Ik beken: mijn katten zijn moordenaars

”moestuin Witje, een van onze zwarte katers – die met een paar witte haren op zijn borst en buik – komt net wat al te enthousiast binnen en loopt zonder op- of omkijken naar het verste eind van de woonkamer. Dat voorspelt weinig goeds, en jawel hoor, even later probeert een muis wanhopig te ontsnappen.

Het beestje heeft geen enkele kans.

Ik hoef niet perse te zien hoe elke poging om weg te komen eindigt met een zwarte poot op het hevig ademende lijfje, hoe Witje het muisje de lucht in gooit, geduldig wacht als het dood speelt tot het opnieuw een poging waagt, om er met dodelijke precisie weer een poot op te zetten. Dus ik dirigeer het koppel naar de deur. Als hij de muis in zijn bek heeft pak ik Witje op en zet hem op de gang, dan verder naar de bijkeuken, totdat ik ze samen buiten kan zetten. Ga daar maar verder spelen.

Zwartje, onze andere zwarte kater, is veel efficiënter. De muizen die hij mee naar binnen neemt zijn meestal al dood. Hij gaat ze smakelijk op zitten eten, waarna alleen een paar bloedvlekken en soms een eenzame staart nog herinneren aan het drama dat zich heeft afgespeeld. Ware het niet dat hij ze af en toe weer uitkotst als hij er brokjes overheen eet.

Dus ja, mijn katten zijn moordenaars en zij vinden dat fantastisch. Als ze de eekhoorn te pakken konden krijgen die in de tuin hazelnoten verzamelt, dan zouden ze niet nalaten hem aan te vreten, daar maak ik me geen illusies over. De mussen en mezen die in groten getale afkomen op het voer dat ik voor hen strooi? Ze loeren er naar met begerige ogen.

Mijn katten richten dus zonder enige twijfel een slachting aan terwijl ze vrij rondlopen. Ik voel me dan ook aangesproken door de ophef over katten die binnen zouden moeten blijven omdat ze grote schade aanrichten aan de natuur. Ze doden een slordige 140 miljoen dieren, van muizen tot vogels, tot konijnen, tot wezels, tot eekhoorns aan toe.

Die discussie opent ineens een perspectief, dat best vervelende gevolgen kan hebben voor hoe we samenleven. Ik moet er niet aan denken dat ik ze altijd binnen moet houden. Het is veel fijner als ze naar buiten kunnen. Ze vervelen zich minder, ze zeuren niet zo veel en slapen meer als ze binnen zijn, ze hoeven niet op de kattenbak waardoor het minder stinkt in huis. Bovendien vind het leuk om ze in de tuin tegen te komen en het is heerlijk als ze fris van buiten komen om zich vervolgens prinsheerlijk naast en/of op me te nestelen. Dat alles staat ineens ter discussie. Dat is vervelend en ongemakkelijk.

Maar het is geen reden om onzin te gaan verkopen om die levenswijze te verdedigen.

Overigens is er voornamelijk verontwaardiging te beluisteren over wat de wetenschappers nu weer hebben bedacht om ons te pesten. Daarnaast hoor je mensen zeggen dat ze het in feite wel schattig vinden dat katten beesten voor hen vangen, als presentje omdat ze hen aardig vinden, of om iets bij te dragen aan het huishouden. Verder hoor je onverschilligheid over de prooidieren buiten, zoals ik maar niet te veel aan die muizen probeer te denken, waarvan er toch genoeg zijn. Las ik laatst niet dat we overspoeld worden door een golf muizen en ratten. Gelukkig dat wij twee zwarte golfbrekers hebben!

Er zijn er ook die zich in allerlei bochten gaan wringen om maar te rechtvaardigen dat ze hun katten naar buiten laten. Ze zeggen bijvoorbeeld dat het nou eenmaal zo gaat in de natuur, kleine beestjes worden opgegeten door grotere beestjes. Die koolmezen vangen ook een heleboel rupsen, die allemaal beschermde vlinders hadden kunnen worden. Dat hoorde ik Midas Dekkers laatst zeggen, die ik meestal toch best hoog heb zitten. Je moet je er niet mee bemoeien. Laat ze gewoon hun gang gaan, zo luidt zijn boodschap.

Hij kreeg er in ieder geval de lachers mee op zijn hand, waardoor ze hem al snel gelijk moesten geven. En nu ben ik er best voor om exoten die we toch nooit meer weg kunnen krijgen maar gewoon hun gang moeten laten gaan, zodat er zich een nieuwe balans kan ontwikkelen. Uiteindelijk is elke soort die hier leeft ooit een exoot geweest die even de balans verstoorde.

Maar in deze praat Midas natuurlijk nonsens, hoe redelijk en en aannemelijk hij ook klinkt. Want als we de natuur zijn gang zouden laten gaan, dan zouden de katten ook iets te verliezen moeten hebben in de wedloop tussen roofdier en prooi. Voor de muizen en de vogels staat hun leven op het spel, maar voor de kat is het allemaal gratis. Als mijn kat niets vangt dan gaat hij hier voor mijn neus zijn favoriete nummer opvoeren: de Lege Bakjes Blues.

Als we doortrekken wat Midas zegt, ‘bemoei je er niet mee en laat ze hun gang gaan’, dan zouden we katten die buiten komen niet meer moeten voeren. Als ze het dan niet redden met wat ze vangen, dan liggen ze mager op onze schoot als ze binnen even willen uitrusten van de jacht. Uiteindelijk gaan ze dood van de honger. Maar dat is de natuur. Bemoei je er niet mee.

Natuurlijk doen we dat niet. Het zijn gezelschapsdieren, we hebben ons over hen ontfermt en we willen dat ze gezond houden. Bovendien blijven ze heus niet bij ons als we hen geen eten meer geven. Dan gaan ze hun nummer bij de buren opvoeren. En als ze daar geen gehoor krijgen zoeken ze verder. Ze vinden altijd wel een kattenvrouwtje of -mannetje dat ze hun zin geeft. Dan blijven ze daar, want je bent thuis waar je bakje staat. Zo simpel is het, hoezeer de chip in zo’n kat ook vertelt dat hij bij mij hoort.

Ik zal dus het buiten lopen van mijn kat niet proberen te rechtvaardigen met de natuur als argument. Het ligt veel simpeler en egoïstischer. Ze wonen nou eenmaal bij ons en daardoor hebben ze een paar streepjes voor op de muizen en vogels buiten. Bovendien willen we ons samenleven zo aangenaam mogelijk maken en dat ze naar buiten gaan maakt het nu eenmaal stukken fijner voor iedereen. Moeilijker is het niet en moeilijker wil ik het ook niet maken.

In het insecten- en vogelparadijs dat ik van onze tuin wil maken zal iedereen dus moeten oppassen voor die twee zwarte beesten die er in rondsluipen. Maar wie weet, zal ik, met die 140 miljoen slachtoffers (we kijken niet op een miljoentje meer of minder) in gedachten, toch af en toe het wc-raam sluiten als ik naar bed ga. Want eigenlijk is dat toch een kleine moeite.

Dit bericht werd geplaatst in Spreuken en sproken van alledag en getagged met . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s