Uit zichzelf bewegende bodybuilderkuiten

Woensdag 14 februari. Rustdag. Nog 67 dagen tot de marathon van Londen.

“Menig bodybuilder zou er jaloers op zijn”, zegt Pepijn, de jongen die mijn kuit masseert. “Die hebben vaak moeite om hun kuiten zo goed gespierd te krijgen als die van jou.” Hij vertelt vervolgens iets over de drie spieren waaruit de kuit bestaat, waardoor ze op een kalfspoot gaan lijken als ze goed getraind zijn. En dat is bij mij heel keurig ontwikkeld, terwijl er bij veel andere mensen nog een soort los bobbeltje tussen blijft zitten.

Of in ieder geval iets dergelijks. Ik kan hem niet helemaal volgen, want zoveel weet ik natuurlijk niet van spieren.

Dat mijn kuiten de vergelijking kunnen doorstaan met die van bodybuilders streelt op een of andere manier heus mijn ijdelheid wel. Maar tegelijk weet ik ook dat de snelle Kenianen onder andere zo hard kunnen lopen doordat ze juist niet van zulke stevige en zware kuiten hebben. Het klinkt dus misschien leuk, maar in feite ik heb er alleen maar last van.

Aan de andere kant heb ik die goed ontwikkelde spieren in mijn kuiten nodig om mijn voorvoetlanding te kunnen maken. En die is weer heel belangrijk voor mijn hele techniek. Dus wens ik maar niet dat ik ze niet had.

Dan komt Ron binnen, de hoofdfysiotherapeut van Velofit, die me altijd masseert en die nog even bezig was met iemand anders toen ik binnenkwam. Na een hand en een innemende glimlach begint hij over de twee spieren waar de kuit uit bestaat, wat direct in tegenspraak is met de drie waar Pepijn het net over had. Uit de fysiotherapeutenpraat die daarop volgt blijkt dat ze allebei gelijk hebben, wat ik als leek natuurlijk niet helemaal begrijp.

Ron neemt mijn soepelere rechterkuit onderhanden. Dat is het makkelijke werk, zoals hij zelf zegt. En dus heb ik even de luxe dat mijn beide benen simultaan worden gemasseerd. Wat overigens ook wel een paar momenten oplevert dat het aan beide kanten flink zeer doet. Zeker als Pepijn in mijn linkerkuit de spier vindt die gisteren ook al gevoelig was, dan moet ik flink doorbijten. Maar ik houd mijn benen ontspannen. Om die pijn gaat het me nou juist. Van mij mag het best nog wat harder.

En tot slot wijst Ron zijn collega nog op wat er gebeurt als ze mijn benen even helemaal met rust laten. Dan treden fasciculaties op, zoals ze blijkbaar heten. Het zijn de onwillekeurige samentrekkingen van de spieren in mijn benen. Ik ken ze wel. Als ik in bed lig leg ik wel eens mijn handen op mijn kuiten en dan voel ik dat die vrijwel doorlopend in beweging zijn. Maar nu vraag ik me vooral af hoe je dat moeilijke woord in hemelsnaam zou moeten spellen, fasciculaties.

De twee fysiotherapeuten, de een volleerd en de ander waarschijnlijk een stagiair, kijken in ieder geval gebiologeerd toe. En ondertussen vertellen ze elkaar fysiotherapeutverhalen. Met fasciculaties heb je geen haardvuur nodig.

Als de sessie veel te snel is afgelopen neem ik me voor om in aanloop naar de marathon elke woensdag terug te komen. Met een weekomvang van meer dan honderd kilometer is dat ook helemaal geen overbodige luxe. Misschien moet ik bovendien volgende keer een heel uur reserveren. Dan kan het toch net wat grondiger gebeuren, en het is nog gezellig ook.

Dit bericht werd geplaatst in Als ik over rennen schrijf, De weg naar Londen 2018. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s