar doordringt deze testloop me nog eens goed van.
Als ik met het toch nog keurige tempo van 4:05 per minuut de laatste kilometers afleg, komt er een uitspraak van Geurt bij me boven drijven. Die zegt regelmatig dat er niets zwaarder is dan een hele marathon volle bak lopen. En deze uitspraak versmelt in mijn hoofd met wat ik weet over het werelduurrecord op de fiets van Bradley Wiggins: een uur lang volle bak fietsen levert een bijna ondraaglijke pijn op.
Dan realiseer ik me heel helder dat het tempo waarop ik nu loop me bij de marathon een pijn gaat opleveren die ik nog niet ken. En hoe harder ik wil, hoe ondraaglijker de pijn zal zijn.
Ik heb nog iets meer dan tien weken om uit te vinden hoeveel ik daarvan kan verdragen.