Maandag 19 februari. Vaartspel. Nog 62 dagen tot de marathon van Londen.
“Dertig kilometer? Ben jij gek!?”, roept Consuela, het hoofd van de financiële afdeling als ik haar vertel wat ik gisteren heb uitgespookt. En als ik er dan ook nog aan toevoeg dat ik zes keer per week train en zo’n honderd kilometer per week maak, is ze helemaal de weg kwijt.
Het is niet dat ze geen voordelen ziet. Want zoveel hardlopen is goed tegen de stress. Bovendien kun je gewoon eten wat je wil zonder dikker te worden en dat spreekt haar zeer zeker aan. Dus neem ik nog een hap van mijn Mars, om het vuurtje nog een beetje op te stoken. “Ik stop me bij elke gelegenheid helemaal vol”, vertel ik haar, “maar lichter dan nu ben ik sinds mijn vroege tienerjaren niet meer geweest.”
Toch zijn de nadelen die ze ziet groter dan de voordelen. “Jij hebt natuurlijk geen kinderen”, geeft ze aan. “Ik zou niet weten waar ik de tijd vandaan moest halen.” Bovendien zou ze zich helemaal dood vervelen. Ze heeft wel eens 25 kilometer gelopen, maar daar was ze na een kilometer of tien al helemaal klaar mee. En toen moest ze er nog eens vijftien.
Als je het zo bekijkt is het misschien ook een beetje vreemd dat ik helemaal geen last heb van verveling tijdens die enorme stukken die ik moet hardlopen. Maar ik heb nooit bezwaar gehad tegen repeterende handelingen en ik heb altijd al gehouden van herhaling en van ogenschijnlijke eentonigheid. Niet voor niets bleef ik jarenlang geboeid door steeds dezelfde trajecten waar ik iedere dag vanuit de trein opnieuw mijn ogen geen moment vanaf kon houden.
Misschien is hardlopen ook makkelijker als je gefascineerd wordt door details, die elke keer weer anders zijn omdat je steeds weer andere dingen ziet in hetzelfde beeld. Daardoor kan ik elke route keer op keer rennen zonder dat die me de keel gaat uithangen.
Maar er zijn ook de details in mijzelf. Zo word ik vandaag tijdens het vaartspel getroffen door hoe mijn houding, door de kleine versnellingen die ik steeds plaats, zoveel compacter blijft dan hij gisteren was, hoewel ik vandaag echt niet heel veel sneller loop.
Dat moet ik bij de volgende lange duurloop nog eens onderzoeken. Want het is heus niet zo dat ik bij lange duurlopen mijn lichaam maar wat laat aanmodderen. Ook dan zit alles strak in het keurslijf, maar misschien toch net wat minder dan vandaag. En al helemaal minder dan bij een intervaltraining.
En zo is er iedere dag wel een detail waar ik door word getroffen en waardoor ik niet uitgekeken raak op wat ik aan het doen ben. En ik kan me heus wel voorstellen dat mensen daar ietwat raar naar kijken. Als het al niet volkomen vreemd is, dan is het toch minstens een licht narcistisch trekje dat je zo kunt opgaan in wat je eigen lichaam presteert.