Zondag 11 maart. De CPC halve marathon. Nog 42 dagen tot de marathon van Londen.
De eerste kilometers loop ik samen met Wijnand. Het gaat soepel en snel, het loopt heerlijk. Mijn horloge vertelt me dat we rond de 3:50 per kilometer gaan. Voor mij is dat prima. Maar voor Wijnand lijkt me dat aan de langzame kant, want hij wil onder de 1:20 lopen. Toch maant hij me tot rust als ik probeer te versnellen. Niet erg. Dit tempo voelt lekker en kost me nauwelijks moeite.
Maar dat verandert natuurlijk. Ergens rond de zes kilometer begin ik te vermoeden dat ik Wijnand al snel zal moeten laten gaan. Dat is misschien maar beter ook, dan kunnen we allebei onze eigen race lopen. Op zeven kilometer maak ik het officieel en loopt hij inderdaad een paar meter van me weg. Nog tot kilometer 9 zie ik hem voor me lopen. Daarna raakt hij uit zicht.
Het weer is schitterend. We hebben een fijne temperatuur en nauwelijks last van de wind. Terwijl de voorspellingen steeds onheilspellend zijn geweest, met regen en windkracht vier. Maar het is een prachtige dag. Als onze trein het station van Den Haag binnenloopt lijkt de zon zelfs door te breken. Gaan we het dan verdomme nog warm krijgen!?
Maar het is prettig dat de poncho’s die we hebben meegebracht om droog en warm te blijven in het startvak in onze tassen kunnen blijven. We zijn vroeg, dus ongeveer drie kwartier voor de start gaan we rustig wat kilometer kilometer inlopen met wat steigerungen aan het eind. Nog steeds heb ik geen idee hoe mijn lichaam een snelle halve marathon moet gaan lopen. Ik weet dat het kan, alleen begrijpen doe ik het niet.
Maar als we de startstreep voorbij zijn neemt mijn lichaam het over. Die begrijpt het wel.
Het is vervelend dat mijn horloge niet gelijk loopt met de kilometerborden langs de weg. Ik krijg steeds pas een kilometertijd door als we daar honderd meter of meer voorbij zijn. En als ik achteraf die kilometertijden vergelijk met die van Wijnand, dan blijkt dat ik in het begin veel sneller heb gelopen dan ik dacht.
Het 10 kilometer-bord bereik ik als er net 38 minuten voorbij zijn. Dat geeft wel aan dat ik een lekker tempo loop, maar na 12 kilometer moet ik toch ineens behoorlijk toegeven. Ik kan het strakke schema niet meer volhouden en ik moet gaan betalen voor de snelle eerste kilometers. Die kosten me nu steeds seconden boven de vier minuten. Zeker als we rond de 15 kilometer de boulevard van Scheveningen op moeten klimmen, gaat de rondetijd omhoog.
Maar gelukkig begint de finish in zicht te komen. Vanaf de pier is het nog maar zo’n vijf kilometer.
Dit zijn overlevingskilometers voor mij. Ik snak werkelijk naar het eind, en ik moet alle zeilen bijzetten om niet in te zakken. Hierbij helpt het werkelijk om me te concentreren op het neerzetten van mijn voeten. Als ik keurig op mijn voorvoet land en me goed laat doorrollen, dan blijft mijn snelheid op peil. Maar zelfs dat werkt de laatste kilometer niet meer. De verzuring is enorm en ik heb nauwelijks meer gevoel in mijn benen. Er komen me ook steeds meer lopers voorbij rennen terwijl ik zelf maar hier en daar een enkeling opraap.
Als dan eindelijk de finish werkelijk in zicht is, moet ik nog behoorlijk doorrennen om net op tijd te komen voor een tijd onder de 1:23. Op mijn tandvlees houd ik krap één seconde over.
Dat is een mooie troost. Als ik over die hele minuut heen was gegaan, dan was de teleurstelling compleet geweest.
1:22:59 blijft een uitstekende tijd waar ik trots op mag zijn. Daarnaast is het een tijd waar ik verder mee kan richting de marathon. Gelukkig maar, want dat is en blijft natuurlijk het ware en enige doel.
Als ik Wijnand tegenkom in het finishgebied blijkt die een geweldige 1:19:40 op de klok te hebben gezet. Dat maakt de dag helemaal goed, want het is voor het eerst dat er iemand van de club onder de 1:20 loopt. En dat is een ware mijlpaal.