Donderdag 15 maart. Intervaltraining. Nog 38 dagen tot de marathon van Londen.
Ik voel mijn kuiten heus wel als ik de eerste drie kilometer op tempo loop. Het is weer intervaldonderdag, dus hierna moet ik er nóg drie. Maar ik heb niet alleen stijve kuiten meegebracht van de halve marathon in Den Haag. Ik heb ook weer meer geleerd over mijn tempohardheid.
Want wat ik nu steeds maar drie kilometer hoef vol te houden, waarna ik even heerlijk op adem mag komen, dat liep ik afgelopen zondag de eerste zeven kilometer in een constant tempo. En zeker vijf van die zeven kilometer ging dat zonder pijn of moeite. Dan hoef ik er nu toch ook geen punt van te maken?
Dat voelt eindeloos ver weg van de eerste keer dat ik dit deed, toen het helemaal mis ging.
Ik verleng de afstanden hier en daar zelfs. Want daarmee voltooi ik misschien net een segment op Strava. En met dit tempo verwacht ik keurig in de top tien te komen. Het voelt ook nog steeds lekker, dus die paar meter kunnen er wel bij.
Achteraf is het dan natuurlijk zuur om te merken dat de synchronisatie niet goed is gegaan en dat ik die extra meters voor niets heb gemaakt. Over drie weken heb ik weer een kans.
Tijdens de vierde 3 kilometer kom ik Auke tegen die zijn laatste training voor de marathon aan het afwerken is. Hij doet snelle tweehonderd meters, dus hij rent me keihard voorbij en laat me dan lopen. We wensen elkaar succes. Ik hem met de marathon, hij mij met mijn resterende 250 meter.
De laatste kilometer probeer ik te versnellen, tegen de verzuring in. Deels om het tempo te halen wat me is opgedragen, deels om te kijken wat er waar is van het verhaal dat je door harder te gaan extra reserves aanspreekt.
Het laatste merk ik niet, maar ik kom uit op een keurige 3:47. Daar neem ik graag genoegen mee. Na het uitpuffen loop ik een kilometer uit en het zit er weer op voor vandaag. Nu mag ik tevreden met mezelf op de bank gaan hangen.