Gevoel voor de grens

Donderdag 8 maart. 200 meters. Nog 45 dagen tot de marathon van Londen.

Tempo 8-3Vandaag ontwikkel ik vijftien keer snelheid op 200 meter. Dat doe ik in park Oog in Al, waar we tijdens de loopgroeptrainingen ook regelmatig 200 meters lopen. Daardoor weet ik precies waar de start is en ook precies waar de 200 meter eindigt.

Op voorhand lijkt vijftien keer veel. Maar tijdens de twee kilometer inlopen tel ik eens tot vijftien, waarbij me opvalt dat ik al heel snel bij de vijf aankom. Dat betekent dat ik al op één derde ben. Daarna ben ik al binnen drie keer over de helft, en eenmaal over de helft is er geen kunst meer aan. Dus nee hoor, 15 keer is niet veel.

Bovendien hoef ik steeds maar 200 meter. Dat is even aanzetten, wat doorlopen, de laatste meters doorbijten en een paar meter uitlopen. Minuut pauze.

Eenmaal begonnen ontwikkel ik aan beide kanten van de baan al snel een routine tijdens de pauze. Aan de kant waar ik de ruimte heb, wandel ik een halve minuut verder en dan draai ik om. Als de teller op 50 komt heb ik daardoor nog wat meters om te dribbelen voor ik weer met mijn 200 begin. Aan de andere kant kan ik niet doorlopen, omdat er een weg met veel fietsers ligt. Daar wandel ik twee keer de brug op en neer voordat ik begin met dribbelen.

Zo deel ik het allemaal keurig in delen op en schieten de 200 meters er snel doorheen. Een paar keer krijgt de routine wat meer kleur doordat er een jogger het park in komt. Die krijgt dan honderd meter voorsprong, waarna hij of zij een mooi doelwit vormt en alsnog rap wordt ingehaald. Twee keer doe ik hetzelfde met een fietser, wat nóg leuker is.

En ondertussen krijg ik steeds ongeveer 40 seconden de tijd om mijn snelle loop te analyseren. Zondag moet ik natuurlijk snel maar soepel lopen, en nu oefen ik steeds op de grens van soepel naar geforceerd. Soms ga ik er net overheen, dat moet ik niet doen. Andere keren loop ik perfect, en dat gaat helemaal niet zo veel langzamer. Ik probeer het gevoel voor die grens nog eens goed in me op te nemen, zodat ik het mee kan nemen naar zondag.

Zondag is het zaak om me in het begin niet gek te laten maken. Maar ik moet vooral ook niet te langzaam starten, want dat haal ik aan het eind nooit meer in. Bovendien hoef ik met mijn conditie helemaal niet voorzichtig aan te doen. Ik mag best wat risico nemen.

Met mijn conditie is helemaal niets mis.

Als ik na de vijftiende en laatste 200 meter loop uit te puffen, draait er juist nog een jogger mijn kleine parcours op. De gelegenheid om daar nog eens op volle snelheid langsheen te sprinten laat ik dan natuurlijk niet aan me voorbij gaan. Eén klein extraatje kan toch geen kwaad? En ik moet toch die kant op voor de twee kilometer uitlopen.

Dit bericht werd geplaatst in Als ik over rennen schrijf, De weg naar Londen 2018. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s